Havenverordening Gemeente Halderberge

Geldend van 21-01-1999 t/m heden

Intitulé

Havenverordening Gemeente Halderberge

De raad van de gemeente Halderberge,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15-12-1998;

gelet op de gemeentewet en de Wet arhi;

B E S L U I T :

  • I.

    in te trekken het besluit van 15 maart 1990 van de raad van de gemeente Oudenbosch tot vaststelling van de eerste herziening van de Havenverordening van de haven van Oudenbosch,

  • II.

    in te trekken het besluit van 17 december 1992 van de raad van de gemeente Oud en Nieuw Gastel tot vaststelling van de Havenverordening voor de gemeente Oud en Nieuw Gastel,

  • III.

    vast te stellen de

    "HAVENVERORDENING GEMEENTE HALDERBERGE"

I Algemene Bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeente: de gemeente Halderberge.

  • b.

    de haven: de havens van Halderberge, daaronder begrepen het als jachthaven ingerichte gedeelte gelegen in Oudenbosch en de passantensteiger, alsmede de aanlegplaatsen voor vissersbootjes te Stampersgat, één en ander zoals op aangehechte tekeningen omlijnd is aangegeven.

  • c.

    de schipper: hij die op het vaartuig het gezag voert of feitelijk met de uitoefening daarvan is belast. Voor zover geen schipper aanwezig is wordt de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig als schipper aangemerkt.

  • d.

    vaartuig: alle vaartuigen tot de vaart gebruikt of bestemd danwel daartoe geschikt, hoe ook genaamd en van welke aard ook.

  • e.

    pleziervaartuig: een vaartuig bestemd of gebruikt voor recreatieve doeleinden ten behoeve van de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig, daaronder begrepen surf- of zeilplanken.

  • f.

    havenmeester: degene, die door burgemeester en wethouders als zodanig is benoemd of aangesteld en is belast met het toezicht op de haven, alsmede zijn plaatsvervanger.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op de havens in de gemeente Halderberge.

II Ligplaatsen

Artikel 3

  • 1. Het is verboden in de haven, met uitzondering van het gedeelte dat als zodanig is ingericht (de jachthaven) na hiertoe verkregen toestemming van de rechthebbende, met een vaartuig aan te meren, ligplaats in te nemen of te hebben.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod tot aanmeren geldt niet voor het onmiddellijk laden en/of lossen van een vaartuig op de daarvoor bestemde en als zodanig ingerichte loswallen.

  • 3. Ten behoeve van uitsluitend degene die laadt of lost kan door de havenmeester een tijdelijke ligplaats worden toegewezen. Een tijdelijke ligplaats beloopt in Oudenbosch vanaf 07.00 uur ‘s morgens tot uiterlijk 19.00 uur ‘s avonds en in Stampersgat ten hoogste 2x24 uur.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor het gedeelte gelegen buiten de jachthaven, ten behoeve van de eigenaren van de percelen die direct aan de haven zijn gelegen tot het innemen naast hun perceel van een ligplaats voor maximaal één pleziervaartuig.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig in de haven nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 6. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 4

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en 4 is het verboden in de haven ligplaats in te nemen met een vaar­tuig, hetwelk gebruikt wordt tot bergplaats van goederen; tot het drijven van handel of tot het uitoefenen van enig bedrijf daaronder begrepen enige horeca-activiteit.

  • 2. Het innemen, hebben, of beschikbaar stellen van ligplaats in de haven met een vaartuig, hetwelk uitsluitend of hoofdzakelijk gebruikt wordt voor bewoning of tot woning is bestemd, is verboden op de hiervoor door de burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen, welke aanwijzing op de gebruikelijke wijze ter openbare kennis is gebracht.

  • 3. Het innemen van ligplaats in de haven met een vaartuig als bedoeld in lid 2 voornoemd is evenwel verboden indien:

    • a.

      het vaartuig niet voldoet aan de voorschriften van het Reglement op de woonwagens en woonschepen;

    • b.

      het vaartuig belemmeringen zal kunnen veroorzaken aan het verkeer te water;

    • c.

      het uiterlijk van het vaartuig, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • d.

      het vaartuig in slechte staat van onderhoud verkeert of ernstige constructiegebreken heeft;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het vaartuig niet wordt gebruikt voor permanente bewoning.

III Openbare Orde en Veiligheid

Artikel 5

  • 1. Het is verboden een vaartuig op te leggen op de taluds en/of loswal alsmede op een andere wijze aan te meren dan aan de daarvoor bestemde meermiddelen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel ontheffing verlenen.

Artikel 6

  • 1. De schipper van een vaartuig is verplicht bij het binnenkomen in de havengeul en de haven de motor langzaam te doen draaien met dichte regulator, de zeilen te strijken, de boegsprieten op of in te halen, de ankers binnen boord te halen of zodanig op de boeg te leggen, dat de armen daarvan niet buiten boord steken en zoveel mogelijk rechts uit te wijken bij het passeren van andere vaartuigen. De schipper mag niet met meer vaart door de haven varen dan nodig is om te sturen.

  • 2. Het verbod in het vorig lid genoemd is niet van toepassing op kleine vaartuigen met een verplaatsing van minder dan 15 M3, als bedoeld in artikel 2, onder h, van het Vaarreglement. Deze kleine vaartuigen zijn verplicht bij het varen in de havengeul geen hinder op te leveren voor andere vaartuigen, noch voor de afgemeerd liggende vaartuigen.

  • 3. Het is verboden de haven en havengeul binnen te komen of uit te varen met een vaartuig, waarvan de diepgang groter is dan de waterstand in de haven toelaat.

Artikel 7

Het is verboden:

  • a.

    in de haven met meer snelheid te varen dan voor het besturen van het vaartuig nodig is;

  • b.

    in de haven te varen anders dan voor het direct komen en gaan naar en van de jachthaven en de loswallen;

  • c.

    in de haven te zwemmen;

  • d.

    in de haven te vissen zonder toestemming van de rechthebbende;

  • e.

    zich zonder toestemming van de rechthebbende op de steigers te bevinden;

  • f.

    in of op de haven of op het haventerrein tussen 22.00 en 07.00 uur muziek te maken of te hebben, of zich op zodanige wijze te gedragen dat daardoor hinder of overlast kan ontstaan.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in de haven, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in de haven, los te maken.

Artikel 9

Een schipper van een vaartuig, niet zijnde een pleziervaartuig, is verplicht zodra hij de haven binnenkomt, zich te melden bij de havenmeester.

Artikel 10

Het is zonder voorafgaande toestemming van de havenmeester verboden met een vaartuig van meer dan 500 ton laadvermogen in de haven te komen.

Artikel 11

De schipper is verplicht aan de havenmeester op diens verzoek inzage te verstrekken van de meetbrief, de ladingpapieren en andere van belang zijnde documenten.

Artikel 12

Het is de schipper van een vaartuig verboden zodanige handelingen te verrichten, dat schade of hinder kan worden veroorzaakt aan kaden en andere havenwerken, aangemeerd liggende vaartuigen of aan daarin aanwezige personen en/of goederen, of dat de vrijheid of veiligheid van het verkeer te water kan worden belemmerd of in gevaar gebracht.

Artikel 13

Het is de schipper verboden met een vaartuig te varen wanneer het onvoldoende bemand of getuigd is.

Artikel 14

  • 1. Het is de schipper verboden met een overbeladen vaartuig te varen.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een vaartuig geacht overbeladen te zijn wanneer de onderkant als bedoeld in het metingsbesluit Binnenvaartuigen 1954 zich beneden de waterlijn bevindt.

Artikel 15

Het is de schipper verboden te varen met zodanige snelheid, dat door golfslag of zuiging schade kan worden toegebracht aan havenwerken, derden of eigendommen van derden.

Artikel 16

De schipper van een vaartuig, dat door de wijze van laden of lossen, door onvoldoende bemanning of uitrusting, dan wel om andere reden, gevaar loopt te zinken of te kantelen, is verplicht:

  • a.

    van het gevaar terstond mededeling te doen aan de havenmeester.

  • b.

    onverwijld de nodige voorzieningen te treffen tot opheffing of vermindering van het gevaar en overigens zich ten deze te gedragen naar de door of namens de havenmeester gegeven aanwijzingen.

Artikel 17

  • 1. De schipper van een vaartuig is verplicht te zorgen, dat het vaartuig niet aan de grond komt.

  • 2. De schipper van een vaartuig, dat aan de grond is geraakt, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven aan de havenmeester en op diens eerste aanzegging zoveel van de lading te lossen of te doen lossen als nodig is om het vaartuig vlot te maken en te doen blijven, dan wel het vaartuig op andere wijze te doen lichten.

Artikel 18

De schipper, of bij diens ontstentenis, de eigenaar of gebruiker van een gezonken vaartuig, is verplicht onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan de havenmeester en zowel bij dag als bij nacht zodanige bakens op of boven het gezonken vaartuig te plaatsen als de havenmeester nodig zal oordelen. De schipper, of bij diens ontstentenis de eigenaar of gebruiker, moet ervoor zorgdragen dat het gezonken vaartuig binnen de door de havenmeester te bepalen tijd geborgen is.

Artikel 19

  • 1. Het is verboden anders te slepen dan met één vaartuig achter het slepende vaartuig.

  • 2. Het is verboden met naast elkaar gekoppelde vaartuigen te varen.

Artikel 20

De schipper is verplicht, wanneer met zijn vaartuig schade is veroorzaakt aan een ander vaartuig, aan kaden of aan andere havenwerken, hiervan direct kennis te geven aan de havenmeester.

Artikel 21

  • 1. Het is de schipper verboden een anker uit te werpen, een anker te gebruiken om het vaartuig te stoppen of met krabbend anker te varen.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing, indien de schipper tot handelen genoodzaakt is teneinde schade aan enig vaartuig, aan kaden of aan andere havenwerken te voorkomen, dan wel indien gehandeld wordt met toestemming van de havenmeester.

Artikel 22

  • 1. Zonder toestemming van de havenmeester is het de schipper verboden met een vaartuig geladen met licht ontvlambare, ontplofbare of giftige stoffen de haven binnen te varen of een ligplaats in te nemen. Bij het laden of lossen van licht ontvlambare, ontplofbare of giftige stoffen is het de schipper, onverminderd zijn verplichtingen tot naleving der omtrent het vervoer bestaande wetten en besluiten, gehouden de bijzondere voorzorgsmaatregelen te treffen, die hem door de havenmeester worden voorgeschreven.

  • 2. Het is verboden aan boord van een vaartuig licht ontvlambare, ontplofbare of bij ontvlamming fel brandende stoffen te smelten, te koken of te verwarmen, tenzij met toestemming van de havenmeester.

  • 3. Tijdens het tanken en/of overslaan van benzine of andere licht ontvlambare motorbrandstof is het verboden daarbij te roken of open vuur te bezigen en de motor van een vaartuig in werking te hebben.

Artikel 23

De schipper, op wiens vaartuig brand is ontstaan, moet terstond alarm maken en zijn vaartuig uit de nabijheid van andere vaartuigen verhalen en verhaald houden.

Artikel 24

De havenmeester is bevoegd onbeheerde objecten, welke in de haven worden aangetroffen, alsmede niet gemeerd zijnde los drijvende objecten, te meren, te verhalen en op een hem passende wijze in bewaring te nemen voor rekening en risico van de belanghebbenden.

Artikel 25

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren is het verboden in het water van de haven stoffen of voorwerpen, olie, brandbare vloeistoffen of vloeistoffen die het water kunnen verontreinigen, te brengen, te laten vallen, te laten afvloeien, te plaatsen of te laten, daaronder begrepen het lozen uit onderwatertoiletten, of stoffen of voorwerpen zodanig op de steigers, de kaden en andere havenwerken te plaatsen, dat gevaar bestaat dat deze stoffen of voorwerpen geheel of gedeeltelijk in de haven komen.

  • 2. De schippers zijn verplicht hun huisvuil, vuilnis of andere afvalstoffen te deponeren op de daarvoor aangewezen plaatsen.

Artikel 26

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van de bij de gemeente in beheer zijnde haven, dijken, wallen, paden, trekpaden, beschoeiingen, brug, netten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen of bakens.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 27

Het is verboden zonder toestemming van de schipper of eigenaar, dan wel zonder toestemming en anders dan volgens de aanwijzingen van de havenmeester een in de haven gemeerd vaartuig los te maken of te verhalen of zich op het vaartuig te bevinden.

Artikel 28

Het is verboden zonder vergunning door of vanwege burgemeester en wethouders in de haven vaartuigen te water te laten of uit het water te halen met behulp van kranen en/of andere mechanische hulpmiddelen, kanteltrailers daaronder begrepen.

Artikel 29

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij de haven aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 30

  • 1. Het is verboden een vaartuig, waarvan de schipper en/of de eigenaar niet afdoende verzekerd is tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 162, boek 6 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, in de haven te hebben of te houden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel ontheffing verlenen.

Artikel 31

Een ieder is gehouden elk mondeling of schriftelijk bevel van de havenmeester tot handhaving van de openbare orde en veiligheid, ter regeling van het scheepvaartverkeer, ter voorkoming van brand, aanvaring of ander onheil of ter uitvoering dezer verordening daaronder begrepen het verhalen en veranderen van ligplaatsen naar bevind van zaken door hem gegeven, behoorlijk na te komen.

Artikel 32

De havenmeester is bevoegd schippers de toegang met hun vaartuigen tot de haven te weigeren, indien dit naar zijn oordeel:

  • a.

    in het belang van de goede regeling van de scheepvaart, de openbare orde en de veiligheid noodzakelijk is;

  • b.

    de toestand van het vaartuig en/of de lading en/of de aard van de lading daartoe aanleiding geeft.

Artikel 33

Het gebruik van de haven geschiedt voor eigen risico. De gemeente sluit iedere aansprakelijkheid voor schade tengevolge van gebruikmaking van de haven uit.

IV Laden en Lossen

Artikel 34

Het is verboden een vaartuig te laden of te lossen op een wijze, die naar het oordeel van de havenmeester gevaarlijk kan zijn voor het scheepvaartverkeer, voor kaden en andere havenwerken of voor de veiligheid van personen.

Artikel 35

  • 1. Het is verboden een vaartuig te laden of te lossen zonder voldoende maatregelen te hebben genomen ter voorkoming van verontreiniging van de haven, kaden en andere havenwerken, alsmede van roerende en onroerende zaken, onverschillig wie krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking of het beheer daarover heeft.

  • 2. Indien bij laden of lossen dan wel transporteren van zaken, voorwerpen of stoffen of bij andere werkzaamheden de havens, kaden en andere havenwerken, alsmede roerende en onroerende zaken - onverschillig wie krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking of het beheer daarover heeft - worden verontreinigd, is degene, door wie of op wiens last de werkzaamheden worden verricht, verplicht te zorgen, dat deze kaden, andere havenwerken en zaken behoorlijk, ter beoordeling van de havenmeester, worden gereinigd.

Artikel 36

De los- en laadplaats zal zoveel mogelijk ledig moeten blijven. Alle geloste goederen moeten dadelijk worden weggehaald en alle ter lading aangebrachte goederen onverwijld worden ingeladen. De goederen moeten ten minste drie meter van de kant worden gelegd, zodanig dat meerringen en andere bevestigingspunten vrij blijven. Indien men goederen op de kade, dam of wal wenst op te slaan, wordt een plaats daartoe, voor bepaalde, eventueel te verlengen termijn, door de havenmeester aangewezen. Wanneer de havenmeester zulks nodig oordeelt moet de eigenaar of rechthebbende zijn goederen op eerste aanzegging verplaatsen of van de opslagplaats verwijderen.

Artikel 37

Goederen, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren moeten worden gelost en geladen onder toezicht en op aanwijzing van de havenmeester. Deze goederen mogen niet op de kade worden opgeslagen. De ontvangst en verzending der goederen moet tijdig aan de havenmeester worden bericht.

Artikel 38

De schipper is verplicht bij het laden en lossen van zijn vaartuig zodanig voorzieningen te treffen, dat schade of overlast door stof, tank of anderszins jegens personen, dieren, goederen of vaartuigen wordt voorkomen.

Artikel 39

Het is verboden zonder vooraf verkregen vergunning door of vanwege burgemeester en wethouders vaartuigen te laden en/of te lossen op zon- en feestdagen en op de overige dagen tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 19.00 en 24.00 uur.

V Slotbepalingen

Artikel 40

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Havenverordening gemeente Halderberge".

Artikel 41

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag nadat zij is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Halderberge d.d. 21-12-1998,
de secretaris, de voorzitter,
drs. R.G.A.M. Oomes A.F.W. Osterloh