Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Oudenbosch

Geldend van 16-09-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Oudenbosch

VERORDENING OP HET BEHEER EN GEBRUIK VAN DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS OUDENBOSCH

 

 De raad van de gemeente Halderberge;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

 

gelet op de Wet op de lijkbezorging;

 

b e s l u i t  :

 

 vast te stellen de volgende :

 

“Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Oudenbosch”

Hoofdstuk 1 algmeen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene graven: graven, waarvoor het recht tot begraven bij de gemeente blijft berusten;

  • b.

    bijzondere graven: graven, ten aanzien waarvan het uitsluitend recht om daarin stoffelijke overschotten te begraven voor het lopende kalenderjaar en voor de twintig daarop volgende kalenderjaren is verleend.

  • c.

    rechthebbende: de persoon, die de vergunning heeft verkregen tot het voor bepaalde tijd gebruiken van een graf.

Artikel 2

  • 1. Het beheer van de algemene begraafplaats wordt gevoerd door burgemeester en wethouders. Zij voorzien in alle gevallen met betrekking tot het beheer van de begraafplaats, waarvoor geen regeling is getroffen. Het dagelijks toezicht wordt uitgeoefend door of vanwege het sectorhoofd van de sector Ruimtelijke ordening en beheer.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg, dat voor de algemene begraafplaats een plattegrondtekening in dubbel wordt gemaakt, waarop de vakken en grafruimten zijn aangegeven.

  • 3. De ambtenaar, belast met de administratie van de algemene begraafplaats, richt zijn administratie in overeenkomstig de voorschriften, daaromtrent door burgemeester en wethouders te geven.

Artikel 3

  • 1. Van de algemene begraafplaats kunnen burgemeester en wethouders gedeelten bestemmen om uitsluitend te dienen voor het begraven van het stoffelijk overschot van leden van bepaalde kerkelijke gezindten, indien daartoe door het bevoegd kerkelijk bestuur wordt verzocht. De bepalingen van deze verordening en die van de “Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de algemene begraafplaats Oudenbosch” zijn eveneens op deze gedeelten van toepassing.

Hoofdstuk 2 De bijzondere graven

Artikel 4

  • 1. Het uitsluitend recht om een stoffelijk overschot in een bepaald graf op de algemene begraafplaats te doen begraven, wordt verleend onder de in de akte van uitgifte te stellen voorschriften. Aan de uitgifte wordt het voorschrift verbonden, dat op het verleende recht van toepassing zijn de bepalingen van deze verordening

    zoals deze luiden ten tijde van de uitgifte van het graf of na eventuele wijziging of vernieuwing van de

    verordening zullen luiden.

  • 2. De rechthebbende op een bijzonder graf mag in dat graf geen stoffelijk overschot meer doen begraven, wanneer de begraafplaats gesloten verklaard is.

  • 3. Met inachtneming van de verordening begrafenisrechten kan onder door burgemeester en wethouders te stellen voorschriften worden toegestaan in daartoe aangewezen bijzondere graven grafkelders te doen bouwen. Deze te bouwen grafkelders moeten voldoen aan door burgemeester en wethouders te stellen eisen.

Artikel 5

  • 1. In elk bijzonder graf wordt niet meer dan één stoffelijk overschot begraven. De bijzetting van een urn of asbus kan worden toegestaan. Indien het stoffelijke overschotten van kinderen van 11 jaar oud en daar beneden geldt, beslissen burgemeester en wethouders of in een graf meer stoffelijke overschotten begraven kunnen worden.

  • 2. Deze bepaling geldt niet voor dubbele grafkelders.

Artikel 6

  • 1. De eerste uitgifte van bijzondere graven wordt in een daartoe bestemde register van de begraafplaats ingeschreven.

  • 2. Een graf kan slechts op naam van één rechthebbende staan. Na een overboeking, als bedoeld in derde of vierde lid, wordt uitsluitend als rechthebbende aangemerkt degene, op wiens naam het recht op de grafruimte is overgeboekt.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen het uitsluitend recht tot begraven in een graf op de algemene begraafplaats tijdens het leven van de rechthebbende op diens aanvraag overboeken op naam van een door hem aangewezen persoon.

  • 4. Burgemeester en wethouders boeken het uitsluitend recht tot begraven in een graf op de algemene begraafplaats na het overlijden van de rechthebbende op aanvraag van hem (hen), die krachtens erfrecht belanghebbende bij het graf is (zijn), over op naam van een door hem (hen) aangewezen persoon, mits de begraafplaats niet gesloten verklaard is en het verzoek om overboeking is gedaan overeenkomstig het in dit lid bepaalde en binnen een jaar na het overlijden. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag om overboeking, als bedoeld in dit lid, inwilligen, ook al is de aanvraag niet binnen bedoelde termijn van één jaar gedaan. Alsdan wordt de overboeking geacht te zijn geschied, gerekend met ingang van de dag, volgende op die van het overlijden van de vorige rechthebbende. Wanneer in geval van overlijden niet tijdig een aanvraag om overboeking is gedaan of burgemeester en wethouders de aanvraag afwijzen, vervalt het uitsluitend recht tot begraven aan de gemeente.

  • 5. Burgemeester en wethouders bepalen aan welke eisen de aanvragen om overboeking moeten voldoen.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een bijzonder graf bij het einde van de termijn, waarvoor het recht van een bijzonder graf is verleend, op zijn aanvraag dit recht telkens opnieuw voor tien kalenderjaren verlenen.

Hoofdstuk 3 De algemene graven

Artikel 8

  • 1. De algemene graven dienen voor het begraven van stoffelijke overschotten die niet in een bijzonder graf worden begraven.

  • 2. In elk algemeen graf wordt niet meer dan één stoffelijk overschot begraven. Indien het stoffelijke overschotten van kinderen van 11 jaar oud en daar beneden geldt, beslissen burgemeester en wethouders of in een graf meer stoffelijke overschotten begraven kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Asbijzetting

Artikel 9

  • 1. Het recht tot plaatsing van een urn, waarin aanwezig de asresten van een overledene, wordt verleend onder de in de akte van uitgifte te stellen voorschriften.Aan de uitgifte wordt het voorschrift verbonden, dat op het verleende recht van toepassing zijn de bepalingen van deze verordening, zoals deze luiden ten tijde van de uitgifte van een urnenbewaarplaats ofna eventuele wijziging of vernieuwing van de verordening zullen luiden.

  • 2. Het aan de rechthebbende verleende recht tot plaatsing van een urn is overdraagbaar. Burgemeester en wethouders dienen hiervan echter onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht.

Artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op het recht tot plaatsing bij het einde van de termijn, waarvoor het recht tot plaatsing is verleend, op zijn verzoek dit recht telkens opnieuw voor vijf kalenderjaren verlenen.

  • 2. Maakt de rechthebbende c.q. haar rechtsopvolger geen gebruik van de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn, dan hebben burgemeester en wethouders het recht om de asresten te verstrooien.

Hoofdstuk 5 Maatregelen van orde

Artikel 11

De begraafplaats is voor het publiek geopend op de dagen en uren, door burgemeester en wethouders te bepalen.

Artikel 12

De toegang tot de begraafplaats is verboden voor kinderen beneden de leeftijd van 15 jaren, zonder geleide van ouderen.

Artikel 13

De bestuurders of ondernemers van een begrafenis en hun personeel, bezoekers van de begraafplaats, belangstellenden voor het bijwonen van een teraardebestelling en personen, die als rechthebbende op een graf of vanwege deze, werkzaamheden op de begraafplaats verrichten, zijn verplicht zich stipt te gedragen naar de aanwijzingen van de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

Artikel 14

Het is verboden op de begraafplaats:

  • a.

    te colporteren of goederen ter verkoop aan te bieden, behoudens ontheffing van de burgemeester;

  • b.

    te collecteren, in welke vorm dan ook, behoudens ontheffing van de burgemeester;

  • c.

    op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

  • d.

    op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

  • e.

    loslopende honden mede te nemen;

  • f.

    zich neer te zetten anders dan op de daartoe eventueel aangebrachte zitplaatsen;

  • g.

    met andere voertuigen dan die bestemd zijn voor een teraardebestelling dan wel voor het noodzakelijk vervoer van materialen, te rijden op de daarvoor bestemde paden, met uitzondering van invalidenwagens;

  • h.

    anders dan langzaam te rijden;

  • i.

    gebruik te maken van een rijwiel of bromfiets;

  • j.

    tijdens een teraardebestelling te roken;

  • k.

    iets te doen wat in strijd is met de eerbied aan de nagedachtenis van de overledenen.

Artikel 15

De persoon,

  • *

    die handelt in strijd met de artikelen 11 en 12 van deze verordening;

  • *

    die zich op de begraafplaats bevindt buiten de uren, waarop deze voor het publiek is opengesteld;

  • *

    die zich in strijd met het bepaalde bij artikel 10 op de begraafplaats bevindt;

  • *

    die zich op de begraafplaats al dan niet tijdens een teraardebestelling naar het oordeel van de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar hinderlijk of onbetamelijk gedraagt of de rust of de goede orde verstoort,

is verplicht op eerste aanzegging van de ambtenaar zich onmiddellijk van de begraafplaats te verwijderen.

Artikel 16

De teraardebestellingen geschieden op de uren, die daarvoor door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld en bekendgemaakt.

Hoofdstuk 6 Voorwerpen op de graven

Artikel 17

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen dat gedenktekenen op graven worden aangebracht, zulks onder nader door hen te bepalen voorschriften en tegen betaling van het deswege ingevolge de verordening begrafenisrechten verschuldigde bedrag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, onder nader door hen te bepalen voorwaarden aan steenhouwers en daarmee gelijk te stellen personen, vergunning verlenen om werkzaamheden voor derden op de begraafplaats te verrichten.

  • 3. Een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van een bijzonder graf uitsluitend verleend aan de rechthebbende op het graf. Een vergunning voor een gedenkteken op een bijzonder graf blijft van kracht, zolang de rechthebbende op het graf of een van zijn rechtverkrijgenden het uitsluitend recht tot het doen begraven van een stoffelijk overschot in dat graf heeft. Een vergunning voor een gedenkteken op een algmeen graf blijft van kracht tot aan het einde van het tienjarig tijdvlak waarin het graf niet mag worden geruimd.

  • 4. Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt het  voorschrift verbonden, dat op het aanbrengen en hebben van een gedenkteken van toepassing zijn de bepalingen van deze verordening, zoals deze luiden

     ten tijde van het verlenen van de vergunning of na eventuele wijziging of vernieuwing van de verordening zullen luiden.

  • 5. Door gebruik te maken van de vergunning, verleend ten aanzien van een bijzonder graf, wordt de rechthebbende op het graf en door gebruik te maken van de vergunning, verleend ten aanzien van een algemeen graf, wordt de houder van de vergunning geacht tegenover de gemeente Halderberge afstand te hebben gedaan van alle aanspraken op vergoeding van schade en de gemeente te vrijwaren voor alle vorderingen, welke derden kunnen doen gelden tot vergoeding van schade, een en ander voor wat betreft schade, welke in enigerlei verband staat met het verlenen van de vergunning.

  • 6. Door gebruik te maken van de vergunning, verleend ten aanzien van een bijzonder graf, wordt de rechthebbende op het graf en door gebruik te maken van de vergunning, verleend ten aanzien van een algemeen graf, wordt de houder van de vergunning geacht;

    • a.

      zich te hebben verbonden om, wanneer de vergunning haar kracht zal hebben verloren, het gedenkteken op eerste vordering van burgemeester en wethouders te verwijderen;

    • b.

      de gemeente het recht te hebben verleend om bij nalatigheid zijnerzijds het gedenkteken te doen verwijderen en vernietigen; afstand te hebben gedaan van zijn eigendomsrechten op hetgeen overeenkomstig deze bepaling van gemeentewege is verwijderd en vernietigd.

Artikel 18

Gedenkteken, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet in een behoorlijke staat van onderhoud verkeren, kunnen in opdracht van het college verwijderd en vernietigd worden na voorafgaande waarschuwing door dat college aan de rechthebbende, aan het adres vermeld in het daartoe bestemde register, en ten aanzien van een algemeen graf aan de houder van de vergunning.

De verwijdering en de vernietiging geschieden zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op het afkomend materiaal of op enigerlei vergoeding of restitutie.

Hoofdstuk 7 Verzorging der graven

Artikel 19

Het onderhoud van de graven, met uitzondering van de gedenktekenen en grafkelders, geschiedt van gemeentewege.

Hoofdstuk 8 Ruiming

Artikel 20

  • 1. De ruiming van bijzondere graven, binnen het tijdvak gedurende hetwelk recht op het graf bestaat, geschiedt op schriftelijk verzoek van de rechthebbende tegen betaling van de daarvoor in de verordening begrafenisrechten genoemde rechten.

  • 2. De overblijfselen worden hetzij in dezelfde grafruimte begraven, hetzij op het daarvoor bestemde gedeelte van de begraafplaats.

Hoofdstuk 9 Afstand

Artikel 21

Door de rechthebbende van een graf kan door middel van een onderhandse verklaring afstand van dit recht worden gedaan ten behoeve van de gemeente.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 22

  • 1. De verordening treedt in werking veertien dagen na haar afkondiging.

  • 2. Afkondiging van deze verordening geschiedt door de vermelding van haar essentie en de plaats van terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen.

Artikel 23

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Oudenbosch.

Ondertekening

Oudenbosch, 25-09-1997
De raad van de gemeente Halderberge,
de secretaris, drs. M.Y.B.P.Duivenvoorde
de voorzitter, A.F.W. Osterloh