Regeling vervallen per 07-04-2023

Treasurystatuut 2015 gemeente Halderberge

Geldend van 01-08-2015 t/m 06-04-2023

Intitulé

Treasurystatuut 2015 gemeente Halderberge

Inleiding

Sinds 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden, ofwel kortweg de Wet fido, van kracht. In deze wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

Als gevolg van de intrede van de wet is in artikel 212 van de Gemeentewet bepaald dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie vastlegt. In lid 2c van dit artikel is aangegeven dat de verordening de regels moet bevatten inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie. Dit is overgenomen in de Financiële verordening van de gemeente Halderberge, waarin is bepaald dat het formele kader van het financieringsbeleid van de gemeente wordt vastgelegd in een Treasurystatuut.

Het Treasurystatuut van de gemeente Halderberge heeft tot doel een formeel kader te scheppen voor de financieringsactiviteiten van de organisatie. Het gaat hierbij om de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de uitvoering van de treasuryfunctie door de bestuurlijke en ambtelijke onderdelen van de gemeentelijke organisatie. Bij de inrichting van het treasuryproces zorgen de vier elementen sturing, uitvoering, verantwoording en toezicht in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie.

Het Treasurystatuut is één van de twee treasury-instrumenten die binnen de gemeente gehanteerd worden. Het andere verplicht gestelde instrument is de paragraaf Financiering. Deze paragraaf dient jaarlijks, conform de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (art. 9 en art. 26), opgenomen te worden in zowel de programmabegroting als het jaarverslag. De paragraaf Financiering geeft de uitvoering in of over het begrotingsjaar aan van het beleid dat in het Treasurystatuut is vastgelegd.

In 2001 heeft de gemeente Halderberge voor de eerste maal het Treasurystatuut vastgesteld. Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur en de daarmee gepaard gaande wijzigingen in bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft het Treasurystatuut in 2004 een eerste update ondergaan.

In 2006 heeft, conform artikel 9 van de wet, een evaluatie plaatsgevonden van de Wet fido. Hoewel de wet naar behoren voldeed en de financieringsfunctie verder heeft verbeterd, zijn toen enkele wijzigingen aangebracht die vooral bedoeld waren om de betreffende fido-onderdelen te vereenvoudigen. Als gevolg van de wijzigingen, die op 1 januari 2009 van kracht zijn geworden, was een update van het Treasurystatuut uit 2004 gewenst. In de update zijn tevens een aantal vaktechnische wijzigingen meegenomen die per 1 januari 2009 in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) zijn opgenomen om beleggingsrisico’s in de toekomst in te kunnen perken. De raad van de gemeente Halderberge heeft op 10 december 2009 het herziene Treasurystatuut vastgesteld.

Sinds de vaststelling van het Treasurystatuut in 2009 zijn er enkele ontwikkelingen geweest die een nieuwe update van het Treasurystatuut noodzakelijk maken.

Allereerst is per 15 december 2013 het schatkistbankieren ingevoerd. De bepalingen omtrent het verplicht schatkistbankieren zijn opgenomen in de Wet fido. De Wet fido regelt daardoor de hoofdlijnen van het verplicht schatkistbankieren: de verplichting om overtollige middelen in de schatkist aan te houden en de mogelijkheid om overtollige middelen onderling uit te lenen. Het schatkistbankieren is nu ook vastgelegd in het Treasurystatuut.

Een tweede wijziging betreft de organisatie van de gemeente Halderberge. Door een reorganisatie zijn organisatieonderdelen en functies gewijzigd. De wijzigingen hebben met name betrekking op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden en zijn opgenomen in dit nieuwe statuut.

Verder is het raadsbesluit inzake het intrekken van de ongelimiteerde achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw verwerkt en zijn wat praktische zaken aangepast.

Als laatste is het statuut tekstueel geheel herzien. Het statuut is nu artikelsgewijs opgebouwd om het praktisch werkbaar te maken. De toelichtingen zijn opgenomen in de Memorie van toelichting.

Het Treasurystatuut begint met het formuleren van de doelstellingen van de treasuryfunctie voor de gemeente. Deze doelstellingen worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Het accent ligt daarbij op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot leggen wij de uitgangspunten vast voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van toelichting is een toelichting opgenomen op de artikelen van het Treasurystatuut.

Omdat er in het treasurystatuut veel begrippen gebruikt worden uit de financiële wereld, is een bijlage opgenomen met de meest gebruikte begrippen en een korte omschrijving daarvan.

Het Treasurystatuut artikelsgewijs

Artikel 1 Doelstellingen treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het Treasurystatuut;

  • 5.

    het inrichten en handhaven van een kwalitatief hoogwaardig en veilig betalingssysteem;

  • 6.

    het realiseren van de informatiestromen ter ondersteuning van de opstelling van het treasurybeleid, de uitvoering van het beleid en de verantwoording daarvan.

Artikel 2 Algemene uitgangspunten treasuryfunctie en risicobeheer

Met betrekking tot de treasuryfunctie en het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente gaat leningen aan en verstrekt leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de publieke taak.

  • 2.

    De gemeente Halderberge verstrekt geen leningen of garanties als sprake is van staatssteun. Slechts in het geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken, echter binnen de toegestane mogelijkheden en met inachtneming van de voorwaarden die daar door de Europese Commissie aan worden gesteld. Indien nodig kan het college in dat geval aanvullende voorwaarden stellen.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar uitsluitend ter beperking van financiële risico’s. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten, wint de ambtelijke organisatie het advies in van een externe adviseur.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten alsmede het uitzetten van de in het volgende artikel bedoelde uitgezonderde middelen is toegestaan indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico.

  • 5.

    De gemeente Halderberge verstrekt geen hypothecaire leningen of garanties daarop aan het eigen personeel of politieke ambtsdragers van de eigen gemeente.

Artikel 3 Uitzetten overtollige middelen

  • 1. Overtollige middelen mogen, met inachtneming van het tweede en derde lid van dit artikel en artikel 2 derde en vierde lid van de Wet financiering decentrale overheden uitsluitend worden aangehouden in ’s Rijks schatkist.

  • 2. Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, zijn:

    • a.

      middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag niet te boven gaan, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

    • b.

      middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004..

  • 3. In afwijking van het eerste lid mogen overtollige liquide middelen in de vorm van leningen uitgezet worden bij andere decentrale overheden, met dien verstande dat de gemeente geen leningen mag verstrekken aan de toezichthoudende provincie, in casu de provincie Noord Brabant.

Artikel 4 Verstrekken van geldleningen

  • 1. Geldleningen worden uitsluitend verstrekt ten behoeve van de publieke taak van de gemeente.

  • 2. De gemeenteraad wordt vooraf geïnformeerd bij ieder verzoek voor een geldlening van meer dan € 50.000,- zodat wensen en bedenkingen kenbaar kunnen worden gemaakt. Pas daarna beslist het college van burgemeester en wethouders over het verzoek.

  • 3. In afwijking van het tweede lid biedt het college bij een verzoek voor een geldlening groter dan € 250.000,- een voorstel ter goedkeuring aan de gemeenteraad aan.

  • 4. Indien sprake is van een fonds waaruit leningen worden verstrekt, beslist de gemeenteraad over deelname aan en stortingen in dit fonds.

Artikel 5 Uitgangspunten voor het aangaan en verstrekken van geldleningen

Bij het aangaan en verstrekken van geldleningen:

  • 1.

    moet de hoofdsom worden uitgedrukt in euro’s;

  • 2.

    en mag de hoofdsom niet onderhevig zijn aan indexatie.

Artikel 6 Renterisicobeheer

  • 1. Het renterisico op de korte schuld (netto vlottende schuld) bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het renterisico op de lange schuld (vaste schuld) bedraagt maximaal de renterisiconorm, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden.

Artikel 7 Risicobeheer uitzettingen

  • 1. Het risico op uitzettingen conform artikel 2a tweede lid van de Wet financiering decentrale overheden (uitgezonderde middelen) wordt beperkt door slechts middelen uit te zetten bij financiële instellingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een A-rating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

  • 3. Het is niet toegestaan om leningen aan te gaan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 4. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering mogen uitsluitend worden uitgezet bij de financiële instelling waar de leningen zijn aangegaan. Hiervoor kan een nettingovereenkomst worden gesloten, zodat bij het niet nakomen van verplichtingen, vorderingen en schulden tegen elkaar kunnen worden weggestreept.

  • 5. Voor alle uitzettingen geldt dat uitsluitend vastrentende waarden mogen worden gebruikt en producten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd.

Artikel 8 Liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitenrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar).

Artikel 9 Kasbeheer (korte termijn)

  • 1. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk ondergebracht bij één bank (de huisbankier).

  • 2. Met deze bank worden de afspraken en condities voor het betalingsverkeer vastgelegd in een overeenkomst. De gemeente streeft hierbij naar concentratie van geldstromen binnen één rentecompensatiecircuit.

  • 3. Alle banktransacties worden door twee personen geautoriseerd.

  • 4. Indien er een tijdelijke liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende geldleningen aantrekken.

  • 5. Kortlopende geldleningen mogen worden aangegaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      bij minimaal twee financiële instellingen, waaronder de huisbankier, of overheden waarvoor artikel 3 derde lid van toepassing is, wordt een offerte aangevraagd;

    • b.

      bij gelijke aanbiedingen heeft de huisbankier een voorkeurspositie.

  • 6. Bij het aantrekken van korte geldleningen wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.

Artikel 10 Financiering (lang termijn)

  • 1. Indien de liquiditeitsbehoefte daartoe aanleiding geeft, kan de gemeente langlopende geldleningen aantrekken.

  • 2. Langlopende geldleningen mogen worden aangegaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      bij minimaal drie financiële instellingen, waaronder de huisbankier, of overheden waarvoor artikel 3 derde lid van toepassing is, wordt een offerte aangevraagd;

    • b.

      bij gelijke aanbiedingen heeft de huisbankier een voorkeurspositie.

  • 3. Bij het aantrekken van lange geldleningen wordt de renterisiconorm niet overschreden.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen dienen wat betreft hun kredietwaardigheid te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7 eerste lid.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in Nederland en dienen daarvan een vergunning als makelaar te hebben verkregen.

Artikel 12 Borgstellingen en garanties

  • 1. Borgstellingen en garanties worden uitsluitend verstrekt ten behoeve van de publieke taak van de gemeente.

  • 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van borg- en garantstellingen.

  • 3. Verzoeken voor borgstellingen worden in ieder geval afgewezen:

    • a.

      als de borgstelling geheel via een waarborgfonds kan lopen;

    • b.

      als louter sprake is van rentabiliteitsafwegingen (goedkoper lenen en risico afschuiven op gemeente);

    • c.

      als de aanvrager over voldoende alternatieven beschikt om in de financiering te kunnen voorzien, bijvoorbeeld het eigen vermogen;

    • d.

      als de omvang van de lening dusdanig hoog is dat de hieraan verbonden risico’s in alle redelijkheid voor de gemeente niet meer verantwoord zijn.

  • 4. De gemeente Halderberge verleent geen borgstellingen aan organisaties die daarvoor een beroep kunnen doen op een waarborgfonds. Indien het waarborgfonds voor een borgstelling de voorwaarde heeft dat de gemeente eveneens borg staat voor (een deel van) een lening, dan zal de gemeente het verzoek in overweging nemen. Hierbij gelden de algemene uitgangspunten en voorwaarden die in dit statuut worden genoemd. Bij de beoordeling van het verzoek zal de gemeente Halderberge gebruik maken van de expertise van het betreffende waarborgfonds. Alleen indien dit noodzakelijk wordt geacht, zal aanvullend onderzoek door de gemeente plaatsvinden.

  • 5. De gemeenteraad wordt vooraf geïnformeerd bij ieder verzoek voor een garant- of borgstelling van meer dan € 50.000,- zodat wensen en bedenkingen kenbaar kunnen worden gemaakt. Pas daarna beslist het college van burgemeester en wethouders over het verzoek.

  • 6. In bijlage 4 van dit Treasurystatuut zijn nadere voorwaarden benoemd die bij een verzoek tot garant- of borgstelling in acht moeten worden genomen.

  • 7. Indien de gemeente wordt verzocht een achtervangpositie in te nemen, stelt het college de raadsleden in de gelegenheid om vooraf wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Het college neemt pas een besluit na afloop van de termijn om deze wensen en bedenkingen in te dienen.

  • 8. In afwijking van het zevende lid biedt het college bij een verzoek om een overkoepelende achtervangoveenkomst aan te gaan een voorstel ter goedkeuring aan de gemeenteraad aan. Hetzelfde is van toepassing bij beëindiging van een overkoepelende achtervangpositie.

  • 9. Het college kan nadere voorwaarden stellen bij verzoeken om een achtervangpositie in te nemen.

Artikel 13 Administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3.

    Op grond van een intern controleplan zorgt het college voor controle op de uitvoering van de treasuryactiviteiten.

Artikel 14 Verantwoordelijkheden treasuryfunctie

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd. Het overzicht is beperkt tot het niveau van de Raad en het college van B&W en de specifieke taken van de treasurer.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

qvaststellen van het treasurybeleid

qhouden van toezicht op het treasurybeleid

qevalueren en eventueel bijstellen van het treasurybeleid via de paragraaf Financiering in de programmabegroting en het jaarverslag

qkenbaar maken van wensen en bedenkingen indien het college daarom verzoekt

Auditcommissie

qadviseert de gemeenteraad over het vast te stellen treasurybeleid

Burgemeester

qals wettelijke vertegenwoordiger van de gemeente ondertekenen van formele stukken

College van B&W

quitvoeren van het treasurybeleid

qinrichten van de treasury-organisatie, waaronder het aanstellen van de treasurer van de gemeente

qrapporteren aan de gemeenteraad over de planning (programmabegroting) en de uitvoering (jaarverslag) van het treasurybeleid

qverstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak

qhet verlenen van garanties en borgstellingen uit hoofde van de publieke taak

Wethouder Financiën

qpolitieke verantwoordelijkheid van het treasurybeleid

qaccorderen van aangegane geldleningen

qaccorderen van uitzettingen van uitgezonderde overtollige geldmiddelen

Treasurer

qopstellen van het treasurybeleid van de gemeente

qervoor zorgen dat voldaan wordt aan de vigerende wet- en regelgeving op het gebied van treasury

qopstellen liquiditeitsplanning

qopstellen voorstellen voor het aantrekken en uitzetten van liquide middelen

qtoezicht houden op de liquide middelen van de gemeente

qadviseren bij de inrichting van een efficiënte en betrouwbare betalingsorganisatie

qonderhouden van relaties met financiële instellingen

qadviseren bij het verstrekken van geldleningen en garanties uit hoofde van de publieke taak

qverzorgen van de rapportages over het treasurybeleid en de uitvoering ervan

Artikel 15 Bevoegdheden treasuryfunctie

  • 1.

    Het college machtigt de wethouder Financiën tot het aangaan van kortlopende en langlopende geldleningen alsmede het uitzetten van tijdelijke overtollige liquide middelen.

  • 2.

    Het college stelt in een apart besluit de treasurer van de gemeente Halderberge aan.

  • 3.

    De bevoegdheden met betrekking tot de treasuryfunctie zijn opgenomen in de volgende tabel.

Onderwerpen

Uitvoering

Advies

Autorisatie

Rol gemeenteraad

Vaststellen treasurystatuut

Treasurer

College stelt voorstel op

Stelt voorstel B&W vast

Het aantrekken van langlopende geldleningen

Treasurer

Wethouder Financiën

n.v.t.

Het aantrekken van kortlopende geldleningen

Treasurer

Wethouder Financiën

n.v.t.

Het uitzetten van uitgezonderde overtollige geldmiddelen

Treasurer

Wethouder Financiën

n.v.t.

Het aan-/verkopen van aandelen uit hoofde van de publieke taak

Beleidsmede-werkers

Treasurer

College stelt voorstel op

Stelt voorstel B&W vast

Ondertekenen van alle formele stukken

Treasurer

Burgemeester

n.v.t.

Verstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak tot € 50.000,-

Beleidsmede-werkers

Treasurer

College van B&W

Wordt achteraf geïnformeerd, college neemt besluit

Verstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak vanaf € 50.000,-

Beleidsmede-werkers

Treasurer

College van B&W

Wordt vooraf geïnformeerd, college neemt besluit

Verstrekken van garanties en borgstellingen tot € 50.000,-

Beleidsmede-werkers

Treasurer

College van B&W

Wordt achteraf geïnformeerd, college neemt besluit

Verstrekken van garanties en borgstellingen vanaf € 50.000,-

Beleidsmede-werkers

Treasurer

College van B&W

Wordt vooraf geïnformeerd, college neemt besluit

Aangaan en beëindigen van overkoepelende achtervangovereenkomsten

Treasurer

College stelt voorstel op

Stelt voorstel B&W vast

Aangaan en beëindigen van individuele achtervangovereenkomsten

Treasurer

College stelt voorstel op

Wordt vooraf geïnformeerd, college neemt besluit

N.B. Dit overzicht is beperkt tot het niveau van de Raad en het college van B&W. Gezien de bijzondere taak van de treasurer op het gebied van treasury is ook deze functie in het overzicht opgenomen. De uitvoerende bevoegdheden zijn reeds opgenomen in het mandaatbesluit van de gemeente Halderberge.

Artikel 16 Informatievoorziening

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders doet in de paragraaf Financiering van de begroting voorstellen voor het treasurybeleid voor het komende begrotingsjaar.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders legt in de paragraaf Financiering van de jaarrekening verantwoording af over het uitgevoerde treasurybeleid.

  • 3. De wethouder Financiën ontvangt eenmaal per kwartaal een rapportage van de treasurer over het tot op dat moment uitgevoerde treasurybeleid en de verwachtingen voor de komende periode (maximaal een jaar).

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Treasurystatuut treedt in werking op 1 augustus 2015.

  • 2. Het Treasurystatuut, zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 10 december 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze statuut wordt aangehaald als Treasurystatuut gemeente Halderberge.

Memorie van toelichting

In het voorgaande hoofdstuk treft u artikelsgewijs het Treasurystatuut aan. In deze memorie van toelichting worden de artikelen verder toegelicht.

Artikel 1

Hoewel de algemene doelstellingen van de treasuryfunctie niet expliciet worden genoemd in de wet, vloeien ze wel uit de wet voort. Meer concreet zijn de doelstellingen als volgt benoemd:

Lid 1: In de eerste plaats dient de treasuryfunctie ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasuryfunctie dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn.

lid 2: De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In hierna volgende artikelen wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

lid 3: De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasuryfunctie het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

lid 4: De gemeente streeft er naar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat, maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten), zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte functie. Binnen het acceptabele risicoprofiel, zoals vastgesteld in de Wet fido en dit Treasurystatuut, wordt gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Lid 5: Bij de uitvoering van de treasuryfunctie gaat het onder meer over ‘gevoelige’ taken zoals het fiatteren van betalingen. Om dit goed in te richten en te voorkomen dat misbruik gemaakt kan worden van het systeem, is het inrichten van een kwalitatief hoogwaardig en veilig betalingssysteem essentieel. De voorwaarden worden in dit statuut nader ingevuld.

Lid 6: Alle betrokken gremia en personen dienen op het juiste moment over de benodigde informatie te kunnen beschikken om hun rol goed op te kunnen pakken. Hiervoor worden in dit statuut de kaders geregeld.

Artikel 2

Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. De publieke taak zelf wordt in de Wet fido niet nader omschreven. De afbakening daarvan is een eigen verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam. In de memorie van toelichting van de Wet fido staat vermeld dat de wetgever het aantrekken en uitzetten van middelen met uitsluitend als doel inkomsten te genereren (het zogeheten bankieren of ‘near banking’) in ieder geval niet tot de publieke taak van een openbaar lichaam rekent.

Een bijzondere situatie kan optreden als er bij een te verstrekken lening of garantie / borgstelling mogelijk sprake is van staatssteun. Hoewel dit bij maatschappelijke organisaties niet snel het geval zal zijn, zal ieder verzoek daar in ieder geval op worden getoetst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de brochure ‘Informatiewijzer staatssteun voor decentrale overheden’ van met Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 oktober 2008.

Bij ieder verzoek voor een geldlening of borgstelling wordt getoetst of er sprake is van staatssteun. Hiervan is sprake als wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het gaat om een voordeel dat met staatsmiddelen is bekostigd;

  • 2.

    er is sprake van een voordeel aan een onderneming dat deze onderneming niet langs normale commerciële weg zou hebben verkregen;

  • 3.

    er is sprake van een selectief voordeel;

  • 4.

    het voordeel dreigt de mededinging te vervalsen;

  • 5.

    het voordeel heeft een ongunstig effect op het handelsverkeer tussen de EU-lidstaten.

Het begrip ‘onderneming’ wordt hierbij gedefinieerd als een eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Een winstoogmerk is hierbij niet vereist. Het feit dat er sprake is van concurrentie op de markt waar de onderneming actief is, volstaat.

In de definitie van een onderneming is de term ‘economische activiteit’ van belang. Dit wordt uitgelegd als het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. Dit betekent dat stichtingen, profsportclubs, woningbouwcorporaties en gezondheidsinstellingen aangemerkt kunnen worden als onderneming.

De gemeente Halderberge hanteert het uitgangspunt dat staatssteun in principe wordt vermeden. Slechts in het geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken, echter binnen de toegestane mogelijkheden en met inachtneming van de voorwaarden die daar door de Europese Commissie aan worden gesteld. Bij ieder verzoek voor een geldlening of garantie / borgstelling waarvan na onderzoek blijkt dat toekenning ervan leidt tot staatssteun, zal het college beoordelen of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Indien nodig kan het college in dat geval aanvullende voorwaarden stellen.

In artikel 2a tweede lid van de Wet fido staat vermeld dat openbare lichamen derivaten kunnen hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen kunnen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Derivaten zijn financiële instrumenten, belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Het prudente gebruik komt er op neer dat bij uitzettingen en het gebruik van derivaten tactvol en bedachtzaam gehandeld moet worden en dat iedere vorm van overmatig risico moet worden vermeden.

Gezien de beperkte kennis van derivaten in de ambtelijke organisatie dient met het gebruik ervan zeer terughoudend omgegaan te worden en in principe te worden vermeden. Indien het toch gewenst is, dient ieder gebruik van derivaten daarom onderbouwd te zijn door een advies van een financieel deskundige.

In de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) is het begrip ‘Prudent’ verder uitgewerkt. De bepalingen van deze regeling zijn opgenomen in de artikelen van het Treasurystatuut.

In het verleden was het mogelijk om aan het eigen personeel hypothecaire geldleningen of garanties daarop te verstrekken. In artikel 2a derde lid van de Wet fido is dit expliciet verboden.

In de gemeente Halderberge worden al jaren geen nieuwe hypothecaire geldleningen meer verstrekt aan het eigen personeel.

Artikel 3

Met de introductie van het schatkistbankieren is artikel 2 van de Wet fido ingrijpend gewijzigd. Het verplicht gebruik van het schatkistbankieren is in dit artikel van de wet opgenomen, alsmede de mogelijkheid voor decentrale overheden om onderling leningen te verstrekken. In de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden worden enkele uitzonderingen genoemd voor het schatkistbankieren, waaronder middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal, gemiddeld het drempelbedrag niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt jaarlijks bepaald en bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal. Verder worden in deze regeling alle voorwaarden genoemd die gelden bij het verplichte schatkistbankieren.

Een belangrijke mogelijkheid die is geïntroduceerd met het schatkistbankieren betreft de mogelijkheid voor decentrale overheden om overtollige middelen te gebruiken om elkaar onderling leningen te kunnen verstrekken. Deze mogelijkheid is opgenomen om de gevolgen van rentederving te beperken. Door onderlinge afspraken kan een hoger rendement worden behaald dan bij het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist. Het is niet toegestaan om bij de toezichthoudende instantie leningen uit te zetten of aan te gaan. Voor de gemeente Halderberge is dat de provincie Noord Brabant. Hiermee wordt iedere vorm van belangenverstrengeling voorkomen.

Artikel 4

In dit artikel worden de voorwaarden voor het verstrekken van geldleningen aangeven. Zoals artikel 2 van het Treasurystatuut al aangeeft, mogen geldleningen uitsluitend worden verstrekt uit hoofde van de publieke taak.

Een nieuwe bepaling die ook al is opgenomen in de Financiële verordening, betreft de bevoegdheid van het college om geldleningen tot en met € 50.000,- te verstrekken. Daarboven dient de gemeenteraad vooraf geïnformeerd te worden, zodat wensen en bedenkingen kenbaar gemaakt kunnen worden. Met deze bepaling wordt aangesloten op de regeling inzake het verstrekken van gemeentegaranties, waarbij ook al was geregeld dat het college tot en met dat bedrag bevoegd was om zelfstandig besluiten te nemen. Bij geldleningen boven de € 250.000,- biedt het college van burgemeester en wethouders ter fiattering een voorstel aan de gemeenteraad aan. Via de gebruikelijke bestuursrapportages legt het college over alle besluiten verantwoording af aan de gemeenteraad.

Een derde nieuwe bepaling betreft het benoemen van fondsen waaruit leningen kunnen worden verstrekt. De achtergrond hiervoor ligt bij de startersleningen. De gemeenteraad besluit tot deelname aan het fonds en de omvang van de deelname. Binnen dit kader kan het college zelfstandig besluiten nemen over de benodigde stortingen.

Artikel 5

In artikel 2a eerste lid van de wet wordt gesteld dat openbare lichamen slechts geldleningen kunnen aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan nader te stellen regels. Deze regels, die zijn opgenomen in het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, zijn als volgt:

de wederzijdse betalingsverplichtingen moeten uitgedrukt zijn in euro’s of in één van de nationale munteenheden van de lidstaten van de Europese Unie die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie;

de hoofdsom mag niet onderhevig zijn aan enige vorm van indexatie.

Hoewel het besluit ruimere mogelijkheden biedt, zal de gemeente Halderberge geen leningen aangaan of verstrekken in andere valuta’s dan de euro.

Artikel 6

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet financiering decentrale overheden is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. In de wet worden een tweetal instrumenten genoemd die, naast het feit dat ze verplicht opgenomen dienen te worden in de paragraaf Financiering van de programmabegroting en het jaarverslag, daarbij kunnen helpen: de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

De kasgeldlimiet stelt een grens aan de financiering op korte termijn. Het doel van kasgeldlimiet is het renterisico op korte financiering te beperken. Fluctuaties in de korte rente hebben nl. een relatief grote invloed op de rentelasten.

De kasgeldlimiet heeft betrekking op de financiering met een oorspronkelijke rentetypische looptijd korter dan 1 jaar (korte financiering). De limiet wordt berekend door de totale begrotingslasten te vermenigvuldigen met een door het rijk in de Uitvoeringregeling financiering decentrale overheden vastgesteld percentage (met momenteel een minimumbedrag van € 300.000,-). De gemiddelde omvang van de netto vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Indien in drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet wordt overschreden, dient de toezichthouder (in casu de provincie Noord Brabant) daarvan op de hoogte te worden gesteld.

Deze melding dient vergezeld te gaan van de kwartaalrapportage en een plan om de overschrijding van de kasgeldlimiet teniet te doen. De provincie dient de rapportage én het plan goed te keuren. Zolang deze goedkeuring niet is verleend dan wel het plan niet ten uitvoer is gelegd, kan de provincie aanwijzingen geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om aan de kasgeldlimiet te voldoen. Andere maatregelen die de provincie kan overwegen zijn het eisen van voorafgaande toestemming voor het afsluiten van kortlopende geldleningen (leningen met een rentetypische looptijd < 1 jaar) of het beperken van de schuld in rekening courant. Het toezicht door de provincie vervalt, zodra het hierboven bedoelde plan naar het oordeel van de provincie voldoende ten uitvoer wordt gelegd.

Als er sprake is van een uitzonderlijke situatie kan de gemeente bij de toezichthouder ontheffing van de kasgeldlimiet aanvragen. Deze aanvragen moeten wel grondig onderbouwd zijn. De duur van ontheffingverlening bedraagt maximaal twee kwartalen.

De renterisiconorm stelt een grens aan de financiering op lange termijn. Het doel van deze norm is het renterisico uit hoofde van renteaanpassing en herfinanciering van leningen te beperken.

Door te zorgen voor een gelijkmatige opbouw van de leningenportefeuille, dat wil zeggen een zodanige opbouw van de leningenportefeuille zodat in enig jaar niet een onevenredig deel van de leningenportefeuille geherfinancierd moet worden, spreidt (lees: beperkt) de gemeente het renterisico op de vaste schuld over de jaren. Een verandering van de rente werkt dan vertraagd door op de rentelasten en -baten in enig jaar.

De renterisiconorm heeft betrekking op de financiering met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van 1 jaar of langer (lange financiering). De renterisiconorm wordt berekend door de totale begrotingslasten te vermenigvuldigen met een door het rijk in de Uitvoeringregeling financiering decentrale overheden vastgesteld percentage. In de uitvoeringsregeling is tevens een absoluut minimum voor de renterisiconorm genoemd (momenteel € 2.500.000,- maar dat kan wijzigen). Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm niet overschrijden. De rapportage naar de toezichthouder vindt achteraf plaats via de paragraaf Financiering in het jaarverslag.

De inrichting van het toezicht op de renterisiconorm is qua systematiek identiek aan die voor de kasgeldlimiet, met dien verstande dat een eventuele voorafgaande toestemming door de provincie dan geldt voor langlopende geldleningen (leningen met een rentetypische looptijd > 1 jaar).

Artikel 7

Om de risico’s zo klein mogelijk te houden worden in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden nadere eisen gesteld inzake de kredietwaardigheid van de tegenpartij (de geldnemer) en het marktrisico van de uitzetting.

De tegenpartij of geldontvanger moet voldoende kredietwaardig zijn. Onder kredietwaardigheid wordt verstaan de mate waarin een instelling of onderneming in staat is aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. De financiële ondernemingen moeten:

gevestigd zijn in een lidstaat (zie begrippenlijst) die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een A-rating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

Een uitzondering op bovenstaande regels geldt voor uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt. Dit impliceert dat dergelijke waardepapieren in beginsel als risicovrij worden gezien. In dit geval geldt de bepaling over de rating dus niet.

Onder het marktrisico van een uitzetting wordt verstaan de mate waarin de waarde van een financieel actief (uitgezet geld) gevoelig is voor bewegingen op de (financiële) markten. Het is toegestaan gelden uit te zetten in de vorm van producten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd en in de vorm van vastrentende waarden.

Uitzettingen waarbij de hoofdsom is gegarandeerd zijn onder meer daggeld, deposito’s, obligaties, onderhandse leningen en medium term notes (MTN’s).

Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn in beginsel niet toegestaan. Echter, het aankopen en dus ook aanhouden van aandelen uit hoofde van de publieke taak is wel toegestaan. Daarbij kan men denken aan aandelen BNG en aandelen van nutsbedrijven.

Ter beperking van het marktrisico gelden nog enkele aanvullende bepalingen:

het is niet toegestaan om leningen aan te gaan met als enige doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten, waarmee wordt voorkomen dat de gemeente als bank gaat optreden;

tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, en

als een nettingovereenkomst (zie begrippenlijst) is afgesloten met betrekking tot het uitzetten van overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering, geldt de voorwaarde voor de kredietwaardigheid (rating) niet.

Artikel 8

Bij het voornemen om nieuwe leningen aan te gaan zijn twee instrumenten van belang, te weten de huidige financiële positie en de liquiditeitsplanning. Met behulp van deze instrumenten wordt beoogd om middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten, gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Het opstellen van een liquiditeitsplanning is hiermee verankerd in de regelgeving.

Artikel 9

Het kasbeheer betreft het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar. Hierbij gelden de volgende doelstellingen:

het inrichten van een efficiënte betalingsorganisatie die tegen zo laag mogelijke kosten het betalingsverkeer van de gemeente Halderberge verzorgt;

het voorzien in de financieringsbehoefte op korte termijn tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;

het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode korter dan één jaar tegen aanvaardbare risico’s;

het uitzetten van tijdelijk overtollig beschikbare liquide middelen voor een periode korter dan 1 jaar rekening houdend met het verwachte liquiditeitsverloop;

het optimaliseren van het rendement van tijdelijk overtollige liquide middelen tegen aanvaardbare risico’s.

De gemeente Halderberge maakt bij het elektronisch bankieren hoofdzakelijk gebruik van de diensten van de Bank Nederlandse Gemeenten. Met de bank is een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over het kredietarrangement, het depotarrangement, betalingsverwerking en rente. Tevens is in deze overeenkomst de bepaling opgenomen dat de gemeente het betalingsverkeer in overwegende mate via de rekening bij de BNG laat verlopen.

Het kredietarrangement bestaat voornamelijk uit een begrenzing van het bedrag dat de rekening courant onder de afgesproken condities ‘rood’ mag staan, de kredietlimiet. Hoewel overschrijding van de kredietlimiet kan voorkomen, is dit niet gewenst. Op dat moment is namelijk een boeterente verschuldigd. In dergelijke gevallen kan beter gekozen worden voor een korte geldlening.

Naast de BNG maakt de gemeente Halderberge ook gebruik van de diensten van andere banken, zoals de Rabobank en de ING. De Rabobank wordt met name gebruikt voor lokale bankhandelingen zoals het storten en opnemen van contant geld. De ING rekening is met name bedoeld voor transacties via digitale dienstverlening.

Iedere betaling of incasso van de gemeente Halderberge dient door twee personen te worden geautoriseerd. Nadat de transactie is voorbereid door een eerste persoon, vindt autorisatie plaats door een tweede persoon. Op deze wijze is de functiescheiding voldoende gewaarborgd en zijn de risico’s minimaal.

Het aantrekken van kortlopende geldleningen, dat wil zeggen geldleningen voor een periode van minder dan één jaar, maakt onderdeel uit van het kasbeheer. Het komt regelmatig voor dat een korte geldlening goedkoper is dan het aanhouden van een negatief saldo in rekening courant (‘rood staan’ op de bank). Een intensief beheer van de rekening courant zorgt ervoor dat de rentekosten voor de gemeente zo laag mogelijk blijven.

Indien er behoefte is aan een kortlopende lening, wordt bij minimaal twee financiële instellingen een offerte opgevraagd. Hierbij geldt dat bij gelijke offertes de huisbankier een voorkeurspositie geniet. Het is hierbij toegestaan om gebruik te maken van de diensten van een tussenpersoon of makelaar. Deze dient te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 11 van dit Treasurystatuut.

Artikel 10

Onder financiering worden alle activiteiten verstaan die gericht zijn op:

het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar;

het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten.

De gemeentefinanciering heeft de volgende doelstellingen:

het voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;

het (gedeeltelijk) voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte door geldmiddelen te reserveren (intern te beleggen);

het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar tegen aanvaardbare risico’s;

het veiligstellen van de financierbaarheid van de organisatie in die zin dat op elke gewenst moment geldmiddelen kunnen worden aangetrokken.

Het aantrekken van langlopende geldleningen vindt plaats door een prijsopgave aan te vragen bij minimaal drie financiële instellingen, waaronder de huisbankier. Hierbij geldt dat bij gelijke offertes de huisbankier een voorkeurspositie geniet. Het is hierbij toegestaan om gebruik te maken van de diensten van een tussenpersoon of makelaar. Deze dient te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 11 van dit Treasurystatuut.

Artikel 11

Het beheer van de relaties met financiële instellingen, waaronder de bankrelaties, valt onder de verantwoordelijkheid van de treasuryfunctie. Onder het relatiebeheer wordt verstaan:

het beheer van de rekeningen bij de verschillende bancaire instellingen;

het zorgdragen van voldoende kredietfaciliteit bij de verschillende bancaire instellingen;

valuatie van (de condities van) het huisbankierschap;

het onderhouden van contacten met banken, instellingen en (geld)makelaars ten behoeve van de toegang tot en de kennis over de ontwikkelingen op de financiële markten.

De financiële instellingen moeten wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7. Tussenpersonen of makelaars dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 12

De gemeente Halderberge heeft in het verleden diverse malen een verzoek gehad om borg of garant te staan voor geldleningen van organisaties uit de gemeente Halderberge. Beide begrippen worden vaak door elkaar gebruikt. Een toelichting hierop is daarom wenselijk.

Een garantie is een vorm van zekerheidstelling waarbij de ene partij (de garant) zich jegens een andere partij (de schuldeiser) verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde (de gegarandeerde) jegens de schuldeiser heeft. Dit is overigens geen vastomlijnd juridisch begrip.

Dat geldt wel voor een andere vorm van zekerheidstelling: de borgtocht. Borgtocht is volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:850) een overeenkomst waarbij de ene partij (de borg) zich jegens een andere partij (de schuldeiser) verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde (de hoofdschuldenaar) jegens de schuldeiser heeft of zal verkrijgen.

In het kader van het verlenen van gemeentegaranties worden de gemeentegaranties bedoeld voor door derden aangetrokken gelden, die zij zonder gemeentegarantie niet zouden kunnen verkrijgen. Feitelijk wordt hiermee het juridische begrip borgstelling bedoeld. In dit document worden de begrippen borgstelling en garantstelling dan ook als synoniemen gebruikt.

Zoals in artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden is aangegeven worden garanties uitsluitend verleend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Aan het begrip ‘publieke taak’ wordt in de wet geen nadere invulling gegeven. Zonder een vastomlijnde definitie te willen geven kan in het algemeen worden gesteld dat de overheid iets tot haar publieke taak kan/mag rekenen, wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in de voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is. De gemeenteraad bepaalt echter uiteindelijk wat onder publieke taak in de gemeente Halderberge wordt verstaan.

Het verstrekken van garanties op zich is geen onderdeel van de publieke taak van de gemeente. Het kan wel zo zijn dat het verstrekken van een garantie de publieke taak dient. Anders gezegd, het doel waarvoor een garantstelling wordt verleend moet passen binnen de regelgeving en het gemeentelijke beleid uit hoofde van de publieke taak.

Het doel van een garantie is om financiële waarborgen te verstrekken aan kredietverschaffers zodat instellingen en organisaties tegen zo aantrekkelijk mogelijke condities geldleningen kunnen afsluiten bij die kredietverschaffers. Het aangaan van een lening onder gemeentegarantie is veelal bestemd voor het doen van investeringen bij het bouwen van nieuwe accommodaties of het aan- cq verbouwen van bestaande accommodaties. In enkele gevallen is een lening bedoeld voor de aanschaf van roerende goederen.

In het verleden hebben diverse organisaties de gemeente gevraagd om borg te staan voor geldleningen. Dit betrof met name instellingen en organisaties op het gebied van sport, bibliotheekwerk, scholengemeenschappen, nutsbedrijven, oudheidkunde/musea, kinderopvang, en woningbouw en –exploitatie.

De bevoegdheid tot het verstrekken van borgstellingen en garanties ligt bij het college van burgermeester en wethouders. Een borgstelling is namelijk een privaatrechtelijke handeling waartoe het college op grond van artikel 160 lid 1 Gemeentewet bevoegd is. Artikel 169 lid 4 vult dit verder aan met de bepaling dat de raad vooraf ingelicht moet worden als de beslissing ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In artikel 7 van de Financiële verordening heeft de gemeenteraad het volgende bepaald:

Het college besluit ni et over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan 100.000 euro, voor zover deze niet zijn opgenomen In de door de raad vastgestelde begroting;

  • b.

    het verstrekken van geldleningen groter dan 50.000 euro, anders dan uit hoofde van de treasury functie; en

  • c.

    het verstrekken van waarborgen en garanties, groter dan 50.000 euro,

  • d.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Een aparte positie wordt ingenomen door achtervangovereenkomsten. Hierbij draagt de gemeente bij aan de financiële zekerheid door in voorkomende gevallen renteloze leningen te verstrekken aan het borgstellingsinstituut (een waarborgfonds). Het is dus geen directe vorm van borgstelling maar een indirecte vorm. Zie voor een verdere toelichting het Waarborgfonds Eigen Woningen en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in bijlage 3.

Het aangaan of beëindigen van een overkoepelende achtervangovereenkomst is een beslissing die ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In dit geval geldt de bepaling dat het college een voorstel aan de gemeenteraad aanbiedt en dat de raad het besluit neemt. Indien gewenst kan het college nadere voorwaarden stellen bij een verzoek om een achtervangpositie in te nemen.

De gemeente Halderberge is een relatief kleine gemeente en moet bedacht zijn op het lopen van financiële risico’s. Daarom wordt zeer terughoudend omgegaan met verzoeken om gemeentegaranties of borgstellingen te verstrekken. Dat wil niet zeggen dat er geen garant- of borgstellingen worden verleend, maar wel dat een organisatie eerst moet onderzoeken welke andere mogelijkheden er zijn om toegang te krijgen tot de financiële markten.

Voor diverse sectoren bestaan waarborgfondsen waar een beroep op gedaan kan worden. Deze waarborgfondsen zijn speciaal opgericht met het doel om organisaties of instellingen financiële garanties te verlenen zodat ze hun doelstellingen kunnen realiseren. Vanzelfsprekend stellen de waarborgfondsen voorwaarden waaraan organisaties moeten voldoen om deel te kunnen nemen of om een lening geborgd te krijgen. Binnen de waarborgfondsen is veel expertise aanwezig om een aanvraag te kunnen beoordelen. Bij het beoordelen van een verzoek tot borgstelling kan dan ook gebruik worden gemaakt van de conclusies van het waarborgfonds. De belangrijkste waarborgfondsen zijn genoemd in bijlage 3.

De rol van de gemeente bij de diverse waarborgfondsen is verschillend. Bij enkele waarborgfondsen is de rol van de gemeente nihil (Waarborgfonds Kinderopvang en Waarborgfonds voor de Zorgsector), bij andere waarborgfondsen is de rol beperkt tot een passieve achtervangpositie, terwijl met name bij het Waarborgfonds Sport een actieve rol wordt gevraagd.

Het borgen van leningen brengt risico’s voor de gemeente met zich mee. Het is daarom erg belangrijk dat gebruik wordt gemaakt van de juiste expertise om te kunnen beoordelen of een verzoek tot borging van een lening acceptabel is. Bij de gemeente is die expertise slechts in beperkte mate aanwezig. De waarborgfondsen hebben deze expertise wel. Indien een borgstelling door een waarborgfonds alleen wordt verleend in samenhang met een borgstelling door de gemeente (met name bij het Waarborgfonds Sport) kan gebruik gemaakt worden van de conclusies van het waarborgfonds.

Het beleid van de gemeente Halderberge gaat ervan uit dat organisaties en instellingen zich richten tot een waarborgfonds voor het borgen van leningen. Als het waarborgfonds als eis stelt dat de gemeente mede borg staat (met name bij het Waarborgfonds Sport) of een achtervangpositie inneemt, dient dit in een apart voorstel aan het college te worden voorgelegd. Hierbij dienen vanzelfsprekend de bepalingen uit de Financiële verordening en dit Treasurystatuut in acht te worden genomen.

Zoals reeds eerder is toegelicht stelt de gemeente Halderberge zich terughoudend op ten aanzien van borgstellingen. Deze opstelling komt voort uit de volgende belangrijke overwegingen:

borgstelling op zich is geen publieke taak;

borgstellingen brengen risico’s voor de gemeente met zich mee;

er zijn andere partijen waartoe een organisatie of instelling zich kan richten; en

bij de gemeente is geen specifieke expertise aanwezig om een verzoek tot borgstelling goed te kunnen beoordelen.

Ondanks het terughoudende beleid van de gemeente kan een organisatie toch een verzoek indienen bij de gemeente voor een garant- of borgstelling. Indien dit het geval is, zijn er een aantal voorwaarden waaraan de organisatie en het verzoek moeten voldoen. Deze zijn opgenomen in bijlage 4 van dit Treasurystatuut.

Bij het beleid inzake borgstellingen zal de gemeente naast het belang voor de aanvragende organisatie steeds bedacht zijn op het eigen belang van de gemeente. Borgstellingen zijn een instrument om gemeentelijke doelstellingen te realiseren en niet bedoeld als instrument om alleen lagere financieringslasten voor instellingen en bedrijven te realiseren. De treasuryfunctie is geen gemeentelijke kredietbank!

Verzoeken voor borgstelling worden in ieder geval afgewezen:

als de borgstelling via een waarborgfonds kan lopen;

als louter sprake is van rentabiliteitsafwegingen (goedkoper lenen en risico afschuiven op gemeente);

als de aanvrager over alternatieven beschikt om in de financiering te kunnen voorzien, bijvoorbeeld het eigen vermogen;

als de omvang van de lening dusdanig hoog is dat de hieraan verbonden risico’s in alle redelijkheid voor de gemeente niet meer verantwoord zijn.

Naast de voorwaarden aan het verzoek en de geldnemer, moet ook de geldgever aan enkele voorwaarden voldoen. De geldnemer zal deze vooraf goed moeten bespreken met de geldgever. De voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 4.

Zodra een verzoek tot borgstelling bij het college wordt ingediend, zal de betreffende beleidsafdeling het verzoek in eerste instantie beoordelen. Hierbij zal met name aandacht worden besteed aan de voorwaarden zoals die hierboven gesteld zijn. Voor de financiële beoordeling en de beoordeling of het verzoek past binnen de kaders van dit treasurystatuut zal een beroep worden gedaan op de treasurer van de gemeente. Hij zal een advies opstellen ten behoeve van de beleidsafdeling.

Artikel 13

Om voor iedereen duidelijk te maken hoe invulling gegeven moet worden aan zijn/haar taken is een goede administratieve organisatie van de treasuryfunctie van groot belang. De interne controle op de uitgevoerde taken toetst of deze taken goed uitgevoerd worden en geeft daar waar nodig aanwijzingen om de uitvoering bij te sturen.

Functiescheiding is een belangrijke voorwaarde om te kunnen vertrouwen op het systeem. In dit artikel zijn dan ook enkele bepalingen opgenomen voor functiescheiding en handelingen die op bepaalde momenten door bepaalde personen moeten worden verricht.

In de administratieve organisatie zijn alle treasury-activiteiten (processen) beschreven. Administratieve organisatie en interne controle dragen zorg voor:

een rechtmatige en doelmatige uitvoering de treasuryfunctie;

een adequate uitvoering en bijsturing van de treasuryactiviteiten;

beheersing van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie;

juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie.

Artikelen 14 en 15

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders hebben verschillende verantwoordelijkheden bij het realiseren van de doelen van de treasuryfunctie. Door de aanwezigheid van een duidelijke structuur worden de interne organisatorische risico’s geminimaliseerd. Een goede structuur houdt in dat er een adequate verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is. De ambtelijke bevoegdheden zijn vastgelegd in een mandaatbesluit, De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuursorganen en bestuurders zijn via twee tabellen vastgelegd in dit Treasurystatuut.

Op grond van artikel 160 lid 1 van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het besluiten van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente. Het afsluiten van kortlopende en langlopende geldleningen alsmede het uitzetten van tijdelijke overtollige liquide middelen behoort tot de privaatrechtelijke handelingen. Uit praktische overwegingen is het wenselijk dat de wethouder Financiën door het college wordt gemachtigd om deze besluiten te nemen.

Artikel 16

Artikel 16 geeft aan op welke wijze de informatievoorziening is geregeld.

De informatievoorziening over de treasuryfunctie bestaat uit:

een jaarplan (paragraaf Financiering in de programmabegroting);

één of meerdere periodieke rapportages; en

een jaarevaluatie (paragraaf Financiering in het jaarverslag).

Het jaarplan komt tot uitdrukking in de verplichte paragraaf Financiering van de programmabegroting en de evaluatie in de eveneens verplichte paragraaf Financiering van het jaarverslag (de jaarevaluatie). In de paragraaf Financiering van de begroting geeft het college van burgemeester en wethouders het beleidskader inzake de treasuryfunctie voor het komende begrotingsjaar aan. Daarbij fungeren de geformuleerde uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten zoals opgenomen in het Treasurystatuut als uitgangspunt.

Ter ondersteuning van het jaarplan wordt voor het komende jaar een planning van de verwachte betalingen en ontvangsten opgesteld, de liquiditeitsplanning. De horizon behoeft niet langer dan één kalenderjaar te bedragen. Een langere tijdshorizon geeft een te globaal en dus ook te onnauwkeurig beeld.

Over het geformuleerde treasurybeleid moet het college van burgemeester en wethouders verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Dit gebeurt via de paragraaf Financiering van het jaarverslag. Hierbij wordt het geformuleerde beleid zoals dat is opgenomen in de programmabegroting getoetst aan het gerealiseerde beleid en wordt ingegaan op de ontwikkelingen op het gebied van onder andere rente en aangegane en verstrekte geldleningen. Daarnaast is in de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden bepaald dat de toezichthouder met het jaarverslag een opgave ontvangt van:

het begrotingstotaal bij aanvang van het betreffende dienstjaar;

de kasgeldlimiet bij aanvang van het voorgaande dienstjaar;

de gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het voorgaande dienstjaar;

de stand van de vaste schuld bij aanvang van het voorgaande dienstjaar;

de renterisiconorm bij aanvang van het voorgaande dienstjaar;

et renterisico op de vaste schuld over het voorgaande dienstjaar.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is voorgeschreven dat periodiek informatie moet worden verstrekt aan het CBS. Naast de informatie die via de begroting en de jaarstukken aan het CBS wordt verstrekt, betreft dit na afloop van ieder kwartaal de zogenaamde kwartaalrapportage. De inhoud van de rapportage is bepaald in het Besluit begroting en verantwoording.

Naast de verplichte rapportages via de paragraaf Financiering in het jaarverslag en de verplichte verstrekking van informatie aan het CBS en de provincie vindt er viermaal per jaar een rapportage plaats aan de wethouder Financiën. Deze rapportage gaat in op de stand van zaken met betrekking tot onder meer de kasgeldlimiet, de kredietlimiet bij de huisbankier, de norm voor het schatkistbankieren, de liquiditeitsplanning en de meeste recente ontwikkelingen.

Artikel 17

Dit artikel bepaalt met ingang van welke datum dit nieuwe Treasurystatuut van kracht wordt. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit nieuwe statuut, wordt het oude statuut van 10 december 2009 ingetrokken.

Artikel 18

In documenten en taalgebruik kan dit statuut worden aangehaald als Treasurystatuut gemeente Halderberge.

  • Bijlagen

  • 1.

    Begrippenlijst

Achtervangpositie Achtergestelde borgstelling (zekerheidsstelling)

Beleggingen Uitzetten van overtollige middelen voor korte of lange termijn

Begrotingstotaal De totale lasten op de begroting

Borgstelling Borgtocht is een overeenkomst waarbij de ene partij (de borg) zich jegens een andere partij (de schuldeiser) verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde (de hoofdschuldenaar) jegens de schuldeiser heeft of zal verkrijgen.

Borgtocht Zie borgstelling

Callgeld Opname of uitzetting van geldmiddelen voor zeer korte termijn (van 1 dag tot 1 week), ook wel daggeld genoemd

Decharge Ontlasting te aanzien van het verantwoorde financieel beheer

Deposito Tijdelijk uitgezette middelen voor korte termijn

Derivaten Rente – instrumenten. Financiële instrumenten, belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Zie ook “rente-instrumenten”.

EMU-saldo De referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid. Het vorderingensaldo (-tekort) van de overheid mag niet hoger zijn dan 3% van de EMU-norm. De EMU-norm is vastgelegd in artikel 104C en het daarop gebaseerde 5de protocol van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Financiële onderneming Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van een deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

Kasgeldlening Opname of uitzetting van geldmiddelen voor korte termijn van 1 week tot 12 maanden)

Kasgeldlimiet Een bedrag ter grootte van een, percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Kortlopend Termijn kleiner dan 1 jaar

Kredietrisico Het risico dat uitgezette (belegde) middelen niet worden terugontvangen

Langlopend Termijn gelijk aan of groter dan 1 jaar

Lidstaat Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte

Liquiditeitsplanning Een prognose van de inkomende en uitgaande geldstromen

Liquiditeitsbehoefte Behoefte aan geldmiddelen

Medium Term Notes Verhandelbaar schuldpapier, met gestandaardiseerde voorwaarde.

Nettingovereenkomst Een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is.

Obligatie Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening uitgegeven door de overheid of een bedrijf

Onderhandse lening Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij worden overeengekomen. Een dergelijke lening is moeilijk verhandelbaar.

Rating Kredietwaardigheidbeoordeling van debiteuren door instituten zoals Moody’s, Standard & Poors (S&P) en Fitch. Een rating is de inschatting van de kans op wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. Een overzicht van ratings is opgenomen in bijlage 2.

Rekening courant Lopende rekening bij een bank

Rente-instrumenten Afgeleide financiële instrumenten om posities af te schermen of in te dekken. Het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met as onderliggende waarde een geldlening of belegging. Niet de geldlening zelf wordt verhandeld, maar bijvoorbeeld het recht deze te kopen of verkopen tegen vooraf bepaalde voorwaarden. Ook het recht om op een toekomstig tijdstip de rente vast te stellen op een bepaalde wijze kan in een contract worden geregeld. Zie ook “Derivaten”.

Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Renterisico Het effect op de financiële resultaten van de gemeente voortvloeiende uit renteontwikkelingen.

Renterisicobeheer Spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn ter voorkoming van overmatige blootstelling aan renteontwikkelingen.

Renterisconorm Een bedrag ter grootte van een percentage van de totale vaste schuld bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkelingen

Risicomanagement Het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s (rente-, krediet-, liquiditeits-, koers- en valutarisico’s) en het beheersen, verminderen en spreiden daarvan

Risicobeheer De uitvoering van het risicomanagement

Schatkistbankieren Regeling waarbij de decentrale overheden overtollige middelen verplicht moeten aanhouden in ’s Rijks schatkist

Solvabiliteitsratio Het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum.

Treasury Alle activiteiten die zich richten op het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Treasurybeleid Uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryparagraaf Onderdeel van de programmabegroting en het jaarverslag waarin, voor de uitvoering van de treasuryfunctie, de beleidsplannen respectievelijk de realisatie van deze beleidsplannen voor het begrotingsjaar zijn opgenomen.

Treasurystatuut Hierin wordt het treasurybeleid vastgelegd.

Vaste schuld Alle aangegane geldleningen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer bij aangaan van de lening plus de ontvangen waarborgsommen.

Vastrentende waarden Effecten waarbij gedurende de looptijd een vast bedrag aan rente wordt uitgekeerd en waarbij aan het eind van de looptijd de hoofdsom wordt terugbetaald. Voorbeelden hiervan zijn obligaties en spaarbewijzen

Vlottende schuld Alle aangegane geldleningen met een looptijd korter dan één jaar, de schulden die in rekening-courant worden aangehouden en de voor een periode korter dan één jaar ontvangen waarborgsommen (vlottende schuld dient er toe om tijdelijke liquiditeitstekorten bij de financiering van de lopende uitgaven op de begroting te kunnen opvangen).

2.Overzicht ratings

Moody's

Standard & Poor’s

Fitch

Lang

Kort

Lang

Kort

Lang

Kort

Aaa

P-1

AAA

A-1+

AAA

A1+

Prime

Aa1

AA+

AA+

High grade

Aa2

AA

AA

Aa3

AA-

AA-

A1

A+

A-1

A+

A1

Upper Medium grade

A2

A

A

A3

P-2

A-

A-2

A-

A2

Baa1

BBB+

BBB+

Lower Medium grade

Baa2

P-3

BBB

A-3

BBB

A3

Baa3

BBB-

BBB-

Ba1

Not Prime

BB+

B

BB+

B

Non Investmentgrade speculative

Ba2

BB

BB

Ba3

BB-

BB-

B1

B+

B+

Highly Speculative

B2

B

B

B3

B-

B-

Caa

CCC+

C

CCC

C

Substential risks

Ca

CCC

Extemely speculative

C

CCC-

In default with little prospect for discovery

/

D

/

DDD

/

In default

/

DD

/

D

3.Waarborgfondsen

Stichting Waarborgfonds Sport

De Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) is in 1980 opgericht en heeft als doel om onder bepaalde voorwaarden borgstellingen te verlenen aan sportorganisaties voor de externe financiering van de bouw -, aanleg -, renovatie- of aankoop van sportaccommodaties. SWS verstrekt borgstellingen tot 50% van het te financieren bedrag, terwijl veel gemeenten een garantie voor die andere 50% verstrekken. In de loop der jaren is het aantal verstrekte borgstellingen snel toegenomen. In de praktijk van vandaag blijken banken zonder de borgstellingen nauwelijks in staat en bereid te zijn om financiering te verstrekken.

Het beleid van de SWS is erop gericht dat bij borging van een lening in beginsel ook een gemeentegarantie wordt verstrekt voor 50% van het te lenen bedrag.

Waarborgfonds voor de Zorgsector

Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is een onafhankelijk instituut dat zorginstellingen de mogelijkheid biedt voordelige leningen af te sluiten. Het WFZ doet dit door geldgevers de betaling van rente en aflossing te garanderen. Het WFZ kan in principe alle leningen borgen die worden aangetrokken voor investeringen in zorggerelateerde activa.

Bij dit waarborgfonds heeft de gemeente geen bemoeienis.

Stichting Waarborgfonds Kinderopvang

De Stichting Waarborgfonds Kinderopvang heeft ten doel het ondersteunen van organisaties die investeren in de opvang en ontwikkeling van kinderen door het stimuleren van goed ondernemerschap, verantwoorde investeringen en kwaliteit van huisvesting door middel van:

  • a.

    verstrekking van borgstellingen en garanties;

  • b.

    ontwikkeling en verspreiding van kennis en expertise;

  • c.

    initiatie en stimulering van innovatie;

  • d.

    onderzoek.

Ook bij dit waarborgfonds heeft de gemeente geen bemoeienis.

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Doel van het WSW is ervoor te zorgen dat woningcorporaties met de status van toegelaten instelling toegang krijgen tot de kapitaalmarkt en leningen kunnen aantrekken tegen zo laag mogelijke kosten. Om dit doel te bereiken staat het WSW borg voor de leningen die woningbouwcorporaties aantrekken. Dat doen ze echter niet zomaar. Om borgstelling van het WSW te krijgen moet de toegelaten instelling deelnemer zijn van het WSW. Het WSW accepteert alleen instellingen waarvan na een gedegen onderzoek is vast komen te staan dat zij aan de kredietwaardigheidseisen van het WSW voldoen. Dit onderzoek wordt jaarlijks herhaald. Daarnaast moet de gemeente waarin het als onderpand ingebracht bezit is gelegen een achtervangpositie hebben ingenomen. Zonder deze achtervang verleent het WSW geen borgstellingen. De achtervang is onderdeel van de zekerheidsstructuur inzake geldleningen en bestaat uit de volgende lagen:

Het eigen vermogen van de woningbouwcorporatie (dit noemt men primaire zekerheid).

Onder bepaalde voorwaarden is steun mogelijk van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.

Het vermogen van het WSW (secundaire zekerheid)

De achtervangpositie van het Rijk en de gemeenten (tertiaire zekerheid)

De achtervang bestaat uit het verstrekken van renteloze leningen aan het WSW. De verdeling hierbij is 50% Rijk en 50% gemeenten.

In 2004 heeft de gemeente Halderberge een ongelimiteerde achtervangovereenkomst afgesloten met het WSW. Sindsdien hebben drie woningbouwcorporaties van het WSW gebruik gemaakt voor het borgen van leningen voor projecten in de gemeente Halderberge. De overeenkomst is in 2013 beëindigd, waarna per verzoek van een woningcorporatie wordt beoordeeld of de gemeente een achtervangpositie zal innemen.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is op 10 november 1993 opgericht door het Ministerie van VROM en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Achtergrond hiervan was de wens van het Rijk en de gemeenten om te komen tot verzelfstandiging van het instrument gemeentegarantie met rijksdeelneming. Per 1 januari 1995 was deze verzelfstandiging een feit met de introductie van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Het WEW heeft als doel het bevorderen van het eigenwoningbezit en is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de NHG. Jaarlijks stelt zij regels op voor het verstrekken van NHG. Deze 'voorwaarden en normen' moeten worden goedgekeurd door de Minister van VROM en de VNG. De uitvoering van de NHG vindt plaats bij de geldverstrekkers. Controle op dossiers vindt plaats op het moment dat een schadedeclaratie wordt ingediend. Er is dus sprake van een systeem met repressief toezicht. Het WEW ondersteunt de geldverstrekkers bij de uitvoering van de NHG en beheert het fondsvermogen in verband met het risico van de NHG.

Het WEW is een private instelling met achtervangovereenkomsten met het Rijk en de deelnemende gemeenten. Op basis van deze overeenkomsten kan de stichting bij dreigende liquiditeitstekorten een beroep doen op achtergestelde, renteloze leningen van het Rijk (50%) en van de participerende gemeenten (50%). Omdat met het Rijk en met alle gemeenten een achtervangovereenkomst is gesloten, is Nationale Hypotheek Garantie voor de financiering van de aankoop van een woning in heel Nederland mogelijk.

Voor de herindeling van 1 januari 1997 hebben de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Hoeven, Oudenbosch en Oud en Nieuw Gastel ingestemd met een achtervangovereenkomst met het WEW. Vanaf 2011 is een nieuwe achtervangregeling in werking getreden, omdat de financiële risico’s die gemeenten liepen steeds groter en daarmee onverantwoord werden. Gevolg van deze nieuwe regeling is dat de oude achtervangovereenkomsten in 2010 zijn beëindigd.

4.Voorwaarden voor borgstellingen

Voorwaarden voor de aanvrager en het verzoek tot borgstelling:

Een verzoek tot borgstelling dient gemotiveerd ingediend te worden t.a.v. het College van burgemeester en wethouders.

Het doel waarvoor de borgstelling wordt verleend moet passen binnen de regelgeving en het gemeentelijke beleid uit hoofde van de publieke taak.

De te financieren zaken moeten in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Halderberge.

De lening moet worden bestemd voor het doel waarvoor deze is aangegaan.

Er kunnen aanvullende zekerheden worden gevraagd. Bij een onroerende zaak kan dat het recht van hypotheek of recht van opstal zijn. Bij een roerende zaak kan dat het recht van pand zijn.

Het college kan vooraf eisen stellen ten aanzien van de administratie en de controle daarop.

Zonder toestemming van het college is de geldnemer niet toegestaan nieuwe geldleningen, rekening courantovereenkomsten of borgtochten aan te gaan dan wel gelden uit te lenen.

De geldnemer verbindt zich al die maatregelen te nemen welke het college nuttig en nodig acht ter waarborging van de financiële belangen van de gemeente.

Als de omvang of het belang van de borgstelling daartoe aanleiding geeft, kunnen aanvullende voorwaarden door het college van burgemeester en wethouders worden gesteld.

Indien de gemeente als borg wordt aangesproken voor de betaling van rente en aflossing van de geborgde lening, blijft deze betaling als schuld op de geldnemer rusten, vermeerderd met de op het moment van aanspraak geldende rente.

Het college dient direct te worden geïnformeerd indien substantiële financiële tegenvallers in de exploitatie dreigen op te treden.

Het onroerend goed moet voldoende, d.w.z. tegen herbouw-/vervangingswaarde, verzekerd zijn.

Zonder voorafgaande toestemming van het college is het de geldnemer niet toegestaan onroerende zaken te vervreemden, te bezwaren dan wel te veranderen van bestemming.

Aan een te verlenen borgstelling worden voorwaarden aan de kredietverstrekker gesteld (zie verderop).

De exploitatie van de aanvrager moet de jaarlijkse lasten kunnen dragen (ofwel de aanvrager moet voldoende kredietwaardig zijn).

Het doel is niet te realiseren zonder gemeentelijke borgtocht.

De te financieren zaken moeten essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager.

Als het verzoek in behandeling wordt genomen kunnen aanvullende stukken worden opgevraagd zoals de leningvoorwaarden, het financiële jaarverslag van één of meerdere jaren, de begroting, een liquiditeitsplanning en de statuten.

Voorwaarden voor de geldgever:

De geldgever is verplicht zijn bestaande of toekomstige zekerheden eerst uit te winnen, alvorens de gemeente aan te spreken. Ten behoeve van een eventuele toekomstige regresvordering zal de gemeente in de rechten van de geldgever tegen de schuldenaar treden. De gemeente wordt van rechtswege bevrijd van alle uit de borgtocht voortvloeiende verplichtingen, wanneer de geldgever een of meer van die zekerheden geheel of gedeeltelijk prijsgeeft, tenzij en voor zover het college hiervoor vooraf schriftelijk toestemming verleent aan de geldgever;

De geldgever dient erop toe te zien, dat, indien het object waarvoor de financiering is aangetrokken wordt vervreemd, de betreffende geldlening wordt afgelost en de garantie daardoor komt te vervallen;

De geldgever dient aan de gemeente jaarlijks een opgave te verstrekken van het schuldrestant van de lening;

Bij ingebrekestelling van de schuldenaar dient de schuldeiser hiervan tegelijkertijd aan het college mededeling te doen;

De geldgever zal de faciliteiten betreffende de geldlening niet verhogen zonder dat het college vooraf schriftelijke toestemming heeft verleend.