Regeling vervallen per 21-01-2016

Verordening op de naamgeving en nummering Hardenberg 2007

Geldend van 05-07-2007 t/m 20-01-2016

Intitulé

Verordening op de naamgeving en nummering Hardenberg 2007

De raad van de gemeente Hardenberg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 mei 2007;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

onder intrekking van de ‘Verordening straatnaamgeving en huisnummering Hardenberg’, vastgesteld op 31 mei 2001, vast te stellen de volgende:

Verordening op de naamgeving en nummering Hardenberg 2007.

VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING HARDENBERG 2007

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: een benaming, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding, die door het college is toegekend aan een als zodanig aangewezen adresseerbaar object;

  • b.

    adresseerbaar object: een verblijfsobject, een ligplaats of standplaats, gelegen op het gemeentelijk grondgebied;

  • c.

    afgebakend terrein: een terrein, waarop zich geen bouwwerken bevinden en dat afzonderlijk wordt gebruikt;

  • d.

    bouw- en kunstwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    complex: een afgebakend samengesteld geheel van onroerende zaken (industriecomplex, ziekenhuiscomplex, complex van vakantiehuisjes enzovoort);

  • g.

    gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • h.

    ligplaats: een deel van het openbare water dat door burgemeester en wethouders is aangewezen voor het permanent afmeren van een woonschip of een woonark;

  • i.

    nummeraanduiding: een nummer bestaande uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of een cijfercombinatie;

  • j.

    object: een bouwwerk, gebouwen, complex, afgebakend terrein, ligplaats of standplaats;

  • k.

    openbaar gebied: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden,pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouw- en kunstwerken die daar deel van uitmaken;

  • l.

    openbare ruimte: een door het college als zodanig aangewezen gedeelte van het openbaar gebied binnen een woonplaats waaraan een naam is toegekend;

  • m.

    rechthebbende: ieder, die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot die zaak te handelen als in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.

  • n.

    standplaats: een door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte ruimte;

  • o.

    uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen van technische en administratieve aard.

  • p.

    verblijfsobject: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt voor woon-, bedrijfsmatige- of recreatieve gebruiksdoeleinden, dat ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare ruimte, een erf of een gedeelde verkeersruimte en dat onderwerp kan zijn van rechtshandelingen;

  • q.

    woonplaats: een door het college aangewezen gebied waaraan een woonplaatsnaam is toegekend;

  • r.

    werkgroep: werkgroep straatnaamgeving ter voorbereiding en advisering aan burgemeester en wethouders.

Artikel 2 naamgeving van woonplaatsen en openbare ruimten

  • 1. Het college stelt voor het totale grondgebied van de gemeente ten minste één woonplaats vast en kan een woonplaats in wijken en/of buurten verdelen en zonodig daaraan namen, letters of nummers toekennen.

  • 2. Het college kent voor het totale grondgebied van de gemeente namen toe aan te onderscheiden delen van de openbare ruimte en zonodig aan bouw- en kunstwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de vaststelling, verdeling en toekenning.

  • 4. Het college wordt met betrekking tot straatnaamgeving geadviseerd door de werkgroep. De werkgroep bestaat uit zes personen waarvan drie personen uit de ambtelijke organisatie en drie personen van (een) historische vereniging(-en) c.q. historische kring(-en). De leden van de werkgroep worden benoemd door het college. In gebieden waar een Plaatselijk Belang is betrekt de werkgroep deze bij de advisering over straatnaamgeving.

Artikel 3 toekennen van adressen aan adresseerbare objecten

  • 1. Het college kent aan elk adresseerbaar object een adres toe, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding.

  • 2. Indien aan een adresseerbaar object meer dan één adres wordt toegekend, worden de adressen onderscheiden in hoofdadres en nevenadressen.

  • 3. Onder toekennen, als bedoeld in het eerste lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de toekenning.

Artikel 4 namen en nummeraanduidingen aanbrengen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat aan openbare ruimten toegekende namen middels naamdragers (naamborden) zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse worden aangebracht.

  • 2. Aan een adresseerbaar object dat een adres heeft gekregen, moet de nummeraanduiding op een doeltreffende wijze middels een nummerdrager (nummerbord) zijn aangebracht.

  • 3. Het is een ieder, die daartoe niet bevoegd is, verboden op eigen initiatief naam- of nummerdragers, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, aan te brengen.

Artikel 5 gedoogplicht naamdragers

  • 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van openbare ruimten en/of verwijsborden aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. De rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat naamborden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6 nummerdragers aanbrengen

  • 1. Tenzij door het college anders wordt besloten, laat het college de nummeraanduiding, alsmede daarmee verband houdende verwijs- en verzamelborden, aanbrengen binnen vier weken na kennisgeving van het besluit aan de rechthebbende.

  • 2. Indien een adresseerbaar object nog niet is voltooid, wordt de nummeraanduiding binnen vier weken na de voltooiing aangebracht.

  • 3. Het college kan de in het eerste en tweede lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 7 uitvoeringsvoorschriften

Het college kan nadere uitvoeringvoorschriften vaststellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van artikel 4, derde lid, of het niet voldoen aan de bepalingen in de artikelen 5 en 6, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. De opsporing van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 10 Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en

voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de

daaraan liggende objecten, te weten de ‘Verordening straatnaamgeving en huisnummering Hardenberg’, vastgesteld op 31 mei 2001.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1. Namen, en adressen, die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na het in werking treden van deze verordening bestaan.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en adressen en de daarbij behorende nummerdragers binnen een door hem te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen, adressen en nummerdragers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 3. Bij het vervangen van een naam, adres en/of nummerdrager bedoeld in het tweede lid, zullen zowel de oude en de nieuwe naam als het oude en het nieuwe adres gedurende een jaar na het besluit op grond van het tweede mogen worden gebruikt op een nadere, bij dat besluit te bepalen wijze.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening naamgeving en nummering Hardenberg 2007".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de Raad der gemeente Hardenberg van 12 juni 2007.

De Raad voornoemd,

De voorzitter, De griffier,

Bijlage bij de ‘Verordening naamgeving en nummering Hardenberg 2007’, vastgesteld d.d. 12 juni 2007

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een nummer gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer Romeinse cijfers op te nemen. Het begrip ‘bouwwerk’ is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving. Aan bijvoorbeeld bruggen en viaducten, als onderdeel van de openbare ruimte, kan de gemeente namen toekennen. Aan bouw- en kunstwerken worden overigens geen nummeraanduidingen toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.

Artikel 2

In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet. Verwezen wordt naar artikel 158 van de Gemeentewet dat onder andere bepaalt dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen.

Over de woonplaats en woonplaatsgrens bestaat veel onduidelijkheid. De komgrens, zoals vervat in de Wegenwet, wordt vaak aangezien voor een woonplaatsgrens, maar dat is onjuist. De woonplaatsgrens valt soms samen met de komgrens, maar dat is een gelukkige coïncidentie. Het is veelal onduidelijk waar de grenzen van woonplaatsen lopen. De woonplaatsgrens ligt veelal in wat in het spraakgebruik wordt aangeduid met het buitengebied. Toch heeft elke gemeente een woonplaatsgrens vastgesteld. Destijds heeft PTT Post (hierna te noemen TNT Post) in overleg met elke gemeente een voorstel gemaakt over de woonplaatsgrenzen. TNT Post heeft namelijk haar postcoderegistratie gebaseerd op woonplaatsen. Het gemeentebestuur is vervolgens gevraagd formeel in te stemmen met dit voorstel. Begin jaren zeventig zijn alle gemeenten – soms na wat aanpassingen – schriftelijk akkoord gegaan met de voorstellen van TNT Post.

De overeengekomen woonplaatsgrens heeft gevolgen voor de gemeente. De gemeente moet bij het toekennen van namen aan delen van de openbare ruimte en het toekennen van nummers aan objecten namelijk rekening houden met deze woonplaatsgrenzen. Indien een nummerbeschikking leidt tot wijziging van de postcoderegistratie – hiervan is sprake als de nummering van een ene woonplaats doorloopt op het gebied van een andere woonplaats – worden de kosten daarvan bij de gemeente in rekening gebracht. Er zijn overigens door TNT Post en de VNG afspraken gemaakt over wijzigingen waarop de kostenverrekening al dan niet van toepassing is (zie hiervoor het convenant tussen de VNG en PTT Post BV in hoofdstuk 6, paragraaf 9 van de VNG-publicatie ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’).

Naast het vaststellen van de grenzen van een woonplaats zal ook een naam voor dat gebied moeten worden bedacht. Het toekennen van namen aan woonplaatsen wijkt niet af van het proces van naamgeving van de openbare ruimte. Het is ook wenselijk om dezelfde procedure te volgen. Het benoemen van woonplaatsen komt relatief zeer weinig voor, maar juist hier geldt dat de naam met zorg moet worden gekozen. De naam moet veelal generaties lang mee.

In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term ‘CBS-wijk- en buurtindeling’. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Tot op heden zijn er geen nadere bijhoudingsregels voor de wijk- en buurtindeling vastgesteld. Gemeenten moeten zich dan ook houden aan de CBS-wijk- en buurtindeling uit 1971. In de verordening komt daarom het benoemen van de wijken en buurten terug, hetgeen tot de bevoegdheid van het college wordt gerekend.

In het tweede lid is het benoemen van delen van het openbaar gebied geregeld. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwateren, bruggen, viaducten, dijken, meren en plassen veelal van een naam voorzien. Het benoemen van de openbare ruimte is een bevoegdheid van het college. Dit benoemt delen van de openbare ruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is, maar de meeste gemeenten streven ernaar om de totale openbare ruimte van namen te voorzien.

De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van het openbaar gebied bij het college indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).

Het derde lid bepaalt dat onder vaststellen, toekennen en verdelen, zoals vervat in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen en intrekken wordt bedoeld. Naar de huidige opvattingen impliceert vaststellen, toekennen en verdelen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften is dat echter vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen.

In het vierde lid is bepaald dat burgemeester en wethouders zich bij naamgeving en nummering laten adviseren door een door hen benoemde werkgroep.

Artikel 3

Dit artikel regelt het toekennen van adressen aan gebouwen of gedeelten van gebouwen, ligplaatsen en standplaatsen door het college. Hier is niet voor de term ‘huisnummer’ gekozen omdat bij een afgebakend terrein of ligplaatsen en standplaats niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis.

Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen. Voor een goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.) is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk nummer te voorzien. De registratie van woonadressen in de GBA noodzaakt in de meeste gevallen al tot het afzonderlijk nummeren van deze delen. Uitgangspunt daarbij is wel dat achter de voordeur door de gemeente niet wordt genummerd. Kamers in verpleeghuizen, bejaardenhuizen, verpleegstershuizen, alsmede kantoorunits, ruimten ten behoeve van inwoning en dergelijke worden in principe niet van gemeentewege genummerd.

De in het eerste lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot nummertoekenning bij het college kunnen indienen. Ook deze aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn dan ook opnieuw in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).

Het derde lid bepaalt dat onder toekennen, zoals vervat in het eerste lid, tevens wijzigen en intrekken moet worden verstaan. Naar de huidige opvattingen impliceert toekennen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Desondanks is dat bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen. Het wijzigen van de nummering wordt vaak aangeduid als ‘vernummering’. Uit jurisprudentie komt naar voren dat diverse rechters hebben uitgesproken dat het wijzigen van een (straat-)naam en/of (huis-) nummer moet worden beschouwd als een algemeen aanvaard maatschappelijk risico dat ten laste dient te komen van de betrokken bedrijven en burgers. Vanzelfsprekend moet bij wijzigingen zorgvuldig te werk worden gegaan.

Artikel 4

Dit artikel regelt dat naam- en nummerdragers (naam- en nummerborden) overeenkomstig de wens van het college zullen worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

In het tweede lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend adres ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden om toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers en objecten. Nummers die zijn toegekend moeten met het oog op de dienstverlening ook ter plaatse terug te vinden en duidelijk leesbaar zijn.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet gerechtigd is, namen en nummers toe te kennen door deze namen en nummers aan te brengen.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt de gedoogplicht met betrekking tot het aanbrengen van naamdragers (naamborden).

In verband met de dienstverlening dienen naamdragers (naamborden) door of namens het college ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamdragers (naamborden) te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen van derden of paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte borden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6

In de verordening is gekozen dat het college de nummeraanduiding laat aanbrengen, tenzij het college anders besluit. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van het adresbesluit te regelen.

Artikel 7

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen. Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische zaken, zoals de methode van nummering en maatvoering van de borden.

Artikel 8

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

Artikel 9

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10

Dit artikel regelt het vervallen van de oude regels en voorschriften. Deze regels en voorschriften dienen met name te worden genoemd. Er kan niet worden volstaan met de zinsnede ‘met de inwerkingtreding van deze verordening komen alle eerdere regels en voorschriften te vervallen’. Het artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 11

Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle namen en nummers in de gemeente qua uitvoering dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals geregeld krachtens artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven qua uitvoering gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen (lid 2).

Artikel 12

Het artikel spreekt voor zich.