Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016

Geldend van 30-12-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016

De raad van de gemeente Hardenberg;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2015, nr. 1500834;

Gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2008;

Besluit:

Vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    brommobiel : hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig of brommobiel opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.

    Als houder van een voertuig wordt mede beschouwd:

    • 1.

      degene die gebruikt maakt van een lease-auto, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van de kentekenhouder (leasemaatschappij);

    • 2.

      de werknemer die (nagenoeg) permanent ten behoeve van zijn werkzaamheden de beschikking heeft over een voertuig van zijn werkgever, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van de werkgever;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats : een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990;

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig of brommobiel te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • k.

    weggedeelten: een straat, plein, terrein of zone.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen.

  • 3. zolang geen voldoening van de in het eerste lid bedoelde belasting heeft plaatsgevonden wordt de houder van het voertuig aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, met dien verstande dat:

    • 1.

      indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

    • 2.

      indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd

  • 4. De belasting wordt niet geheven van degene die ingevolge het derde lid is aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikt gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 5. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing,belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

  • 3. Indien een parkeervergunning in de loop van het jaar wordt ingetrokken, wordt naar evenredigheid restitutie van de belasting verleend, berekend naar rato van de verschuldigde belasting voor een heel jaar, op basis van het aantal maanden tot het einde van het desbetreffende kalenderjaar. De maand waarin de dag valt waarop de parkeervergunning wordt ingetrokken, wordt meegerekend.

  • 4. Indien een parkeervergunning in de loop van een kalenderjaar wordt aangevraagd wordt het parkeergeld berekend naar rato van het verschuldigde parkeergeld voor een heel jaar, op basis van het aantal maanden tot het einde van het desbetreffende kalenderjaar. De maand waarin de dag valt waarop de parkeervergunning wordt verleend, wordt meegerekend.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

  • 1. Vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2a van deze verordening zijn:

    • a.

      als zodanig herkenbare politievoertuigen;

    • b.

      als zodanig herkenbare stadstoezichtvoertuigen;

    • c.

      als zodanig herkenbare brandweervoertuigen;

    • d.

      als zodanig herkenbare ambulances;

    • e.

      als zodanig herkenbare dierenambulances.

  • 2. De in het eerste lid genoemde categorieën gebruikers onder a, b, c, d en e zijn bovendien vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2b van deze verordening.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 60,00.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen 2015", vastgesteld op 16 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2016".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 1 december 2015.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
F.G.S. Droste, P.H. Snijders

Tarieventabel Verordening parkeerbelastingen 2016