Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

De raad van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 november 2012, raadsbesluitnummer 12.00881;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

perceel: een gebouwde onroerende zaak - of gedeelte ervan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt. Met perceel worden gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

Hoofdstuk II: Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan;

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.1. De belasting bedraagt per belastingjaar per perceel: - indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 155,50

    • -

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de

      belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,

      wordt gebruikt door twee of meer personen € 202,50

  • 1.2. De belasting bedoeld in onderdeel 1.1. wordt vermeerderd voor het op

    1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt,

    bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van één extra:

  • 1.2.1. container bestemd voor groente,- fruit- en tuinafval, per container met € 82,40

  • 1.2.2. container bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen per extra container met € 134,00

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting:

  • 2. voor het achterlaten van gescheiden fracties vuil, waaronder papier, glas,

    ijzer, puin/zand, groen- en restafval, op een daartoe van gemeentewege

    aangewezen plaats € 15,00

  • 3. Bij verlies of diefstal van een pas voor ondergrondse container kan een nieuwe pas verstrekt worden. Het tarief bedraagt € 15,00

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen meer is dan € 135,00 doch minder dan € 10.000 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Indienen verzoek tot kwijtschelding

  • 1. Het indienen van verzoek tot kwijtschelding geschiedt door het juist en volledig invullen van het formulier "verzoek kwijtschelding van gemeentelijke belastingen".

  • 2. Het verzoek moet worden ingediend uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Hoofdstuk III: Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door de gemeente verstrekte diensten, als omschreven in het tweede lid.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit:

    het op verzoek in ontvangst nemen en opslaan, dan wel het verwijderen en opslaan van kleine hoeveelheden milieuschadelijke afvalstoffen, afkomstig van bedrijven.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 10, gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Het recht bedraagt voor:

  • 1.

    het op verzoek in ontvangst nemen en opslaan alsmede hetverwijderen en opslaan van gevaarlijk afval in het geval het betreft:

    • 1.1

      afgewerkte olie, per liter € 0,22

    • 1.2

      water met olie en slibmengsel, per liter € 0,22

    • 1.3

      overig gevaarlijk afval, per kilogram € 2,10

Artikel 14 Wijze van heffing

De rechten, bedoeld in artikel 10 lid 1 van deze verordening, worden geheven door middel van een gedagtekende bon of nota waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld

Het recht is verschuldigd bij de aanvang van het verlenen van de gevraagde dienst.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht worden voldaan bij het uitreiken van de gedagtekende bon of nota.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV: Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Verlenen van kwijtschelding

Van in de artikel 5, onderdeel 2 genoemde belasting en de in artikel 11 genoemde rechten wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), verleend.

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening reinigingsheffingen 2012" van 8 december 2011, nummer 103, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2013".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Harderwijk in zijn openbare vergadering van
20 december 2012, onder nummer 12.00881.
mevrouw A.E.H. van der Kolk de heer H.R. Lanning
voorzitter raadsgriffier