Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016

Geldend van 29-12-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016

De raad van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2015, raadsbesluitnummer 15.00717;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen, buizen, kabels, draden of leidingen, heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 3 Tarieven

  • 1. De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt, tenzij anders is aangegeven.

  • 3. Bij de berekening van de belasting wordt de voor de belastingplichtige meest gunstige wijze van berekening gehanteerd.

Artikel 4 Wijze van heffing

  • 1. De naar jaartarieven en voor een zomerseizoen geheven precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Andere dan de in het eerste lid bedoelde precariobelasting wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 3. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 5 Ontstaan van belastingschuld

  • 1. De belasting geheven bij wege van aanslag is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, op dat tijdstip;

  • 2. Met uitzondering van die welke wordt geheven bij wege van aanslag is de belasting verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 6 Belastingjaar

Indien het recht wordt geheven naar jaartarieven is het heffingstijdvak een kalenderjaar. In overige gevallen is het heffingstijdvak een kwartaal met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting geheven bij wege van aanslag moet, in tegenstelling tot artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald uiterlijk zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting of andere heffingen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 10.000 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met uitzondering van die welke wordt geheven bij wege van aanslag, en in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de belasting worden betaald binnen één maand na de dagtekening van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde schriftelijke kennisgeving;

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1 en 3 van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8 Aanvang en einde belastingplicht in de loop van het belastingjaar

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de belasting genoemd in artikel 5, tweede lid, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de in de tarieventabel opgenomen jaartarieven, als na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder dan € 5,00 bedraagt.

Artikel 9 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • 1.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond door de gemeente Harderwijk of door haar diensten;

  • 2.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel;

  • 3.

    het hebben van voorwerpen ten behoeve van evenementen met een cultureel, of Harderwijk-promotioneel, dan wel aan de Harderwijker historie verwant doel, georganiseerd door een in Harderwijk gevestigde niet-natuurlijke persoon.

  • 4.

    De in de tabel onder 0.1 genoemde tarieven worden niet geheven indien huur, pacht, erfpacht of marktgeld verschuldigd is.

Artikel 10 Verlenen van kwijtschelding

Van de in artikel 1 genoemde belasting wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening precariobelasting 2015" van 18 december 2014, nummer E14.006483, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening precariobelasting 2016".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Harderwijk in zijn openbare vergadering van
3 december 2015, onder nummer B15.003554.
de heer H.J. van Schaik de heer H.R. Lanning
voorzitter raadsgriffier

Bijlage 1 Tarieventabelbehorende bij de verordening precariobelasting 2016

Tarieventabel behorende bij de verordening precariobelasting 2016