Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent drugs (Damoclesbeleid Harderwijk 2019)

Geldend van 27-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent drugs (Damoclesbeleid Harderwijk 2019)

De burgemeester van de gemeente Harderwijk;

Gelet op artikel 13b Opiumwet, de Aanwijzing Opiumwet, artikel 172 Gemeentewet, artikel 4:81 en 4:84 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene plaatselijke verordening (Apv) gemeente Harderwijk;

b e s l u i t

vast te stellen het “Damoclesbeleid Harderwijk 2019” onder gelijktijdige intrekking van het “Damoclesbeleid artikel 13b Opiumwet woningen, lokalen en erven”, zoals vastgesteld op 14 juli 2011 en nadien gewijzigd vastgesteld bij besluit van 12 februari 2014.

Damoclesbeleid Harderwijk

Ook in de gemeente Harderwijk worden we met overtredingen van de Opiumwet geconfronteerd. Concreet gaat het om de illegale handel en productie van zowel hard- als softdrugs in en vanuit woningen en lokalen. Dit heeft een negatieve en ondermijnende invloed op het openbare leven, waaronder op de leefbaarheid, het veiligheidsgevoel en de gezondheid van burgers in de gemeente. Daarbij speelt mee dat drugshandels- en productiepunten in de regel verbonden zijn aan professioneel georganiseerde drugscircuits. Het ‘Damoclesbeleid Harderwijk 2019’ (hierna: ‘het Damoclesbeleid’) is er in de kern op gericht de negatieve en ontwrichtende effecten van de drugshandel- en productie op het openbare leven zoveel mogelijk te beperken door overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Het Damoclesbeleid heeft (uitsluitend) betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b lid 1 van de Opiumwet (ook bekend als de ‘Wet Damocles’). Het beleid maakt daarmee voor alle betrokken partijen (politie, bewoners, ondernemers, particuliere verhuurders, woningcorporaties en pandeigenaren) inzichtelijk op welke wijze de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik maakt.

1. Inleiding

In artikel 13b lid 1 van de Opiumwet (hierna: ‘artikel 13b van de Opiumwet’) is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid over beleidsruimte. Dit Damoclesbeleid bevat de kaders die de burgemeester van Harderwijk in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

Het Damoclesbeleid vervangt het vorige Damoclesbeleid dat was neergelegd in het “Damoclesbeleid artikel 13b van de Opiumwet woningen, lokalen en erven” (vastgesteld op 14 juli 2011 en nadien gewijzigd vastgesteld op 12 februari 2014). Allereerst vraagt de recente uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassing van het beleid. Deze uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet is in dit Damoclesbeleid verwerkt. Daarnaast is een herziening van het beleid wenselijk gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak. Tot slot vragen ook de opgedane ervaringen in de gemeente Harderwijk bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassing van het beleid.

1.1 Doelstelling

Het algemene doel van de Opiumwet en artikel 13b in het bijzonder is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde.1 De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b strekt er concreet toe om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en – voor wat betreft voorbereidingshandelingen – de aanvang van drugshandel- en/of productie te beletten.

Aan deze algemene doelstelling van de bevoegdheidstoepassing van artikel 13b van de Opiumwet kunnen de volgende subdoelen worden ontleend die met dit Damoclesbeleid worden nagestreefd:

  • -

    te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel een definitief einde komt aan de geconstateerde overtreding van de Opiumwet;

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw gebruikt gaat worden ten behoeve van drugshandel en het drugscircuit (voorkoming van herhaling van het geconstateerde);

  • -

    te realiseren dat de geconstateerde overtreding wordt opgevolgd door een reactie van de burgemeester die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • -

    dat aan betrokken drugscriminelen en aan buurtbewoners een signaal wordt afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in de betrokken woning of het betrokken lokaal;2

  • -

    de eventuele bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • -

    de eventuele loop naar de woning of het lokaal eruit te halen;

  • -

    aantasting van het woon- en leefklimaat en het veiligheidsgevoel in de omgeving van de woning of het lokaal te herstellen;

  • -

    de verstoring of dreiging daarvan van de openbare orde, leefbaarheid en veiligheid – o.a. door gevaren van het handels- of productiepunt3 – te herstellen.

Deze subdoelen zijn niet uitputtend. Ook hoeven de subdoelen niet allemaal in iedere kwestie aan de orde te zijn. De subdoelen gelden daarom niet cumulatief maar alternatief. Uitgangspunt is dat de burgemeester van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet gebruik maakt als daarmee een of meer van deze subdoelen of een daaraan verwant doel zijn gediend.

1.2 Verhouding tot andere (beleids)terreinen en bevoegdheden

Om een goed beeld te hebben van de positionering van dit Damoclesbeleid worden hieronder andere (beleids)terreinen besproken die een rol kunnen spelen bij de constatering van overtre-dingen van de Opiumwet. Deze andere (beleids)terreinen vallen buiten de reikwijdte van dit beleid.

Coffeeshopbeleid

De burgemeester heeft voor de exploitatie van een coffeeshop in de gemeente Harderwijk, die in het bezit is van een geldige gedoogverklaring, afzonderlijk beleid opgesteld: het “Coffeeshopbeleid Harderwijk”. Dit Damoclesbeleid is niet van toepassing op de gedoogde coffeeshop in Harderwijk. Een coffeeshop die niet beschikt over een geldige gedoogverklaring valt wél onder dit Damoclesbeleid.

Strafrecht

Het bezitten, in- en uitvoeren, telen, bereiden, verwerken, verkopen, verstrekken, afleveren en vervoeren van drugs is in de Opiumwet strafbaar gesteld. Dat geldt ook voor handelingen ter voorbereiding van deze gedragingen. Degene die zich schuldig maakt aan bovengenoemde gedragingen kan daarvoor strafrechtelijk worden vervolgd door het Openbaar Ministerie en uiteindelijk door een strafrechter worden bestraft met een geldboete of gevangenisstraf. Dit staat los van de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet heeft geen strafrechtelijk, maar een bestuursrechtelijk doel. Het betreft geen punitieve sanctie (met als doel leed toe te voegen) maar een herstelsanctie. De systematiek van het bestuursrecht is een andere dan die van het strafrecht. Het doel van het bestuursrecht is het wegnemen van de illegale/ongewenste situatie en niet het opleggen van een sanctie.4

Concreet wordt met de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet – zoals gezegd – beoogd de in de woning of het lokaal geconstateerde overtreding van de Opiumwet te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. De toepassing van 13b van de Opiumwet is dan ook niet gericht op de persoon die (vermoedelijk) de overtreding heeft begaan of daarvoor verantwoordelijk is, maar op het object van de woning of het lokaal of het daarbij behorende erf. Daarom kan een besluit om toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet niet worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM. Omdat de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet een ander doel heeft, en losstaat van de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie, kan bij een overtreding van de Opiumwet tegelijkertijd bestuursrechtelijk (door de burgemeester) en strafrechtelijk (door het Openbaar Ministerie) worden opgetreden.

Privaatrecht

Een overtreding van de Opiumwet in een huurwoning of gehuurd lokaal en/of een daarbij behorend erf kan in een privaatrechtelijke (huur)relatie, zoals met een woningcorporatie, leiden tot een procedure die gericht is op de ontbinding van de huurovereenkomst. Het recht om ingeval van een dergelijke overtreding een huur- of gebruiksovereenkomst (buitengerechtelijk) te ontbinden komt toe aan de eigenaar/verhuurder van het pand waarin de overtreding heeft plaatsgevonden en staat eveneens los van de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De toepassing door de burgemeester van artikel 13b van de Opiumwet heeft een van de ontbinding van huur- of gebruiksovereenkomst te onderscheiden functie, ter voorkoming van verdere overtredingen in de betrokken woning of lokaal.5

Als het gaat om een koopwoning, is het mogelijk dat er gevolgen zijn voor de hypotheek. Dit kan leiden tot (gedwongen) verkoop van de woning. De hypotheekverstrekker kan via het Wkpb-register (verderop in het beleid staat hierover meer informatie opgenomen) zien of er in de woning een overtreding van artikel 13b Opiumwet heeft plaatsgevonden. Ook deze gevolgen staan los van de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet.

2. Uitgangspunten Damoclesbeleid Harderwijk

Om kenbaar te maken op welke wijze de burgemeester uitvoering geeft aan de wettelijke bevoegdheid die hem is toegekend, legt hij de onderstaande uitgangspunten vast. Deze uitgangspunten gelden in beginsel voor alle panden (dus zowel voor woningen, lokalen en niet bewoonde woningen en/of daarbij behorende erven). Daarnaast zijn er in hoofdstuk 3 en 4 aparte bepalingen voor woningen en lokalen/niet-bewoonde woningen opgenomen. In Bijlage 1 is het wettelijk kader opgenomen.

2.1Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. harddrugs:

alle middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

b. softdrugs:

alle middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet;

c. handel in drugs:

het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid hard- of softdrugs in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf;

d. handelshoeveelheid:

een hoeveelheid drugs die de criteria, zoals die zijn vastgelegd in de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’ overstijgt, alsmede een ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’ waarbij sprake is van een dealerindicatie;

e. lokaal:

een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, dan wel een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, magazijn of andere bedrijfsruimte. Ook kunnen bijvoorbeeld een hotelkamer, andere recreatieverblijven en een kantoor onder het begrip lokaal vallen, voor zover zij geen ‘woning’ zijn;

f. coffeeshop:

een horecabedrijf, in bezit van een exploitatievergunning van de burgemeester om alcoholvrije dranken te mogen verkopen waar verkoop (en gebruik) van softdrugs gedoogd wordt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogverklaring;

g. woning (bewoond):

een voor bewoning gebruikte ruimte. Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand - eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen - zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Of ergens gewoond wordt kan onder meer blijken uit de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP), de inrichting van de ruimte/het pand en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt.6

2.2 Verkoop, aflevering, verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn

Dit Damoclesbeleid heeft in de eerste plaats betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Handelshoeveelheid

Artikel 13b van de Opiumwet is naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State7 aanvaard dat bij de aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs8 of bij meer dan 5 gram softdrugs9 – de in de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’ gehanteerde criteria voor eigen gebruik – de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) geacht wordt bestemd te zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Een dergelijke hoeveelheid drugs wordt aangemerkt als een ‘handelshoeveelheid’. De burgemeester sluit vanwege de rechtszekerheid en hanteerbaarheid aan bij de criteria uit de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’.10 Het ligt op de weg van de betrokkene(n) om aan te tonen dat er géén sprake is van handel.

2.3Voorbereidingshandelingen

Deze beleidsregel heeft tevens betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is (oftewel er sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en/of productie van drugs). De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen, maar het moet gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor o.a. het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit zal moeten blijken uit o.a. de aard en hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en/of andere gebleken feiten en omstandigheden (zoals resultaten van tapgesprekken of observaties).

Onvoldoende om als voorbereidingshandeling te kwalificeren, is het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen. De beoordeling of sprake is van voorbereidingshandelingen vraagt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld.11 De rechthebbende op de woning of het lokaal zal in voorkomend geval de conclusies die ontleend worden uit onder andere aard en onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen moeten ontkrachten.

2.4Te treffen herstelmaatregel

Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. In deze paragraaf wordt toegelicht welke uitgangspunten de burgemeester van Harderwijk bij deze herstelmaatregel hanteert.

Bestuursdwang (geen dwangsom)

Volgens artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om handhavend op te treden door middel van bestuursdwang. De burgemeester kan in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom opleggen. Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat er bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet geen last onder dwangsom wordt opgelegd, maar een last onder bestuursdwang. Het financiële gewin in de drugshandel is dusdanig groot dat de financiële prikkel die uit moet gaan van een dwangsom niet het beoogde effect zal hebben. Hiermee zal niet worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Uitgangspunt is dus dat bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet de burgemeester een last onder bestuursdwang zal opleggen.

Sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

Een ander uitgangspunt in deze beleidsregel is dat de last onder bestuursdwang die is gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet strekt tot de sluiting van de woning of het lokaal en/of de daarbij bijbehorende erven.

2.5Procedureverloop bij sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

In deze paragraaf staan de procedurele uitgangspunten beschreven die de burgemeester van Harderwijk in acht neemt bij het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Bekendmaking

Als eerste procedurele uitgangspunt geldt dat het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang bekend wordt gemaakt aan de overtreder en aan de rechthebbenden op (het gebruik van) het pand en/of het bijbehorende erf.

Hierbij moet worden gerealiseerd dat volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak

van de Raad van State de eigenaar van een pand in principe als overtreder van artikel 13b van de Opiumwet kan worden aangemerkt, indien hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als – kort gezegd – drugspand werd gebruikt. Van de eigenaar van een pand mag namelijk worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van dat pand wordt gemaakt.12

Gelegenheid tot het geven van een zienswijze

Volgens dit Damoclesbeleid geldt als volgend procedureel uitgangspunt dat – behoudens spoedeisende gevallen (zie hierna) – de belanghebbende(n) in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, voordat het definitieve besluit tot sluiting wordt genomen.

Er zal daarom eerst een voornemen tot sluiting worden bekendgemaakt, waarin de aangeschreven belanghebbende(n) een korte termijn wordt geboden voor het indienen van een (bij voorkeur) schriftelijke zienswijze. Dit kan eventueel ook telefonisch (mondeling). Na afloop van de zienswijzeperiode neemt de burgemeester een definitief besluit.

Spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties kan de burgemeester op grond van artikel 4:11 en 5:31 van de Awb spoedeisende bestuursdwang toepassen. Het pand wordt dan onmiddellijk gesloten. De burgemeester biedt dan niet de mogelijkheid om eerst een zienswijze in te dienen. Van een spoedeisende situatie is in ieder geval sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen of voor de openbare orde, bijvoorbeeld door brandgevaar of doordat giftige stoffen of gassen (kunnen) vrijkomen of bij zich direct aandienende risico’s door of vanwege het criminele drugscircuit.

Belangenafweging

Als procedureel uitgangspunt geldt dat de burgemeester bij het nemen van zijn definitieve besluit (o.a. op basis van de zienswijze) alle relevante omstandigheden van het geval zal betrekken in zijn beoordeling. Hij zal bezien of de omstandigheden op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat handelen overeenkomstig dit Damoclesbeleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, waardoor van het beleid zou moeten worden afgeweken.13

Begunstigingstermijn/zelf voldoen aan last

In het definitieve besluit tot toepassing van bestuursdwang staat een (korte) begunstigingstermijn. Binnen die termijn wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zelf uitvoering te geven aan de gelaste sluiting van het pand (en/of bijbehorende erven). De belanghebbende krijgt de gelegenheid het pand af te sluiten en gesloten te houden en de sleutels van alle toegangen van het pand en/of het bijbehorende erf in te leveren bij de gemeente. Het feitelijk sluiten gebeurt in de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de gemeente die daartoe door de burgemeester is aangewezen. De sloten kunnen eventueel worden vervangen. Deuren, ramen en andere toegangen worden verzegeld. De sleutels blijven gedurende de sluiting in het bezit van de gemeente.

De begunstigingstermijn is er tevens voor bedoeld de belanghebbende de gelegenheid te geven om vóór de sluiting van het pand en/of het bijbehorende erf de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de sluitingsperiode, zoals het verwijderen van persoonlijke spullen of bederfelijke waren, het afsluiten van gas, water en elektra, etc.

Effectueren bestuursdwang

Als de begunstigingstermijn is verstreken en de gelaste sluiting niet of niet tijdig is uitgevoerd, dan zal de burgemeester opdracht geven tot het door feitelijk handelen geheel of gedeeltelijk sluiten van het pand en/of het bijbehorende erf. In dat geval zal het pand worden gesloten, eventueel door de vervanging van de sloten. Daarnaast worden de deuren en ramen en andere doorgangen die toegang (kunnen) verschaffen tot het pand en/of het bijbehorende erf verzegeld.

Fysiek dichtmaken

Als moet worden aangenomen dat de verzegeling niet voldoende is om de toegang tot het pand en/of het bijbehorende erf gedurende de sluitingsperiode te garanderen, behoort het fysiek dichtmaken (bijvoorbeeld door dichttimmeren) van het pand en/of het bijbehorende erf tot de mogelijkheden.

Kennisgeving/kenbaarheid sluiting

Als volgend uitgangspunt geldt dat zowel als de belanghebbende binnen de begunstigingstermijn zelf de sluiting effectueert, als wanneer dit gebeurt door de burgemeester, de sluiting kenbaar wordt gemaakt door het aanbrengen van borden/stickers aan of binnen het pand of aan de toegang tot het bijbehorende erf. Op de borden/stickers staat dat het pand en/of bijbehorende erf is gesloten op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De reden van deze openbare kennisgeving van de sluiting is dat publiekelijk bekend wordt gemaakt dat in het pand en/of het bijbehorende erf geen met de Opiumwet strijdige activiteiten meer plaatsvinden en dat actief wordt opgetreden tegen overtredingen van de Opiumwet. Hiermee beoogt de burgemeester van Harderwijk in het bijzonder te voorkomen dat in het pand en/of het bijbehorende erf of in de omgeving daarvan opnieuw met de Opiumwet strijdige activiteiten worden ontplooid.14

Betreden gesloten verklaard pand strafbaar

Het is op grond van artikel 2:41 lid 5 van de Algemene plaatselijke verordening Harderwijk (APV) verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen. Daarnaast is het verbreken van een zegel op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar.

Een op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en/of het bijbehorende erf mag alleen worden betreden als de burgemeester daarvoor toestemming heeft gegeven (artikel 2:41 lid 6 APV). In de regel zal de burgemeester van Harderwijk slechts toestemming geven bij een dringende of zwaarwichtige reden om het gesloten pand en/of het bijbehorende erf tussentijds te betreden. Daarom zal de belanghebbende eerst schriftelijk en gemotiveerd moeten verzoeken om toestemming. Uit het verzoek moet blijken voor wie, welk doel en welke duur betreding van het gesloten pand en/of het bijbehorende erf nodig is. De burgemeester kan voorwaarden verbinden aan de toestemming.

Registratie van sluitingen en waarschuwing in registers

De burgemeester is op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKBP) verplicht om binnen 4 dagen na bekendmaking van het besluit, in het beperkingenregister in ieder geval aan te tekenen dat een pand en/of bijbehorende erf is gesloten. Dit geldt niet voor een waarschuwing, terwijl dit wel wenselijk is. De waarschuwing is immers aan het pand en niet aan de overtreder gebonden. Een eventuele opvolgende eigenaar/huurder/gebruiker zou daarom kunnen worden geconfronteerd met de gevolgen van een eerder afgegeven waarschuwing. Om te voorkomen dat belanghebbenden voor verrassingen komen te staan, wordt ook de waarschuwing geregistreerd. Indien de sluiting is opgeheven wordt dit ook in het WKPB-register geregistreerd.

Kostenverhaal

Volgens artikel 5:25 van de Awb worden de kosten voor het toepassen van de bestuursdwang (hoofdelijk) op de overtreder(s) verhaald. De overtreder is op grond van artikel 5:1 lid 2 van de Awb degene die de overtreding van artikel 13b Opiumwet pleegt of medepleegt. Zoals in deze paragraaf toegelicht onder het kopje ‘Bekendmaking’ wordt de eigenaar van een pand en/of bijbehorend erf in principe als overtreder van artikel 13b van de Opiumwet aangemerkt. Dit is alleen anders indien in voldoende mate is komen vast te staan dat de eigenaar alles heeft gedaan wat van hem uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid in redelijkheid verwacht mag worden om de overtreding te voorkomen en hem daarbij geen enkel verwijt valt te maken. In dat geval komen de kosten van bestuursdwang niet of niet geheel voor zijn rekening (artikel 5:25 lid 1 Awb).

Rechtsbescherming

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet is een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat het mogelijk is om tegen het besluit bezwaar en (hoger) beroep in te stellen. Een bezwaar of (hoger) beroep heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat als er bezwaar of (hoger) beroep is ingesteld, het besluit kan worden uitgevoerd. Als belanghebbenden dit willen voorkomen, dan zullen zij daartoe een verzoek tot schorsing moeten indienen bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland. Daarvoor is vereist dat belanghebbenden een spoedeisend belang hebben en dat zij bezwaar of (hoger) beroep hebben ingesteld. Het enkel indienen van het verzoekschrift heeft ook geen schorsende werking. Pas als de voorzieningenrechter het verzoek tot schorsing honoreert zal de burgemeester moeten wachten met uitvoering van het besluit tot toepassing van bestuursdwang, voor de werkingsduur van deze schorsing.

Als de burgemeester eerst een waarschuwingsbrief stuurt, is er geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar en beroep open.15

Verzoek opheffing sluiting

De sluitingsduur, zoals in de volgende hoofdstukken van dit Damoclesbeleid bepaald, is afgestemd op de periode die noodzakelijk wordt geacht om de (sub)doelen van dit Damoclesbeleid te bereiken. Slechts indien bijzondere omstandigheden aannemelijk maken dat in een concreet geval met het voortduren van de sluiting geen redelijk belang meer is gediend, is de burgemeester bevoegd om de sluiting tussentijds op te heffen. Een belanghebbende zal eerst een gemotiveerd verzoek moeten indienen. De burgemeester zal van de bevoegdheid tot het tussentijds opheffen terughoudend gebruik maken. Alleen als aannemelijk is dat er geen enkel redelijk doel meer met de sluiting is gediend, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, ernst en duur van de overtreding van de Opiumwet en daarnaast met de uitgangspunten van dit Damoclesbeleid, kan de burgemeester besluiten om de sluiting tussentijds op te heffen.

3. Woningen en daarbij behorende erven

In dit Damoclesbeleid wordt voor het bepalen van het type maatregel en de sluitingsduur allereerst onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De reden voor dit onderscheid wordt hierna toegelicht. In de tweede plaats wordt in dit Damoclesbeleid onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs, omdat harddrugs en de productie daarvan in het algemeen gevaarlijker zijn voor de gezondheid en het milieu dan softdrugs. Daarnaast is bij de handel- en productie van harddrugs eerder sprake van ernstige criminaliteit, niet zelden met een grensoverschrijdende component. Dit laatste moet in die zin wel worden genuanceerd omdat ook de handel- en productie van softdrugs zeer crimineel is waarbij geweld, bedreiging en intimidatie niet worden geschuwd (o.a. ripdeals).

In dit hoofdstuk worden de nadere uitgangspunten van dit Damoclesbeleid bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet door de burgemeester van Harderwijk op (bewoonde) woningen weergegeven.

3.1 Bijzondere belangen bij woningen

Bij woningen spelen bijzondere belangen die niet aan de orde zijn bij lokalen. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet op een woning kan voor de bewoners namelijk mogelijk ingrijpende gevolgen hebben, die een inmenging kunnen vormen in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hieraan komt zwaar gewicht toe bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik kan maken en zo ja, op welke wijze.16 Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan en moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.17

Onderscheid bewoonde en niet-bewoonde woningen

Voor lokalen geldt dit uitgangspunt van eerst waarschuwen niet. Ook als een woning niet feitelijk voor bewoning wordt gebruikt geldt het bovenstaande niet. Daarom wordt in dit Damoclesbeleid tevens onderscheid gemaakt tussen bewoonde en niet-bewoonde woningen. De vraag of een woning daadwerkelijk als woning in gebruik is, wordt per geval beoordeeld aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden.

Geen onderscheid huur- en koopwoningen

In het beleid wordt geen onderscheid gemaakt tussen huur- en koopwoningen en ook niet tussen particuliere en sociale verhuur. Voor alle type woningen geldt daarmee in beginsel hetzelfde regime.

3.2 Softdrugs

In deze paragraaf staan de uitgangspunten die de burgemeester van Harderwijk in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij woningen en bijbehorende erven, indien een handelshoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet, ten aanzien van de handel in/productie van softdrugs.

Waarschuwing

In lijn met de hiervoor geschetste wetsgeschiedenis en rechtspraak zal, als er sprake is van een eerste overtreding van de Opiumwet in een woning, in principe eerst een waarschuwingsbrief worden verstuurd aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van het pand en/of het bijbehorende erf, tenzij er sprake is van een ernstig geval.

Sluiting

Indien er bij een woning en/of het bijbehorende erf geen sprake is van een eerste overtreding of als er sprake is van een ‘ernstig geval’ (bij een eerste overtreding), dan wordt er niet gewaarschuwd maar volgt er direct een sluiting van de woning en/of het bijbehorende erf.

Ernstig geval

Van een ernstig geval is in ieder geval sprake als één of meer van de hieronder staande indicatoren van toepassing is/zijn. Daarbij is geen sprake van een limitatieve opsomming:

  • a.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (hierbij kan gedacht worden aan de soort aangetroffen middelen, aan de hoeveelheid als zodanig en of die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat er van handel sprake is (hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen van het OM). Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden;

  • b.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instandhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • c.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet (ook bij minder dan een handelshoeveelheid harddrugs);

  • d.

    de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt;

  • e.

    het aantreffen van handelsgeld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • f.

    de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

  • g.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • h.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen); aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • i.

    er sprake is van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • j.

    er sprake is van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;

  • k.

    er is sprake van recidive door dezelfde persoon;

  • l.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan gedacht worden aan de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit).

In aanvulling op voorgaande indicatoren wordt in de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • m.

    de aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

  • n.

    de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van of handel in drugs;

  • o.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instandhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • p.

    de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, danwel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • q.

    de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • r.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden;

  • s.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

3.3 Harddrugs

In deze paragraaf staan de uitgangspunten die de burgemeester van Harderwijk in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij woningen en bijbehorende erven, indien een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet, ten aanzien van de handel in/productie van harddrugs.

Handelshoeveelheid harddrugs

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat als er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, een woning zonder voorafgaande waarschuwing mag worden gesloten, als uit het beleid volgt dat een handelshoeveelheid harddrugs gezien wordt als een ernstig geval. Als er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen in de woning en/of een daarbij behorend erf, is sprake van een ernstig geval. Op grond van dit beleid zal een woning in dat geval direct, dat wil zeggen zonder voorafgaande waarschuwing, worden gesloten.

Voorbereidingshandelingen; eerst waarschuwen, tenzij ernstig geval

Als er sprake is van voorbereidingshandelingen ten aanzien van handel in/productie van harddrugs dan zal bij een eerste overtreding van de Opiumwet, in principe eerst een waarschuwingsbrief worden verstuurd aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van het pand en/of het bijbehorende erf, tenzij er sprake is van een ernstig geval. De indicatoren die hiervoor onder het kopje ‘Ernstig geval’ staan benoemd, zijn van overeenkomstige toepassing.

Sluiting bij voorbereidingshandelingen

Indien er bij een woning en/of het bijbehorende erf geen sprake is van een eerste overtreding of als er sprake is van een ‘ernstig geval’ (bij een eerste overtreding), dan wordt er niet gewaarschuwd maar volgt er direct een sluiting van de woning en/of het bijbehorende erf.

Combinatie van middelen

Indien in een woning en/of daarbij behorend erf zowel handelshoeveelheden softdrugs als een handelshoeveelheid harddrugs worden aangetroffen, dan geldt het regime voor harddrugs.

3.4 Handhavingsmatrix bewoonde woningen

In onderstaande matrix staan de verschillende, in zwaarte oplopende, middelen die bij bewoonde woningen worden ingezet.

 

1ste constatering

2de constatering

3de constatering

4de constatering

voorbereidings-

handelingen

 

schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 6 maanden)

softdrugs

 

schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 6 maanden)

voorbereidingshandelingen/

softdrugs als sprake van een ernstig geval

 

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

harddrugs

 

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

 

3.5 Verjaring

Indien er sprake is van een waarschuwing, dan geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van twee jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding in dezelfde woning en/of het daarbij behorende erf plaatsvindt. Vindt een constatering plaats na twee jaar na de vorige constatering, dan wordt de handhavingsmatrix van voren af aan herhaald. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een volgende overtreding door dezelfde overtreder of rechthebbende op de woning en/of het bijbehorend erf wordt begaan.

Als er geen sprake is van een waarschuwing, dan geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van vijf jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding in dezelfde woning en/of het daarbij behorende erf plaatsvindt. Vindt een constatering plaats na vijf jaar na de vorige constatering, dan wordt de handhavingsmatrix van voren af aan herhaald. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een volgende overtreding door dezelfde overtreder of rechthebbende op de woning en/of het bijbehorend erf wordt begaan.18

4. Lokalen en niet bewoonde woningen met bijbehorende erven

In dit hoofdstuk staan de uitgangspunten die de burgemeester van Harderwijk in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij lokalen en niet-bewoonde woningen, indien handelshoeveelheden softdrugs of harddrugs worden aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet ten aanzien van handel in/productie van softdrugs of harddrugs.

Nota bene: Voor lokalen en niet-bewoonde woningen geldt niet het uitgangspunt uit de wetsgeschiedenis dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet een waarschuwing moet volgen. Gelet hierop zal de burgemeester in deze gevallen direct, dus zonder waarschuwing, tot sluiting overgaan. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient er wel een verband te zijn tussen de aangetroffen handelshoeveelheid drugs en het pand.19

4.1 Handhavingsmatrix lokalen en niet-bewoonde woningen

In deze matrix staan de verschillende, in zwaarte oplopende, middelen die bij lokalen en niet-bewoonde woningen worden ingezet.

 

1ste constatering

2de constatering

3de constatering

4de constatering

voorbereidings-

handelingen

 

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

softdrugs

 

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

harddrugs

 

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

 

4.2 Verjaring

Voor de toepassing van de handhavingsmatrix geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van vijf jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding in dezelfde woning en/of het daarbij behorende erf plaatsvindt.

Vindt een constatering plaats na vijf jaar na de vorige constatering, dan wordt de handhavingsmatrix van voren af aan herhaald. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een volgende overtreding door dezelfde overtreder of rechthebbende op de woning en/of het bijbehorend erf wordt begaan.

5. Slotbepalingen

5.1 Hardheidsclausule

De burgemeester beschikt bij het gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet over beleidsvrijheid. De uitgangspunten uit het Damoclesbeleid en de stappen in de handhavingsmatrix gelden te allen tijde als uitgangspunt. Als echter feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan de burgemeester gemotiveerd van deze uitgangspunten en stappen – zowel strenger als soepeler – afwijken.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Het ‘Damoclesbeleid artikel 13b Opiumwet woningen, lokalen en erven’ van 14 juli 2011 en nadien gewijzigd vastgesteld bij besluit van 12 februari 2014 wordt tegelijkertijd ingetrokken.

5.3Overgangsrecht

Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn gestart onder de geldigheid van de vorige beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen, in die zin dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Damoclesbeleid een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang is verzonden, worden voorgezet op basis van de vorige beleidsregel en de daarin opgenomen handhavingsarrangementen.

Waarschuwingen en eerdere constateringen die onder de vorige beleidsregel zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder dit Damoclesbeleid. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van dit Damoclesbeleid aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in de handhavingsmatrixen uit de hoofdstukken 4 en 5 van dit Damoclesbeleid.

5.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Damoclesbeleid Harderwijk 2019”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Harderwijk op 18 juni 2019.

H.J. van Schaik

Bijlage 1 Wettelijk kader

De kaders voor de toepassing en handhaving van het Damoclesbeleid zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. In deze bijlage worden de relevante wettelijke kaders onder elkaar gezet.

2.1 Artikel 13b lid 1 van de Opiumwet

Op grond van artikel 13b lid 1 sub a van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Daarnaast is de burgemeester sinds 1 januari 2019 op grond van artikel 13b sub b van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is. Deze bepaling heeft betrekking op zogenoemde voorbereidingshandelingen. Dat wil zeggen dat van de in deze bepaling bedoelde voorwerpen of stoffen het ernstige vermoeden moet bestaan dat deze bestemd zijn voor o.a. het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

2.2Artikel 125 van de Gemeentewet

Op grond van artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Volgens artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester indien de last dient tot handhaving van regels die hij uitvoert. Omdat de burgemeester belast is met de handhaving van artikel 13b Opiumwet, kan de burgemeester bij een overtreding op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang opleggen.

2.3Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan, daaronder begrepen de burgemeester, beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het onderhavige Damoclesbeleid berust op de hiervoor genoemde wettelijke bevoegdheden, waarvan de burgemeester belast is met de naleving daarvan, en vindt zijn grondslag in artikel 4:81 van de Awb.

2.4 Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient het bestuursorgaan, zo ook de burgemeester, te handelen overeenkomstig zijn beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit Damoclesbeleid bevat in hoofdstuk 5 een afwijkingsbevoegdheid in de vorm van een ‘hardheidsclausule’.

2.5Artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)

Een bevel van de burgemeester tot sluiting van een inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet strekt tot uitoefening van bestuursdwang in de zin van artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Hierdoor zijn de bepalingen over de last onder bestuursdwang uit afdeling 5.3.1 van de Awb van toepassing, waaronder artikel 5:28, dat de burgemeester bevoegd maakt tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

2.6 Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 5:32 lid 1 van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Op grond van het tweede lid wordt voor een last onder dwangsom niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet. De keuze van het bestuursorgaan voor het instrument van de last onder dwangsom in plaats van bestuursdwang behoeft in beginsel niet afzonderlijk te worden gemotiveerd.20 Volgens artikel 5:6 van de Awb kunnen een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom ter zake van één en dezelfde overtreding niet gelijktijdig worden opgelegd.


Noot
1

Kamerstukken II 1996/97, 25 324, nr. 3, blz. 5; ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251.

Noot
2

Vgl. ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3481.

Noot
3

Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld brandgevaar omdat de stroominstallatie is gemanipuleerd. Daarnaast kan het gaan om gevaren die in de regel verbonden zijn aan een crimineel drugscircuit, zoals bedreiging, intimidatie of geweld, waaraan ook derden kunnen worden blootgesteld. Het gaat er niet om dat dit concreet gebeurd moet zijn, maar dat het risico daarop bestaat of bestaan heeft.

Noot
4

ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4046.

Noot
5

ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3481.

Noot
6

Kamerstukken II, 1995/96, 24 699, nr. 3, blz. 5 en 6.

Noot
7

ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738.

Noot
8

Dit geldt v.w.b. harddrugs ook bij meer dan 2 pillen of bij meer dan 5 ml drugs in vloeistofvorm.

Noot
9

Dit geldt v.w.b. softdrugs ook bij meer dan 5 hennepplanten.

Noot
10

Ook als de in de Aanwijzing genoemde hoeveelheden wijzigen, sluit de burgemeester aan bij deze gewijzigde hoeveelheden.

Noot
11

Kamerstukken II, 2016–2017, 34 763, nr. 3, blz. 4.

Noot
12

ABRvS 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2770.

Noot
13

ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840.

Noot
14

ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2906.

Noot
15

Volgens de conclusie van Widdershoven, ECLI:NL:RVS:2018:249, is een waarschuwing die twee jaar lang geldt, geen besluit in de zin van de Awb.

Noot
16

ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362

Noot
17

Kamerstukken II, 2005/06, 30 515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken II, 2006/07, 30 515, nr. 6, blz. 1 en 2.

Noot
18

Er wordt bij waarschuwingen een termijn van twee jaar gehanteerd, aangezien de waarschuwing volgens de conclusie van Widdershoven van 24 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:249) anders een besluit wordt dat voor bezwaar en beroep vatbaar is. Dat is niet wenselijk.

Noot
19

ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3339. Als de jurisprudentie wijzigt, sluit de burgemeester aan bij deze gewijzigde jurisprudentie.

Noot
20

ABRvS 19 juni 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE4344; ABRvS 11 augustus 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ6637.