Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van reclamebelasting (Verordening reclamebelasting 2020)

Geldend van 17-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent de heffing en invordering van reclamebelasting (Verordening reclamebelasting 2020)

De raad van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019,

nummer h190099834;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2020

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "reclamebelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting, ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en die zijn aangebracht door tussenkomst van een exploitant, geheven van die exploitant.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting, ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een tussenpersoon zijn aangebracht, geheven van die tussenpersoon.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging waar één of meer openbare aankondigingen zijn aangebracht of geplaatst, die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden, indien meerdere gebouwen of bouwwerken of delen daarvan die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt, die gebouwen en bouwwerken aangemerkt als één vestiging;

  • 3. Het tarief van de reclamebelasting bedraagt € 115,20.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting geheven bij wege van aanslag is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, op dat tijdstip;

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat tijdvak, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 7 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het hebben van openbare aankondigingen welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publieke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen, zuiveringsschappen en veenpolders zijn aangebracht of geplaatst;

  • b.

    het hebben van openbare aankondigingen door de gemeente ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, welke aan derden zijn verhuurd;

  • c.

    het hebben van openbare aankondigingen uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel;

  • d.

    het hebben van openbare aankondigingen op als vervoermiddel bestemd en als zodanig in gebruik zijnd materieel;

  • e.

    het hebben van openbare aankondigingen ten behoeve van evenementen met een cultureel, of Harderwijk-promotioneel, dan wel aan de Harderwijker historie verwant doel, georganiseerd door een in Harderwijk gevestigde niet-natuurlijke persoon.

  • f.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw.

  • g.

    het hebben van openbare aankondigingen die betrekking hebben op de 1e-lijns gezondheidszorg.

  • h.

    op grond van het hebben van een ANBI-status (algemeen nut beogende instelling).

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting geheven bij wege van aanslag moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald uiterlijk zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen reclamebelasting of andere heffingen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 10.000 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Van de in artikel 1 genoemde belasting wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb.221), verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van reclamebelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening reclamebelasting 2019" van 20 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening reclamebelasting 2020".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente

Harderwijk in zijn openbare vergadering van

28 november 2019.

de heer H.J. van Schaik

voorzitter

de heer H.R. Lanning

raadsgriffier

Toelichting bij de Verordening reclamebelasting 2020

Inleiding

De bevoegdheid voor een gemeente om een reclamebelasting te heffen, is opgenomen in artikel 227 van de Gemeentewet. De reclamebelasting is een objectieve belasting, hetgeen inhoudt dat in beginsel alle openbare aankondigingen in de reclamebelasting moeten worden betrokken. Als gevolg daarvan is de uitvoering van de reclamebelasting arbeidsintensief, hetgeen van invloed is op de hoogte van de perceptiekosten. Om deze kosten te beperken, is het gebruikelijk om vrijstellingen in de verordening op te nemen.

De opbrengst van de reclamebelasting vloeit in de algemene middelen, zodat de gemeente de opbrengst van deze belasting naar eigen inzicht kan besteden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Belastbaar feit

Bij het formuleren van het belastbaar feit voor de reclamebelasting is aangesloten bij de in artikel 227 van de Gemeentewet opgenomen wettelijk omschrijving. In dit artikel is echter geen definitie opgenomen van het begrip “openbare aankondiging”, zodat voor een nadere invulling van definitie aansluiting dient te worden gezocht bij het spraakgebruik. Bij openbare aankondigingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken en (verkeers)borden en vlaggen, neonreclames, merken, emblemen, beeldbepalende kenmerken en kleuren. Een aankondiging is openbaar indien het publiek vanaf de openbare weg de aankondigingen visueel kan waarnemen. Het begrip “openbare weg” is eveneens niet nader gedefinieerd in de Gemeentewet maar van een openbare weg is sprake indien die weg voor iedereen toegankelijk is.

Artikel 2 Belastingplicht

Op grond van het eerste lid van dit artikel is belastingplichtig voor de reclamebelasting degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen. Ingeval meerdere personen een rechtstreeks belang hebben bij de openbare weg die zichtbaar is vanaf de openbare weg is belastingplichtig degene wiens belang het meest op de voorgrond treedt.

In het tweede lid is bepaald dat de reclamebelasting wordt geheven van de exploitant, indien die de openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg heeft aangebracht. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in het derde lid ten aanzien van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, indien deze aankondigingen door een tussenpersoon zijn aangebracht.

Artikel 3 - Maatstaf van heffing en belastingtarief

De maatstaf van heffing is een vast bedrag per vestiging waar één of meer openbare aankondigingen zijn aangebracht of geplaatst en die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Om een cumulatie van de reclamebelasting te voorkomen, is bepaald dat, indien meerdere gebouwen of bouwwerken of delen daarvan die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt, die gebouwen en bouwwerken als één vestiging worden aangemerkt.

Als tarief voor de reclamebelasting is een bedrag van € 116,80 per vestiging opgenomen.

Artikel 4 - Belastingtijdvak

In dit artikel is het belastingtijdvak beschreven.

Artikel 5 - Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belastingschuld ontstaat in beginsel aan het begin van het belastingtijdvak, zoals dat in artikel 4 van deze verordening is omschreven. Indien aan het begin van dit tijdvak geen openbare aankondigingen aanwezig zijn die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, dan is er geen belastingschuld. Deze kan echter in de loop van het in de verordening omschreven tijdvak ontstaan. In dat geval is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat tijdvak, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Het komt ook voor dat de verschuldigdheid van de reclamebelasting in de loop van het in de verordening omschreven tijdvak eindigt. In dat geval is bepaald dat de aanslag op verzoek van belastingplichtige wordt verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 6 - Wijze van heffing

In dit artikel is vastgelegd dat de reclamebelasting bij wege van aanslag wordt geheven. Tevens is in dat artikel vastgelegd dat belastingaanslagen van minder dan € 5,00 niet worden opgelegd, met dien verstande dat het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen wordt aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 7 - Vrijstellingen

In de inleiding van deze toelichting is aangegeven dat het heffen van de reclamebelasting arbeidsintensief is, hetgeen tot uitdrukking komt in de perceptiekosten, maar dat deze kosten kunnen worden beperkt door het opnemen van vrijstellingen in de verordening reclamebelasting. Daarnaast kan door middel van het opnemen van een vrijstelling worden voorkomen dat geld wordt “rondgepompt” tussen organisaties die een of meerdere publiekrechtelijke taken uitoefenen. Ook kan door middel van een vrijstelling worden voorkomen dat de gemeente een aanslag aan zichzelf oplegt, hetgeen ook een vorm van “rondpompen” van geld is. Daarnaast kan een vrijstelling worden opgenomen ten aanzien van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en die een liefdadig, cultureel, historisch doel hebben. Van de mogelijkheid om vrijstellingen in de verordening reclamebelasting op te nemen, is in dit artikel gebruik gemaakt. Onder 1e-lijns gezondheidszorg valt de zorg die verleend wordt door huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten en apothekers.

Artikel 8 - Termijnen van betaling

In dit artikel is bepaald dat voor de betaling van de reclamebelasting niet de termijnen gelden van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, maar dat deze belasting dient te worden betaald uiterlijk zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet. Tevens is bepaald dat er betaling via automatische incasso mogelijk is, mits aan de daaraan verbonden voorwaarden wordt voldaan. Ten aanzien van de geldende betalingstermijn(en) geldt dat daarop niet de Algemene termijnenwet van toepassing is.

Artikel 9 - Kwijtschelding

Ten aanzien van de reclamebelasting is besloten daarvoor geen kwijtschelding mogelijk te maken.

Artikel 10 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

In dit artikel is vastgelegd dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van reclamebelasting.

Artikel 11 - Inwerkingtreding en citeertitel

In dit afsluitende artikel is opgenomen dat de reeds bestaande verordening reclamebelasting wordt ingetrokken en dat deze verordening reclamebelasting in werking treedt met ingang van de achtste dag na de bekendmaking van de verordening. Tot slot is aangegeven op welke wijze deze Verordening reclamebelasting 2020 dient te worden geciteerd.