Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning

Geldend van 25-02-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning

1. Inleiding

Het overgrote deel van de vergunde activiteiten wordt vrij snel gerealiseerd. Een deel van de vergunde activiteiten wordt echter niet binnen een bepaalde termijn gerealiseerd of komt helemaal niet meer tot stand. Het is om diverse redenen, zowel beleidsmatig als praktisch, niet gewenst om omgevingsvergunningen in stand telaten zonder dat daaraan binnen een bepaalde termijn uitvoering wordt gegeven. Redenen om een omgevingsvergunningen in te trekken zijn onder meer:

  • •.

    de omgevingsvergunning is door gewijzigde inzichten en nieuwe wet- en regelgeving achterhaald;

  • •.

    de omgevingsvergunning doorkruist/belemmert nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten of ontwikkelingen voor een bepaald

    gebied;

  • •.

    de omgevingsvergunning leidt tot onzekere situaties voor met name omwonenden. Vragen die terecht gesteld kunnen worden door omwonenden zijn dan: wordt de activiteit nu wel of niet uitgevoerd en wanneer?

  • •.

    vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijke archief zoveel als mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten (denk in deze situatie aan onderzoeken bij calamiteiten).

  • •.

    waarborgen dat de meest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd. Het heeft de voorkeur eerder opgenomen voorlopige gegevens uit de BAG te verwijderen op het moment dat duidelijk wordt dat een verleende omgevingsvergunning niet wordt geëffectueerd. De actualiteit wordt gewaarborgd door het vaststellen van en actief uitvoering geven aan het intrekkingsbeleid.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op basis van de Wabo de mogelijkheid om omgevingsvergunningen in te trekken. Met het oog op de hiervoor genoemde situaties is het wenselijk om omgevingsvergunningen na verloop van een bepaalde periode in te trekken.

Het vorige beleid dateert van 25 maart 2003 en voorzag in het intrekken van de bouwvergunning. Door de komst van de Wabo is het gewenst het beleid aan te passen en Wabobreed te verbreden.

2. Wettelijke bevoegdheid

Artikel 2.33, lid 2, onder a, van de Wabo geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid een verleende omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als er gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a (bouwen) onderscheidenlijk b (aanleggen) of g (slopen bestemmingsplan), gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

3. Criteria

Bij de beoordeling omtrent het besluit tot het intrekken van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.33 lid 2,onder a, van de Wabo zal het hiernavolgende afwegingskader worden toegepast.

3.1 Criteria

Bij de beoordeling omtrent het besluit tot het intrekken van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.33 lid 2, onder a, van de Wabo zal het hiernavolgende afwegingskader worden toegepast.

3.1 Intrekken bij uitblijven aanvraag vergunde activiteit(en)

  • a.

    Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning (activiteit bouwen, aanleggen of slopen bestemmingsplan), worden ingetrokken indien na 2 jaar hiervan geen gebruik is gemaakt.

  • b.

    Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien niet binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning (overige activiteiten), worden ingetrokken indien na 3 jaar hiervan geen gebruik is gemaakt.

  • c.

    Uitzondering op het in lid 3.1 onder a bepaalde wordt gemaakt indien voor het gebied waarin de vergunde activiteit(en) is/zijn gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en de vergunde activiteit het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerp bestemmingsplan welke ter inzage is gelegd en gepubliceerd. In dit geval kan direct na het ongebruikt verstrijken van 26 weken de vergunning worden ingetrokken

3.2 Intrekken bij stilleggen uitvoeren vergunde activiteit(en)

  • a.

    Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien gedurende een periode van 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning (activiteit bouwen, aanleggen of slopen bestemmingsplan), worden na het verstrijken van deze termijn direct ingetrokken, doch niet eerder dan na het verstrijken van een termijn van 52 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning.

  • b.

    Vergunningen die op grond van artikel 2.33, lid 2 kunnen worden ingetrokken indien gedurende een periode van 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning (overige activiteiten), worden na het verstrijken van deze termijn direct ingetrokken.

  • c.

    Uitzondering op het inlid3.2 onder a bepaalde wordt gemaakt indien voor het gebied waarin de vergunde activiteit(en) is/zijn gelegen een bestemmingsplan in voorbereiding is en de vergunde activiteit het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerp bestemmingsplan welke ter inzage is gelegd en gepubliceerd. In dit geval kan direct na het ongebruikt verstrijken van 26 weken de vergunning worden ingetrokken.

3.3 Gunnen ruimere termijn (her)start activiteit(en)

Met uitzondering van de gevallen als genoemd in de artikelen 3.1, lid c en 3.2, lid c, kan in de volgende gevallen een ruimere termijn worden geboden voorde (her)start van de uitvoering van de vergunde activiteit(en).

  • a.

    De vergunninghouder kan met concrete documenten (getekende aannemingsovereenkomst, facturen van bestelde (bouw)materialenof hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het (her)starten van de vergunde activiteit(en) aantonen.

  • b.

    De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Hierbij kan worden gedacht aan een sterfgeval of een geval van ernstige ziekte van directe familieleden, welke aantoonbaar tot het uitstel van de activiteit(en) hebben geleid.

  • c.

    Deze gevallen dienen duidelijk naar voren te worden gebracht in de in artikel 4 omschreven procedure tot het kenbaar maken van het voornemen tot intrekken van de vergunning.

3.4 Onlosmakelijke / meerdere activiteiten

Als sprake is van een verleende omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden waarvoor voor één of meerdere activiteiten geldt dat niet binnen de gestelde termijn met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen, dan geldt de intrekkingprocedure voor die onlosmakelijk met elkaar verbonden activiteiten.

4. Werkwijze en procedure

4.1 Algemeen

Het is niet mogelijk een omgevingsvergunning van rechtswege te laten vervallen. Aangezien de bevoegdheid tot het intrekken van omgevingsvergunning een discretionaire betreft, zal bij het intrekken van omgevingsvergunningen altijd sprake moeten zijn van een belangenafweging. De werkwijze en procedures omtrent het intrekken van omgevingsvergunningen spitsen zich toe op de gevallen waarin (niet) tijdig is begonnen met de uitvoering of dat wel is begonnen maar er sprake is van een vertraging gedurende een bepaalde periode (artikel 2.33, lid 2, onder a, van de Wabo).

Overeenkomstig artikel 3.15 van de Wabo wordt voor de intrekking van de omgevingsvergunning dezelfde procedure gevolgd als de voorbereidingsprocedure waarmee de vergunning tot stand gekomen is.

4.2 Reguliere voorbereidingsprocedure

Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure:

  • a.

    krijgen belanghebbenden voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen een termijn van vier weken een zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:8 van deAlgemene wet bestuursrecht).

  • b.

    de gemeente neemt binnen 8 weken na de ontvangst van de zienswijze een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning volgens deze beleidsregels.

  • c.

    het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derdebelanghebbenden en wordt gepubliceerd in een huis- aan-huisblad

4.3 Uitgebreide voorbereidingsprocedure

Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure:

  • a.

    wordt voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit zes weken ter inzage gelegd. Hiervoor wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in een huis-aan-huisblad. Indien ook sprake is van een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken bestemmingsplan’ op basis van artikel 2.12 lid 1 onder sub 3, vindt publicatie van het ontwerp besluit tot intrekking eveneens plaats in de Staatscourant (artikel 6.14 BOR).

  • b.

    belanghebbenden kunnen zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • c.

    indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4 weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Indien er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging van het ontwerp (artikel 3:18 Awb).

  • d.

    het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventueel derdebelanghebbenden en wordt gepubliceerd in een huis-aan-huisblad. Indien ook sprake is van een omgevingsvergunning vor de activiteit ‘afwijken bestemmingsplan’ op basis van artikel 2.12 lid 1 onder sub 3, vindt publicatie van het ontwerp besluit tot intrekking eveneens plaats in de Staatscourant (artikel 6.14 BOR).

5. Toelichting

In artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voor het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid vastgelegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken

Het is wenselijk om bovenstaande bevoegdheid concreet uit te werken in een beleidsregel en een actief intrekkingsbeleid te hanteren.  In deze beleidsregels zijn richtlijnen opgenomen over de procedure die wordt doorlopen en moet leiden tot het intrekken van omgevingsvergunningen. Hieronder worden ook bouwvergunningen verstaan die verleend zijn onder de Woningweten onherroepelijk zijn. Hiermee voorkomen we dat aan ‘verouderde’ plannen, die mogelijk niet meer voldoen aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving, uitvoering wordt gegeven.

De beleidsregels dragen ook bij aan rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor betrokken partijen en belanghebbenden, omdat iedereen weet wanneer een niet uitgevoerde omgevingsvergunning door het college wordt ingetrokken. Tevens kunnen ze bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening, met name bij veranderde planologische inzichten.

Ten slotte is dit beleid wenselijk vanuit het oogpunt van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). In de BAG worden gegevens en brondocumenten vastgelegd van onder meer panden en verblijfsobjecten. Het verlenen van een omgevingsvergunning kan leiden tot het ontstaan van een nieuw pand of verblijfsobject of uitbreiding daarvan. Vanaf het moment dat de omgevingsvergunning is verleend, worden de (voorlopige) gegevens van een nieuw of gewijzigd pand en/of verblijfsobject vastgelegd in de (BAG). Het betreft gegevens als de nummeraanduiding (huisnummer), het bouwjaar, het gebruiksdoel, de gebruiksoppervlakte en de geometrie. In de BAG wordt ook de levensloop van het pand en/of het verblijfsobject vastgelegd. Deze levensloop start bij het afgeven van de omgevingsvergunning. Om te waarborgen dat de meest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd heeft het de voorkeur eerder opgenomen voorlopige gegevens uit de BAG te verwijderen op het moment dat duidelijk wordt dat een verleende omgevingsvergunning niet wordt geëffectueerd. De actualiteit wordt gewaarborgd door het vaststellen van en actief uitvoering geven aan het intrekkingsbeleid

6. Restitutie leges

Conform legesverordening.

7. Uitsluiting overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgenomen intrekkingsgronden niet uit.

8. Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Deze clausule geeft de bevoegdheid aan het college om af te wijken van de beleidsregels. Deze bevoegdheid is bij wet vastgelegd inartikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.

9. Procedure

9.1 Inspraak

Publicatie van het ontwerp beleid heeft plaatsgevonden op de gemeentepagina van 23 december 2015. Het ontwerp beleid heeft met ingang van 24 december 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

9.2 Inwerkingtreding beleidsregel

Het in deze notitie beschrevenbeleid treedt in werkingmet ingang van de dag na openbare bekendmaking in “Het Kontakt”.