Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente harderwijk 2009

Geldend van 27-02-2009 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente harderwijk 2009

De gemeente stelt het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente harderwijk 2009 vast.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

1.2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Van een ernstig vermoeden is in ieder geval sprake bij problematische schulden, criminele antecedenten, eerdere terugbetaling van een persoonsgebonden budget of analfabetisme;

  • b.

    al eerder op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk een persoonsgebonden budget is verstrekt en deze op grond van artikel 35 en 36 van de Verordening is ingetrokken en/of teruggevorderd, tenzij tijdens onderzoek duidelijk is geworden dat de aanvrager deze problemen met het omgaan met een persoonsgebonden budget niet meer zal hebben.

1.3.

  • a.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen in natura, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen wordt toereikend geacht voor een periode van vijf jaar en is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een voorziening in natura.

  • b.

    In afwijking van het gestelde onder a vindt verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen in natura, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen niet plaats indien uit onderzoek duidelijk is geworden dat er sprake is van een progressief ziektebeeld of de aanvrager een kind in de groei betreft.

1.4.

In afwijking van het gestelde onder 1.3 wordt een sportrolstoel uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.639,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.

2.1.

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.703,-,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.2.

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.812,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.3.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 26.535,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.4.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.431,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 3. Algemene voorzieningen.

Voor algemene voorzieningen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 4. Roerende woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen.

Voor een roerende woonvoorziening, een vervoersvoorziening en een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 5. Cumulatie van eigen bijdragen en eigen aandeel

.

Voor de maximale in het kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend wordt verwezen naar artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur.

Artikel 6. Maximaal negenendertig perioden van vier weken.

Indien een voorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

Artikel 7. Besparingsbijdrage.

Bij verstrekking van voorzieningen is geen besparingsbijdrage verschuldigd.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Omvang van de hulp bij het huishouden.

8.1

De omvang van hulp bij het huishouden wordt ingevolge artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk uitgedrukt in uren per week. De vergoeding is voorts afhankelijk van de geïndiceerde categorie:

Categorie 1 Huishoudelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld stof afnemen, afwassen, opruimen, ramen zemen, sanitair schoonmaken, was of kleding opbergen, bed opmaken, verzorgen van de (brood)maaltijd, verzorgen van planten en huisdieren.

Categorie 2 Categorie 1 aangevuld met activiteiten behorende bij de organisatie van het huishouden, bijvoorbeeld helpen bij het bereiden van de maaltijd, opvoedingsactiviteiten, administratieve werkzaamheden en het plannen en beheren van middelen met betrekking tot het huishouden.

Categorie 3 Categorie 1 aangevuld met activiteiten behorende bij een situatie van een ontregelde huishouding, bijvoorbeeld instrueren over het omgaan met hulpmiddelen, textielverzorging, omgaan met het budget of begeleiding bij opvoeding. Mogelijkerwijs worden in deze categorie tevens activiteiten uit categorie 2 uitgevoerd.

8.2 Voor het werkelijk aantal uren per week en per categorie per jaar (2008) bedraagt de vergoeding, te voldoen aan de instelling die de hulp in natura levert:

Categorie 1: Geïndiceerde uren per week maal €15,18

Categorie 2: Geïndiceerde uren per week maal €24,08

Categorie 3: Geïndiceerde uren per week maal €25,13.

8.3

De uurlonen als bedoeld onder 8.2 worden bij verlenging van de contracten met de instellingen, die de hulp in natura leveren, geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 9. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

9.1

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat is gebaseerd op het werkelijk aantal uren per week en per categorie per jaar (2008) bedraagt:

Categorie 1: Geïndiceerde uren per week maal 75% van het uurloon ten bedrage van €15,18;

Categorie 2: Geïndiceerde uren per week maal 75% van het uurloon ten bedrage van €24,08;

Categorie 3: Geïndiceerde uren per week maal 75% van het uurloon ten bedrage van €25,13.

De uurlonen worden geïndexeerd op de wijze en het moment als bedoeld onder 8.3.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 10. Vaststelling bedragen woonvoorzieningen.

10.1.

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

10.2.

Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk genoemde afschrijvingsschema voor restitutie bij meerwaarde luidt als volgt:

Voor het eerste jaar: 90% van de meerwaarde

Voor het tweede jaar: 80% van de meerwaarde

Voor het derde jaar: 70% van de meerwaarde

Voor het vierde jaar: 60% van de meerwaarde

Voor het vijfde jaar: 50% van de meerwaarde

Voor het zesde jaar en hierna: 40% van de meerwaarde.

10.3.

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk bedraagt € 2.358,--. Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

10.4.

Indien de voorziening als genoemd in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van COPD-/Astmapatiënten, geldt dat een bedrag wordt verstrekt voor de aanschaf van:

  • a.

    zeil of linoleum van maximaal € 55,50 per meter (uitgaande van een gemiddelde breedte van de rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten;

  • b.

    gordijnen van maximaal € 15,40 per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.

Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

10.5.

Indien de voorziening als genoemd in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk wordt aangewend in het kader van een sanering ten behoeve van rolstoelgebruikers, geldt dat een bedrag wordt verstrekt voor de aanschaf van vloerbedekking van maximaal € 33,90 per vierkante meter. Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

10.6.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 5.240,--. Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

10.7

Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening in natura wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor vergelijkbare woonvoorzieningen. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget is bedoeld om te voorzien in aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een woonvoorziening in natura voor een periode van vijf jaar.

10.8.

  • a.

    Indien de voorziening als genoemd in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk wordt aangewend voor tijdelijke huisvesting, geldt dat een bedrag per maand wordt verstrekt tot het bedrag van de werkelijke kosten met een maximum van € 497,-- voor zelfstandige woonruimte en € 248,5- voor niet zelfstandige woonruimte. Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • b.

    Indien de voorziening als genoemd in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk is bedoeld om woningeigenaren te stimuleren aangepaste woningen toe te wijzen aan mensen die in aanmerking komen voor een aangepaste woning, geldt dat voor huurderving een bedrag per maand wordt verstrekt tot het bedrag van de kale huur, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. Voor deze voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 11. Vaststelling bedragen vervoersvoorzieningen.

Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor vergelijkbare vervoersvoorzieningen. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget is bedoeld om te voorzien in aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een vervoersvoorziening voor een periode van vijf jaar.

Artikel 12.

De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk, bedraagt 1,5 maal het inkomen als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het besluit maatschappelijke ondersteuning voor:

  • a.

    gehuwden beiden jonger dan 65 jaar €23.109,48

  • b.

    gehuwden, waarvan één 65 jaar of ouder €24.371,10

  • c.

    gehuwden beiden 65 jaar of ouder €24.371,10

  • d.

    alleenstaande ouder jonger dan 65 jaar €20.798,46

  • e.

    alleenstaande ouder 65 jaar of ouder €22.326,84

  • f.

    alleenstaande jonger dan 65 jaar €16.176,60

  • g.

    alleenstaande 65 jaar of ouder €17.737,56

  • h.

    gehuwden in inrichting €9.443,88

  • i.

    alleenstaande in inrichting €5.919,84

  • j.

    alleenstaande ouder in inrichting €5.919,84.

Artikel 13.

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt € 754,--.

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.261,--.

Voor deze voorzieningen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 14. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening.

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening, niet zijnde een sportrolstoel, wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor vergelijkbare rolstoelen. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget is bedoeld om te voorzien in aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een rolstoelvoorziening voor een periode van vijf jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 15. Verplicht advies.

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder b van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk advies gevraagd moet worden bedraagt € 6.261,--.

Artikel 16. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 17. Evaluatie en indexering.

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk wordt jaarlijks geëvalueerd en geïndexeerd. Indien deze evaluatie/indexatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit aangepast.

Artikel 18. Inwerkingtreding

.

Dit Besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 .

Artikel 19. Citeerartikel.

Dit Besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2009”.

Nota-toelichting 1 Toelichting op het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk

Inleiding

Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk. In dit Besluit zijn alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, bij elkaar gebracht. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het Besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Het eerste hoofdstuk dat in het Besluit aan de orde komt bevat regels rond verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget.

De eigen bijdrageregeling is ingevuld in hoofdstuk 2 en past binnen het kader van de mogelijkheden die de Algemene Maatregel van Bestuur: Besluit maatschappelijke ondersteuning biedt.

Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat het Besluit spoort met de Verordening.

In hoofdstuk 7 wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

De slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Algemeen.

De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor alle andere voorzieningen gelden nadere regels rond verstrekking en verantwoording.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.1.

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

1.2.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene hulp bij het huishouden een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd en/of duur.

Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat (onder andere ernstige schuldenproblematiek, medische of psychisch sociale problemen, eerdere terugvordering van een persoonsgebonden budget).

1.3.

Verstrekking als persoonsgebonden budget bij voorzieningen in natura is gebonden aan een bepaalde periode. Deze periode is bepaald op een gebruikelijke afschrijvingstermijn van vijf jaar. Dit geldt niet wanneer sprake is van een progressief ziektebeeld of de aanvrager een kind in de groei betreft.

1.4.

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer.

Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van drie jaar. Deze periode is gebaseerd op intensief gebruik. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB): Besluit maatschappelijke ondersteuning handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd

worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

In artikel 4.2 van de AmvB zijn bepalingen over het begrip inkomen opgenomen. Voor de bepalingen omtrent ongehuwde en gehuwde personen wordt verwezen naar artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3. Algemene voorzieningen.

Zoals onder in hoofdstuk 1 onder Algemeen van deze toelichting al genoemd is voor algemene voorzieningen geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 4. Roerende woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen.

Artikel 4.1., lid 4 van de AMvB bepaalt dat voor een rolstoel geen eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 5. Cumulatie van eigen bijdragen en eigen aandeel.

Artikel 4.1. van de AMvB geeft het kader aan voor de per kalenderjaar maximaal verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft.

Artikel 6. Negenendertig perioden van vier weken.

Artikel 4.1., lid 3 van de AMvB bepaalt dat bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

Artikel 7. Besparingsbijdrage.

Dit artikel biedt de mogelijkheid het algemeen gebruikelijke deel van een voorziening niet te vergoeden maar door de aanvrager zelf te laten betalen, zoals het algemeen gebruikelijke bedrag van een fiets bij verstrekking van een driewielfiets of een scootermobiel. Een besparingsbijdrage is niet verschuldigd, omdat deze geacht wordt al voldoende verdisconteerd te zijn in de eigen bijdrageregeling.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Omvang van de hulp bij het huishouden.

In dit artikel wordt nogmaals de omvang van de hulp bij het huishouden, uitgedrukt in categorieën, weergegeven. Ook zijn de uurtarieven, te vergoeden aan de instellingen die hulp bij het huishouden in natura leveren, vermeld alsmede de wijze waarop de prijsindexering plaatsvindt. Tevens is de mogelijkheid tot additionele uren boven 15,9 uur opgenomen

Artikel 9. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

De bedragen zijn gebaseerd op het bij het midden van de klasse behorende aantal uren, vermenigvuldigd met het uurbedrag per categorie huishoudelijke hulp dat 75% is van het uurbedrag zorg in natura. Het principe van de korting met 75% is overgenomen uit de AWBZ en gebaseerd op het ontbreken van overhead in gevallen dat men zelf iemand inhuurt.

Tevens is de mogelijkheid tot additionele uren boven 15,9 uur opgenomen.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 10 Vaststelling bedragen woonvoorzieningen.

In artikel 10, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.

Artikel 10, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

Artikel 10, lid 3, 4, 5 en 6 leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om respectievelijk een verhuiskostenvergoeding, een tegemoetkoming in het kader van een sanering ten behoeve van COPD-/Astmapatiënten of rolstoelgebruikers of bij het bezoekbaar maken.

Artikel 10, lid 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening in natura wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt genomen over het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering van soortgelijke verstrekkingen.

Artikel 10, lid 8 legt vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om tijdelijke huisvesting en huurderving.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 11. Vaststelling bedragen vervoersvoorzieningen.

Artikel 11 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt genomen over het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering van soortgelijke verstrekkingen.

Artikel 12.

Artikel 12 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt echter niet meer over het norminkomen, maar over inkomen.

Artikel 13.

Artikel 13 tenslotte legt een aantal bedragen vast voor o.a. de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en zal in het Verstrekkingenboek verder worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 14 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening.

Artikel 14 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt genomen over het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering van soortgelijke verstrekkingen.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 15. Verplicht advies.

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk bepaalt in artikel 32 lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In artikel 15 staat dit bedrag vermeld.

Artikel 12. Samenhangende afstemming.

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk bepaalt in artikel 33 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 17. Evaluatie en indexering.

Artikel 17 bepaalt dat dit Besluit wordt aangepast, indien jaarlijkse evaluatie/indexatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 en 19. Inwerkingtreding en citeerartikel.

Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.