Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;

gelezen het voorstel van het college d.d. 14 november 2017;

overwegende dat per 1 januari 2018 de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatwerkvoorzieningen Wmo is gemandateerd aan de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden;

besluit:

vast te stellen de volgende

Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.1 van de wet verstaan onder:

  • a.

    algemene voorziening: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt (aangevraagd en) verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

  • c.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; voorheen bekend als eigen bijdrage;

  • d.

    cliënt: onder cliënt wordt verstaan degene die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet en onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk optreedt;

  • e.

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • f.

    de gemeente: gemeente Hardinxveld-Giessendam;

  • g.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders/verzorgers, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • h.

    mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

  • i.

    participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

  • j.

    uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (bepaling inzake bijdragen Wmo);

  • k.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • l.

    zelfredzaamheid: zelfredzaamheid is de eigen vaardigheid en kennis om taken ten aanzien van zelfverzorging, zelfsturing en het onderhouden van sociale contacten te verrichten.

Artikel 1.2 Doelgroep en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op de algemene voorzieningen in de zin van de wet, met uitzondering van de algemene voorzieningen ten aanzien van opvang en beschermd wonen.

  • 2.

    Deze verordening richt zich op personen:

    • a.

      die ingezetene zijn van gemeente Hardinxveld-Giessendam en;

    • b.

      die ondersteuning nodig hebben bij hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie, of;

    • c.

      die, al dan niet woonachtig in gemeente Hardinxveld-Giessendam, als mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene van de gemeente Hardinxveld-Giessendam bieden.

  • 3.

    Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domein overstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet draagt het college zorg voor een goede afstemming van de ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemeen

  • 1.

    Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van gemeente Hardinxveld-Giessendam of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2.

    Het college bevordert en treft eventueel de algemene voorzieningen die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en de participatie van ingezetenen en aan de inzet van mantelzorg en vrijwilligerswerk daarvoor.

  • 3.

    Algemene voorzieningen sluiten zoveel mogelijk aan op eigen initiatieven van burgers.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de vorm van algemene voorzieningen, de algemene en specifieke doelgroep, gebruiksvoorwaarden en het nakomen van de gebruiksvoorwaarden.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

Het college zorgt er zorg voor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Artikel 2.3 Ambulante ondersteuning

Het college draagt zorg voor niet- geïndiceerde ambulante ondersteuning. Deze ondersteuning omvat waar nodig:

  • a.

    informatie, advies;

  • b.

    vraagverheldering;

  • c.

    kortdurende ondersteuning;

  • d.

    langdurende ondersteuning.

Artikel 2.4 Dagactiviteiten met lichte ondersteuning

Het college draagt zorg voor niet-geïndiceerde dagactiviteiten met lichte ondersteuning met het oog op het aangaan van sociale contacten, het bieden van enige structuur alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers.

Artikel 2.5 Mantelzorgwaardering

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college stelt nadere regels vast op welke wijze deze blijk van waardering inhoud en vorm wordt gegeven.

Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming meerkosten

Het college kan overeenkomstig artikel 2.1.7 van de wet op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het college kan nadere regels stellen inzake de inhoud, beoogde doelgroep en hoogte van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 3 Bijdragen

Artikel 3.1 Algemeen: Compensatie gebruikskosten

  • 1.

    De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening vraagt aan de cliënt een bijdrage voor de kosten die de cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de voorziening, voor zover dat tussen het college en de aanbieder is afgesproken. Het gaat hierbij in elk geval om kosten:

    • a.

      voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en nachtopvang en;

    • b.

      voor het doen van een was.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage is kostendekkend. De aanbieder maakt de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage zichtbaar voor de cliënten die de voorziening van hem betrekken.

Artikel 3.2 Bijdrageplicht algemene voorzieningen

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor het gebruik van een algemene voorziening.

  • 2.

    De bijdrage is inkomensonafhankelijk. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het geven van korting aan door het college aan te wijzen groepen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en hoogte van de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit en klachten

Artikel 4.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De aanbieder van een voorziening zorgt voor een goede kwaliteit van de voorziening, wat in ieder geval betekent dat:

    • a.

      de voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is;

    • b.

      de voorziening is afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • c.

      de voorziening is afgestemd op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

    • d.

      de beroepskracht die een voorziening levert, handelt in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 4.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college houdt bij het leveren van diensten door derden en het vaststellen van de tarieven daarvan in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te leveren voorzieningen;

    • b.

      de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroepskrachten;

    • c.

      de arbeidsvoorwaarden passend bij de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroepskrachten en de zwaarte van de functie;

    • d.

      de kwaliteitseisen van de diensten;

    • e.

      de reële marktprijs van de diensten.

    • f.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams).

Artikel 4.3 Regeling voor klachtenafhandeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

Artikel 4.4 Regeling voor medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschap van aanbieders.

Hoofdstuk 5 Inspraak

Artikel 5 Inspraak

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, en gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen genoemd in de voorgaande leden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Verder stelt de raad periodiek een beleidsplan op. Richting nieuwe beleidsperiode is het vanzelfsprekend dat een evaluatie van het gevoerde beleid plaatsvindt.

Deze evaluaties staan los van de werking en effectiviteit van de Wmo verordening.

Artikel 6.2 Verhouding met Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Hardinxveld-Giessendam

Deze verordening is niet van toepassing op beschermd wonen en opvang en andere onderwerpen die zijn geregeld in de Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Hardinxveld-Giessendam.

Artikel 6.3 Intrekken Verordening maatschappelijke ondersteuning Hardinxveld-Giessendam 2015

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Hardinxveld-Giessendam 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018

Artikel 6.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam (Verordening MO Hardinxveld-Giessendam).

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 december 2017.

De voorzitter

D.A. Heijkoop

De griffier

A. van der Ploeg

Toelichting Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam

Algemene toelichting

Wettelijke grondslag.

De Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardinxveld-Giessendam is gebaseerd op de ”Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)”. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is op 18 juli 2014 gepubliceerd in het Staatsblad.

Doel Wmo

De wetgever stimuleert burgers eigen verantwoordelijkheid te dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven, en verwacht van burgers dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) wil de rechten en plichten van de burger meer met elkaar in evenwicht te brengen. Burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie in de samenleving, kunnen een beroep doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning.

De wet bouwt voort op de ervaringen die zijn opgedaan met de Wmo sinds 2007 en breidt de verantwoordelijkheid van gemeenten voor maatschappelijke ondersteuning daarnaast verder uit door decentralisatie van bepaalde verantwoordelijkheden die in de AWBZ waren opgenomen. De gemeente is verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen: die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.

Het streven naar een inclusieve samenleving kan niet los worden gezien van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het doel van dit verdrag is een voor ieder toegankelijke samenleving. Het verdrag is op 21 januari 2016 geratificeerd in de Tweede Kamer. Ook de Eerste Kamer dient nog in te stemmen met het verdrag. Daarmee maakt dit verdrag deel uit van de wettelijke context waarbinnen overheden (en daarmee gemeenten) dienen te opereren.

Opdracht Wmo 2015 aan Gemeenten

De Wmo 2015 draagt het gemeentebestuur op zorg te dragen voor de maatschappelijke ondersteuning van zijn burgers, en voor de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen. Daartoe moet de gemeenteraad een beleidsplan opstellen (artikel 2.1.2 Wmo 2015) en een Verordening met “de regels die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit beleidsplan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen” (artikel 2.1.3 Wmo 2015).

Verordening

Deze verordening heeft betrekking op de algemene voorzieningen in de zin van de wet, met uitzondering van de algemene voorzieningen ten aanzien van opvang en beschermd wonen.

In de verordening zijn aanvullende bepalingen opgenomen waar deze een meer compleet beeld geven van de rechten en plichten van de inwoners, mede gelet op de specifieke gemeentelijke praktijk.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In de Wmo en het daarop gebaseerde Besluit is een groot aantal definities opgenomen, reden waarom het aantal in deze verordening beperkt is. Niet iedere bepaling behoeft toelichting.

a. algemene voorziening

Een algemene voorziening is in de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het bieden van maatschappelijke ondersteuning.

De voorwaarden aan het gebruik van de algemene voorziening zullen voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening en op het nakomen van de gebruiksvoorwaarden van de voorziening.

c. bijdrage

Voorheen werd dit de eigen bijdrage genoemd; de Wmo 2015 noemt het de bijdrage in de kosten. De bijdrage wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deze verordening.

g. gebruikelijke hulp

Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht hulp te bieden of bepaalde taken over te nemen. Huishoudelijk werk, administratie, financiën, maar ook begeleiding bij bijvoorbeeld (ziekenhuis)bezoek vallen onder gebruikelijke hulp. Bij de bepaling van gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd en eventuele beperking(en) van de huisgeno(o)t(en). Onder een huisgenoot wordt verstaan een persoon die (al dan niet samen met anderen) een huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.

Artikel 1.2 Doelgroep en reikwijdte van de verordening

Deze verordening heeft betrekking op de algemene voorzieningen in de zin van de wet. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatwerkvoorzieningen is belegd bij de Sociale Dienst Drechtsteden.

De uitvoering van de taken op grond van de Wmo en van de aanpalende Jeugdwet en Participatiewet wordt op elkaar afgestemd. Daarbij gaat de aandacht onder meer uit naar de continuïteit van de ondersteuning bij de overgang naar volwassenheid, naar een op elkaar afgestemd pakket van voorzieningen en naar samenwerking tussen zorg en welzijn, formele en informele ondersteuners en intramurale en extramurale voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemeen

Een algemene voorziening is in de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie of op opvang. De voorwaarden aan het gebruik van de algemene voorziening zullen voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening en op het nakomen van de gebruiksvoorwaarden van de voorziening.

Algemene voorzieningen kunnen zijn: commerciële diensten zoals een maaltijdvoorziening of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt, maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals activiteiten in een buurthuis, een inloopvoorziening, een klussendienst of een restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten.

Onder algemene voorzieningen vallen ook algemeen gebruikelijke voorzieningen. Dit zijn voorzieningen die normaal in de reguliere handel verkrijgbaar zijn, ook door mensen zonder beperkingen worden aangeschaft en gebruikt en die niet aanzienlijk duurder zijn dan voorzieningen met vergelijkbare functies.

Bij de beoordeling of een voorziening algemeen gebruikelijk is moet rekening gehouden worden met de persoonskenmerken en de financiële mogelijkheden van de cliënt.

Door (een) aantoonbaar plotseling optredende beperking(en) kan het nodig zijn dat een, voor de persoon als de aanvrager, op zich algemeen gebruikelijke voorziening moet worden vervangen voordat deze voorziening is afgeschreven.

Als het inkomen door de kosten van de algemeen gebruikelijke voorziening onder het voor de cliënt geldende sociaal minimum komt, kan er verstrekking via maatwerkvoorziening mogelijk zijn. Als sociaal minimum wordt aangemerkt het inkomen dat gelijk of lager is dan het bijdrageplichtige inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Dit betekent 120% van het minimuminkomen voor de aanvrager, rekening houdend met het vrij te laten vermogen voor minimaregelingen.

Artikel 2.3 Ambulante ondersteuning

Ambulante ondersteuning wordt geleverd door bijvoorbeeld cliëntondersteuningsorganisaties. Het staat open voor alle Hardinxveld-Giessendammers. Samen met de melder wordt hier bepaald of ondersteuning noodzakelijk is. De ondersteuning kan kort- of langdurend zijn, de vorm hebben van vinger aan de pols contact of structureel worden ingezet. De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit cliëntondersteuning, uit mantelzorgondersteuning, uit het oefenen van vaardigheden, uit woonbegeleiding en uit ondersteuning bij praktische zaken.

Artikel 2.4 Dagactiviteiten met lichte ondersteuning

Deze dagactiviteiten zijn voor iedere inwoner van 18 jaar of ouder die beperkt is in zelfredzaamheid door lichamelijke en/of cognitieve achteruitgang of fysieke beperking, verstandelijke of psychiatrische beperking. Deze voorziening biedt een inwoner een structurele, activerende daginvulling, door deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten. Bij de activiteiten wordt begeleiding geboden in een groep. Het activiteitenprogramma als geheel biedt enige structuur, sociale contacten en zingeving. Het activiteitenprogramma resulteert waar mogelijk in het voorkomen van achteruitgang en het bevorderen van behoud van praktische vaardigheden, sociale en maatschappelijke participatie, het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers en het signaleren van ondersteuningsvragen of veiligheidsrisico’s. Er is een intensieve samenwerking met basisvoorzieningen in de buurt. Ondermeer omdat ook vrijwilligers uit de buurt en mantelzorgers ondersteunen bij een deel van de zorg en begeleiding, of omdat zo mogelijk aangesloten wordt op activiteiten voor en door inwoners. Deze vorm van dagactiviteit biedt in een aantal gevallen ook een inloopfunctie.

Voor het vervoer naar de activiteiten is de cliënt zelf verantwoordelijk. Indien als gevolg van het ontbreken van eigen mogelijkheden, een netwerk of informele oplossingen het niet mogelijk is de dichtstbijzijnde passende dagbestedingslocatie te bereiken, zal vanuit de uitvoerende organisatie van de dagactiviteit vervoer georganiseerd worden.

Artikel 2.5 Mantelzorgwaardering

Voor de inwerkingtreding van de wet kon een cliënt die extramurale zorg op grond van de AWBZ of Wmo ontving, een mantelzorgcompliment aanvragen voor zijn mantelzorger. Deze fiscaal onbelaste vergoeding werd vervolgens op de rekening van de mantelzorger gestort.

Met de inwerkingtreding van de Wmo 2015 is het mantelzorgcompliment van de rijksoverheid vervallen. In plaats daarvan moet het college zorgdragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van haar inwoners. De wijze waarop is vrij. Het college werkt in nadere regels uit hoe de jaarlijkse waardering en erkenning van mantelzorgers wordt vormgegeven.

Hoofdstuk 3 Bijdragen

De wet schrijft voor dat, voor zover Hardinxveld-Giessendam een bijdrage in de kosten wil vragen, dit gereguleerd wordt via de verordening. Bij de omslag naar eigen kracht hoort ook het vergroten van het kostenbewustzijn van de burger en meer financiële verantwoordelijkheid voor diegenen die dat kunnen betalen.

Voor algemene voorzieningen kan een bijdrage worden gevraagd voor algemeen gebruikelijke kosten. De aanbieders van deze voorzieningen zijn vrij om te bepalen óf er een bijdrage wordt gevraagd, met inachtneming van de genoemde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit en klachten

Artikel 4.3 Regeling voor klachtenafhandeling

Aanbieders van voorzieningen moeten beschikken over een interne klachtenregeling. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de klachten- en dispuutregeling. In de contracten met de aanbieder worden de eisen vastgelegd die van belang zijn om de klachtenregeling goed te kunnen laten functioneren.

Hoofdstuk 5 Inspraak

Artikel 5 Inspraak

Dit artikel regelt dat het college de burgers van Hardinxveld-Giessendam betrekt bij de totstandkoming van het Wmo beleid. Dat past bij de aard van de wet en bij hoe het college en burgers samen invulling geven aan de doelen van de wet. Dit artikel biedt burgers de waarborgen voor een tijdige inspraak op de voornemens van de gemeente inzake het Wmo beleid en verplicht het college om burgers in staat te stellen de inspraak effectief te kunnen vormgeven.

De evaluatie is bij wet en bij verordening geregeld. Hierbij worden de Wmo-adviesorganen betrokken. Daarnaast kan het college kleine doelgroepen apart benaderen voor overleg en advies. Ook op grond van de Inspraakverordening geldt overigens de in dit artikel opgenomen verplichting, en die geldt als aanvulling op wat in deze verordening niet geregeld wordt.