Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

DE RAAD DER GEMEENTE HAREN,

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2010;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld;

  • b.

    gebruik maken' in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belastingen en belastbaar feit

  • 1 Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2 De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1 De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in Hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2.1 Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel danwel groep van percelen wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in Hoofdstuk 1, lid 2 van de tarieventabel genoemde belasting.

  • 2.1.1 De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel dan wel groep van percelen vindt plaats door een optelling van de gewichten van het periodiek ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit perceel dan wel deze groep van percelen in het betreffende belastingjaar en een optelling van de gewichten van de periodiek ingezamelde overige afvalstoffen van dit perceel dan wel deze groep van percelen in het betreffende belastingjaar. Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel dat niet behoort tot een groep van percelen wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

    Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel dat behoort tot een groep van percelen wordt vastgesteld als een naar het aantal geregistreerde percelen van de betrokken groep van percelen evenredig gedeelte van het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt van de betrokken groep van percelen, dan wel door het totale gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt gedeeld door het totaal aantal malen dat door de gebruikers van de betrokken percelen sinds de voorafgaande inzamelbeurt afvalstoffen zijn aangeboden, vermenigvuldigd met het aantal malen dat een gebruiker van een perceel, behorend tot de betrokken groep van percelen, in deze periode afvalstoffen heeft aangeboden. 

  • 2.1.2 Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 2.2.1 Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing van de wegende inzamelauto, of van de op de inzamelauto geplaatste containerweeg- of containerherkennings- of containerregistratie-apparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen of van de in de verzamelcontainers geplaatste herkennings- of registratie-apparatuur, van een aangeboden container of van een aanbieding aan een verzamelcontainer geen automatische weging of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van de afvalstoffen per perceel danwel groep van percelen voor alle betrokken percelen danwel groepen van percelen, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht per perceel danwel groep van percelen vastgesteld overeenkomstig het gestelde in lid 2.2.2 en 2.2.3.

  • 2.2.2 Het forfaitair gewicht per perceel danwel groep van percelen als bedoeld in lid 2.2.1 wordt bepaald als een evenredig gedeelte van het totaal over het voorafgaande belastingjaar bij het betreffende perceel danwel groep van percelen vastgestelde gewicht van de overeenkomstige afvalstoffen en het totaal aantal inzamelbeurten van de overeenkomstige afvalstoffen gedurende het voorafgaande belastingjaar.

  • 2.2.3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 2.2.1 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht voor een perceel vastgesteld als 5 kg voor het groente-, fruit- en tuinafval welke periodiek wordt ingezameld en 5 kg voor de overige afvalstoffen welke periodiek worden ingezameld. Voor een perceel dat behoort tot een groep percelen wordt forfaitair gewicht vastgesteld als 5 kg voor het groente-, fruit- en tuinafval welke periodiek wordt ingezameld en 5 kg voor de overige afvalstoffen welke periodiek worden ingezameld.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1 De belasting bedoeld in Hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2 De belasting bedoeld in Hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 In afwijking van lid 1 is de belasting als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de tarieventabel verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

  • 3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in Hoofdstuk 1 van de tarieventabel naar tijdsevenredigheid verschuldigd. De dag van inschrijving in de Basisregistratie Personen geldt in dat geval als de datum waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 4 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing naar tijdsevenredigheid van de verschuldigde belasting. De dag voor die van uitschrijving uit de Basisregistratie Personen geldt in dat geval als de datum waarop de belastingplicht eindigt.

  • 5 Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 6 Voor belastingbedragen tot €10,-- vindt geen heffing plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet vermeld en de overige termijnen telkens een maand later.

  • 2 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, indien er gebruik wordt gemaakt van automatische incasso, worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene, op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene, die van de bezittingen, werken of inrichtingen, gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1 De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in Hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.1 Het gewicht van de ingezamelde bedrijfsafvalstoffen wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in Hoofdstuk 3, lid 2, van de tarieventabel genoemde rechten.

  • 2.1.1 Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 2.2.1 Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing van de wegende inzamelauto, of van de op de inzamelauto geplaatste containerweeg- of containerherkennings- of containerregistratie-apparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen van een aangeboden container geen automatische weging of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van de afvalstoffen per perceel voor alle betrokken percelen, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht per perceel vastgesteld overeenkomstig het gestelde in lid 2.2.2 en 2.2.3.

  • 2.2.2 Het forfaitair gewicht per perceel als bedoeld in lid 2.2.1. wordt bepaald als een evenredig gedeelte van het totaal over het voorafgaande belastingjaar bij het betreffende perceel vastgestelde gewicht van de overeenkomstige afvalstoffen en het totaal aantal inzamelbeurten van de overeenkomstige afvalstoffen gedurende het voorafgaande belastingjaar.

  • 2.2.3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 2.2.1. kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht voor een perceel vastgesteld als 5 kg voor het groente-, fruit- en tuinafval welke periodiek wordt ingezameld en 5 kg voor de overige afvalstoffen welke periodiek worden ingezameld.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in Hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 15 Ontstaan van de schuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De rechten bedoeld in Hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5 Voor belastingbedragen tot €10,-- vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet vermeld en de overige termijnen telkens een maand later.

  • 2 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, indien er gebruik wordt gemaakt van automatische incasso, worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Hoofdstuk 4 Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2010’, vastgesteld bij besluit van 30 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011, met dien verstande dat bij iedere verordening tot wijziging van deze verordening wordt bepaald met ingang van welke datum de in die verordening aangewezen wijzigingen bij de heffing moeten worden toegepast.

  • 4 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 november 2010.
De raad voornoemd,
 
mr. P.A. Lambeck,
griffier
mr. M. Boumans MPM,
voorzitter
 

Tarieventabel 2019 behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffen en reinigingsrechten 2011

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze is verschuldigd.

Hoofdstuk 1. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing per belastingjaar

1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: € 97,30

1.2 Onverminderd het bepaald in 1.1. bedraagt de belasting voor: 

1. Groente-, fruit- en tuinafval, welke periodiek in een verzamel- of rolcontainer wordt ingezameld, per kilogram € 0,20

2. Restafval, welke periodiek in een verzamel- of rolcontainer wordt ingezameld, per kilogram € 0,20 

Hoofdstuk 2. Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

De belasting bedraagt voor:

2.1. Het op aanvraag verwijderen van grof huishoudelijk afval tot 1 m3: € 25,00

Hoofdstuk 3. Maatstaven en tarieven reinigingsrechten per belastingjaar

3.1. Het recht bedraagt per belastingjaar € 97,30

3.2. Onverminderd het bepaalde in 3.1. bedraagt de belasting voor:

1. Groente-, fruit- en tuinafval, welke periodiek in een container wordt ingezameld, per kilogram € 0,20

2. Restafval, welke periodiek in een container wordt ingezameld, per kilogram € 0,20