Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

DE RAAD DER GEMEENTE HAREN,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2010;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011 (Verordening rioolheffing 2011)

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1 De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2 Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3 Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 -  voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1 Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2 Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, voor zover dit uitgaat boven de 1000 kubieke meters water dat in één jaar vanuit een perceel wordt afgevoerd. In geval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de drempelhoeveelheid van 1000 kubieke meters door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3 Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 4 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5 De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 6 Indien voor de bepaling van de hoeveelheid water, die door middel van een eigen pompinstallatie is verkregen, niet van een watermeter gebruik kan worden gemaakt, wordt deze door de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet, vastgesteld.

  • 7 Voor zover de voor de berekening van het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in aanmerking te nemen hoeveelheid water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt voor de berekening van de aanslag de hoeveelheid water verminderd met de aantoonbaar op andere wijze afgevoerde hoeveelheid. De hoeveelheid water die niet direct of indirect door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt door de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet, vastgesteld.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1 Het eigenarendeel bedraagt € 224,37

  • 2 Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van één kubieke meters water € 1,49.

  • 3 Het eigenarendeel bedraagt voor percelen die enkel een aansluiting hebben op de gemeentelijke riolering voor de verwerking van hemel- en grondwater € 52,47.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel van de belastingen, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het gebruikersdeel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de overige termijnen telkens 1 maand later.

  • 2 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, indien er gebruik wordt gemaakt van automatische incasso, worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De ‘Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2010’ vastgesteld bij raadsbesluit van 30 november 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van de heffing is 1 januari 2011, met dien verstande dat bij iedere verordening tot wijziging van deze verordening wordt bepaald met ingang van welke datum de in die verordening aangewezen wijzigingen bij de heffing moeten worden toegepast.

  • 4 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Rioolheffing 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Haren van 29 november 2010.
De raad voornoemd,
 
mr. P.A. Lambeck,
griffier
mr. M. Boumans MPM,
voorzitter
 

Toelichting 1

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011.

De volgende artikelen zijn gewijzigd of toegevoegd.

Gewijzigd artikel 6. Belastingtarieven in overeenstemming gebracht met het voorstel van het college van burgemeester en wethouders.

Toegevoegd artikel 10, lid 3. Belastingaanslagen met een totale aanslagbedrag groter dan

€ 10.000,00 moeten in het kader van de ombuigingen binnen één maand worden betaald.

Gewijzigd belastingjaren 2010 in 2011.