Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening Ouderschapsverlof

Geldend van 01-01-1993 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening Ouderschapsverlof

De raad der gemeente Haren,

 

gelezen de circulaires van het College van Arbeidszaken d.d. 8 mei 1991 en 4 juli 1991;

gelezen het voorstel van burgermeester en wethouders van 16 februari 1993, nr. 20;

besluit:

vast te stellen de

Verordening Ouderschapsverlof

Artikel 1

  • 1 Belanghebbende is de medewerker die tenminste een jaar bij de gemeente Haren in dienst is voor gemiddeld 16 uur per week en die een aanstelling heeft krachtens het Algemeen Ambtenarenreglement.

  • 2 Op de medewerker die tenminste een jaar bij de gemeente Haren in dienst is voor tenminste gemiddels 16 uur per week en met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten krachtens de Arbeidsovereenkomstenverordening dan wel krachtens de Arbeidsovereenkomstenverordening voor personeel met een zodanige arbeidstijd dat het geen deelnemer kan zijn aan een IZA-regeling, is deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

  • 1 De belanghebbende die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind, onderscheidenlijk de belanghebbende die blijkens verklaringen uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres woont als een kind, en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind op zich heeft genomen, heeft recht op ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van bezoldiging.

  • 2 Het recht op verlof bestaat voor kinderen die zijn geboren op of na 1 januari 1989. Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop het kind als leerling kan worden toegelaten tot de basisschool.

  • 3 Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op ouderschapsverlof.

Artikel 3

  • 1 Het ouderschapsverlof bedraagt een aaneengesloten periode van tenminste één en ten hoogste zes maanden over ten hoogste de helft van de door belanghebbende geldende arbeidsduur per week met een minimum van acht uur.

  • 2 Indien het dienstbelang niet toelaat dat het ouderschapsverlof wordt verleend op de wijze zoals in lid 1 omschreven, wordt na overleg met de belanghebbende een afwijkende regeling getroffen. Deze regeling leidt niet tot een vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof, waarop de belanghebbende conform lid 1 aanspraak maakt. Het verlof dient in zijn geheel te zijn genoten binnen een jaar na de door belanghebbende gewenste aanvangsdatum.

  • 3 De belanghebbende meldt het voornemen om ouderschapsverlof op te nemen tenminste drie maanden voor de door hem gewenste ingangsdatum door middel van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 4

  • 1 Gedurende het ouderschapsverlof heeft de belanghebbende die wordt bezoldigd volgens schaal 4 of hoger van de Bezoldigingsverordening, recht op doorbetaling van 75 procent van de bezoldiging over de arbeidsduur waarvoor het ouderschapsverlof geldt.

  • 2 Voor de belanghebbende die wordt bezoldigd volgens de schalen 1,2 of 3 van de Bezoldigingsverordening, geldt een recht op doorbetaling zoals vermeld in lid 1, van respectievelijk 90, 85 of 80 procent van de bezoldiging.

  • 3 Er komt als gevold van de toekenning van het ouderschapsverlof geen verandering in de omvang van de bijdrage die belanghebbende aan het Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren moet afdragen.

  • 4 Gdurende het ouderschapsverlof vindt de opbouw van de vakantietoelage plaats op basis van de bezoldiging die belanghebbende conform lid 1 of 2 geniet.

Artikel 5

  • 1 Over de periode waarvoor het ouderschapsverlof geldt wordt een evenredige korting toegepast op de door belanghebbende op te bouwen aanspraken of verlof en arbeidsduurverkorting.

  • 2 Indien de belanghebbende gedurende het ouderschapsverlof wegens ziekte niet in staat is zijn betrekking te vervullen, vindt geen opschorting van dit verlof plaats. Evenmin komt er verandering in de hoogte van de bezoldiging, die hij conform artikel 4, lid 1 of 2 geniet.

Artikel 6

  • 1 Indien aan de belanghebbende binnen zes maanden nadat hij ouderschapsverlof op grond van deze verordening heeft genoten, ontslag wordt verleend op grond van artikel H4, lid 1 of artikel G2, lid 1 onder j van het Algemeen Ambtenarenreglement, is hij verplicht de bezoldiging die hij op grond van artikel 4, lid 1 of 2 heeft genoten, terug te betalen.

  • 2 Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien het ontslag als bedoeld in artikel H4, lid 1 het gevolg is van het aanvaarden van een betrekking bij een andere gemeente, en evenmin indien de belanghebbende aanspraak heeft op een uitkering op grond van artikel 1, lid 2, van de Uitkeringsverordening.

  • 3 Indien de belanghebbende binnen drie maanden nadat hij ouderschapsverlof op grond van deze verordening heeft genoten, op aanvraag een aanstelling aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, dient hij de bezoldiging die hij op grond van artikel 4, lid 1 of 2 heeft genoten over de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.

  • 4 De belanghebbende die van het ouderschapsverlof gebruikt maakt dient zich tevoren schriftelijk accoord te verklaren met het in lid 1 en 3 bepaalde.

Artikel 7

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, kunnen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling treffen.

Artikel 8

Deze verordening gaat in op 1 januari 1993. Zij kan worden aangehaald als de Verordening Ouderschapsverlof van de gemeente Haren.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 29 maart 1993.
De raad voornoemd,
, voorzitter,
, secretaris,
 
1e wijziging 24-05-1993

Ouderschapsverlof 1

bron: CAR-UWO, http://www.car-uwo.nl

AlgemeenOp grond van de Wet Arbeid en Zorg (Waz) hebben ouders recht op 26 weken onbetaald ouderschapsverlof. Voor het betaald ouderschapsverlof geldt: de ambtenaar, die op grond van de Waz ouderschapsverlof opneemt, heeft recht op doorbetaling van een percentage van zijn bezoldiging over dit verlof gedurende ten hoogste 13 maal de formele arbeidsduur per week.In de onderstaande informatie wordt ingegaan op de (aanvullende) regels met betrekking tot het betaald ouderschapsverlof.

Recht De medewerker heeft recht op betaald ouderschapsverlof als hij:

voldoet aan de criteria waarop op grond van de Wet arbeid en zorg recht ontstaat op ouderschapsverlof bij een gemeente werkt waar lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is vastgesteld; tenminste een jaar in dienst is bij de gemeente; ouder is van of verantwoordelijk is voor een inwonend kind in de leeftijd tot 8 jaar; niet eerder voor dit kind bij een andere werkgever ouderschapsverlof heeft genoten; tenminste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum van het verlof een verzoek heeft ingediend; schriftelijk verklaart op de hoogte te zijn van de terugbetalingsverplichting. De medewerker mag daarnaast in de tijd van het ouderschapsverlof geen andere betaalde arbeid gaan verrichten.

Tweeling of meerling Als de medewerker verantwoordelijk is voor de verzorging van een tweeling of een meerling, heeft hij recht op betaald ouderschapsverlof voor één kind. Op grond van de Wet Arbeid en Zorg bestaat er voor het tweede kind of de andere kinderen wel recht op onbetaald ouderschapsverlof.

Doorbetaling OuderschapsverlofkortingWanneer een medewerker ouderschapsverlof opneemt op grond van de Waz kan hij bij het genieten van ouderschapsverlof in aanmerking komen voor een fiscale tegemoetkoming: de ouderschapsverlofkorting. Medewerkers dragen zelf zorg voor het ontvangen van de ouderschapsverlofkorting via de Belastingdienst. De ouderschapsverlofkorting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bedrag van 50% van het bruto minimumuurloon per opgenomen verlofuur. In 2010 is de hoogte van de maximale ouderschapsverlofkorting € 4,07 per uur.

Standaard vormgevingDe standaardregeling voor opname van het ouderschapsverlof is ten hoogste de helft van de werktijd per week. Bij een verlof van 26 x de arbeidsduur komt dit neer op een spreiding over twaalf maanden.

Afwijkende duur en omvang In overleg met de werkgever kan het ouderschapsverlof op een andere manier worden opgenomen dan de standaardregeling.Er zijn hierbij drie mogelijkheden uitgaande van opname van het gehele (betaald en onbetaald) ouderschapsverlof:

het uitsmeren over een langere periode dan 12 maanden; meer uren verlof per week opnemen, bijvoorbeeld gedurende 26 weken volledig verlof opnemen; het verlof opsplitsen in maximaal 6 gedeelten; elk gedeelte moet minimaal een maand duren. De werkgever en de medewerker kunnen onderling afspreken welke gedeelte(n) van het ouderschapsverlof betaald of onbetaald zijn. De medewerker heeft maximaal recht op 13 x de arbeidsduur per week aan betaald ouderschapsverlof.

VaderschapsverlofDe Wet arbeid en zorg biedt de mogelijkheid om het ouderschapsverlof te splitsen in gedeelten. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid kan worden voorzien in de behoefte van veel vaders omrondom de geboorte van hun kind korte of langere tijd verlof op te nemen. Het resterende ouderschapsverlof kan op een ander moment, al dan niet in gedeelten, opgenomen worden.

Percentage bezoldiging Over de tijd waarin de medewerker betaald ouderschapsverlof geniet, krijgt hij, bij schaal 6 en hoger tot maximaal 50% van zijn bezoldiging doorbetaald. Voor de overige schalen zijn de volgende maximale doorbetalingspercentages vastgesteld: 

Schaal 1

90%

Schaal 2

85%

Schaal 3 

80%

Schaal 4

70%

Schaal 5

60% 

Schaal 6 en hoger

50%

 

 

 

De werkgever vult het loon aan tot het percentage in de tabel. Bij de berekening van het doot te betalen bezoldiging wordt er altijd vanuit gegaan dat de medewerker de maximale ouderschapsverlofkorting ontvangt.

Overgangsrecht (geldig tot en met 1 januari 2013)Het overgangsrecht is van toepassing op de medewerker die:

op 31 december 2005 één of meer kinderen had die jonger waren dan 8 jaar en waarvoor nog geen betaald ouderschapsverlof is genoten; op 31 december 2005 langer dan 1 jaar in dienst was van de gemeente; kan voor deze kind/kinderen het betaald ouderschapsverlof onder de voorheen geldende voorwaarden genieten onder de voorwaarden die op 31 december 2005 golden voor dit verlof.

De medewerker die onder het overgangsrecht valt krijgt over de tijd waarin hij betaald ouderschapsverlof geniet, 75% van zijn bezoldiging doorbetaald (schaal 4 of hoger) . Als een medewerker echter wordt betaald conform schaal 1, 2 of 3 krijgt hij over de tijd waarin hij betaald ouderschapsverlof geniet respectievelijk 90%, 85% of 80% van zijn bezoldiging doorbetaald.

Overgangsrecht vanaf 2007 tot en met 2013 Voor de medewerkers die vallen onder het overgangsrecht geldt hetzelfde principe als voor de medewerkers die vallen onder de nieuwe regeling: de ouderschapsverlofkorting wordt in mindering gebracht op het door te betalen bezoldiging over de ouderschapsverlofuren. Ook wanneer een medewerker geen aanspraak kan maken op de ouderschapsverlofkorting wordt de (in dit geval fictieve) ouderschapsverlofkorting in mindering gebracht op de loondoorbetaling.

Verminderde vakantietoelage en vakantie-opbouw De medewerker bouwt gedurende het ouderschapsverlof alleen vakantieverlof op over de gewerkte uren. Daarnaast vindt de opbouw van de vakantietoelage alleen plaats over de uitbetaalde bezoldiging. De werkgever kan nadere regels stellen wat betreft de opbouw van compensatiedagen in het kader van de arbeidsduurverkorting (ADV), als in de gemeente wordt gewerkt met een systeem van vrij opneembare ADV.

Ziek tijdens ouderschapsverlof Als de medewerker tijdens zijn ouderschapsverlof ziek wordt, loopt de periode van het ouderschapsverlof gewoon door. Gedurende de eerste 14 aaneengesloten kalenderdagen dat de medewerker ziek is, blijft ook de korting op de bezoldiging gewoon bestaan. Is de medewerker na deze 14 kalenderdagen nog steeds ziek, dan wordt de bezoldiging vanaf de 15e dag weer volledig betaald. Ook de opbouw van de vakantietoelage vindt dan weer plaats op basis van de volledige bezoldiging. Let wel: de ouderschapsverlofperiode loopt gewoon door. Bij langdurige afwezigheid door ziekte kan de medewerker een verzoek indienen voor intrekking van zijn ouderschapsverlof. De werkgever beslist of hij een dergelijk verzoek kan inwilligen

Intrekking of wijziging aanvraag Een medewerker kan een verzoek indienen om het aangevraagde ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten, bijvoorbeeld bij langdurige afwezigheid door ziekte. Het niet opgenomen ouderschapsverlof komt dan te vervallen. De werkgever kan dit verzoek afwijzen als zwaarwegend dienstbelang zich hiertegen verzet. Aan een dergelijk verzoek hoeft ook niet eerder gevolg te worden gegeven dan vier weken na het verzoek.

Als het ouderschapsverlof is opgedeeld in meerdere perioden dan geldt dit voor elke afzonderlijke periode. Als een medewerker wegens zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof verzoekt om intrekking of niet voortzetting van het ouderschapsverlof, moet de werkgever hiermee instemmen. Het resterende deel van het ouderschapsverlof vervalt in dit geval niet; de medewerker kan in dit geval het niet genoten verlof later alsnog opnemen.  

Terugbetalingsverplichting Als de medewerker binnen zes maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof ontslag neemt of disciplinair wordt ontslagen, moet hij de bezoldiging die gedurende het verlof is doorbetaald, terugbetalen. Deze verplichting geldt niet wanneer de medewerker een baan accepteert bij een andere gemeente. Ook geldt deze verplichting niet als de medewerker zijn partner volgt, die elders in het land een baan accepteert. Als de medewerker binnen drie maanden na het einde van het betaald ouderschapsverlof op eigen verzoek minder gaat werken, moet hij over de uren dat hij minder gaat werken de tijdens het betaald ouderschapsverlof doorbetaalde bezoldiging terugbetalen.

Voorbeeld Froukje werkt 36 uur per week en heeft van 1 januari tot 1 juli voor 18 uur per week betaald ouderschapsverlof opgenomen. Zij doet een verzoek om de arbeidsduur aan te passen. Vanaf 1 september wil zij 32 uur per week gaan werken. Dit betekent dat zij de kosten van haar ouderschapsverlof over 4 uur per week moet terugbetalen. NB: De termijnen van deze terugbetalingsverplichting starten op het moment van beëindiging van het betaald ouderschapsverlof. Alleen bij betaald ouderschapsverlof is er immers sprake geweest van een financieel voordeel voor de medewerker

PensioenGedurende de periode van ouderschapsverlof wordt volledig pensioen opgebouwd. De verschuldigde bijdrage aan het ABP blijft dus gelijk. De opname van het onbetaald ouderschapsverlof kan wel invloed hebben op de betaling en afdracht van pensioenpremies. Zie de veelgestelde vragen voor een toelichting hierop.

Meer informatie

Ledenbrief - Lbr. Lbr: 10/073 CvA/LOGA 10/12 - Uitwerking Cao 2009-2011 Flexibilisering en levensfase (01-07-2010) Ledenbrief - Lbr. 09/054 CvA/LOGA 09/12 - Aanvullende CAR-UWO wijzigingen n.a.v. verlenging onbetaald ouderschapsverlof(27-04-09) Ledenbrief - Lbr. 08/197 CvA/LOGA 08/41, Duur ouderschapsverlof en ouderschapsverlofkorting (12-12-2008) Ledenbrief - Lbr. 06/52 CVA/LOGA 06/12, Ouderschapsverlof (voorbeeld)' (13-03-2006) , bijlage 1 en 2 Ledenbrief - Lbr. 06/40 CVA/LOGA 06/08, Ouderschapsverlof' (24-02-2006) , bijlage 1 en 2 Ledenbrief - Lbr. 02/179, CvA/LOGA 02/30, 'Wet arbeid en zorg' (19-12-2002) Website: www.minszw.nl (Wet arbeid en zorg) 

CAR-UWO artikel Artikel 6:5 Artikel 6:5:1 Artikel 6:5:2 Artikel 6:5:3 Artikel 6:5:4 Artikel 6:5:5 Artikel 6:5:6 Artikel 6:5:7