Verordening naamgeving en nummering (adressen)2010

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening naamgeving en nummering (adressen)2010

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:

• a. Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats

toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een

openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.

• b. Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening,

waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

• c. College: het college van burgemeester en wethouders.

• d. Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG

Post BV gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.

• e. Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan

niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die

is bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of

recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.

• f. Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van

een verblijfsobject, een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat

bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letteren/

of cijfercombinatie.

• g. Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam

voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.

• h. Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief

zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en

betreedbaar en afsluitbaar is.

• i. Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht

of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat

hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de

verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.

• j. Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte

daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en

duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve

doeleinden geschikte ruimte.

• k. Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering

(adressen).

• l. Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor

woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die

ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf

of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke

rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.

• m. Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten

conform de eisen die het CBS aan deze indeling verbindt.

• n. Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam

voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

• o. De Wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

 

HOOFDSTUK 2. Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen.

Artikel 2.

• 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan

desgewenst de woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en

buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

• 2. Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte

en zonodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.

• 3. Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste

lid en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

 

Artikel 3.

• 1. Het college stelt de ligplaatsen en standplaatsen vast.

• 2. Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan

verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen.

• 3. Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen

en ligplaatsen.

• 4. De toekenning of afbakening, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook

op voor personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op

afgebakende terreinen worden toegepast, indien dat naar oordeel van het college

noodzakelijk is.

• 5. Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met

vierde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

 

Artikel 4.

• 1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of

in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter

plaatse aangebracht.

• 2. Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld

moet dat nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

• 3. Het is eenieder die daartoe niet is bevoegd is, verboden namen aan de openbare

ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare

wijze aan te brengen.

• 4. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of

verblijfsobject, stand- of ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen

door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

 

HOOFDSTUK 3. Plaatsen van naam- en nummerborden

Artikel 5. Gedoogplicht naamborden

• 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of

buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte,

naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere

(verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een

andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er

zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig

de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of

verwijderd.

• 2. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen

naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te

handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een

termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

• 3. De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde

borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

 

Artikel 6. Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

• 1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object

er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht

op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.

• 2 De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde

nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn

aangebracht.

• 3. Indien een verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen of afgebakend terrein

nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing

aangebracht.

• 4. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen

nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te

handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als

daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

• 5. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

 

HOOFDSTUK 4. Nadere voorschriften

Artikel 7. Uitvoeringsvoorschriften

• 1. Het college kan uitvoeringsvoorschriften vaststellen betreffende het proces en

de wijze van:

o a. naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en

bouwblokken;

o b. naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

o c. nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en

afgebakende terreinen;

o d. opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

• 2. De uitvoeringsvoorschriften zijn niet strijdig met het convenant inzake

postcodes.

 

HOOFDSTUK 5. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8. Strafbepaling

• 1. Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en

met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

• 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze

verordening is belast de < naam afdeling of dienst >.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de eerste dag, na datum van bekendmaking in de Extra,

waarin de publicatie is gedaan.

 

Artikel 10. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en

voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de

daaraan liggende objecten.

 

Artikel 11. Overgangsbepaling

• 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en

voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze

verordening bestaan.

• 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in

het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers

binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen

en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde

voorschriften.

 

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening naamgeving en nummering

(adressen)’.

Nota-toelichting

Toelichting op de Verordening naamgeving en nummering (adressen)

Algemeen

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in

werking getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie

van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om

ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde

zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is

er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet.

Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering

te treffen wordt aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke

regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale

verordeningen. Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een

aanvullingsbevoegheid heeft op de hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding

daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de

bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn

met hogere regelgeving).

Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het

medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te

regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen

regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde

methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan

woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van

nummeren aan objecten en plaatsen.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan

om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken

waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de

afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van

afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De

verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met

betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van

regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de

Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur

op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen

voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet

genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt

aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en

hoofstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de

Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke

medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van

beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene

delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit is in deze verordening

ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel)

Belang van naamgeving en nummering (adressen)

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor

dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar

ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij

kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over

adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst

in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een

wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend

(toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van

wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het

benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen) en het toekennen van

nummers aan verblijfsobecten (voorheen huisnummers) is een taak die de gemeente met extra

zorg moet omgeven.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een

besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en

materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een

besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de

mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de

arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit.

Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde,

concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling

die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het

op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening

zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of

intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de

reikwijdte van de AWB. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden

afgewezen of een een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen,

moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de AWB van toepassing is. Deze artikelen

houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt

genomen.

Dualistisch bestel

Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering; namelijk

het dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en

bevoegdheden van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden

worden bij de raad gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college

geconcentreerd. Er kunnen drie typen bestuursbevoegdheden worden onderscheiden in a.)

bestuursbevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen, b.) de bestuursbevoegdheden

in medebewindswetten en c.) de autonome bevoegdheden. De bestuurlijke bevoegdheden die

in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de inwerkingtreding van de Wet dualisering

gemeentebestuur (Stb.2002, 111) bij het college gelegd.

De naamgeving en nummering kan worden aangemerkt als een autonome

bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de

aanvaardig van de grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147

Gemeentewet kan deze bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze

bevoegdheid nog bij de Gemeenteraad. Wel kan de raad ervoor kiezen om vooruitlopend op

deze wijziging van de Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het

college te delegeren. Ter volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel

blijft ook in het dualistische stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit

betekent dat de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en

nummering bij de raad blijft berusten. De raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de

verordende bevoegdheid ter zake van naamgeving en nummering op grond van artikel 156

Gemeentewet aan het college te delegeren. Dat is in deze modelverordening ook voor

gekozen.

Regelen van de gevolgen

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening

houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een

nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er

sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de

wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:

• 1. Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient

voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde

naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode

is, hoe minder de gemeenten gehouden is tot compenserende maatregelen. De in

artikel 11 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke

voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten

tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden

bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met

de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent

deze verplichting op grond van artikel 4:8.

• 2. Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden

van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte

of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

• 3. Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode

geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingkaarten in de meeste

gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

• 4. Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun

belangen worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een

deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

o a. De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

o b. Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te

rekenen, waarbij de keuze voor vermelding van het adres op

verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen, bedrijfsauto’s of

productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;

o c. De lengte van de voorbereidingsperiode;

o d. De specifieke aspecten van het bedrijf;

o e. De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige

productieonderdelen die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;

o f. De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;

o g. Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt

e genoemde zaken;

o h. De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de

onder punt e genoemde zaken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1

van de wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam,

huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject,

pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, wooonplaats en convenant zijn aan de

begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de

goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip < openbare ruimte > onder punt g niet

precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.

Artikel 2.

Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale

grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit

betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het

eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van

de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt

aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht,

omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling

van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch

interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en

buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol

inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere

bijhoudingsregels. Gemeenten doen er voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een

woonplaats in wijken en buurten - de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit

1970 aan te houden.

Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn

geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte.

Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare

ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege

onduidelijkheid over de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van

begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in

het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen.

Deze taak kan, naast de naamgeving van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de

Commissie voor de naamgeving worden opgedragen.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan

discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft

namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt

dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of

provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden

gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte.

Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen

een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In

dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste

werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg.

Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen.

Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd. (Eaanduidingen

moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken.) Zo kan ook

bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend.

Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig in tact. Tot op heden hebben

gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.

Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Na

ampel beraad is besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen

regels op te nemen in de verordening. Er bestaat voor de gemeente immers geen enkele

aanleiding of noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft

bovendien geen nadere uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een

rivier per woonplaats een andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen

aan een object of plaats dient te worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast

voornoemde rivieren en wateren. Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een

naam van een rivier of water van internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder

plaatsvinden dan na gehouden overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals

bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze

passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 3.

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het

toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende

terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen,

lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term

nummeraanduiding wordt gebruikt.

Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en

wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van

een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de

Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op de afwikkeling van de aanvraag zijn de

hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover ook de algemene toelichting).

De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting. Het

vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere

betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het

college dat nodig oordeelt.

Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in

het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is

opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 4.

De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht.

De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte

zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip

wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door

in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de

naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van

de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend

nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op

de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het

immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse

terug zijn te vinden. Voor de hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene

toelichting.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen

van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt

steeds vaker voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de

tuin plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door

de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de

bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede wordt erop gewezen dat het iedereen

vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring

geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.

Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd nummers toe te kennen aan

onroerende zaken die prive bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het

aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten,

plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de

invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden

nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van

doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden

uitgewerkt in de uitvoeringsvoorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 5.

Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of

namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht.

Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels,

terreinafscheidingen of aan paaltjes die op prive-terrein worden geplaatst. De betrokken

rechthebbenden zijn verplicht dat toe te laten. Het artikel houdt verder rekening met de

omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente

door derden worden aangebracht.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde)

naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt

voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet

kunnen vinden.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een

aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of

reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te

zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6.

Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van

nummerborden per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de

nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of

overgelaten aan de aannemer. Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een

bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak aan de rechthebbende opgedragen om de nummers,

conform de gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer

dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij

nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht.

Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de

tekst van het nummerbesluit te regelen.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een

bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid,

moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.

Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde)

nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt

voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet

kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij

omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.

Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde

termijnen te verlengen.

Artikel 7.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien

van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast

gemeentelijk beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De

uitvoeringsvoorschiften kunnen bepalingen bevatten met betreking tot de bestuurlijke,

taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijken

buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en

plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen

modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.

Artkel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het

postcodeconvenant.

Artikel 8.

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer

deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze

worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste

categorie te verbinden.

In het tweede lid wordt de afdeling of dienst aangewezen, die op de naleving van de

bepalingen in de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst

Bouwtoezicht zijn. De laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling

waaraan de bijhouding van de BAG is opgedragen.

Artikel 9.

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10.

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt

voor zich.

Artikel 11.

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van

verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige

eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet

zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te

worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers

die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel

de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.

Artikel 12.

Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van

verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam

geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel

Verordening naamgeving en nummering (adressen).