Regeling vervallen per 10-03-2018

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 09-03-2018

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015

Artikel 1 Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1)

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2)

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3)

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4)

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, welzijnsprojecten gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5)

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      basisondersteuning:

      • 1)

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2)

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3)

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4)

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • 1)

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

      • 2)

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • 3)

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning

      • 1)

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2)

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3)

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4)

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5)

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

      • 6)

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 2. Melding en toegang tot jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van een overige voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1. van deze Nadere Regels.

  • 2. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

Artikel 3. Het gesprek

  • 1. Binnen twee weken na melding van de hulpvraag bij het college vindt een gesprek plaats met de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2. Bij het maken van de afspraak voor het gesprek brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Het college onderzoekt in het gesprek zoals bedoeld in lid 1 zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een Persoonsgebonden Budget (PGB), waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5. Als de jeugdige en/of ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, dan betrekt het college het familiegroepsplan bij het onderzoek zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

  • 6. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 7. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 8. Het college kan, indien nodig, na het gesprek een nader onderzoek starten en hiervoor de jeugdige en/of zijn ouders verzoeken alle van belang zijnde en toegankelijke gegevens en bescheiden te verschaffen over de jeugdige en zijn situatie die tijdens het gesprek niet beschikbaar waren.

  • 9. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4. Het ondersteuningsplan

  • 1. Binnen vier weken na het gesprek kan het college een ondersteuningsplan opstellen waarin de hulpvraag is vastgelegd en de daarvoor passende ondersteuning en stelt deze beschikbaar aan de jeugdige en/of zijn ouders. Het verslag van het gesprek vormt een onderdeel van het ondersteuningsplan.

  • 2. In het geval dat het college externe expertise of nader onderzoek nodig acht, kan de termijn zoals bedoeld in lid 1 verlengd worden met maximaal vier weken. De termijn kan ook met wederzijdse instemming verlengd worden.

  • 3. Het ondersteuningsplan dient door het college en de jeugdige en/of de ouders ondertekend te worden.

  • 4. De jeugdige en/of zijn ouders geven op het ondersteuningsplan aan of zij het al dan niet eens zijn met de inhoud van het ondersteuningsplan.

Artikel 5. Aanvraag en beschikking voor individuele voorziening

  • 1. Het ondertekende ondersteuningsplan kan een aanvraag voor een individuele voorziening zijn.

  • 2. Uiterlijk twee weken na ondertekening van het ondersteuningsplan ontvangt de jeugdige en/of de ouders een beschikking van het college in de gevallen zoals bedoeld in artikel 5.2 van de Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 .

Artikel 6. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 4 van deze Nadere Regels wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 is afgegeven.

Artikel 7. Onderdelen beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 3. Het ondersteuningsplan vormt een onderdeel van de beschikking en dient als onderbouwing.

Artikel 8. Regels voor PGB voor het betrekken van jeugdhulp uit het eigen sociaal netwerk

  • 1. Een PGB voor het betrekken van jeugdhulp door een persoon die behoort tot het sociale netwerk, wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een zware beperking en deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. Tevens geldt dat een PGB slechts kan worden toegekend indien de hulp meer dan 10 uur per week nodig is.

  • 2. Daarnaast dient er sprake te zijn van een van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de hulp is niet goed vooraf in te plannen, of

    • b.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden, of

    • c.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden, of

    • d.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd, of

    • e.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn, of

    • f.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar dejeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

  • 3. De persoon die in aanmerking wil komen voor een PGB dient in een plan te motiveren waarom een PGB wordt aangevraagd en op welke wijze deze wordt ingezet.

  • 4. Het college stelt criteria op waaraan een plan voor de aanvraag van een PGB minimaal dient te voldoen.

  • 5. Voor ondersteuning bij het opstellen van een plan voor de aanvraag van een PGB kan gebruik gemaakt worden van vrij toegankelijke cliëntondersteuning.

  • 6. Het uurtarief voor geboden zorg vanuit het sociale netwerk bedraagt maximaal € 20,--.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de B&W vergadering
van 2 december 2014
burgemeester en wethouders van Heemskerk,
de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Nadere Regels Jeugdhulp Heemskerk 2015

Algemene toelichting

Deze nadere regels vormen een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Heemskerk 2015. Deze verordening is gebaseerd op de “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”, kortweg de Jeugdwet.

De in deze Nadere Regels vervatte artikelen hebben betrekking op de melding van een hulpvraag, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn ouders, het ondersteuningsplan, de indiening van een aanvraag, alsmede de voorwaarden voor een PGB voor het betrekken van jeugdhulp uit het sociale netwerk.

Artikelsgewijs toelichting

 

Artikel 1 Vormen van jeugdhulp

Hieronder worden enkele vormen van jeugdhulp kort nader toegelicht.

Eerste lid, onder a: dit betreft vrij toegankelijke voorzieningen en activiteiten die gericht zijn op de versterking van de sociale context waarin gezinnen opvoeden en kinderen opgroeien.

Eerste lid, onder b: dit zijn vrij toegankelijke voorzieningen die informatie, advies en consultatie bieden aan jeugdigen en ouders. Daarnaast vallen hier ook de voorzieningen onder die ondersteuning e lichte hulp aanbieden aan jeugdigen en ouders opgroei- en opvoedvragen

Tweede lid: dit zijn de individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Toekenning van een individuele voorziening gebeurt door het college Een individuele voorziening is ook toegankelijk na verwijzing van een daartoe bevoegd medisch specialist (huisarts, jeugdarts.). Conform artikel 2.7.4 van de Jeugdwet maakt het college over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt afspraken met deze specialisten.

Tweede lid, onder a: onder 1) daaronder vallen bijvoorbeeld coachingstrajecten en vormen van e-hulp;

onder 3) daaronder vallen bijvoorbeeld trajecten zoals onder meer in zorgboerderijen geboden worden;

Tweede lid, onder b: intensieve ondersteuning bestaat uit een keten van specialistische poliklinische behandelactiviteiten, deeltijd- of dagbehandeling en of klinische opname en gedwongen jeugdhulp.

Tweede lid, onder b: onder 3) hieronder vallen bijvoorbeeld pleegzorg, intramurale opvang, 24uurs opvang, pleegzorg in eigen netwerk, gesloten jeugdzorg, klinische opname en kinder- en jeugdpsychiatrie;

onder 5) hieronder vallen bijvoorbeeld Jeugdzorgplus en enkele vormen van hoog specialistische

GGZ, inzet van zorgtrajecten gericht op het voorkomen van uithuisplaatsing en inzet van specifieke zorgtrajecten gericht op het voorkomen van terugval.

Het is mogelijk om verschillende voorzieningen genoemd in dit artikel met elkaar te combineren, zodat passende jeugdhulp ingezet kan worden.

 

Artikel 2 tot en met 5 Algemeen

Jeugdigen en ouders hebben onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. Deze Nadere Regels bevatten bepalingen die dit moeten waarborgen.

Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in artikel 2 tot en met 5 beschreven procedure. Bij het gesprek zoals beschreven in artikel 3 ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag, zal met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.

Het gesprek en het eventueel daarvoor benodigde nader onderzoek (artikel 3) kan, afhankelijk van de inhoud van de melding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien in bepaalde gevallen hiervan worden afgeweken. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van meerdere (opeenvolgende gesprekken). Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal een uitgebreid gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een gesprek zal uiteindelijk vaak wel in enige vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Ook andere bepalingen (bijvoorbeeld nader onderzoek in artikel 3.7, het ondersteuningsplan in artikel 4 en de aanvraag en beschikking in artikel 5) zijn opgenomen met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming.

De gesprekken worden gevoerd met de door het college gemandateerde deskundigen, de CJG-coaches en/of leden van het sociaal team. Zij voeren indien nodig ook het nader onderzoek uit, eventueel met ondersteuning van andere experts, en stellen het ondersteuningsplan op.

Proces toegang/melding tot toeleiding tot een individuele voorziening

afbeelding binnen de regeling

*zie de toelichting bij artikel  5 van deze Nadere Regels:  niet iedere toekenning wordt vastgelegd in een beschikking

Artikel 2 Melding en toegang tot jeugdhulp via de gemeente

Artikel 2, eerste lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van artikel 2.2 van deze Nadere Regels.

Artikel 2, tweede lid: melding van een hulpvraag kan gedaan worden door telefonisch, digitaal of schriftelijk contact op te nemen met de gemeente of sociaal team. Of door langs te gaan bij de gemeente.

Artikel 2, derde lid: in dit lid is een uitzondering vervat voor spoedeisende gevallen. Het college dient in dergelijke gevallen een passende tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in eventuele afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding van de hulpvraag 

Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van individuele voorzieningen niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. In de gemeente Heemskerk zijn dat de CJG-coaches.

Dit is overeenkomstig de hoofdlijn van het Beleidsplan Jeugdhulp IJmondgemeenten dat het college niet op de stoel van de jeugdhulpverleners wil gaan zitten, maar dat de toegang tot de jeugdhulp verloopt via hiertoe gemandateerde CJG-coaches.

Ook op andere plaatsen in deze Nadere Regels, de Verordening Jeugdhulp 2015 en in de Jeugdwet waar :”het college” staat, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb.

 

Artikel 3 Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de

specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat dit in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen

In het gesprek moet duidelijk worden of en zo ja welke voorziening dient te worden getroffen om de hulpvraag te beantwoorden.

 

Of dit gesprek op een gemeentelocatie (sociaal team) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

 

Een gesprek kan ook worden aangegaan zonder dat er sprake is van een melding voor jeugdhulp. Professionals en medeopvoeders zijn ook verantwoordelijk voor de veiligheid en welzijn van het kind. Zorgen worden via de reguliere communicatie met ouders besproken. Wanneer ouders echter niet in staat of bereid zijn om daar goed op te reageren moet er in het belang van het kind toch hulp worden ingezet. In dat geval is er sprake van ongevraagde ondersteuning tot en met drang. Daarbij staat altijd wel de dialoog met de ouders centraal maar is het gesprek niet leidend. De jeugdhulp wordt namelijk op basis van een afweging van deskundigen ingezet.

 

In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek binnen twee weken na melding van de hulpvraag moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel binnen die termijn het gesprek kan of moet plaatsvinden.

In het tweede lid wordt aangegeven dat het college de jeugdige en zijn ouders ervan op de hoogte dient te stellen dat zij zelf een familiegroepsplan kunnen opstellen. De mogelijkheid van een familiegroepsplan is in de Jeugdwet opgenomen naar aanleiding van het amendement Voordewind/Ypma (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 83). In artikel 1.1 van de wet wordt familiegroepsplan gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

Dat jeugdigen en ouders niet gedwongen kunnen worden om een familiegroepsplan op te stellen spreekt voor zich, uiteraard kan het college het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – wel aanraden en stimuleren. Bovendien, ook als er geen familiegroepsplan wordt opgesteld, zullen bepaalde zaken die ter sprake kunnen komen tijdens het opstellen van een familiegroepsplan óók ter sprake komen tijdens het onderzoek. Dan gaat het bijvoorbeeld om het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden (zie ook artikel 3, derde lid, onderdeel c, van deze Nadere Regels).

De gemeente heeft in deze de taak om haar beleid zo vorm te geven dat het gericht is op het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen (artikel 2.1 onderdeel g, Jeugdwet).

Het kan zijn dat het nodig is om enige vorm van ondersteuning te bieden bij het opstellen van het familiegroepsplan om hier effectief uitvoering aan te geven. Dat deze ondersteuning geboden dient te worden als de jeugdige of zijn ouders hier behoefte aan hebben, wordt bevestigd in de laatste zin van het tweede lid. Uiteraard kunnen de jeugdige of zijn ouders niet gedwongen worden om ondersteuning te accepteren, maar kan het college het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – ook hier wel aanraden en stimuleren. Welke vorm deze ondersteuning heeft is aan de gemeente, deze kan bovendien van geval tot geval verschillen.

 

Het derde lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

 

In de onderdelen a tot en met i van het vierde lid zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen.

In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Heemskerk 2015 vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een

jeugdige ontvangt op grond van de Zorgverzekeringswet en een voorziening op het gebied van Passend Onderwijs.

 

In het vijfde lid wordt gewezen op het feit dat, indien een familiegroepsplan al is opgesteld, deze tijdens het gesprek mee wordt genomen in het onderzoek. In de praktijk kan het ook voorkomen dat een familiegroepsplan pas na het gesprek wordt opgesteld door jeugdige en/of ouders. De termijnen voor het indienen van familiegroepsplan zijn daarom afhankelijk van de situatie en worden in samenspraak met jeugdige en/of ouders bepaald. Wel kan de fase (voor of na het gesprek) waarin een familiegroepsplan wordt opgesteld, een opschorting tot gevolg hebben voor de termijn van vier weken, zoals bedoeld in artikel 4.1 van deze nadere regels, voor het opstellen van het ondersteuningsplan.

 

Het zesde lid dient ertoe ouders te informeren. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. In artikel 8.2.3 van de Jeugdwet is bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat (door Onze Ministers) met (de vaststelling en) de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. De ouderbijdrage geldt op grond van Artikel 8.2.1 van de Jeugdwet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie

Het zevende lid is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd.

Tijdens het gesprek wordt het transparantiebeginsel vervat in artikel 33 en 34 Wet bescherming persoonsgegevens gehanteerd. Het transparantiebeginsel houdt in dat iedereen het recht heeft om te weten wat er waar van hem vastligt en wat er tussen wie wordt uitgewisseld. Het college verstrekt die informatie aan betrokkene(n). Het college kan aan de jeugdige en/of zijn ouders toestemming vragen om persoonsgegevens te verwerken (waaronder het uitwisselen van persoonsgegevens), maar reserveert die mogelijkheid -zoals hierboven ook aangegeven- voor die situaties waarin het antwoord van de betrokkene(n) geaccepteerd en gerespecteerd wordt. Zo niet, dan wordt niet om toestemming gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.

 

Indien het gesprek daar aanleiding toe geeft zal nader onderzoek worden verricht zoals benoemd in het achtste lid. Als er gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het is alleen zinvol om toestemming te vragen voor die situaties waarin professionals van te voren weten dat zij het antwoord van de betrokkene (zowel positief als negatief) zullen accepteren en respecteren. Zo niet, dan wordt niet om ‘toestemming’ gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Daarvoor in de plaats komt dan het transparantiebeginsel: de burger wordt op de hoogte gesteld van het voornemen om gegevens over hem te delen, met wie en waarom. Het nader onderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en kan ook een uitnodiging omvatten voor een (aanvullend) gesprek.

 

Artikel 4 Het ondersteuningsplan

Het uitgangspunt van de jeugdhulp is één gezin, één plan en één regisseur. De CJG-coach zal in de regel een ondersteuningsplan opstellen met het gezin en mogelijk medeopvoeders. Een ondersteuningsplan kan betrekking hebben op versterking van de eigen kracht, de inzet van overige voorzieningen en/of de inzet van individuele voorzieningen. Het ondertekende ondersteuningsplan is de aanvraag. Het ondersteuningsplan maakt het ook mogelijk om de wederkerigheid van de jeugdhulp te formuleren. Niet alleen de gemeente biedt een voorziening maar ook de ouders en of medeopvoeders gaan actief aan de slag. De actieve inzet van ouders kan voorwaardelijk zijn voor de ondersteuning vanuit de gemeente. De flexibele ondersteuning in de vorm van overige voorzieningen kan zonder beschikking worden ingezet.

Het eerste lid is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van de verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. Een goede weergave van het gesprek maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Daarom vorm het verslag ook een onderdeel van het ondersteuningsplan.

Het ondersteuningsplan is dus in ieder geval een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het gesprek, van een eventueel nader onderzoek en een plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat een door het college gemandateerde deskundige(CJG-coach) en de cliënt dit plan ondertekenen.

Omdat het ondersteuningsplan als aanvraag kan dienen voor een jeugdige en/of de ouders wordt het ondersteuningsplan voorzien van een begeleidend formulier waarop de jeugdige en/of ouder kunnen aangeven dat zij het niet eens zijn met de inhoud van het ondersteuningsplan. Indien jeugdige en/of de ouders weigeren het ondersteuningsplan te ondertekenen, worden zij in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen.

 

Artikel 5 Aanvraag en beschikking voor individuele voorziening

Nadat het ondersteuningsplan door de jeugdige en/of de ouders is ondertekend en door de CJG-coach, kan deze dienen als aanvraag voor een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze Nadere Regels wijken daar niet vanaf. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

De beschikking wordt binnen twee weken na het indienen van de aanvraag afgegeven door het college. De toegekende jeugdhulp en het plan worden geregistreerd. Een beschikking wordt afgegeven in de gevallen zoals opgenomen in artikel 5.2 van de Verordening jeugdhulp Heemskerk 2015, dat wil zeggen a. bij de verstrekking van een pgb, b. bij een weigering van de aangevraagde voorziening en c. op verzoek van de jeugdige of zijn ouders.

 

Wanneer een jeugdige en/of de ouders het niet eens is met het ondersteuningsplan worden zij in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen.

 

Wanneer de veiligheid en welzijn van het kind er om vragen kan het nodig zijn dat de gemeente

jeugdhulp inzet zonder dat er een aanvraag ligt. Naar het oordeel van professionals en deskundigen wordt dan een voorziening ingezet. Hierbij is sprake van drang. Er is bij drang sprake van een ernstige situatie, waarbij het accepteren van een voorziening kan voorkomen dat een gang naar het gedwongen kader (dwang) moet worden gemaakt. In bovengenoemde situatie is het voor de rechtsbescherming van de ouders van belang dat een beschikking wordt afgegeven. Ouders dienen in dit geval uitdrukkelijk erop gewezen te worden dat zij een beschikking kunnen vragen.

 

Artikel 6 Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

Toegang naar jeugdhulp wordt zo dicht mogelijk bij het kind en gezin georganiseerd en geregisseerd onder de noemer één gezin, één plan, één regisseur. De toegang vanuit de gemeente tot de jeugdhulp verloopt via de CJG-coach. De CJG-coaches zijn op de sociale teams aangesloten en aan hen wordt de bevoegdheid van het college gemandateerd om de noodzakelijke jeugdhulp in te zetten. Hiermee geven de gemeenten vorm aan het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Voor de voorwaarden, beoordeling en afweging van toegang tot een individuele voorziening stelt het college een afwegingskader op.

Met de huisartsen en de zorgaanbieders moeten over de uitvoering afspraken worden gemaakt. In de praktijk kunnen tussen de professionals onderling en of met de opvoeders verschillen van inzichten ontstaan over het ondersteuningsplan en de in te zetten jeugdhulp. Daarom moeten binnen de afspraken de rollen en verantwoordelijkheden helder worden beschreven en duidelijke procesafspraken worden gemaakt.

Artikel 7 Onderdelen beschikking

In artikel 7 is opgenomen welke onderdelen de beschikking minimaal bevat om de jeugdige en/of de ouders te informeren over op welke individuele voorziening zij aanspraak kunnen maken, gedurende welke periode en onder welke voorwaarden. Ook wordt in een beschikking opgenomen hoe er bezwaar kan worden gemaakt tegen het in de beschikking geformuleerd besluit.

 

Artikel 8 Regels voor PGB voor het betrekken van jeugdhulp uit het eigen sociaal netwerk

We verstrekken slechts in uitzonderlijke gevallen een PGB voor de bekostiging aan familie, huisgenoten of de sociale omgeving van een jeugdige. Dit kan alleen in situaties waarin sprake is van een zware beperking die ondersteuning of hulp noodzakelijk maakt bij het wonen en functioneren van de jeugdige binnen het gezin.. Voorbeeld hiervan zijn jeugdigen met een meervoudige handicap.

In het gesprek wordt de benodigde inzet en het aantal uren bepaald. Voor het al dan niet inzetten van de hulp in de vorm van een PGB hanteren wij de 10-uurs grens. We doen dat om meer sturing te krijgen om deze vorm van zorg en de bijbehorende uitgaven. Wij gaan er vanuit dat de PGB vooral een effectief en efficiënt instrument is bij zwaardere vormen van hulp en ondersteuning. Wanneer een jeugdige meer ondersteuning nodig heeft dan 10 uur per week dan kan de zorg in de vorm van een PGB worden toegekend.

 

Voor het in aanmerking komen voor een PGB moet de aanvrager een plan indienen waarin hij/zij motiveert waarom een PGB nodig is en hoe deze wordt ingezet. Het college ontwikkelt middels beleidsregels criteria waar een dergelijk plan aan dient te voldoen.

Jeugdigen en/of ouders die ondersteuning wensen bij het opstellen van een dergelijk plan kunnen zich wenden tot de vrij toegankelijke cliëntondersteuning van MEE.

 

Er is gekozen voor een maximum uurtarief van € 20 voor een PGB voor de inzet van mensen uit het sociaal netwerk. Dit bedrag is overeenkomstig het tarief voor de Wmo en werd in de AWBZ 2014 al gehanteerd voor nieuwe budgethouders. Mensen uit het sociale netwerk kennen minder overheadkosten. De landelijke vereniging van budgethouders (Per Saldo) vindt het bedrag van € 20 een passend uurtarief.