Regeling vervallen per 14-04-2023

Beleidsregels schuldhulpverlening Heemskerk 2017

Geldend van 01-09-2017 t/m 13-04-2023

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening Heemskerk 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • b)

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk;

  • c)

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet Basisregistratie Personen bij de gemeente Heemskerk is ingeschreven;

  • d)

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de preventie en nazorg;

  • e)

    aanvrager: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • f)

    belanghebbende: inwoner die in een schuldhulpverleningstraject is geplaatst;

  • g)

    schuldhulpverleningstraject: traject van maximaal drie jaar (exclusief het voortraject en de nazorg) met als doel schuldenvrij te zijn;

  • h)

    aanvraag schuldhulpverlening: een schriftelijk verzoek van een inwoner aan het college voor een schuldhulpverleningstraject;

  • i)

    zelfstandig ondernemer: een persoon die staat ingeschreven bij de Kamer van koophandel.

Artikel 2 Doelgroep gemeente schuldhulpverlening

Alle inwoners van de Gemeente Heemskerk kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan de aanvrager schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan per situatie verschillen. De regelbaarheid van de persoon en de regelbaarheid van de schulden zijn bepalend.

  • 3. Alvorens een schuldregeling kan worden getroffen, worden inkomsten en uitgaven van de belanghebbende in evenwicht gebracht: stabilisatie. Zodra dit het geval is, kan worden gestart met de schuldregeling. Het breed moratorium kan worden ingezet om stabilisatie mogelijk te maken doch kan niet door aanvrager afgedwongen worden bij het college.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1. Aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag schuldhulpverlening als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2. Aanvrager is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen extra verplichtingen opleggen.

Artikel 5. Weigeren aanvraag

Het college kan besluiten om de aanvraag van schuldhulpverlening te weigeren indien:

  • a)

    aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 3 lid 3, artikel 6 en artikel 7 van de wet en artikel 4 van deze beleidsregels;

  • b)

    aanvrager vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat is om een schuldhulpverleningstraject te volgen;

  • c)

    de aard van de schulden een schuldhulpverleningsaanbod in de weg staat;

  • d)

    aanvrager niet bereid is om zijn beschikbare aflossingscapaciteit te gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • e)

    aanvrager zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

  • f)

    aanvrager in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • g)

    aanvrager een zelfstandig ondernemer is met een nog functionerende onderneming.

Artikel 6. Beëindiginggronden

Het college kan besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a)

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b)

    belanghebbende niet langer voldoet aan het genoemde in artikel 2 uit deze beleidsregels;

  • c)

    aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 3 lid 3, artikel 6 en artikel 7 van de wet en artikel 4 van deze beleidsregels;

  • d)

    belanghebbende zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • e)

    op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan de aanvrager is toegekend, als dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • f)

    belanghebbende zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

  • g)

    belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • h)

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, niet (langer) passend is;

  • i)

    belanghebbende daartoe zelf verzoekt;

  • j)

    de minnelijke schuldenhulpverlening niet is geslaagd, omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen geen mogelijkheid is;

  • k)

    de schuldhulpverlening door het college niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • l)

    een verzoek tot Wet schuldsanering Natuurlijke Personen is verstrekt.

Artikel 7. Recidive - hernieuwde aanvraag

  • 1. Indien minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, door aanvrager of belanghebbende een traject schuldhulpverlening succesvol is doorlopen (minnelijk en/of wettelijk), kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

  • 2. Indien minder dan twee jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend:

    • a)

      een schuldhulpverleningstraject tussentijds door toedoen van de aanvrager of belanghebbende is beëindigd (minnelijk en/of wettelijk);

    • b)

      ingevolge artikel 5, sub a van deze beleidsregels, een schuldhulpverleningstraject is geweigerd of ingevolge artikel 6, sub c van deze beleidsregels, is beëindigd;

    • c)

      schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 6 sub d, e, of f; kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing;

  • 3. Indien minder dan een jaar, voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, een eerder verzoek voor schuldhulpverlening buiten behandeling is gesteld, kan het verzoek voor schuldhulpverlening afgewezen worden, met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

Hoofdstuk 2 Slotbepalingen

Artikel 8 Intrekking

De beleidsregels Schuldhulpverlening Heemskerk 2013 worden ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 september 2017.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels schuldhulpverlening Heemskerk 2017’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de BenW vergadering van 29 augustus 2017
burgemeester en wethouders van Heemskerk,
de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

Inleiding algemeen

Schuldhulpverlening is een wettelijke taak van de gemeente op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). In artikel 2 van deze wet is aangegeven dat de raad een plan dient vast te stellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. Daarnaast geeft artikel 3 van de Wgs door middel van ‘kan-bepalingen’ aan dat het college nadere invulling kan geven aan de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze beleidsregels bevatten de uitwerking van deze beleidsruimte.

In het IJmondiaal Beleidsplan Schuldhulpverlening 2017-2020 is de visie van de gemeente neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Achterliggende gedachte is dat de gemeente behoefte heeft aan duidelijke spelregels: de inwoner weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden. De gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de inwoner mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen. Hierbij speelt mee dat de gemeentelijke schuldhulpverleningspraktijk vanaf het moment dat de Wgs in werking is getreden onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) komt te vallen. Op dat moment is het dus van belang om regels met betrekking tot toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp in een juridisch vat te hebben gegoten.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wgs.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Tot de doelgroep behoort elke burger met problematische schulden. Onder problematische schulden wordt verstaan de situatie waarin van een natuurlijke persoon zijn dreigende schulden in de categorieën woonlasten, energie, ziektekostenverzekering en onroerende goederen (lopende vaste lasten), waarbij meerdere schuldeisers niet bereid zijn om een betalingsregeling te treffen, waardoor deze persoon structureel niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.

Daarmee sluiten we aan bij het landelijke uitgangspunt dat schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn.

Conform de visie staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Heemskerk van 18 jaar en ouder. In principe zijn ouders verantwoordelijk voor jongeren onder de 18 jaar. In uitzonderlijke situaties kan de afweging worden gemaakt om jongeren onder de 18 jaar een traject aan te bieden. Denk hierbij aan multi-problematiek in combinatie met schulden. Indien sprake is van structurele hulp bij dag- , de zelfverzorging en/of de dag(budget)besteding en de beperking in de persoonlijke omstandigheden wordt aangepakt, dan kan de gemeente beslissen om de jongeren in het budgetbeheer toe te laten.

Met de invoering van de Wgs is gesteld dat zelfstandig ondernemers, die in financieel zwaar weer verkeren, in eerste instantie een kredietverzoek moeten doen bij de bank. Wanneer dit niet mogelijk is kunnen zij een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Wanneer een onderneming niet levensvatbaar is en de onderneming of het beroep wordt beëindigd en de onderneming uitgeschreven is bij de Kamer van Koophandel kan er toegang worden verleend tot de (gemeentelijke) schuldhulpverlening.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven.

Lid 2 toont de kern van schuldhulpverlening: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen en is afhankelijk van de regelbaarheid van persoon en/of schulden. Enkele veel voorkomende (niet-limitatieve) factoren die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt:

  • a)

    zwaarte en/of omvang van de schulden;

  • b)

    psychosociale situatie;

  • c)

    houding en gedrag van de aanvrager (motivatie);

  • d)

    een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening;

  • e

    al dan niet voldoende inkomen om een schuldregeling te kunnen starten;

  • f)

    overwaarde in de woning;

  • g)

    afsluiting boekjaar eenmanszaken of vennootschap;

  • h)

    dreigende schuld in de categorieën woonlasten en premie ziektekostenverzekering;

  • i)

    bereidheid van schuldeisers om een betalingsregeling te treffen;

  • j)

    de belangen van de overige gezinsleden;

Lid 3 behandelt het doel van de stabilisatie. Medio maart 2017 is het Besluit breed moratorium in werking getreden. Het besluit is een uitwerking van artikel 5 van de Wgs. Het breed moratorium is een uiterst middel om een oplossing in het minnelijke traject te bewerkstelligen. Het instrument mag daarom niet te lichtvaardig of te vroeg in het proces van schuldhulpverlening worden ingezet. De schuldhulpverlening moet al hetgeen in hun vermogen ligt hebben gedaan om schuldeisers te overtuigen hun invorderingsmaatregelen tijdelijk op te schorten. Een moratorium mag alleen worden afgekondigd als het voor de schuldhulpverlening noodzakelijk is en de andere beschikbare instrumenten om tot hulpverlening te komen onvoldoende soelaas hebben geboden. Het primaire doel van het moratorium is om de schuldhulpverlening in staat te stellen om met medewerking van de schuldenaar tot een schuldregelingsvoorstel te komen. Schuld regelen is een specifiek onderdeel binnen de algehele schuldhulpverlening. Het gaat hierbij om het traject waarbij via bemiddeling tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers wordt getracht om een minnelijke regeling voor de totale schuldenlast te bewerkstelligen.

Voor zakelijke schulden kan, als dat nodig is, andere hulpverlening worden ingezet op basis van maatwerk (verwijzen naar ‘155 help een bedrijf’).

Studiefinanciering wordt niet gezien als inkomen.

Artikel 4. Verplichtingen en gevolgen schending daarvan

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager vooropgesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit speelt zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een schuldhulpverleningstraject. Onderstaand zijn een aantal verplichtingen tot medewerking benoemd (dit is geen limitatieve opsomming):

  • het iedere maand op tijd betalen van de lopende vaste lasten;

  • het nakomen van afspraken en overleggen van de benodigde gegevens;

  • het zich houden aan de bepalingen van de schuldregeling;

  • geen nieuwe schulden aan gaan;

  • het gedurende het schuldhulpverleningstraject, benutten van alle financiële ruimte in het inkomen voor het aflossen van de schulden en het bereid zijn om gedurende het traject deze financiële ruimte te vergroten;

  • het geven van toestemming aan betrokken organisaties die een rol kunnen spelen in het traject schuldhulpverlening, voor het gebruik van en de controle op de verstrekte informatie;

  • het deelnemen aan een begeleidingstraject aangeboden door een erkende hulpverleningsinstelling.

Artikel 5. Weigeren aanvraag

Indien aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt, zoals neergelegd in artikel 4 van de beleidsregels, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren. Alvorens dat te doen wordt, conform lid 2, aanvrager eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn dient een redelijke te zijn conform de Awb. Wat redelijk is, hangt samen met het mate van de verplichting. Komt aanvrager ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of buiten behandeling stellen van de aanvraag.

 

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot weigering, maar niet de verplichting daartoe. Dit geeft het college met name ruimte om van een weigering af te zien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 6. Beëindiginggronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd.

 

In artikel 6 staan de overige gronden waarop het college kan besluiten om een verzoek om schuldhulpverleningstraject te beëindigen. Het verschil met artikel 4 van deze beleidsregels is, dat in artikel 6 alleen gronden worden benoemd die in beginsel niet binnen de invloedsfeer van de aanvrager liggen. Bij de verplichtingen uit artikel 4 gaat het om de medewerking van de aanvrager of belanghebbende. Dus hier heeft hij redelijkerwijs wel invloed op. Zo kan de schuldhulpverlening op grond van artikel 6 beëindigd worden als de schuldhulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager.

Het kan bijvoorbeeld aan de orde zijn dat een aanvrager niet langer tot de doelgroep behoort of zelf in staat is om schulden te regelen. In dergelijke gevallen is er geen reden om schuldhulpverlening voort te zetten. Bij verhuizing naar een andere gemeente ligt het aan de fase waarin het traject zich bevindt, of deze wordt beëindigd. In de indicatiefase (de fase waarin de schulden worden geïnventariseerd), vindt beëindiging en overdracht van het traject plaats. Ook wanneer de schuldregeling ‘rond’ is vindt overdracht plaats. Beëindiging vindt ook plaats indien de verhuizing plaatsvindt voordat een of meer schuldeisers hun medewerking aan de schuldregeling weigert.

 

Artikel 7. Recidive - hernieuwde aanvraag

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen.

Bij het gebruik van artikel 7, en dus de vraag wanneer welk type hulpverlening wordt geweigerd, is het van belang om de in artikel 7 genoemde begrippen/producten goed te onderscheiden. Schuldhulpverlening is een breed begrip en omvat alle producten zoals de gemeente die kent. Een schuldhulpverleningstraject is één van de gemeentelijke producten, maar het kan ook betrekking hebben op een schuldregeling als gevolg van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

 

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening en/of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

 

De beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke recidivebepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de inwoner, af te wijken van het bepaalde van artikel 7 indien nodig (ingevolge artikel 4:84 Awb, de hardheidsclausule). Uitgangspunt is het bepaalde in artikel 7.

 

Artikel 8 tot en met 10

Deze artikelen behoeven geen toelichting.