Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent rechtspositie raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019)

Geldend van 12-12-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent rechtspositie raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019)

Wettelijke grondslag:

De raad van de gemeente Heemskerk

gelezen het voorstel van het presidium van 15 oktober gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en [de ]artikel[en] [3.1.1, vijfde lid,] 3.1.3, eerste lid[, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2] en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden 2019

Algemene bepalingen

Ten aanzien van het gebruik van de in deze verordening neergelegde voorzieningen gelden de integriteitregels zoals deze zijn opgenomen in de ‘Gedragscode integriteit raadsleden Heemskerk 2017’ zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 30 november 2017.

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • a.

    commissie: commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • c.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • d.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De vergoeding voor de werkzaamheden per maand is afhankelijk van de inwonersklasse van de gemeente en wordt vastgesteld aan de hand van de tabel zoals opgenomen in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

N.v.t.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden en collectieve ongevallenverzekering

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van 90% het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Een raadslid neemt deel aan de collectieve ongevallenverzekering van de gemeente die voorziet in een 24-uur dekking (met inbegrip van gebeurtenissen in de privésfeer) voor overlijden en blijvend letsel.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 6 Loopbaanoriëntatie raadsleden

N.v.t.

Artikel 7 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, kan een beroep doen op het scholingsbudget als bedoeld in artikel 6 van de Verordening raadsondersteuning 2019.

Artikel 8 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

N.v.t.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 30 dagen na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 13 Intrekking oude verordening

De oude Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden zoals vastgesteld in de openbare vergadering van 30 april 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2019.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 5 lid 1 in werking met ingang van 17 maart 2022.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente

Heemskerk in zijn openbare vergadering van

28 november 2019

de raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019

Algemeen

Met de inwerkingtreding van het nieuwe Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers komen zeven individuele rechtspositiebesluiten en regelingen voor de diverse politieke ambtsdragers bij de provincies, gemeenten en waterschappen te vervallen. Per 1 januari 2019 is er nog sprake van één Rechtspositiebesluit (AMvB) en één Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers (Ministeriële regeling).

De grondslag voor het regelen van de rechtsposities van college en raad ligt vast in de Gemeentewet.

In deze wet is bepaald dat ‘buiten hetgeen krachtens wet of regelgeving is toegekend’ geen andere inkomsten of aanspraken mogen worden genoten door bestuurders en volksvertegenwoordigers.

Lokaal kunnen, met de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit, nog maar een beperkt aantal zaken worden geregeld en/of nader ingevuld. De voorliggende verordening voorziet in dit ‘lokale maatwerk’.

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.