Regeling vervallen per 01-01-2017

Implementatie Wabo in Heemstede

Geldend van 21-07-2011 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 05-07-2011

Intitulé

Implementatie Wabo in Heemstede

1.      Inleiding

     

1.1      Doel en opbouw van deze nota     

Deze nota is bedoeld om op hoofdlijnen inzicht te geven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en in wat de invoering ervan betekent voor de gemeente Heemstede (burgers, bestuur en ambtelijk apparaat). De notitie is als volgt opgebouwd. In het vervolg op deze inleiding zal eerst de invoering en het wetgevingsproces van de Wabo worden geschetst, waarna de doelstellingen van de wet uiteengezet worden.

In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving op hoofdlijnen van de inhoud van de Wabo, zoals de verschillende omgevingsvergunningen, de vergunningplichtige activiteiten, de aanvraag en de inhoudelijke beoordeling daarvan.

In hoofdstuk 3 wordt de procedurekant van de Wabo beschreven en in hoofdstuk 4 staat de bevoegdheidsverdeling onder de Wabo centraal.

In hoofdstuk 5 staan de directe gevolgen, die de Wabo met zich meebrengt, beschreven, zoals de aanpassing van verschillende verordeningen. De Wabo borduurt voort op andere, reeds in werking getreden wetten. Gelet op de ervaringen met deze wetten en het feit dat de Wabo hier op voort borduurt, is een aantal andere maatregelen wenselijk. Deze indirecte effecten van de Wabo als gevolg met de samenhang met andere wetten, wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de eisen voor effectieve handhaving, die de Wabo met zich meebrengt, waarna in hoofdstuk 8 de conclusies van deze nota uiteen worden gezet.

1.2      Invoering en wetgevingsproces

 

Reeds in 2008 heeft een versie van de Wabo in het Staatblad gestaan. Door allerlei obstakels, waarvan de ICT-ondersteuning de grootste is, is de invoering vele malen uitgesteld. Op 23 maart 2010 is de invoeringswet door de Eerste Kamer goedgekeurd en uit de publicatie in het Staatsblad van 22 juni 2010 blijkt dat de Wabo per 1 oktober 2010 in werking zal treden. Dit geldt ook voor de aanhangige wetgeving.

 

Naast de Wabo bestaat de aanhangige wetgeving uit de volgende onderdelen:

  • 1.

    Invoeringswet Wabo

  • 2.

    Besluit omgevingsrecht

  • 3.

    Regeling omgevingsrecht

 

Ad. 1   Invoeringswet Wabo (IWabo)

 

De Wabo bevat wijzigingen van de Wabo, het overgangsrecht met betrekking tot de Wabo en de aanpassing van onder meer de Wet milieubeheer (Wm), Woningwet (Ww), Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Monumentenwet 1988 (Mw) aan de Wabo. Met deze wet worden de bestaande procedureregels in de bijzondere wetten geschrapt, waardoor

onder meer afstemmingsregelingen tussen de verschillende vergunningen en ontheffingen

overbodig worden. Ook worden de regels over bestuursrechtelijke handhaving in de Wabo veelal geharmoniseerd.

 

Diverse toestemmingsstelsels, zoals die van de Wro integreren volledig in de Wabo. De ontheffing van het Bouwbesluit 2003, de ontheffing van de bouwverordening en de bouwvergunning op grond van de Ww integreren eveneens volledig. Hiertoe zijn de betreffende verbodsbepalingen uit deze wetten geschrapt evenals vrijwel alle

bepalingen met betrekking tot het toetsingskader. Dit geldt ook voor andere bijzondere wetten, waarvan de toestemmingsstelsels gaan deel uitmaken van de Wabo. Overige bepalingen in deze bijzondere wetten blijven wel van kracht, bijvoorbeeld bepalingen over het bestemmingsplan in de Wro. Voor gemeentelijke verordeningen geldt de IWabo niet en is daarom geen overgangsrecht geregeld. Dit vraagt om maatregelen van gemeenten (zie hoofdstuk 5 van deze notitie).

 

Ad. 2   Besluit omgevingsrecht (Bor)

 

Het Bor is een AMvB waarin vele onderwerpen uit de Wabo worden uitgewerkt, die nu in diverse wetten en uitvoeringsbesluiten zijn geregeld. Daarbij zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd, maar is vooral veel geïntegreerd. Het Bor regelt de aanwijzing van inrichtingen en van vergunningplichtige en vergunningvrije activiteiten die thans nog in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb), Activiteitenbesluit, Gebruiksbesluit en Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) zijn aangewezen. Ook de planologische kruimelgevallenregeling uit artikel 4.1.1 Bro krijgt een plek in het Bor.

 

Daarnaast wordt de uitwerking van het bevoegd gezag voor vergunningverlening, de aanvraag om vergunning, de inhoud van de vergunning en de aanwijzing van adviseurs geregeld in het Bor. Voortbouwend op bestaande wettelijke kwaliteitseisen voor de handhaving van milieuregelgeving op grond van het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer, bevat het Bor wettelijke kwaliteitseisen voor de handhaving van het omgevingsvergunningstelsel.

 

Ad. 3   Regeling omgevingsrecht (Mor)

 

De Mor is een ministeriële regeling en bevat nadere regels voor de indieningsvereisten in

verband met een aanvraag om een omgevingsvergunning. De Mor bevat zowel algemene indieningsvereisten, die op alle activiteiten van toepassing zijn, als specifieke indieningsvereisten voor het bouwen, zoals deze momenteel zijn opgenomen in het Bblb, voor het slopen, voor monumenten, voor brandveilig gebruik, voor een vergunningplichtige inrichting. De indieningsvereisten voor verplicht aanhakende lokale vergunningstelsels (kappen, aanleggen, gemeentelijke monumenten etc.) zijn eveneens in de Mor opgenomen.

Daarnaast bevat de Mor ook specifieke kwaliteitscriteria voor de handhaving van de milieuregelgeving voor inrichtingen, welke zijn gebaseerd op het thansgeldende Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer.

1.3      Doelstellingen van de Wabo

 

De Wabo staat voor Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het omgevingsrecht is een verzamelnaam voor recht dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving, oftewel de openbare ruimte. De Wabo is in feite een procedurele wet, die een vergunning- en handhavingsstelsel inhoudt voor activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

 

De doelstellingen van de Wabo zijn:

  • 1.

    Het project van de burger centraal stellen

  • 2.

    Vereenvoudigen en verbeteren van de dienstverlening  

  • 3.

    Verminderen regeldruk

  • 4.

    Verminderen administratieve lasten

 

Ad. 1 Het project staat centraal

 

In het omgevingsrecht kennen we nu een groot aantal vergunningen. Voorbeelden zijn de bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, monumentenvergunning en ontheffingen van een bestemmingsplan, maar ook de uitweg-, kap- en reclamevergunning uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het kan daarom zijn dat men voor één project, al dan niet met verschillende activiteiten, verschillende vergunningen nodig heeft.

In de Wabo worden ongeveer 25 vergunningen, ontheffingen en toestemmingen samengevoegd in één vergunning: de omgevingsvergunning. De vergunningen e.d., die opgaan in de omgevingsvergunning hebben betrekking op plaatsgebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat het project centraal komt te staan. De burger komt met een project, dat bestaat uit één of meer activiteiten, bij het loket van de gemeente en dient een aanvraag in voor één omgevingsvergunning. Hij hoeft zich dus niet meer druk te maken om allerlei verschillende vergunningen. De activiteiten staan centraal, niet meer alle vereiste vergunningen.

 

Persoonsgebonden vergunningen, dus niet zijnde plaatsgebonden vergunningen, zoals een drank- en horecavergunning, zijn niet opgenomen in de Wabo. Andere vergunningen die niet onder de Wabo vallen zijn de terras- en parkeervergunning.

 

Ad. 2 Vereenvoudigen en verbeteren van de dienstverlening  

 

Het motto voor de dienstverlening onder de Wabo is dat de burger centraal komt te staan. Het verbeteren van de dienstverlening wordt bereikt door een aantal zaken.

 

Ten eerste moet er voor de burgers één loket komen waar ze terecht kunnen. Er komt een Omgevingsloket online (OLO), een online loket waar een burger met de vergunningencheck kan kijken of hij een omgevingsvergunning nodig heeft, digitaal een aanvraag kan indienen en de status van de aanvraag kan volgen. In een dossiermodule kunnen de verschillende behandelende ambtenaren hun werk doen. Voorlopig zal Heemstede het OLO alleen als digitale postbus voor aanvragen gebruiken.

 

Ten tweede komt er één standaard landelijk aanvraagformulier voor het aanvragen van een omgevingsvergunning, dat betrekking kan hebben op verschillende activiteiten. Hiermee komen alle huidige aanvraagformulieren te vervallen. Ook komen er uniforme indieningsvereisten (geregeld in de Mor).

 

Ten derde worden alle bestaande procedures voor de integreerde vergunningen e.d. vervangen door twee standaardprocedures, de reguliere- en uitgebreide procedure.

 

Voor de burger betekent de Wabo dat hij maar één aanvraag voor zijn project hoeft in te dienen. De aanvraag wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. Hieruit vloeit één beschikking uit voort, welke één procedure van rechtsbescherming kent.

 

Ad. 3, 4 Verminderen regeldruk en administratieve lasten

 

Door het hierboven genoemde wegnemen van verschillen in de huidige wetgeving en de afname van procedureregels, wordt de regeldruk verminderd. Verder wordt de regeling voor vergunningvrij bouwen uitgebreid (zie Bor). Over de organisatorische en financiële consequenties hiervan komen wij later in het stuk terug.

 

De vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven wordt dus bereikt doordat minder aanvragen nodig zijn voor één project, de uniforme indieningsvereisten en het OLO.

2.         Inhoud van de Wabo

 

Het belangrijkste om te weten van de Wabo is dat het een procedurele wet betreft. Dat betekent dat de Wabo verandering brengt in de regels omtrent procedures, maar dat er inhoudelijk weinig aan de vergunning verandert. De beoordeling of toetsing, die moet worden uitgevoerd bij het behandeling van de aanvraag, blijft hetzelfde. Hier wordt later op teruggekomen.

 

2.1      Vergunningplichtige activiteiten

 

In de Wabo staan de activiteiten centraal. In de artikelen 2.1 en 2.2 Wabo staan alle activiteiten opgesomd waar een omgevingsvergunning voor is vereist.

In artikel 2.1 geeft de Wabo zelf aan in welke gevallen er sprake is van een omgevingsvergunningplicht. De tekst in dit artikel is veelal afkomstig uit de huidige bijzondere wetten (zoals de Woningwet en de Monumentenwet). Bij IWabo worden de vergunningsplichten in al deze bijzondere wetten geschrapt.

 

Voorbeeld: het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo), een bepaling die is overgenomen uit artikel 1 en 40 van de Woningwet.

 

In artikel 2.2 van de Wabo wordt verwezen naar een gemeentelijke verordening. In de in artikel 2.2 genoemde gevallen bepaalt de gemeentelijke verordening of een activiteit wel of niet vergunningplichtig is. Is dat het geval, dan bepaalt de Wabo dat het uitvoeren van zo’n activiteit verboden is zonder omgevingvergunning.

 

Hieruit blijkt dat de Wabo, voor de vraag wanneer men een vergunning nodig heeft, niet veel verandering zal brengen. Er is wel een einde gekomen aan het huidige onderscheid tussen vergunningsvrij bouwen en de lichte- en reguliere bouwvergunning. In de Wabo is een bouwactiviteit wel of niet vergunningsplichtig (zie regeling in de Bor). Er zullen als gevolg hiervan meer activiteiten vergunningsvrij worden dan nu het geval is.

 

Het is mogelijk om vergunningen, die niet onder de reikwijdte van de Wabo vallen, daarbij aan te haken, zodat deze in voorkomende gevallen de procedure van de Wabo volgen.

 

2.2      De aanvraag en de inhoudelijke beoordeling daarvan

 

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt gedaan met het eerder genoemde aanvraagformulier. Een aanvraag kan, net als nu, betrekking hebben op één activiteit. Dit wordt in het Wabo-jargon een enkelvoudige aanvraag genoemd. Heeft de aanvraag betrekking op meerdere activiteiten, dan spreekt men van een meervoudige aanvraag. De aanvraag kan digitaal via het OLO of op papier worden ingediend.

 

De artikelen 2.10 e.v. Wabo regelen de beoordelingskaders waaraan een aanvraag voor een activiteit moet worden getoetst. Ook hier zijn de toetsingsgronden uit de bijzondere wetten afkomstig (die daarin worden geschrapt) of wordt er verwezen naar de gemeentelijke verordening (voor activiteiten die op grond van een gemeentelijke verordening vergunningsplichting zijn).

 

Voorbeeld: wordt een aanvraag voor de activiteit ‘het vellen van een boom’ ingediend, dan moet er volgens de Wabo, net als vroeger, worden getoetst aan de weigeringsgronden in de APV. In de gevallen dat in een verordening is bepaald dat een omgevingsvergunning is vereist, bepaalt de gemeente dus ook de weigeringsgronden, die in de gemeentelijke verordeningen zijn opgenomen.

 

Voor de verschillende weigeringsgronden geldt geen hiërarchie. In het geval dat er voor verschillende activiteiten één omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan het bijvoorbeeld al snel duidelijk zijn dat er voor één activiteit geen vergunning kan worden verleend. In dat geval kan de gehele vergunning worden geweigerd zonder dat de andere activiteiten nog hoeven te worden beoordeeld. Het is wel mogelijk om, op verzoek van de aanvrager, een omgevingsvergunning te verlenen voor onderdelen die wel kunnen worden vergund (artikel 2.21 Wabo).

 

2.3      Soorten omgevingsvergunningen

 

Na de gehele procedure doorlopen te hebben, wordt er normaliter één omgevingsvergunning verleend voor alle aangevraagde activiteiten van het project (enkelvoudig of meervoudig). Er zijn ook andere varianten mogelijk.

 

2.3.1   Deelvergunning

 

Men kan er nog steeds voor kiezen om voor elke activiteit een aparte vergunning aan te vragen. Dit noemt men dan een deelvergunning. Reden hiervoor kan zijn dat men wil afwachten of men voor een bepaald (wellicht controversieel) onderdeel van het project wel een vergunning krijgt of omdat men het project in delen wil uitvoeren. Een deelvergunning is een gewone omgevingsvergunning, alleen voor een deel van de activiteiten van het project. Met de omgevingsvergunning in de hand kan men met de aangevraagde activiteiten beginnen. Als de aanvrager de rest van het project wil realiseren, moet hij voor de overgebleven activiteiten ook een vergunning aanvragen, waarbij weer de hele procedure moet worden gevolgd. Er is geen garantie dat de rest van het project ook wordt vergund.

 

Er zit wel een grens aan het aanvragen van een deelvergunning. Dit is niet mogelijk als er sprake is van onlosmakelijke activiteiten. Dit volgt uit artikel 2.7, lid 1 Wabo. Men spreekt van onlosmakelijkheid van verschillende activiteiten als men deze niet los van elkaar kan zien of  als ze zelfs hetzelfde zijn. Onlosmakelijkheid zal zich het meest voordoen bij het verbouwen van een monument.

 

2.3.2   Gefaseerde omgevingsvergunning

 

Het is op verzoek van de aanvrager ook mogelijk om een gefaseerde omgevingsvergunning aan te vragen (artikel 2.5 Wabo). Dit kunnen maximaal twee fasen zijn. Het blijft wel één omgevingsvergunning: fase 1 en fase 2 vormen samen de omgevingsvergunning. Dit is dus het verschil met een deelvergunning. Bij een gefaseerde vergunning wordt alleen de beoordeling in twee delen uitgevoerd. Dit zal vaak gebeuren om eerst te kijken of het project planologisch mogelijk is. Voor deze twee delen wordt een aparte procedure gevolgd. De regels hiervoor staan in artikel 2.5 Wabo. Elke fase is appellabel, maar vergunning treedt pas in werking na fase 2 (beide fasen treden op dezelfde dag in werking). Het project mag pas worden uitgevoerd als de gehele omgevingvergunning, en dus alle twee de fasevergunningen, zijn afgegeven. Daarom geldt voor een gefaseerde vergunning het probleem van de onlosmakelijkheid niet, omdat uiteindelijk voor alle activiteiten een beoordeling plaatsvindt.

 

2.3.3   Overige soorten omgevingsvergunningen

 

Een revisieomgevingsvergunning (artikel 2.6 Wabo) heeft specifiek betrekking op het veranderen van een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer of een mijnbouwwerk.

Het is tenslotte ook mogelijk om een tijdelijke omgevingsvergunning af te geven (artikel 2.23 Wabo).

 

3.         Procedures onder de Wabo

 

Een belangrijk verschil met de huidige praktijk is dat de Wabo alle verschillende procedures voor de geïntegreerde vergunningen terugbrengt tot twee procedures: de reguliere en uitgebreide procedure (afdeling 3.2 en 3.3 Wabo). Welke procedure moet worden gevolgd, is bepaald in artikel 3.7 en 3.10 van de Wabo. In artikel 3.10 is voor de uitgebreide procedure specifiek bepaald in welke gevallen deze procedure moet worden gevolgd. Voor de gevallen die daar niet genoemd staan, bepaalt artikel 3.7 Wabo dat daar de reguliere procedure op van toepassing is, hetgeen meestal het geval zal zijn.

 

Nieuw in de Wabo is dat er, naast een gewone ontvangstbevestiging, onverwijld een uitgebreide ontvangstbevestiging moet worden gestuurd waarin wordt vermeld of de gemeente bevoegd gezag is, welke procedure van toepassing is, welke beslistermijn geldt en welke rechtsmiddelen open staan tegen de beschikking. Het is daarom van belang dat zo spoedig mogelijk wordt getoetst welke procedure moet worden gevolgd.

 

3.1      Reguliere procedure *

 

De reguliere procedure zal meestal van toepassing zijn op de minder uitgebreide aanvragen en de meeste enkelvoudige aanvragen. Bij de reguliere procedure worden de aanvraag en de beschikking gepubliceerd. De beslistermijn bedraagt 8 weken vanaf de dag van ontvangst. Deze beslistermijn kan éénmaal met 6 weken worden verlengd. Het verlengen van de beslistermijn moet worden gepubliceerd. Als binnen de beslistermijn geen besluit op de vraag is genomen geldt de regeling van de lex silencio positivo uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de vergunning van rechtswege is verleend.

 

Er is in de Wabo niets geregeld over inspraak in de reguliere procedure. Er moet derhalve op de regeling van de Awb worden teruggevallen. In het geval dat er van het bestemmingsplan moet worden afgeweken en er een zogenaamde ontheffing als bedoeld in de kruimelgevallenregeling (3.23 Wro oud) of de binnenplanse ontheffing aan de orde is, is er wel een belangrijk verschil, omdat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van afdeling 3.4 Awb daar niet meer op van toepassing is. In de oude procedure gold een termijn van 6 weken om een zienswijze in te dienen. Het enkele feit dat de kruimelgevallenregeling niet meer onder deze procedure valt, betekent naar onze mening nog niet dat omwonenden dan geen recht meer hebben hun zienswijze kenbaar te maken. Er zal daarom aan belanghebbenden een haalbare termijn moeten worden gegund om het indienen van zienswijzen mogelijk te maken, volgens de eisen van artikel 4:7 en 4:8 Awb, waarbij een zekere mate van beleidsvrijheid geldt (zie onder 5.1). In dit verband stellen wij voor belanghebbenden bij kruimelgevallen een termijn van 4 weken te gunnen om een zienswijze in te dienen. De wet staat verlenging van de beslistermijn van 8 weken met 6 weken tot 14 weken toe. Bij kruimelgevallen passen wij deze verlenging standaard toe. Dit om ruimte te scheppen voor het indienen van zienswijzen.

Bij binnenplanse afwijkingen van het bestemmingsplan geven wij geen gelegenheid vooraf zienswijzen in te dienen.

Hier kan immers betoogd worden dat belanghebbenden al een mogelijkheid hebben gehad hun zienswijzen kenbaar te maken. Weliswaar niet in het concrete geval dat aan de orde is, maar wel in de procedure voor vaststelling van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zelf staat immers de mogelijkheid opgenomen dat wij hier kunnen afwijken. Deze situaties zijn zo specifiek dat belanghebbenden al hebben kunnen voorzien dat een afwijking van het bestemmingsplan voor de concrete situatie mogelijk zou worden.

 

Tegen een omgevingsvergunning, waarbij de reguliere procedure is gevolgd, staat de mogelijkheid van bezwaar en vervolgens beroep en hoger beroep open.

 

* paragraaf  3.1 is gewijzigd bij besluit van 5 juli 2011

 

3.2      Uitgebreide procedure

 

De uitgebreide procedure is gereserveerd voor de meer complexe zaken, zoals bijvoorbeeld bij bepaalde (grote) afwijkingen van het bestemmingsplan en wanneer sprake is van het wijzigen van een Rijksmonument.

 

Bij de uitgebreide procedure dient de uov van afdeling 3.4 Awb te worden gevolgd. Hierbij is in de Wabo wel in afwijking van de Awb bepaald dat een ieder zienswijzen kan indienen.

De beslistermijn bedraagt 6 maanden en is eenmaal met ten hoogste 6 weken te verlengen. Bij het verlengen van de beslistermijn moet de aanvrager worden gehoord en de beslissing dient gemotiveerd te zijn. Bij de uitgebreide procedure ontstaat geen vergunning van rechtswege, wel geldt de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.

 

Tegen een omgevingsvergunning, waarbij de uitgebreide procedure is gevolgd, staat de mogelijkheid van beroep en hoger beroep open, voor belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend of belanghebbenden, aan wie redelijkerwijs niet verweten kan worden dat zij dit niet gedaan hebben.

 

4.          Bevoegdheidsverdeling onder de Wabo

 

4.1      Bevoegd gezag

 

Uit artikel 1.1 van de Wabo blijkt dat het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangeduid als ‘bevoegd gezag’. Er zal slechts één bestuursorgaan verantwoordelijk zijn voor het behandelen van de aanvraag, het nemen van een besluit en de bestuursrechtelijke handhaving. Dit bevoegde gezag zal in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders (het college) van de gemeente zijn waar het betrokken project zal worden of wordt uitgevoerd (artikel 2.4, lid 1 Wabo). In het geval van een provinciaal of nationaal belang is het mogelijk dat de provincie of het Rijk het bevoegde gezag is. Deze gevallen worden in het Bor geregeld.

 

Het uitgangspunt van de Wabo is dat een burger of bedrijf voor zijn project met maar één bevoegd gezag als aanspreekpunt te maken heeft.

 

4.2      Advies

 

Bij de behandeling van een vergunningaanvraag kunnen verschillende adviseurs een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan een welstandscommissie bij de huidige bouwvergunning. Ook de Wabo kent verschillende vormen van advies in het kader van de vergunningaanvraag.

In de Wabo en hoofdstuk 6 van het Bor worden de adviseurs aangewezen. Voorbeelden daarvan zijn:

- Het college in alle gevallen waarbij zij niet het bevoegde gezag is;

- GS bij een gezôneerd industrieterrein;

- Welstandscommissie of stadsbouwmeester bij de activiteit bouwen. 

  •  

De status van de adviezen verschilt. Indien er sprake is van een wettelijke plicht tot het vragen van advies, spreekt men van een regulier advies. Het bevoegd gezag moet om dit advies vragen, maar er geldt voor de adviseur geen verplichting om advies te geven. Met het advies dient het bevoegd gezag rekening te houden bij de besluitvorming, hetgeen betekent dat uitsluitend gemotiveerd van het advies kan worden afgeweken.

 

Daarnaast er is de mogelijkheid om facultatief advies te vragen, bijvoorbeeld als een bepaalde deskundigheid niet bij een gemeente aanwezig is (zie bijvoorbeeld artikel 2.26, lid 4 Wabo).

 

Voor sommige adviezen bepaalt de Wabo dat het bevoegde gezag hier niet van af kan wijken (zoals artikel 2.26, lid 2 en artikel 2.14 Wabo betreffende een advies van de waterkwaliteitsbeheerder).

 

4.3      Verklaring van geen bedenkingen

 

In principe zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Inhoudelijk zijn soms andere bestuursorganen mede verantwoordelijk voor de te verlenen omgevingsvergunning. Om die andere bestuursorganen niet buiten spel te zetten, is in artikel 2.27 Wabo “de verklaring van geen bedenkingen” (vvgb) in de wet opgenomen. Zonder een vvgb wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

 

De gevallen waarin een vvgb moet worden gevraagd, zijn geregeld in de Wabo en het Bor.

 

Vvgb van de gemeenteraad

Een vvgb van de gemeenteraad is vereist bij het met ruimtelijke onderbouwing afwijken van een bestemmingsplan. Dit is in feite de opvolger van het projectbesluit waar de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan ook bij de raad lag. In de gevallen dat een (groot) bouwplan strijdig is met het bestemmingsplan maar ruimtelijk gezien wel aanvaardbaar is, kunnen burgemeester en wethouders dus uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen als de raad dat met een vvgb mogelijk heeft  gemaakt. Het primaat van de ruimtelijke ordening ligt nog steeds bij de raad.

 

Het vvgb-orgaan (in dit geval de raad) dient zich bij het beslissen over de vvgb te houden aan de wettelijke kaders voor de belangenafweging. Zo mag de raad een vvgb alleen weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening (artikel 6.5 Bor).

 

Overigens kan de gemeenteraad categorieën vaststellen, waarvoor geen vvgb is vereist.

Een voorstel daartoe zal nog aan de raad worden voorgelegd.

Het betreft de volgende categorieën:

 

  • 1.

    projecten waar de commissie Ruimte met het onderliggende stedenbouwkundig plan heeft ingestemd;

  • 2.

    projecten voor uitbreidingen van bestaande woningen en bijgebouwen binnen de bebouwde kom;

  • 3.

    projecten voor wijzigingen van het gebruik of bestemming van bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom;

  • 4.

    projecten die afwijken van het vigerende bestemmingsplan en naar de mening van het college van burgemeester en wethouders ruimtelijk niet aanvaardbaar zijn en waarvoor de omgevingsvergunning wordt geweigerd.

 

Vvgb van gedeputeerde staten of de minister van VROM

Deze is vereist bij het afwijken van de algemene regels in een provinciale verordening of een AMvB. De vvgb kan worden verleend als het betrokken project niet in strijd is met de afwijkingsregels in provinciale verordening of AMvB.

5.         Directe gevolgen van de invoering van de Wabo in en extern

 

5.1      Aanpassingen in werkprocessen e.d.

 

De invoering van de Wabo vereist, naast de juridische aspecten, een hoop veranderingen.

Met het ingaan van de WABO (wet algemene bepalingen omgevingsrecht) gaan 25 vergunningenstelsels op in één vergunning, de omgevingsvergunning.

De belangrijkste vergunningen voor Heemstede zijn daarbij de bouwvergunning, kapvergunning, gebruiksvergunning en ontheffingen bestemmingsplan.

 

Dienstverleningsmodellen

In lijn met het gemeentebrede dienstverleningsconcept “Denken als de klant” is het uitgangspunt om het de klant zo makkelijk mogelijk te maken. Voor de WABO zijn er verschillende dienstverleningsmodellen denkbaar. Centraal hierbij staat dat burgers één loket/aanspreekpunt moeten hebben voor het indienen van aanvragen en het volgen van de voortgang. Tijdens een workshop over dit onderwerp (o.l.v. Contain) is bijvoorbeeld gesproken over de inzet van de publieksbalie als frontoffice. Deze publiekbalie is opgericht met als doel om in de toekomst het merendeel van de dienstverlening centraal af te handelen. Hierbij wordt het concept “gemeente heeft Antwoord©” gevolgd: vanaf 2015 moeten burgers bij de gemeente terecht kunnen voor 80% van hun vragen aan de overheid. Herkenbaar door één 14+netnummer, één fysieke publieksbalie en één website.

De keuze voor de inzet van de publieksbalie als frontoffice vraagt vanzelfsprekend om goed opgeleide baliemedewerkers en vergaande werkafspraken met de betrokken vakafdelingen (backoffices) om een foutvrije en efficiënte werkprocedure te garanderen.

 

BWT is frontoffice en voert regie

Vooralsnog is besloten om te kiezen voor een andere opzet. Belangrijk is dat de afdeling Bouw- en woningtoezicht eerst praktijkervaring opdoet en inzicht krijgt in de werking en de gevolgen van de WABO. Op basis hiervan kan vervolgens een inschatting gemaakt worden waar in het dienstverleningsproces welke kennis en vaardigheden vereist zijn. En kan een gefundeerde inschatting gemaakt worden of er vanuit klantvriendelijkheid en/of efficiency een samenwerking met de publieksbalie gewenst is.

 

De afdeling Bouw- en woningtoezicht gaat daarom vanaf 1 oktober fungeren als frontoffice. Zij neemt de omgevingsvergunning in, zet waar nodig de benodigde vergunningsonderdelen voor advies uit bij de verschillende afdelingen en verzorgt de termijnbewaking en afwikkeling van de omgevingsvergunning. Voor elke aanvraag wordt een casemanager (procesbewaker) aangewezen die verantwoordelijk is voor de termijnbewaking, contact met de klant, contact intern en afwikkeling van de aanvraag (regie).

 

Bouwplanoverleg

Het voormalige bouwplanoverleg neemt nog meer dan vroeger een belangrijke plaats in. Naar aanleiding van de ingekomen aanvraag wordt in dit overleg bepaald of er sprake is van een reguliere of uitgebreide procedure. Dit heeft te maken met de wettelijke afhandelingtermijnen van resp. 8 en 26 weken.

 

Omgevingsloket online (OLO)

Door VROM is het OLO (omgevingsloket online) ingesteld waar aanvragers digitaal met behulp van hun DigiD de aanvraag kunnen indienen. Vanaf deze server wordt de gemeente geïnformeerd dat er een aanvraag voor Heemstede is ingediend.

Heemstede is aangesloten op het OLO en de medewerkers van Bouw- en woningtoezicht zorgen er voor dat interne en externe partijen indien nodig ook het OLO kunnen benutten.

Voorbeelden daarvan zijn de brandweer, milieudienst IJmond, intern, ruimtelijk beleid en VOR (voorbereiding openbare ruimte voor kapvergunningen en inrittten)  

 

Het OLO kent een zogenaamde vergunningcheck. Aan de hand van deze check kan een burger/bedrijf nagaan of en zo ja welke vergunning nodig is. Dit kan thuis achter de computer of op het gemeentehuis met hulp van een ambtenaar van Bouw- en woningtoezicht.

 

Gelet op de ingrijpende wijzigingen, vooral in het vergunningvrij bouwen, zal naar verwachting, vooral in het begin veelvuldig een beroep gedaan worden op ambtelijke bijstand.

 

Termijnbewaking

Gekozen wordt voor het digitaal verwerken van alle aanvragen vanaf 1 oktober.

Alle aangevraagde vergunningen worden ingevoerd in Squit XO, het nieuwe termijnbewakingsprogramma van BWT.  De papieren aanvragen worden hiertoe 1 x per week ingescand en ingevoerd.

Partijen krijgen per mail (incl. pdf) deze gegevens aangeleverd. Gelet op de termijnen die gelden, zal binnen de gemeentelijke organisatie bij andere afdelingen dan Bouw- en woningtoezicht prioriteit gegeven moeten worden aan de advisering over onderdelen van de omgevingsvergunning, niet zijnde het bouwen.

Om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen en termijnen te halen, wordt een strakke regie en duidelijke communicatie intern en extern dus een cruciale taak van Bouw- en woningtoezicht.

 

Voorlichting

Vanaf september start de gemeente een voorlichtingscampagne over de WABO (afgestemd op voorlichtingsmateriaal vanuit VROM).

Hierbij wordt de “click-call-face” benadering gevolgd (die ook de basis vormt van de dienstverlening van de publiekbalie). Klanten worden gestimuleerd om eerst de website voor informatie te raadplegen (click). Komt de klant er via Internet niet uit, dan kan hij telefonisch contact opnemen (call). Mocht de telefoon ook onvoldoende uitkomst bieden dan is de klant uiteraard welkom aan de balie in het gemeentehuis (face). Deze benadering vereist dat de verschillende contactkanalen goed op elkaar worden afgestemd. Want het mag niet uitmaken welk kanaal de klant gebruikt: allemaal moeten ze identieke informatie geven.

5.2      Verruiming van het vergunningvrij bouwen

 

De nieuwe systematiek van vergunningvrij bouwen.

 

De voorschriften voor bouwvergunningvrij bouwen zijn tot 1 oktober nog opgenomen in het Bblb (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken), een besluit onder de Woningwet. Met de komst van de omgevingsvergunning wordt de vergunningenparagraaf (artikel 40 en verder) uit de Woningwet overgeheveld naar de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van artikel 2.1, onderdeel a van de Wabo is een vergunning nodig voor het bouwen.

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de voorwaarden opgenomen wanneer géén bouwvergunning nodig is.

 

Enkele nieuwe begrippen:

De volgende begrippen spelen een centrale rol bij het bepalen van vergunningsvrij bouwen:

“achtererfgebied”, “voorerfgebied” en “bijbehorende bouwwerken”.

 

Achtererfgebied

Dit is het erf aan:

  • de achterkant van het hoofdgebouw en …

  • de zijkant van het hoofdgebouw dat niet naar de openbare weg gekeerd is, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

Achtererfgebied

Voorerfgebied:

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

 

Bijbehorende bouwwerken:

Onder bepaalde voorwaarden kunnen allerlei bouwwerken onder de Wabo vergunningvrij zijn voor de activiteit bouwen en voor het afwijken van het planologisch regime.

Bijvoorbeeld dakkapellen, dakramen en andere daglichtvoorzieningen in een dak, erf- en perceelafscheidingen, aanbrengen of veranderen van kozijnen of het veranderen van gevels, (schotel)antennes, zonnecollectoren en zonnepanelen, verbouwingen.

 

Hier bespreken wij echter alleen die vergunningvrije bouwwerken die de grootste invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit, namelijk de bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken.

Het begrip “bijbehorend bouwwerk “ wordt gehanteerd als verzamelnaam voor uitbreidingen van een hoofdgebouw (aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, carports, serres  en andere soorten bouwwerken met een dak).

Een bijbehorend bouwwerk is altijd functioneel verbonden met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw.

 

Mogelijkheden vergunningvrij bouwen voor “bijbehorende bouwwerken”

 

  • 1.

    Géén omgevingsvergunning nodig voor zowel bouwen als voor het afwijken van het bestemmingsplan:

 

Het bijbehorende bouwwerk bevindt zich in het achtererfgebied:

 

A.  Op een afstand van niet meer dan 2,5 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, niet hoger dan 4 meter;

 

B.             Op een afstand van meer dan 2,5 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, maar:

- niet hoger dan 3 meter

- totaal aan vergunningvrije bouwwerken niet meer dan 30m2

- geen dakterras of balkon

- functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw

- achtererfgebied voor niet meer dan 50% bebouwd.

  • 2.

    Géén omgevingsvergunning nodig voor het bouwen, maar misschien wel voor het afwijken van het bestemmingsplan:

 

Indien het bijbehorende bouwwerk zich bevindt in het achtererfgebied en niet hoger is dan 5 meter, hoeft er geen omgevingsvergunning voor het bouwen aangevraagd te worden. Vervolgens moet gekeken worden of het bijbehorende bouwwerk afwijkt van het bestemmingsplan en zo ja, of hiervoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd.

 

Het systeem is dus als volgt:

  • valt een bijbehorend bouwwerk onder punt 1 (geregeld in artikel 2 bijlage II van het BOR) dan is geen omgevingsvergunning nodig voor zowel het bouwen als het afwijken van het planologisch regime (bestemmingsplan)

  • valt een bijbehorend bouwwerk niet onder punt 1 dan wordt gekeken naar punt 2 (geregeld in artikel 3 van bijlage II van het BOR). Past een dergelijk plan in de voorschriften van het bestemmingsplan dan is er geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig. Past het bouwwerk niet geheel in het bestemmingsplan qua oppervlakte, maatvoering, maar wel onder artikel 3 van bijlage II van het BOR dan is een omgevingsvergunning nodig. Het betreft dan een ontheffing van het planologisch regime (bestemmingsplan). Wordt de ontheffing verleend dan is voor het bouwen geen vergunning nodig en wordt niet getoetst aan het Bouwbesluit, de bouwverordening en welstand. 

 

De belangrijkste wijzigen zijn:

  • Vergunningvrij bouwen wordt ook bij niet-woningen mogelijk.

  • Het verschil tussen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt geschrapt. Deze bouwwerken zijn samengevoegd tot een bij het hoofdgebouw behorend bouwwerk, ofwel een “bijbehorend bouwwerk”.

  • Een aantal ongewenste beperkingen, zoals het niet mogen bouwen tegen achterpaden en brandgangen is opgeheven.

  • Een aantal bouwwerken is toegevoegd aan de lijst van vergunningvrije bouwwerken, zoals bouwwerken ter ondersteuning van bouwwerkzaamheden (bouwborden, keten e.d.), zwembaden, kleine keermuren, vlaggenmasten, et cetera.

 

Gevolgen verruiming mogelijkheden vergunningvrij bouwen

 

Veel bouwwerken vergunningsvrij De systematiek van bijlage II van het Bor leidt ertoe dat voor veel bouwwerken geen omgevingsvergunning voor het bouwen meer noodzakelijk is. Dergelijke bouwwerken moeten nog steeds voldoen aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2003. Denkbaar is dat men nog wel een omgevingsvergunning voor een andere activiteit nodig heeft, bijvoorbeeld milieu of brandveilig gebruik.

 

Vergunningvrij uit- en aanbouwen tijdens nieuwbouw

Omdat het vergunningvrij bouwen niet beperkt blijft tot bestaande bouwwerken heeft de nieuwe regelgeving grote impact op de waarde van het vooraf technisch toetsen van bouwplannen. Onder de Wabo is het mogelijk om tijdens de bouw vergunningvrij uit- en aanbouwen te realiseren bij nieuwbouwprojecten. De mogelijkheid bestaat dus dat bouwtoezicht wordt geconfronteerd met totaal andere bouwplannen dan eerder vergund en getoetst. De volgende afbeeldingen verduidelijken dat.

 

Het volgende wordt aangevraagd:

Aanvraag

Het uiteindelijke resultaat:

Uiteindelijke resultaat

Groen is vergunningvrij onder het BOR en mag in een keer met de nieuwbouw worden meegenomen.

 

60% afname aantal (bouw)vergunningen

In feite is met de nieuwe regelgeving de hele categorie lichte bouwvergunningen komen te vervallen. Voor de burger betekent dit dat geen bouwtekeningen meer noodzakelijk zijn en evenmin leges moeten worden betaald.

 

Volgens VROM zal het aantal (bouw)vergunningen naar verwachting met 60% afnemen. Past een aanvraag niet in het bestemmingsplan dan is veelal alleen een ontheffing van het bestemmingsplan nodig. De vergunning voor de activiteit bouwen kan daarbij veelal achterwege blijven.

Het teruglopen van het aantal vergunningen voor het bouwen betekent tevens een terugval in legesinkomsten van naar schatting 35 a 40.000 euro per jaar. Het betreft hier met name de aan- en uitbouwen en dakkapellen. De grote bouwprojecten waarvoor 2,3 % van de aanneemsom excl. Btw als leges wordt opgelegd zorgen sinds jaar en dag in Heemstede voor de belangrijkste opbrengst.

 

Als gekeken wordt naar de aangevraagde bouwvergunningen van 2009 bestaande uit 133 lichte bouwaaanvragen en 105 reguliere bouwvergunningen, blijven op basis van de nieuwe regels op jaarbasis een kleine 100 omgevingsvergunningen inclusief ontheffingen over.

Het aantal ontheffingen bedroeg 54 en dit getal blijft, zolang niet alle bestemmingsplannen zijn geactualiseerd, de komende jaren voorlopig gelijk. Het aantal kapvergunning bedraagt gemiddeld per jaar 200 stuks.

 

Leges verklaren

De legesverordening 2010 is recent Waboproof gemaakt.

Over leges is al jaren veel te doen omdat er landelijk nogal forse verschillen zijn in de gemeentelijke tarieven. Zonder eenduidige vastlegging van de kosten en de beleidskeuzes zijn deze verschillen lastig te verklaren. Om de verschillen helder te verklaren moeten gemeenten duidelijk en eenduidig inzicht geven in de kosten, de activiteiten en de beleidskeuzes. Voor de legesverordening 2011 zal een complete kostenonderbouwing geleverd worden. Bij bezwaarschriften van burgers en bedrijven kan dan hiernaar verwezen worden.

 

Nieuwe ambtenaar BWT

Procesbewaking en communicatie/ voorlichting naar de burger als bouwer en de verraste buurman wordt één van de belangrijkste taken van de nieuwe ambtenaar Bouw- en woningtoezicht.

De verraste buurman

Informatieplicht naar buren

Door de invoering van de WABO worden ook eisen gesteld aan de digitalisering en archivering van aanvragen. Een belangrijke taak is daarbij weggelegd bij informatiebeheer.

Voor de burger verandert er heel wat. Veel van de zaken waarvoor eerder een bouwvergunning noodzakelijk was worden nu vergunningvrij.

Omdat de verantwoordelijkheid bij de burger ligt zal deze zich er ook van bewust moeten zijn dat de informatieplicht richting buren noodzakelijk is.

De klagende burger kan niet meer bij de gemeente bezwaar maken maar zal privaatrechtelijk aan de slag moeten. De bouwende burger zal ook moeten beseffen dat bouwen zonder vergunning niet wil zeggen dat er geen regels meer gelden. Het bouwwerk moet voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Het is taak van de gemeente daar toezicht op uit te voeren.

 

Effecten voor afdeling BWT

In het kader van de BAG en WOZ wil de gemeente toch weten waar gebouwd is.

Bouw- en woningtoezicht speelt hierin een rol. Naar verwachting zal er ook een taakverschuiving plaats vinden naar meer controle en handhaving buiten. Of dat ook werkelijk zo is valt nu nog nauwelijks in te schatten omdat de inforol in eerste instantie veel tijd zal vergen. Pas een  jaar na invoering van de WABO zal duidelijk zijn wat precies het effect op de afdeling is van deze wetswijziging. Wegens vertrek van een van de medewerkers bij Bouw- en woningtoezicht is een vacature ontstaan. Gelet op het bovenstaande en de veranderende rol van het Bouw- en woningtoezicht wordt deze vacature vooralsnog niet ingevuld. In de kadernota is dienaangaande een bezuinigingsvoorstel opgenomen. Het lijkt ons niet raadzaam op dit moment al een besluit over het al dan niet opvullen van de vacature te nemen.

 

Welstand

Een ander bijkomend effect van het vergunningvrij bouwen is dat via een omweg welstand weggewerkt is. Alleen bij nieuwbouw van hoofdgebouwen is nog een rol weggelegd voor de commissie. Tweewekelijks welstand zoals tot nu toe het geval is zal straks naar verwachting niet meer nodig zijn. Na ervaring opgedaan te hebben met de WABO zullen we bekijken of welstand bijvoorbeeld alleen op afroep een optie is. Ook een optie is aansluiting bij de Welstandszorg Noord-Holland.

Digitale beheeromgeving: Squit XO

Een ander onderdeel van de veranderingen op ICT-gebied is de aanschaf door Bouw- en woningtoezicht van het programma Squit XO.

Squit XO is een software die speciaal is ontworpen voor vergunningverlening en handhaving. Squit XO integreert alle bestaande vergunning- en handhavingzaken in één systeem.

De processen in het systeem sluiten zoveel mogelijk aan bij de vigerende wetgeving.

In Squit XO zullen standaarddocumenten worden geïnstalleerd, waarmee elke ambtenaar gaat werken, om zo tot een uniforme opmaak van documenten te komen. Deze grote hoeveelheid standaarddocumenten betreffen alle Wabo-gerelateerde stukken, van een ontvangstbevestiging tot een vergunning en handhavingsbesluiten. Er is een set standaarddocumenten door VROM beschikbaar gesteld. Deze documenten worden door de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aangepast aan onze huisstijl. Dit proces is voor 1 oktober afgerond.

 

Werkprocessen

Een andere verandering ligt op het gebied van de werkprocessen. Hoewel er weinig verandert aan de inhoud van het werk (zie hoofdstuk 2), zijn er toch veranderingen vereist in de werkprocessen. Zo kunnen we te maken krijgen met meervoudige aanvragen, waar het huidige werkproces niet op ingericht is. Ook dienen we externe afspraken te maken, bijvoorbeeld met adviseurs en andere overheidsinstanties (zoals Rijnland of de provincie). De mandaatregeling is ondertussen Wabo proof. Gelet op de strenge termijnen in de Wabo en de sancties op het overschrijden daarvan, is nadere mandatering vereist om zodoende zaken snel af te handelen. Het gaat hier met name om het ondertekenen van brieven zonder rechtsgevolg of politieke gevoeligheid of het beslissen op aanvragen, indien er geen beleidsvrijheid voor het bestuursorgaan is.

 

Er zal ook gekeken moeten worden naar de specifieke invulling van wettelijke procedures, waarbij een gemeente een zekere beleidsvrijheid heeft.

 

Verlengen beslistermijn

 

De Wabo biedt de mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen. In de volgende gevallen is besloten om in ieder geval de beslistermijn te verlengen (reguliere procedure):

  • 1.

    Aanvragen, waarbij van het bestemmingsplan moet worden afgeweken (zie paragraaf 3.1);

  • 2.

    Aanvragen, die in strijd met redelijke eisen van welstand zijn, en die aangepast kunnen worden;

  • 3.

    Aanvragen, waarbij advies moet worden gevraagd.

 

Voor deze gevallen is gekozen, omdat de reguliere termijn te kort zal zijn voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag of om aanvragers bij kleine complicaties de mogelijkheid te kunnen bieden hun plan aan te passen, zonder dat zij weer een nieuwe aanvraag behoeven in te dienen. De beslissing, om de beslistermijn in deze gevallen te verlengen, zullen wij mandateren aan het hoofd van de Afdeling Bouw- en woningtoezicht.

 

Horen van belanghebbenden bij aanvragen die afwijken van het bestemmingsplan

 

Een belangrijke keuze, die moet worden gemaakt, is de wijze van horen van belanghebbenden bij de reguliere procedure, als er sprake is van een afwijking van het bestemmingsplan. De Wabo schrijft geen verplichte procedure voor (zie paragraaf 3.1).

 

Huidige situatie

In de huidige praktijk gaat dat om de gevallen waarbij met toepassing van art. 3.23 van de Wro (de kruimelgevallenregeling) ontheffing van het bestemmingsplan wordt verleend. In de kruimelgevallenregeling wordt na toepassing van de uitgebreide procedure van afdeling 3.4 van de Awb ontheffing van het bestemmingsplan verleend. In Heemstede is het hoofd van de Afdeling BWT gemandateerd het besluit te nemen om afdeling 3.4 toe te passen. In dat geval wordt een ontwerpbesluit gemaakt, dat zes weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende deze termijn kunnen schriftelijk zienswijzen worden ingediend. De indieners van zienswijzen kunnen tevens aangeven mondeling te worden gehoord. Het horen vindt plaats door medewerkers van de afdeling BWT.

 

Voorstel veranderen werkwijze

Met de komst van de WABO stellen we voor de huidige werkwijze te veranderen. Er zal geen ontwerpbesluit ter inzage worden gelegd, maar slechts de aanvraag met bescheiden en de uitgebreide ontvangstbevestiging, waarop is aangegeven waarom het plan afwijkt van het bestemmingsplan. Dit geeft, met een eventuele toelichting van een medewerker, voor burgers voldoende inzicht in het voorgenomen plan. Ook het horen kan achterwege blijven omdat er na de vergunningverlening weer mogelijkheid is voor bezwaar (m.a.w. inschakeling commissie bezwaarschriften) Er is gekozen voor een termijn van 4 weken terinzagelegging, zoals aangegeven in paragraaf 3.1. In deze gevallen wordt de beslistermijn verlengd van 8 tot 14 weken. Binnen de termijn van 14 weken moet besluitvorming mogelijk zijn.

 

Als er geen zienswijzen worden ingediend is het hoofd BWT gemandateerd de ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen. Als er wel zienswijzen zijn ingediend neemt het college van burgemeester en wethouders het definitieve besluit. Voor de burgers betekent deze nieuwe werkwijze dat zij alerter moeten zijn op publicaties van de gemeente over bouwplannen in hun woonomgeving. Deze keuze wordt om verschillende redenen verantwoord geacht. In de eerste plaats achten wij de termijn van 4 weken alleszins redelijk. In de tweede plaats, maar waarschijnlijk belangrijker, blijven wij bij onze dienstverlening om bij deze procedures de omwonenden aan te schrijven en rechtstreeks over de procedure te informeren, opdat niemand door de procedure wordt overvallen.

 

5.3.1     Implementatieonderzoeken

In de afgelopen periode is gewerkt aan de voorbereiding op de invoering van de Wabo. De aandacht lag daarbij met name op het gebied van werkprocessen, procedures en de vereiste veranderingen in dat kader.

 

Voor de implementatie van de Wabo is gekeken naar de volgende aspectenen:

  • 1.

    Reikwijdte Wabo

  • 2.

    Één loket

  • 3.

    Procescoördinatie

  • 4.

    Vergunningprocedures

  • 5.

    Werkafspraken in- en externe toeleveranciers

  • 6.

    Routing – van brievenbus tot behandelaar

 

Ten aanzien van deze 6 aspecten is de huidige praktijk geëvalueerd en aangegeven welke verandering nodig zijn. De meeste van deze aanbevelingen behoeven geen nadere toelichting en zullen worden uitgevoerd. Hieronder zal per aspect worden ingegaan op de belangrijkste veranderingen en de keuzes die Heemstede daarin heeft gemaakt.

1. Reikwijdte van de Wabo

 

Met de reikwijdte van de Wabo wordt de hoeveelheid vergunningen bedoeld die onder de Wabo gaat vallen. Naast de in de Wabo genoemde (verplichte) gevallen, is het mogelijk om andere vergunningen aan te laten haken bij de Wabo.

 

In het OLO wordt duidelijk aangegeven welke voorwaarden Heemstede stelt aan het maken/hebben van een uitrit evenals het aanbrengen van reclames. (bijvoorbeeld plakletters)

 

2. Één loket

 

Bouw- en woningtoezicht is frontoffice en voert regie

In hoofdstuk 5, blz. 12 is uitgebreid op deze materie ingegaan.

Wij benadrukken hier nogmaals het belang van een goede communicatie richting burgers en bedrijven.

 

Er wordt veel aandacht besteed aan informatievoorziening en vooroverleg.

Allereerst zijn alle ambtenaren, die met de Wabo te maken krijgen, op de hoogte gebracht  van de aspecten van de Wabo waar zij mee te maken krijgen. Ook worden de burgers geïnformeerd over de Wabo en wat dat voor hen betekent.

De eerste stappen daartoe zijn reeds gedaan.

Op 25 augustus 2010 zijn burgers via een info in De Heemsteder voor het eerst  geinformeerd over de Wabo. Op 22 september 2010 is een uitgebreide info opgenomen in De Heemsteder en de gemeente site.

 

3. Procescoördinatie

 

Het derde aspect ziet op procescoördinatie, hetgeen omschreven wordt als het ‘zicht houden op de vergunningaanvragen die bij de gemeente binnenkomen en waar nodig, daarin sturend te kunnen optreden’. Dit is van belang, omdat verschillende vergunningen, die door verschillende ambtenaren werden behandeld, nu in één vergunning moeten samenkomen.

 

De verwachting is dat de meeste aanvragen enkelvoudig zullen zijn. Daarom zal er geen functie worden gecreëerd die alleen ziet op het verloop van het werkproces, maar zullen ambtenaren worden aangewezen die de procesrol zullen vervullen. De procesrol zal komen te liggen bij de ambtenaar, die de aanvraag inhoudelijk behandelt, daar dit het meest bij de huidige werkwijze aansluit. Deze ambtenaar is dan verantwoordelijk voor de afhandeling van de aanvraag en een inhoudelijk consistente omgevingsvergunning.

 

Bij meervoudige aanvragen, ligt de procesrol bij de bouwvergunningverleners, omdat daar normaliter het ‘inhoudelijke zwaartepunt’ ligt. Bij zeer complexe aanvragen geniet het de voorkeur om iemand aan te wijzen die apart let op een goed proces. Hierover zullen zowel intern als extern werkafspraken worden gemaakt.

 

4. Vergunningprocedures

 

Bij dit aspect staat het administratieve verloop van de twee Wabo procedures centraal (zie paragraaf 3 van deze notitie).

Voorafgaand aan de vergunningprocedure is er mogelijk een fase van vooroverleg.

Heemstede werkt nu reeds met vooroverleg op afspraak. Wij zetten dit voort en zullen op de website en in andere communicatie op deze mogelijkheid wijzen.

Daarnaast wordt de huidige praktijk, waarbij burgers terecht kunnen met vragen bij een medewerker uit de backoffice, ervaren als afdoende mogelijkheid om voorgenomen plannen te bespreken.

 

De ontvangst van aanvragen, die de uitgebreide procedure volgen, hoeven wettelijk gezien niet te worden gepubliceerd, omdat op een zeker moment een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd. Uit oogpunt van dienstverlening aan burgers en in het kader van procesefficiëntie worden ook deze aanvragen ( zoals gebruikelijk) gepubliceerd tezamen met de overige aanvragen.

 

5. Werkafspraken in- en externe adviseurs

 

Dit aspect gaat over werkafspraken met interne en externe adviseurs.

Door de Wabo kan er een verschuiving van bevoegdheden ontstaan. Dit houdt in dat het ‘nieuwe bevoegd gezag’ nieuwe taken moet gaan uitvoeren, waarvoor zij de kennis en capaciteit niet in eigen huis heeft. Ingevolge artikel 2.26 van de Wabo kan de gemeente in zulke gevallen advies inwinnen. In hoofdstuk 6 van het Bor worden de wettelijke adviseurs aangewezen. Dit zijn:

  • 1.

    B&W in alle gevallen waarin zij niet bevoegd gezag zijn;

  • 2.

    GS in grondwaterbeschermingsgebieden;

  • 3.

    Waterkwaliteitsbeheerder bij indirecte lozingen vanuit inrichtingen;

  • 4.

    Welstandscommissie bij bouwen;

  • 5.

    Regionale brandweer bij bepaalde inrichtingen;

  • 6.

    Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in bepaalde gevallen bij beschermde rijksmonumenten (artikel 6.4 van het Bor);

  • 7.

    VROM-Inspectie bij bepaalde inrichtingen  (artikel 6.3 van het Bor).

Met deze adviseurs dienen werkafspraken te worden gemaakt.

 

In de bestuursconferentie is afgesproken dat de gemeenten, de provincie en de waterschappen samen zullen werken door de kennis en capaciteit ‘in te huren’ bij de organisatie die op dit moment de taken uitvoert. Tevens is afgesproken om de afspraken hieromtrent vast te leggen in een dienstverleningsovereenkomst.  De provincie neemt hierin het voortouw en heeft in augustus 2009 een concept van de Wabo-dienstverleningsovereenkomst aangeleverd waartegen op- of aanmerkingen gemaakt konden worden. Naar aanleiding van de ingebrachte op- en aanmerkingen is een definitieve overeenkomst opgesteld. Een dienstverleningsovereenkomst met de Regionale brandweer is momenteel ook in de maak. Naast deze overeenkomsten moeten, vóór de inwerkingtreding van de Wabo, externe werkafspraken worden gemaakt met de welstandscommissie en de monumentencommissie.

 

Tenslotte zullen ook interne werkafspraken moeten worden vastgelegd. Werkafspraken vormen geen doel op zich, maar zijn een middel om de gemeentelijke organisatie rond advisering te waarborgen. Werkafspraken zijn van belang als een aanvraag om een omgevingsvergunning een project met meerdere activiteiten betreft en de behandelaar zelf niet over alle deskundigheid beschikt. Te denken valt aan een vergunningaanvraag die de activiteit ‘bouwen’ en de activiteit ‘het vellen van hout’ omvat. Het gaat hier om afspraken over de wijze waarop een advies wordt aangevraagd, binnen welke termijn en op welke wijze deze moet zijn aangeleverd. De huidige praktijk in Heemstede is dat advies niet alleen schriftelijk maar ook mondeling wordt ingewonnen, hetgeen niet wenselijk wordt geacht, omdat deze werkwijze niet voldoende traceerbaar en transparant is. Deze werkafspraken hebben betrekking op het operationeel niveau. Omdat de milieutaken door middel van een dienstverleningsovereenkomst aan de Milieudienst IJmond zijn uitbesteed, zullen ook hier werkafspraken op managementniveau moeten worden gemaakt.

 

6. Routing

 

Het is belangrijk om aandacht te besteden aan een efficiënte routing van stukken, zodat de procedure zo snel mogelijk kan verlopen. Na binnenkomst bij de gemeente krijgt de aanvrager een eerste ontvangstbevestiging. De Wabo schrijft voor dat er onverwijld een uitgebreide ontvangstbevestiging moet worden verstuurd. Hierin wordt de aanvrager gewezen op eventuele strijdigheden (bestemmingsplan) en onvolledigheden in de aanvraag. Ook zal er in voorkomende gevallen advies gevraagd moeten worden. Gelet op korte beslistermijnen in de Wabo, zal de aanvraag daarom zo snel mogelijk bij de behandelend ambtenaar terecht moeten komen. Verder krijgen we te maken met digitale aanvragen, naast de papieren aanvragen.

 

5.4      Aanpassing van verschillende verordeningen

 

De invoering van de Wabo vereist, naast de veranderingen op ICT-gebied, werkprocessen, documenten e.d.,  een aantal wijzigingen in de gemeentelijke wetgeving. De Wabo kent geen overgangsrecht, daarom zijn een aantal gemeentelijke verordeningen en de mandaatregeling voor de inwerkingtreding van de Wabo aangepast.

 

  • 1.

    APV (algemene plaatselijke verordening)

 

 

  • 2.

    Legesverordening

 

 

  • 3.

    Erfgoedverordening

 

 

  • 4.

    Bouwverordening

 

 

  • 5.

    Procedureverordening planschadevergoeding 2008

 

 

  • 6.

    Mandaatregeling

 

 

6.         Wabo en andere wetgeving

 

De afgelopen twee jaar zijn verschillende wetten in werking getreden die grote invloed hebben op het gebied van vergunningverlening en handhaving voor gemeente. Zo is in 2008 de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) vervangen door een nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Verder is de Vierde Tranche van de Awb inwerking getreden in 2009, met een aantal gevolgen voor de gemeentelijke praktijk. Op deze twee wetten wordt in 6.1 e.v. ingegaan.

 

Daarnaast is er de Dienstenwet, die een regeling voor de lex silencio positivo (vergunning van rechtswege) aan de Awb toevoegt (§4.1.3.3 Awb). Dit is een facultatieve regeling, hetgeen betekent dat gemeenten de regeling van toepassing kunnen verklaren op bijvoorbeeld vergunningen uit de APV. In de Wabo is bepaald dat de regeling van toepassing is voor aanvragen, waarbij de reguliere procedure wordt gevolgd (artikel 3.9, lid 3 Wabo). Dit betekent dat, indien de voorgeschreven termijn geen beslissing is genomen, de vergunning van rechtswege is verleend. De implementatie van de Dienstenwet vraagt in het kader van de Wabo op dit moment geen extra maatregelen. Uiteraard dienen er wel maatregelen te worden genomen om te waarborgen dat de termijnen gehaald worden. De maatregelen ter implementatie van de Dienstenwet zullen later worden genomen.

 

Tenslotte is de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden.

De wet verplicht de overheid tot het betalen van een dwangsom als zij niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn een beslissing neemt op een aanvraag. Tegelijk met deze wet is de wet in werking getreden die voorziet in aanpassing van de beslistermijnen voor bezwaarschriften in de Algemene wet bestuursrecht en voor aanvragen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Ook dit is een regeling, die in de Awb is opgenomen (§4.1.3.2 Awb).

 

De Wabo borduurt voort op al deze wetten. Daarnaast is uit de praktijk gebleken dat de invoering van voornoemde wetten een aantal maatregelen vereist, die met de invoering van de Wabo zo mogelijk nog dringender worden. Hieronder zal op deze wetten worden ingegaan.

 

6.1      De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)

 

Reeds lange tijd werd de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gezien als een lappendeken aan regels en een verouderd wettelijk systeem. Daarom is in 1999 aangekondigd dat de WRO fundamenteel herzien zou worden. Na een voorontwerp in 2000, werd op 23 mei 2003 het wetsvoorstel Nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wro) ingediend. Na verschillende herzieningen en invoeringswetten is de definitieve versie van de Wro in juli 2008 werking getreden.

 

De Wro moet daadkrachtige besluitmogelijkheden bieden en zorgen voor eenvoudige en snelle procedures. Het bestemmingsplan staat centraal in de Wro.

 

De bestemmingsplanprocedure is daarom sterk ingekort. De procedure vangt aan met de terinzagelegging van een ontwerp-bestemmingsplan, waarna zienswijzen kunnen worden ingediend. Na vaststelling van het bestemmingsplan staat beroep in één instantie open bij de Raad van State. De goedkeuring van het bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten (GS) is komen te vervallen. GS (en de inspecteur van VROM) hebben de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerp-bestemmingsplan. Als de gemeenteraad niet tegemoetkomt aan de zienswijze, kunnen GS door middel van een ‘reactieve’ aanwijzing voorkomen dat het onderdeel van het plan waar de zienswijze betrekking heeft van kracht wordt (artikel 3.8 lid 4 en 6 Wro).

 

6.1.1   Het projectbesluit in de Wro

 

Vóór 1 juli 2008 werden met regelmaat vergunningen verleend met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Voor de partij die de vergunning ontving was die procedure goed werkbaar: redelijk snel en niet erg kostbaar.

 

Hoewel in het oorspronkelijke wetsvoorstel niet opgenomen, is in de Wro een variant op de oude artikel 19, lid 1 WRO procedure teruggekomen met het projectbesluit. In de artikelen 3.10 e.v. Wro is het gemeentelijk projectbesluit geregeld. Een projectbesluit kan worden gebruikt voor plannen waarvoor geen ontheffingsprocedure mogelijk is. Het nemen van een projectbesluit is een bevoegdheid van de gemeenteraad, die zij aan het college kunnen delegeren. In een projectbesluit kunnen dezelfde regels en voorschriften als in een bestemmingsplan worden opgenomen. In tegenstelling tot een ontheffing biedt een projectbesluit daarom wel een planologisch kader voor de gronden waarop het van toepassing is. In een projectbesluit moet daarom goed duidelijk worden gemaakt welke regels van een bestemmingsplan wel en niet van toepassing zijn.

 

Een projectbesluit dient, net als een bestemmingsplan, te worden voorzien van een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ (artikel 3.10, lid 2 Wro). De procedure voor een projectbesluit is grotendeels gelijk aan een bestemmingsplanherziening. Als het nemen van een projectbesluit aan het college is gedelegeerd, kan wat tijdwinst waarom geboekt omdat het college het projectbesluit dan kon vaststellen. Tegen een projectbesluit staat beroep in twee instanties open (de rechtbank en de Raad van State).

 

De verplichting dat een projectbesluit binnen één jaar ingepast moet zijn in een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan (artikel 3.13, lid 1 Wro), is met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet komen te vervallen. Hierdoor heeft het projectbesluit weer sterk het karakter van de oude artikel 19 vergunning gekregen.

 

6.1.2   Het projectbesluit in de Wabo

 

Het projectbesluit is opgenomen in de Wabo en maakt deel uit van de omgevingsvergunning (zie artikel 2.12 lid 1 sub a onder c van de Wabo). Inhoudelijk verandert er door het opgaan in de omgevingsvergunning niets aan het instrument. Een dergelijke omgevingsvergunning dient een goede ruimtelijke onderbouwing te hebben, net als een bestemmingsplan en vraagt daarom evenveel voorbereiding. Een aanvraag om omgevingsvergunning doorloopt de uitgebreide procedure, zoals bedoeld in artikel 3.10 Wabo, welke zes maanden (+ eventueel zes weken) duurt.

De bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen ligt bij het college (artikel 2.4 Wabo). Dit betekent dat het nemen van een projectbesluit (in de nieuwe vorm) geen bevoegdheid van de gemeenteraad meer is. Wel dient het college, indien zij een beslissing over een aanvraag om omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° van de Wabo willen nemen, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad te ontvangen (artikel 2.27 Wabo jo. artikel 6.5 Besluit omgevingsrecht). Zonder deze vvgb kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Het primaat van de ruimtelijke ordening blijft dus bij de raad. De gemeenteraad heeft de mogelijkheid categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor geen vvgb is vereist. (zie par. 4.3 blz 10)

 

6.1.3   Weigering van een omgevingsvergunning

 

Net als in de Woningwet (artikel 46, lid 3, oud) dient een verzoek om een omgevingsvergunning voor een activiteit, die in strijd is met het bestemmingsplan, van rechtswege te worden opgevat als een verzoek om van het bestemmingsplan te mogen afwijken. De Wabo biedt in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1°, 2° en 3° drie mogelijkheden daartoe, waarvan de opvolger van het projectbesluit er één is.

 

Allereerst kunnen in een bestemmingsplan regels omtrent afwijking daarvan worden opgenomen (vergelijk oude binnenplanse ontheffing ex 3.6, lid 1, sub c Wro). Daarnaast regelt het Besluit omgevingsrecht een aantal zogeheten ‘kruimelgevallen’, waarbij van het bestemmingsplan kan worden afgeweken (vergelijk oude buitenplanse ontheffing ex artikel 3.23 Wro). De derde mogelijkheid is de reeds genoemde opvolger van het projectbesluit, die nu dus onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Net als onder de Wro en de Woningwet kan een aanvraag om omgevingsvergunning dus tevens een verzoek om van af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo inhouden. Een dergelijke aanvraag houdt geen verzoek om herziening van het bestemmingsplan in, omdat de wet dit niet regelt.

Ook de tijdelijke ontheffingen van het bestemmingsplan zijn in de wabo opgenomen.

 

Er zijn gevallen waarbij het niet wenselijk is om mee te werken aan een aanvraag om omgevingsvergunning. In de praktijk zullen dat de gevallen zijn, waarbij een bouwplan niet past in het ruimtelijk beleid en aan het bouwplan geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt.

 

Op dit moment is voor die situaties waarbij een voormalig projectbesluit noodzakelijk is en niet meegewerkt wordt, een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist.

(weigering omgevingsvergunning)

De vraag dringt zich op of die gevallen, uit het oogpunt van capaciteitsbeslag voor zowel het ambtelijk apparaat als de commissieagenda’s, nog aan de raad moeten worden voorgelegd. In september 2010 is de raad voorgesteld om deze weigering van een omgevingsvergunning aan te wijzen als geval waarin geen vvgb is vereist. (zie paragraaf 4.3., blz. 11)

 

6.1.4   Inspraakverordening

 

Op de herziening van een bestemmingsplan is op dit moment de inspraakverordening van toepassing. De actualisering van onze bestemmingsplannen nog volop gaande. De lijn die hierbij qua inspraak is ingezet is de volgende. Per bestemmingsplan (bijvoorbeeld Woonwijken noordwest en Centrum en omgeving) is gepubliceerd wat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid zij en wat de ontwikkelingslocaties binnen dat plangebied zijn. Binnen een termijn van 6 weken kunnen dan zienswijzen met betrekking tot de hoofdlijnen van het beleid en de ontwikkelingslocaties worden ingediend. Wij stellen voor om de inspraakverordening niet van toepassing verklaren op postzegelplannen. Voor dergelijke plannen, die een klein gebied en daarmee weinig belanghebbenden betreffen, is de reguliere bestemmingsplanprocedure afdoende om tot een zorgvuldig plan te komen.

 

6.2      Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb IV)

 

Per 1 juli 2009 is de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb IV) in werking getreden. De Vierde Tranche is de vierde aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De AWB IV bevat drie onderwerpen: een regeling omtrent bestuursrechtelijke geldschulden (titel 4.4 Awb), attributie (afdeling 10.1.3 Awb) en handhaving (uitbreiding en wijziging Hoofdstuk 5 Awb).

 

Bestuursrechtelijke geldschulden (titel 4.4 Awb)

 

Deze regeling is bedoeld om een uniforme regeling te creëren voor de invordering van geldschulden door de overheid.  Eén en ander heeft ertoe geleid een ontwerp op te stellen met algemene regels over het ontstaan en de inhoud van de verplichting tot betaling van een (bestuursrechtelijke) geldsom, over het intreden en de gevolgen van het niet voldoen aan die verplichting, en over de invordering. Zaken die bijvoorbeeld worden geregeld zijn wettelijke rente, verjaring en het dwangbevel.

 

De belangrijkste wijziging die voorkomt uit de Awb IV is dat de rechtmatigheidsvraag omtrent bestuurlijke geldschulden onder rechtsbescherming bij de bestuursrechter wordt gebracht door te bepalen dat ‘de verplichting tot betaling van een geldsom bij beschikking wordt vastgesteld’ (artikel 4:86 Awb).

 

Attributie (afdeling 10.1.3 Awb)

 

Attributie is het toedelen van een bevoegdheid tot het nemen van besluiten bij wettelijk voorschrift aan een persoon of college, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan. De regeling beperkt zich tot de problematiek van attributie aan ondergeschikten. Dit onderdeel van Awb IV leidt op dit moment niet tot noodzakelijke wijzigingen in de gemeentelijke verordeningen.

 

6.2.1   Bestuurlijke handhaving en Awb IV

 

Met de Awb IV is hoofdstuk 5 van de Awb, betreffende bestuursrechtelijke handhaving, ingrijpend gewijzigd. De belangrijkste vernieuwing is de regeling voor bestuurlijk boetes, die geheel nieuw is. De nieuwe regeling houdt kortweg het volgende in:

 

Titel 5.1 Awb: algemene bepalingen

 

In titel 5.1 Awb is een aantal algemene bepalingen opgenomen. Ten eerste definities, waarvan het kernbegrip ‘bestuurlijke sanctie’ is, waaronder de ‘herstelsancties’ en de ‘bestraffende sanctie’ (nieuw) vallen. Ook het begrip ‘overtreder’ is gedefinieerd.

 

Vervolgens is er een aantal algemene bepalingen over bestuurlijke sancties, zoals de grondslag voor bevoegdheid (artikel 5:4 Awb). Tenslotte is er nog een aantal zaken zoals samenloop van sancties en de zwijgplicht geregeld.

 

Titel 5.2 Awb: toezicht op de naleving

 

In deze titel wordt het toezicht geregeld, waarbij geen grote wijzigingen zijn aangebracht.

Titel 5.3 Herstelsancties, Afdeling 5.3.1 Last onder bestuursdwang

 

In afdeling 5.3.1 is de last onder bestuursdwang geregeld. Dit is de opvolger van bestuursdwang, waarvan de naam wegens een begripmatige kwestie is veranderd. Inhoudelijk is geen wijziging beoogd. Het betreft (nog steeds) de herstelsanctie met  bevoegdheid van het bestuursorgaan om door feitelijk handelen een einde aan de overtreding te maken. In de nieuwe terminologie legt het bestuursorgaan een last op (onder bestuursdwang) waarbij, indien niet aan de last wordt voldaan, zal over worden gegaan tot bestuurdwang.

 

Aan de last onder bestuursdwang is er, behalve de naam, inhoudelijk niet veel gewijzigd aan dit instrument. Wel worden er twee nieuwe beschikkingen geïntroduceerd:

  • de toepassingsbeschikking: degenen die om handhaving hebben verzocht, of andere belanghebbenden kunnen in de nieuwe regeling vragen om de daadwerkelijke, feitelijke toepassing van bestuursdwang, nadat de last onder bestuursdwang is opgelegd (artikel 5:31a Awb). De beslissing die het bestuursorgaan op dit verzoek neemt is een appellabel besluit. Bij ambtshalve toepassing van de daadwerkelijke, feitelijke toepassing van bestuursdwang hoeft dit besluit niet genomen te worden;

  • de kostenbeschikking: een overtreder is in beginsel de kosten verschuldigd, die bij de toepassing van bestuursdwang worden gemaakt (artikel 5:25, lid 1 Awb). Nieuw is dat de hoogte van het kostenverhaal afzonderlijk bij (appellabele) beschikking wordt vastgesteld, door middel van de zogeheten kostenbeschikking (artikel 5:25, lid 6 Awb).

 

Titel 5.3 Herstelsancties, Afdeling 5.3.2 Last onder dwangsom

 

Inhoudelijk is het instrument last onder dwangsom niet veranderd. Een overtreder krijgt een last opgelegd en hij verbeurt dwangsommen, indien hij niet aan de last voldoet.

 

Ook bij de last onder dwangsom worden nieuwe beschikkingen geïntroduceerd:

 

  • de invorderingsbeschikking: als een bestuursorgaan tot daadwerkelijke inning van dwangsommen over wil gaan, moeten zij daartoe een invorderingsbeschikking nemen. Ook derden kunnen om deze beschikking verzoeken. In de invorderingsbeschikking zal moeten worden aangegeven in hoeverre er dwangsommen zijn verbeurd en of er, en zo ja tot welk bedrag, tot invordering zal worden overgegaan (artikel 5:37, lid 1 Awb);

  • de invorderingsbeschikking op het verzoek van een belanghebbende: net als bij de toepassingsbeschikking bij de last onder bestuursdwang, kan een belanghebbende verzoeken een invorderingsbeschikking te nemen (artikel 5:37, lid 2 Awb).

 

7.         Handhaving onder de Wabo

 

Om de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van VROM-regelgeving door de decentrale overheden duurzaam te waarborgen en de versnippering in de handhaving tegen te gaan, werkt VROM samen met provincies, gemeenten en waterschappen aan de vorming van Regionale Uitvoeringsdiensten.

 

Hiermee geeft het kabinet nader invulling aan het advies dat de Commissie Mans hierover in juli 2008 uitbracht. De bedoeling is dat provincies en gemeenten milieu-taken uitbesteden aan deze Regionale Uitvoeringsdiensten.   Een deel van die taken wordt verplicht bij de uitvoeringsdiensten neergelegd (basistakenpakket), andere taken zijn facultatief onder te brengen. Voor de meeste VROM-taken die andere overheden uitvoeren en die gericht zijn op de fysieke leefomgeving zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld. Naar verwachting zijn deze diensten begin 2012 operationeel.

 

Het standpunt van het demissionaire Kabinet in deze is om de Regionale

Uitvoeringsdiensten te laten samenvallen met die van de Veiligheidsregio's. Dat zou voor Heemstede betekenen dat de Regionale Uitvoeringsdienst voor Zuid-

Kennemerland in de visie van het demissionaire Kabinet zou samenvallen met de

Veiligheidsregio's voor Zuid-Kennemerland. De achterliggende redenering van het demissionaire Kabinet om aan te sluiten bij de Veiligheidsregio's wordt door ons onderschreven en biedt in deze ook een goede basis voor de verdere ontwikkeling van het bestuurlijke landschap.

 

Het standpunt van GS van Noord-Holland wijkt hier van af. GS streeft  samenvoeging van drie veiligheidsregio’s te weten: Amsterdam/Schiphol, het noordzeekanaalgebied en Zuid-Kennermerland. Het standpunt van GS is ingegeven door een door hen vermeende complexiteit op het terrein van de vergunningverlening en handhaving op het aandachtsgebied van de uitvoeringsdiensten: de milieuwetgeving. Deze redenering doet in onze ogen geen recht aan het functioneren van de Milieudienst IJmond. De gemeente Heemstede heeft door middel van een dienstverleningsovereenkomst al zijn milieutaken uitbesteed aan de Milieudienst IJmond. Ons zijn geen signalen bekend op grond waarvan

geconcludeerd moet worden dat de Milieudienst IJmond dan wel andere afdelingen milieu binnen het grondgebied van Zuid-Kennemerland, niet in staat zijn de vergunningverlening en handhaving op het terrein van het milieurecht naar behoren uit te voeren. Hierbij nemen wij uitdrukkelijk in aanmerking dat het werkgebied van de Milieudienst IJmond ook het

grondgebied van de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk beslaat,

waar de milieuproblematiek gelet op het industriële karakter van deze

gemeenten aanmerkelijk groter is dan in Heemstede.

 

Wij onderschrijven de gedachte van GS dat het goed is dat regionale uitvoeringsdiensten hun kennis en ervaring onderling delen. Die gedachte alleen rechtvaardigt geenszins de

conclusie dat hiervoor alle uitvoerende milieudiensten op het grondgebied van de drie eerder genoemde veiligheidsregio's samengevoegd moeten worden.

 

Bij de keuze op welke manier aan de RUD vorm wordt gegeven, dient de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en bedrijven te zijn. Die dienstverlening is niet gebaat bij een ambtelijke organisatie die het grondgebied van de drie veiligheidsregio's beslaat. Een dergelijk ambtelijke moloch mist een deugdelijke bestuurlijke aansturing op het niveau van alle betrokken gemeenten.

 

Het streven van GS om de RUD op korte termijn met de taken bouwtoezicht en

ruimtelijke ordening uit te breiden, zal niet op steun of instemming van ons college kunnen rekenen.

Het ruimtelijk bestuursrecht in Nederland kent al sinds jaar en dag de zogenaamde coördinatiebepalingen in de Wet ruimtelijke ordening en zijn voorganger de Wet op de Ruimtelijke Ordening enerzijds en de Wet milieubeheer anderzijds. Het ruimtelijk bestuursrecht kent in deze een lange ontwikkeling, waarbij mag worden afgevraagd of de Wabo iets toevoegt. Naar onze mening niet voor de Wet milieubeheer. Daar waar in gemeenteland 20 jaar geleden iedere gemeente nog omkwam in de

milieuvergunningprocedures, is dat tegenwoordig een uitzondering. De reden hiervan is simpel: het overgrote deel van de inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer valt tegenwoordig onder het zogenaamde Activiteitenbesluit, waardoor ondernemers met een melding kunnen volstaan en gemeenten zelden of nooit vanuit procedureel oogpunt de genoemde coördinatiebepalingen moeten toepassen. Gemeenten in Nederland zijn door

de coördinatiebepalingen en het Activiteitenbesluit uitstekend in staat snel en adequaat bouwvergunningen aan zowel burgers als het bedrijfsleven te verlenen. De Wabo voegt hier niets aan toe. Hierbij dient u zich overigens rekenschap te geven van het feit dat onder de Wabo het zogenaamde vergunningvrij bouwen drastisch wordt uitgebreid, waardoor het aantal te verlenen bouwvergunningen (in de toekomst de ongevingsvergunning) evenredig zal afnemen.

 

Uitgangspunt voor gemeenten dient de kwaliteit van de dienstverlening aan haar burgers te zijn. Onder het regime van de Wabo zal veel onder het vergunningsvrij bouwen vallen. Deze regelgeving is zeer complex, hetgeen tot gevolg heeft dat er communicatief voor gemeenten een zware taak ligt om aan te geven waar het vergunningvrij bouwen ophoudt en de vergunningplicht begint. In onze optiek van een goede dienstverlening staat de loketfunctie

centraal opdat burgers face to face door ambtenaren adequaat en deskundig

worden voorgelicht.

 

De kwaliteit van de dienstverlening aan onze burgers en bedrijven is er naar onze mening niet bij gebaat dat de Regionale Uitvoeringsdiensten worden uitgebreid met voor een

gemeentelijke overheid zo basale taken als bouwtoezicht en ruimtelijke

ordening. Wij hebben GS schriftelijk bericht daaraan geen medewerking te zullen verlenen.

 

8          Conclusie

 

In het voorafgaande is geschetst welke uitdagingen en veranderingen de Wabo met zich meebrengt voor Heemstede. Deze veranderingen houden om te beginnen verband met werkprocessen, ICT, informatie, documenten en allerlei praktische zaken. Daarnaast zijn er op juridisch gebied een aantal besluiten genomen om aan de wettelijke vereisten te voldoen.

 

De WABO is een feit en een aanvraag omgevingsvergunning zal in veel gevallen die een reguliere enkelvoudige procedure betreft, qua afhandeling niet veel anders zijn dan vroeger het geval was. De omgevingsvergunning voor het bouwen komt in de plaats van de bouwvergunning. Wat wel verandert is dat deze vergunningen steeds meer digitaal zullen worden afgewikkeld.

 

Bouw- en woningtoezicht is zich bewust van haar veranderende rol waarbij nog meer dan vroeger bij de werkzaamheden de nadruk gelegd zal worden op communicatie en coordinatie. De burger zal zeker in het begin vaker dan vroeger een beroep op de afdeling kunnen en moeten doen (vooral gelet op de verruiming van het vergunningvrij bouwen).  

 

De formatie Bouw- en woningtoezicht blijft voorlopig gelijk en na een jaar kan pas objectief bekeken worden of er formatief wijzigingen plaats moeten vinden.

 

Volgens prognose van VROM zal het aantal vergunningen na 1 oktober fors afnemen.

Dit betekent voor de commissie welstand Heemstede minder adviezen zodat bekeken moet worden of de commissie welstand in ongewijzigde samenstelling/werkwijze  kan blijven voortbestaan. Afhankelijk van de opgedane ervaringen zullen we nagaan of het verstandig is over te gaan op bijvoorbeeld welstand op afroep en/of aansluiting bij de welstandszorg Noord-Holland.  

 

Gelet op de landelijke legesproblematiek zal nog dit jaar een voorstel legesverordening 2011 worden voorgelegd waarin een uitgebreide onderbouwing van de kostendekkendheid de basis vormt voor de tariefstelling.

 

Heemstede, 16 september 2010 (gewijzigd 5 juli 2011)

Afdeling Bouw- en woningtoezicht

 

Woordenlijst, afkortingen

Afwijking

Het afwijken van een bestemmingsplan, zie artikel 2.12 Wabo, de opvolger van de ontheffing uit de Wro

AMvB

Algemene maatregel van bestuur, waarin een nadere, concrete invulling wordt gegeven aan een bepaald wetsartikel; voorbeeld is het Bor

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Awb IV

Aanvulling op de Awb: een regeling omtrent bestuursrechtelijke geldschulden (titel 4.4 Awb), attributie (afdeling 10.1.3 Awb) en handhaving (uitbreiding en wijziging Hoofdstuk 5 Awb)

Bor

Besluit omgevingrecht: AMvB waarin de Wabo wordt uitgewerkt

(Het) college

College van burgemeester en wethouders

Commissie Bezwaarschriften

Externe, onafhankelijke commissie die is belast met de behandeling en advisering omtrent ingediende bezwaarschriften tegen besluiten van de gemeente

IWabo

Invoeringswet Wabo, regelt invoering Wabo en wijziging bijzondere wetten

Kruimelgevallen

Bouwwerken van geringe omvang of betekenis, waarvoor in het Bor een regeling voor afwijking van het bestemming staat

Lex silencio positivo

Regeling in §4.1.3.3 Awb, betekent vergunning van rechtswege, is in de Wabo op reguliere procedure van toepassing.

Mandaat

De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 Awb). Het bestuursorgaan blijft ook zelf bevoegd om het besluit te nemen

Mor

Regeling omgevingsrecht: ministeriële regeling die de bepalingen van de Wabo en Bor nader invult

OLO

OLO: omgevingsloket online, online omgeving voor onder meer het digitale loket van de gemeente, vergunningenchecklist e.d.

Omgevings- vergunning

De vergunning van de Wabo, die in de plaats komt van alle huidige vergunningen, ontheffingen en toestemmingen

Postzegelplan

Een herziening van het bestemmingsplan voor een zeer klein gebied

Projectbesluit

Een besluit van het rijk, de provincie of de gemeente dat een (deel van een) bestemmingsplan buiten toepassing blijft, zodat een bepaald project gerealiseerd kan worden, zie artikel 3.10 Wro (oud)

Squit XO

Programma voor de verwerking en afhandeling van vergunningaanvragen

uov

uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb, voorbereidingsprocedure waarbij een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd en er de mogelijkheid bestaat daartegen zienswijzen in te dienen voor een periode van 6 weken

Vvgb

Verklaring van geen bedenkingen, waarbij het bestuurorgaan dat tot het geven van de verklaring bevoegd is (vvgb-orgaan) verklaart dat het geen bedenkingen heeft tegen het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Een regeling, die in de Awb is opgenomen (§4.1.3.2 Awb), over de gevolgen van termijnoverschrijding door de overheid, te weten verbeuring van dwangsommen en een beroepsmogelijkheid

Wro

Wet ruimtelijke ordening (nieuw)

WRO

Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud)