Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsnotitie Wet BIBOB gemeente Heemstede

Geldend van 11-06-2009 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsnotitie Wet Bevordering IntegriteitsBeoordeling door het Openbaar Bestuur Gemeente Heemstede

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding

  • 2.

    Toepassing

  • 3.

    Het BIBOB-instrument

  • 3.

    1 Beleidskeuze

3.1.1 Horeca

3.1.2 Prostitutie

3.1.3 Speelautomatenhallen

  • 3.

    2 Betrokken personen en bedrijven

  • 3.

    3 Onderzoek Gemeente

  • 3.

    4 Adviesaanvraag Bureau BIBOB

  • 3.

    5 Onderzoek Bureau BIBOB

  • 3.

    6 Rechtsbescherming

  • 3.

    7 Organisatie

  • 3.

    8 Financien

Bijlage 1 artikelen 3 en 4 Wet BIBOB en artikel 4 van het BIBOB-besluit

1. Inleiding

Per 1 juni 2003 is de Wet Bevordering IntegriteitsBeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna:‘Wet BIBOB’) in werking getreden. Deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. Dit is in de vorm van een extra weigerings- en/of intrekkingsgrond op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. Artikel 3 van de Wet BIBOB geeft aan wanneer het voor een bestuursorgaan mogelijk is over te gaan tot weigering, dan wel intrekking: er moet sprake zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of b) het plegen van strafbare feiten. Daarnaast kan de gevraagde beschikking geweigerd, dan wel ingetrokken worden, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid ingeschrifte of omkoping).

In de Wet BIBOB is bepaald, dat aan het Bureau BIBOB (van het Ministerie van Justitie) een advies gevraagd kan worden om in een concreet geval te beoordelen of er sprake is van voornoemd gevaar. Het bestuursorgaan kan echter ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Het Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de Politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan.

De Wet BIBOB zal in Heemstede worden toegepast op de horeca-, prostitutie-, en de speelautomatenbranche.

Omdat het gebruik van de Wet BIBOB zwaar kan ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer en om willekeur te voorkomen, zijn in deze nota beleidsregels geformuleerd voor de wijze waarop de Wet BIBOB gebruikt zal worden. De afweging om tot een BIBOB-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

2. Toepassing

Openbare orde is één van de belangrijkste overwegingen om de horeca-, prostitutie-, en speelautomatenbranche te reguleren in de vorm van een vergunningenstelsel. Om te voorkomen dat deze branches worden ingezet voor criminele activiteiten, is in de Wet BIBOB de mogelijkheid opgenomen om vergunningaanvragen en bestaande vergunningen voor deze branches verder te toetsen. In deze uitwerking van het BIBOB-beleid wordt het BIBOB-instrument toegepast op de volgende vergunningen:

  • 1.

    horeca: vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • 2.

    speelautomatenhallen: vergunning in het kader van artikel 30c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kansspelen (Wok) en de exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.3.1 van de APV.

  • 3.

    prostitutie: vergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven op grond van artikel 3.2.1 van de APV.

De Wet BIBOB geeft bestuursorganen een extra weigerings- en intrekkingsgrond voor vergunningen in de horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche. Eerst moet echter, volgens het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel, het bestaande instrumentarium worden toegepast. Voor de hierboven genoemde branches zijn dat de Drank- en Horecawet en de Algemene PlaatselijkeVerordening, die de gemeente de mogelijkheid bieden om een vergunningaanvraag te weigeren of een reeds verleende vergunning in te trekken. Wanneer er geen gegronde reden is om op grond van deze regelingen te weigeren of in te trekken, dient de gemeente te onderzoeken of de weigerings- en intrekkingsgronden uit artikelen 3 en 7 van de Wet BIBOB en artikel 4 van het BIBOB-besluit (zie bijlage 1) zelfstandig kunnen worden toegepast. Dit onderzoek vindt plaats met behulp van de in artikel 30 van de Wet BIBOB omschreven aanvraagformulieren. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/vergunninghouder beantwoorde vragen die zijn opgenomen in deaanvraag van vergunning, inclusief het BIBOB-vragenformulier op grond van artikel 30 WetBIBOB;

  • -

    de door hem/haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van de aanvraag van de vergunning, inclusief het BIBOB-vragenformulier;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van de ambtenaar, overgelegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, zal het bestuursorgaan de vergunning weigeren/intrekken. Wanneer het BIBOB-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld door de vergunninghouder ingeval van een reeds verleende vergunning (ook nadat betrokkene in de gelegenheid is gesteld om gegevens aan te vullen), kan dit op grond van art. 4 Wet BIBOB worden aangemerkt als “ernstig gevaar” en kan op deze rechtsgrond de vergunning worden ingetrokken.

Indien het gaat om een nieuwe aanvraag, wordt het niet volledig invullen van het BIBOB-vragenformulier en inleveren van de vereiste bewijsstukken (uiteraard ook nadat betrokkene in de gelegenheid is gesteld om gegevens aan te vullen) beschouwd als een onvolledige aanvraag en zal deze derhalve niet verder in behandeling worden genomen op grond van de artikelen 4:2 en 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht. In deze artikelen is bepaald dat het bevoegd bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Pas wanneer het bestaande instrumentarium (zowel de reguliere weigerings- en intrekkingsgronden als de BIBOB-weigerings- en intrekkingsgrond) onvoldoende mogelijkheden biedt, kan de gemeente een advies aanvragen bij het landelijke Bureau BIBOB. De adviesaanvraag bij Bureau BIBOB moet worden beschouwd als uiterste middel.

Het voorleggen van het BIBOB-vragenformulier kan gezien worden als een start van de integriteitsbeoordeling in het kader van de Wet BIBOB. Het BIBOB-vragenformulier vormt een vast onderdeel van de vergunningaanvraag. Dit betekent dat indien de aanvraag geen volledig ingevuld BIBOB-vragenformulier met bijbehorende bewijsstukken bevat, de aanvraag niet volledig is, hetgeen een grondslag vormt om de aanvraag niet verder in behandeling te nemen. Om redenen van efficiency is het van belang om bij de beoordeling van het BIBOB-vragenformulier, een onderscheid te maken tussen drie in gewicht oplopende toetsen:

1. Lichte toets

Dit betreft een globale beoordeling van de antwoorden uit het vragenformulier en de overgelegde bescheiden en wordt toegepast bij alle nieuwe aanvragers. Als op basis van deze toets geen reden is om een zware toets te doen, zal de vergunning gewoon verleend worden. Bij deze toets wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen van Bureau BIBOB over de beoordeling van omstandigheden die kunnen duiden op de aanwezigheid van de gronden genoemd in artikel 3 Wet BIBOB.

2. Zware toets

Dit betreft een diepgaande screening van de antwoorden uit het vragenformulier. Een zware toets kan aanleiding geven om tot een adviesaanvraag bij Bureau BIBOB over te gaan.

Er wordt tot een zware toets overgegaan op grond van één of meer van de volgende indicatoren:

  • -

    de beantwoording van de vragen van de lichte toets geeft daar aanleiding toe;

  • -

    indien de inrichting beschikt over een vergunning, dan wel een vergunning aanvraagt voor een branche die is bestemd als BIBOB-aandachtsbranche;

  • -

    ndien de inrichting beschikt over een vergunning, dan wel een vergunning aanvraagt in een gebied dat is aangewezen als BIBOB-aandachtsgebied;

  • -

    indien het een inrichting betreft die op grond van artikel 174a Gemeentewet is gesloten;

  • -

    bij de betreffende inrichting is sprake van een hoge mutatiegraad (de inrichting wisselt relatief snel van eigenaar, exploitant, beheerder);

  • -

    indien de transparantie van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de onderneming die een inrichting of meerdere inrichtingen exploiteert vragen oproept omtrent de integriteit van de onderneming;

  • -

    informatie van derden kan aanleiding geven tot een zware toets. Hierbij kan gedacht worden aan informatie van politie, belastingdienst, andere overheidsdiensten maar ook informatie van branche-organisaties kan aanleiding zijn voor een zware toets;

3.BIBOB-toets

De BIBOB-toets houdt in dat er een advies gevraagd wordt aan Bureau BIBOB.

Er zal in twee gevallen overgegaan worden tot een adviesaanvraag aan Bureau BIBOB:

  • -

    Op grond van de uitvoering van de zware toets. Als uit de zware toets nog vragen openblijven, of als er geen redelijke zekerheid is dat er geen sprake is van ernstig gevaar alsbedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;

  • -

    Op grond van een verzoek daartoe van de Officier van Justitie, op grond van artikel 26 WetBIBOB. Het aanvragen van een BIBOB-toets wordt via de afdeling Algmene en Juridische Zaken (AJZ) voorgelegd aan het bevoegd bestuursorgaan, dat uiteindelijk beslist over de adviesaanvraag aan Bureau BIBOB.

3. Het Bibob-instrument

De gemeente Heemstede zal bij de procedure van vergunningverlening (of controle van de

vergunning welke kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de

Wet BIBOB van toepassing is. De vergunning kan door een gemeente op grond van dat artikel worden geweigerd of ingetrokken indien:

a) er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld witwassen van zwart geld;

b) er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld vrouwenhandel;

c) er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning, dan wel gegeven

vergunning, een strafbaar feit is begaan, zoals bijvoorbeeld omkoping of afpersing.

Ten behoeve van het beoordelen van deze weigerings/intrekkingsgrond is een BIBOB-vragenformulier opgesteld dat verplicht wordt gesteld voor alle vergunningaanvragen en in een aantal gevallen ook voor bestaande vergunningen wordt toegepast. Dit houdt in dat de gemeente in principe zal overgaan tot toepassing van de Wet BIBOB indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd of daarmee een strafbaar feit gepleegd gaat worden.

3.1 Beleidskeuzes

In Heemstede komt jaarlijks een beperkt aantal vergunningaanvragen voor de horecabranche binnen bij de afdeling Algemene en Jurdische Zaken.

Momenteel is er in de gemeente één speelautomatenhal. Er zijn geen vergunningen afgegeven voor prostitutiebedrijven.

De gemeente zal de nieuwe vergunningaanvragen binnen deze branches in het kader van BIBOB gaan toetsen.

Voor de nieuwe vergunningaanvragen zal in beginsel een lichte toets worden verricht tenzij er gegronde reden is om een zware toets te doen; in dat geval zal een zware toets worden uitgevoerd. Deze gegronde reden is aanwezig indien het een aanvraag betreft in een branche die is benoemd als BIBOB-aandachtsbranche, indien er sprake is van een tip van justitie of als er een hoge mutatiegraad is in de desbetreffende inrichting. Ook informatie van derden kan een gegronde reden zijn om de lichte toets over te slaan en een zware toets te doen.

Voor de bestaande vergunninghouders in de horeca- en speelautomatenbranche zal in beginsel geen gebruik worden gemaakt van het BIBOB-instrumentarium, tenzij wordt voldaan aan een aantal criteria zoals een tip van justitie of een hoge mutatiegraad in desbetreffende inrichting. Ook informatie van derden kan een gegronde reden zijn om een zware toets te doen. Dit kan zich voordoen indien de politie in de loop van een onderzoek stuit op feiten en omstandigheden waardoor er geen redelijke zekerheid is dat er geen sprake kan zijn van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

3.1.1 Horeca

Alle horecabedrijven zijn in het bezit van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet. In Heemstede zijn ongeveer 64 vergunningen verleend op grond van de Drank- en Horecawet. Hierbij dient aangetekend te worden dat Drank- en Horecawetvergunningen niet alleen worden verleend aan horecabedrijven maar ook aan paracommerciële instellingen (verenigingen, buurthuizen, kerkgenootschappen). De vestiging van horecabedrijven wordt gereguleerd via het bestemmingsplan. De bescherming van de openbare orde rondom deze bedrijven wordt geregeld door middel van voorschriften die verbonden zijn aan de ontheffing sluitingstijden.

Voor de bestaande vergunninghouders zal het BIBOB-instrumentarium niet worden gebruikt, tenzij er gegronde redenen zijn die kunnen wijzen op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Voor nieuwe aanvragen zal het BIBOB-instrument wel worden toegepast.

3.1.3 Prostitutie

Er zijn in Heemstede geen vergunningen afgegeven voor prostitutiebedrijven. Omdat binnen deze branche volgens het ministerie van Justitie er veelvuldig sprake is van illegale arbeid en mensenhandel zal indien er vergunningaanvragen gedaan worden de zware toets toegepast worden.

3.1.4 Speelautomatenhallen

In Heemstede is één speelautomatenhal aanwezig. Voor deze speelautomatenhal heeft de gemeente Heemstede geen reden om te veronderstellen dat zich hier criminele activiteiten voordoen, die de gemeente ongewild faciliteert in de vorm van vergunningverlening. De speelautomatenhal is onderdeel van een landelijke keten die in heel Nederland goed bekend staat. Voor de bestaande vergunning in de speelautomatenbranche zal het BIBOB-instrumentarium niet worden gebruikt, tenzij er gegronde redenen zijn die kunnen wijzen op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Bij wisseling van eigenaar of voor een nieuwe vergunningaanvraag zal het BIBOB-instrument wel worden toegepast. Uit de antwoorden op het formulier van de lichte toets zal worden beoordeeld of een zware toets opportuun is.

3.2 Betrokken personen en bedrijven

Uiteraard wordt de aanvrager van de vergunning zelf of de vergunninghouder onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB.

Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek. In artikel 3 van de wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel;

  • -

    zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel;

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel;

  • -

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat. Deze andere persoon kan dus ook worden betrokken in het onderzoek.

3.3 Onderzoek Gemeente

In het kader van de wet BIBOB zal de gemeente Heemstede een onderzoek instellen om te beoordelen of sprake is van de in paragraaf 3.2 geschetste situatie. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/ houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het standaard aanvraagformulier, inclusief het BIBOB-vragenformulier;

  • -

    de door hem/ haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het standaard aanvraagformulier, inclusief het BIBOB-vragenformulier;

  • -

    de door de houder van de vergunning na vergunningverlening overgelegde gegevens;

  • -

    open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

De gemeente Heemstede begint een onderzoek altijd bij de reeds bestaande weigeringsgronden, die te maken hebben met de integriteit van de aanvrager. Gedoeld wordt bijvoorbeeld op het nagaan van justitiële antecedenten bij de aanvraag voor een horecavergunning. Indien reeds op basis van één van deze rechtsgronden de vergunningen geweigerd/ingetrokken kan worden, dient dit te gebeuren. Indien een diepgaand BIBOB-onderzoek wordt uitgevoerd en de gemeente Heemstede op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, dan wordt de vergunning door het bevoegde bestuursorgaan geweigerd of ingetrokken. Een exploitant dient alle formulieren volledig in te vullen. Indien het aanvraagformulier of het BIBOB-vragenformulier niet volledig wordt

ingevuld, dan kan de aanvraag op grond van de artikel 4:2 en 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen Awb) niet verder in behandeling worden genomen. Indien het een reeds verleende vergunning betreft, zal het niet volledig aanleveren van het BIBOB-vragenformulier op grond van art. 4 Wet BIBOB worden aangemerkt als “ernstig gevaar” en kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken.

Met de vaststelling van deze beleidsregels wordt tevens het BIBOB-vragenformulier voor natuurlijke personen en rechtspersonen vastgesteld, waarin een aantal vragen worden gesteld, dat voortkomt uit artikel 30 van de Wet BIBOB. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn, wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er derhalve rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een BIBOB onderzoek. Het BIBOB-vragenformulier is een regulier onderdeel van de vergunningaanvraag. Dit betekent dat indien de aanvraag geen volledig ingevuld BIBOB-vragenformulier bevat met bijbehorende bewijsstukken de aanvraag niet volledig is en op deze grondslag niet verder in behandeling zal worden genomen.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een mindere mate van gevaar dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

3.4 Adviesaanvraag Bureau BIBOB

Indien na de eigen gemeentelijke toets nog vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan een advies aanvragen bij het landelijk Bureau BIBOB. Dit wordt gedaan in de volgende gevallen:

  • -

    na de zware toets blijven vragen bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • -

    na de zware toets blijven vragen bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • -

    na de zware toets blijven vragen bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • -

    indien de officier van justitie adviseert de gemeente om ingeval van een bepaalde aanvraag of vergunning een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

3.6 Onderzoek Bureau BIBOB

Het landelijk Bureau BIBOB zal, als er een advies is gevraagd, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB. Het landelijk Bureau valt onder het ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld de belastingdienst, de politie, de Justitiele Dienst, Immigratie- en Naturalisatiedienst, etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan.

De beslissing van de gemeente Heemstede een advies bij het Bureau BIBOB aan te vragen is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure. Als er een BIBOB-advies wordt aangevraagd zal de aanvrager/houder van de vergunning worden geïnformeerd door het bestuursorgaan (mededelingsplicht); het bestuursorgaan hanteert hier een termijn van 1 week voor. De adviesaanvraag zal echter pas worden verzonden als de aanvrager/vergunninghouder hierover schriftelijk is geïnformeerd omdat Bureau BIBOB de adviesaanvraag pas in behandeling neemt nadat zij een afschrift heeft ontvangen van de brief aan betrokkene dat advies aan Bureau BIBOB is aangevraagd. In voorkomende gevallen zal het Bureau BIBOB tijdens het onderzoek de betrokkene aanvullendevragen willen stellen op grond van artikel 12 Wet BIBOB. Het Bureau hanteert voor het beantwoorden van die vragen in beginsel een termijn van 1 week. Het Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan de gemeente Heemstede. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Het Bureau BIBOB zal hiervan de gemeente Heemstede in kennis stellen. De gemeente Heemstede zal de aanvrager/vergunninghouder hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau BIBOB.

3.7 Rechtsbescherming aanvrager/vergunninghouder

Het advies van het landelijk Bureau BIBOB kan gebruikt worden ter onderbouwing van het besluit tot verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Het bevoegd bestuursorgaan mag slechts de gegevens uit het advies gebruiken die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van de verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Het landelijk Bureau BIBOB kan drie soorten adviezen afgeven:

  • -

    Er is geen sprake van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;

  • -

    Er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • -

    Er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Het bevoegd gezag zal in ieder concreet geval afwegen of het BIBOB-advies aanleiding geeft om de vergunning te verlenen, te weigeren of in te trekken. Indien het bevoegd gezag de vergunning verleent, kan het hier extra voorwaarden aan verbinden, zoals de voorwaarde om periodiek de boekhouding te overleggen ten behoeve van een betere controle.

Bij besluit naar aanleiding van BIBOB-advies Artikel 33 van de Wet BIBOB bepaalt dat voordat een bestuursorgaan een voor betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar (artikel 3 lid 1 Wet BIBOB) of op grond van aanwijzingen dat ter verkrijging van de (afgegeven)beschikking strafbare feiten zijn gepleegd (artikel 3 lid 6 Wet BIBOB), het de betrokkene in de gelegenheid stelt diens zienswijze naar voren te brengen. Artikel 28 Wet BIBOB bepaalt dat indien de betrokkene gebruik wenst te maken van diens recht omzijn zienswijze kenbaar te maken, hem door het bestuursorgaan de gelegenheid wordt geboden het advies in te zien. Dit geldt ook voor derden genoemd in het advies, zij worden beschouwd als belanghebbende in de zin van de Awb. Derden die in het advies worden genoemd hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien. De Wet BIBOB staat het niet toe dat het advies aan betrokkenen wordt verstrekt.

De Wet BIBOB is in die zin een aanvulling op de Awb, omdat het niet alleen gaat om gegevens die door betrokkene zelf zijn verstrekt, maar veelal ook om gegevens die door derden (informatieleveranciers van het bureau) zijn verstrekt. Op deze wijze wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld die gegevens ter discussie te stellen en kan het bestuursorgaan het gebruik van die gegevens heroverwegen op basis van hetgeen de betrokkene naar voren heeft gebracht (al dan niet in overleg met het Bureau). Het uiteindelijke besluit van de gemeente Heemstede waarin een BIBOB-advies is verwerkt, valt onder de reguliere rechtsbeschermingsregeling van de Awb. Tegen dit besluit kan door de belanghebbende ondernemer bezwaar en beroep worden aangetekend.

Verhouding Wet BIBOB tot de WOB

Op grond van artikel 20 van de Wet BIBOB valt het advies van Bureau BIBOB niet onder de werking van de Wet Openbaarheid van Bestuur. In artikel 20 van de Wet BIBOB wordt expliciet gesteld dat van de WOB en andere wetten wordt afgeweken. Bureau BIBOB verstrekt geen persoonsgegevens aan derden die het heeft verkregen in het kader van zijn taak, bedoeld in artikel 9 (uitbrengen van advies). Voor het bestuursorgaan dat het advies aanvraagt geldt op grond van artikel 28 van de Wet BIBOB een geheimhoudingsplicht. Het bestuursorgaan mag de gegevens alleen doorgeven aan de aanvrager van de vergunning, uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is ter motivering van de gevraagde beschikking. Dit geldt uiteraard ook voor de motivering van de intrekking van de vergunning. Het besluit waarin een deel van het advies is opgenomen ter motivering van het besluit valt wel onder de werking van de WOB. Dit betekent echter niet dat dit besluit ook openbaar is. Artikel 10 van de WOB biedt rechtsgronden om besluiten uit te zonderen van openbaarheid. Het ligt in de rede dat de gemeente Heemstede, gezien de geheimhoudingsplicht van de gegevens uit het BIBOB-advies, besluiten waarin deze gegevens ter motivering van dit besluit zijn opgenomen uitzondert van de openbaarheid. Uiteindelijk heeft de rechter hierover het laatste woord.

3.8 Organisatie

In de gemeente Heemstede is het hoofd van de afdeling Algemene en Juridische Zaken gemandateerd voor het verlenen van vergunningen voor de horeca-, prostitutie en speelautomatenbranche. De afdeling AJZ voert de lichte toets uit.

Indien uit de lichte toets twijfels rijzen omtrent de beantwoording van het BIBOB-vragenformulier, wordt een meer diepgaande screening uitgevoerd, de zogenaamde zware toets. Naar aanleiding van de zware toets kan in nauwe samenwerking tussen gemeente en politie het bevoegd bestuursorgaan worden voorgesteld om een BIBOB-toets te doen, via tussenkomst van de afdeling AJZ die als centraal coördinatiepunt fungeert voor de toepassing van het BIBOB-instrumentarium. Op grond van het BIBOB-advies zal de afdeling AJZ het definitieve besluit over vergunningaanvraag ambtelijk voorbereiden en voorleggen aan het bevoegd bestuursorgaan.

Het Regionale Informatie en Expertise Centrum Noord-Holland heeft een kennisknooppunt in de Haarlem. Middels een digitale helpdesk is het mogelijk kosteloos vragen te stellen op het gebied van bestuurlijke aanpak. Daarnaast is het mogelijk expertise in te huren bij de gemeente Haarlem.

Aan de rol van het openbaar ministerie wordt in deze beleidsregels veel gewicht toegekend, omdat zij een tipfunctie heeft op grond van artikel 26 van de Wet BIBOB. Ingeval van een tip van het Openbaar Ministerie om een BIBOB-toets te doen en een advies aan te vragen bij Bureau BIBOB, zal de gemeente voor zowel bestaande vergunninghouders als nieuwe vergunningaanvragen een BIBOB-onderzoek gelasten. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie in de vorm van de landelijk BIBOB-officier een belangrijke toetsende rol bij de totstandkoming van het BIBOB-advies. Ingeval van zwaarwegende opsporingsbelangen kan deze BIBOB-officier het gebruik van gegevens uit lopende onderzoeken in het advies tegenhouden, waardoor een heel ander advies kan worden uitgebracht aan het bestuursorgaan dat het advies heeft aangevraagd.

Raming kosten Wet BIBOB

Kosten adviesaanvragen landelijk Bureau BIBOB €500.- per aanvraag

Inhuur regionaal BIBOB bureau Haarlem €80.- per uur.

Vastgesteld door de raad d.d. 28 mei 2009

Bijlage 1

artikelen 3 en 4 uit de Wet BIBOB en artikel 4 van het BIBOB-besluit

Artikel 3 Wet BIBOB

  • 1.

    Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

    • a.

      uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • b.

      strafbare feiten te plegen.

  • 2.

    Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

    • a.

      feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,

    • b.

      ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

    • c.

      de aard van de relatie en

    • d.

      de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

  • 3.

    Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

    • a.

      feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven,

    • b.

      ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

    • c.

      de aard van de relatie en

    • d.

      het aantal van de gepleegde strafbare feiten.

  • 4.

    De betrokkene staat in relatie tot strafbare feiten als bedoeld in het tweede en derde lid, indien:

    • a.

      hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan,

    • b.

      hij direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over of vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht die deze strafbare feiten heeft begaan, of

    • c.

      een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over, vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

  • 5.

    De weigering dan wel intrekking, bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien dezeevenredig is met:

  • a.

    de mate van het gevaar en

  • b.

    voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.

    • 6.

      Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

    • 7.

      Voorzover uit het advies van het Bureau blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan het bestuursorgaan bij Eerste Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 883, nr. 73 3mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4 Wet BIBOB

  • 1.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 30, derde lid, wordt de weigering van de betrokkene, niet zijnde de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, om een formulier als bedoeld in artikel 30, eerste lid, volledig in te vullen, aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien de betrokkene, niet zijnde de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, weigert aanvullende gegevens te verschaffen in het geval, bedoeld in artikel 12, derde lid.

Artikel 4 BIBOB-besluit

Als inrichtingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt,

  • b.

    voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden,

  • c.

    een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte,

  • d.

    inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops of growshops, en

  • e.

    inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kansspelen.

Artikel 174a Gemeentewet

  • 1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

  • 3. De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

  • 4. Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

  • 5. De burgemeester doet zo spoedig mogelijk een besluit als bedoeld in het eerste lid inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat boek is niet van toepassing.

  • 6. De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.