Regeling vervallen per 01-11-2011

Gemeenschappelijke regeling VeiligheidsRegio Kennemerland

Geldend van 11-02-2010 t/m 31-10-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2001

Intitulé

Gemeenschappelijke regelingVeiligheidsRegio Kennemerland

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO KENNEMERLAND

De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

overwegende dat:

  • ·

    een doelmatige en gecoördineerde brandweerzorg door intergemeentelijke samenwerking wenselijk is;

  • ·

    de zorg voor de preventieve volksgezondheid een lokale verantwoordelijkheid is, waarvan het aanbeveling verdient om de taken zoals genoemd in deze regeling, uit oogpunt van doelmatigheid en doeltreffendheid, in gemeenschappelijk verband uit te voeren;

  • ·

    de voorbereiding van de coördinatie van de hulpverlening bij ongevallen en rampen, waaronder de geneeskundige hulpverlening, door de wet als regionale taak wordt aangemerkt;

  • ·

    een integratie van regionale hulpverleningstaken bijdraagt aan de eenheid en afstemming van beleid en aan een goede samenwerking van de bij de hulpverlening bij ongevallen en rampen betrokken disciplines;

gelet op:

de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en de Wet Ambulancevervoer;

mede gelet op:

de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet:

B e s l u i t e n:

de volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMEEN:

Artikel 1: Het openbaar lichaam

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd: ‘Veiligheidsregio Kennemerland i.o.’;

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Haarlem.

Artikel 2: Rechtsopvolging

  • 1. Het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 treedt op als rechtsopvolger van:

    • a.

      de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer en Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen Zuid- en Midden-Kennemerland;

    • b.

      de gemeenschappelijke regeling Centrale Post Ambulancevervoer Kennemerland;

    • c.

      de gemeenschappelijke regeling Gewest Zuid-Kennemerland voor wat betreft de bestuurlijke taken ten aanzien van de GGD Zuid-Kennemerland;

    • d.

      de gemeenschappelijke regeling Gewest IJmond voor wat betreft de bestuurlijke taken ten aanzien van de GGD Midden-Kennemerland.

Artikel 3: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b)

    de dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 van deze regeling;

  • c)

    de gemeente(n): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeente(n);

  • d)

    de raden: de raden van de deelnemende gemeenten;

  • e)

    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • f)

    de burgemeester(s): de burgemeester(s) van de deelnemende gemeente(n);

  • g)

    de bestuursorganen: de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten;

  • h)

    de Regionale Brandweer: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 1 van de regeling, voorzover het de in artikel 8 beschreven taken betreft, alsmede het onderdeel van de dienst dat met de uitvoering van deze taken is belast;

  • i)

    de GGD: de Geneeskundige en Gezondheidsdienst van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 van de regeling, voorzover het de in artikel 12 beschreven taken betreft, alsmede het onderdeel van de dienst dat met de uitvoering van deze taken is belast;

  • j)

    CPA: de Centrale Post Ambulancevervoer;

  • k)

    het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 van de regeling;

  • l)

    het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 van de regeling;

  • m)

    de directie: de dagelijkse leiding van de dienst;

  • n)

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

  • o)

    het personeel: het personeel in dienst van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 van de regeling.

Artikel 4:

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen gelezen in de plaats van de raad, college van burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

VERZORGINGSGEBIED

Artikel 5:

Het verzorgingsgebied van de regeling omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten te weten: Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort.

DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 6: Doelstelling

De regeling stelt zich ten doel om door intergemeentelijke samenwerking en door een doelmatige organisatie en coördinatie uitvoering te geven aan:

  • a)

    de taken op het gebied van de brandweerzorg en de rampenbestrijding als genoemd in artikel 3 van de Brandweerwet 1985;

  • b)

    de taken op het gebied van de bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking als genoemd in artikel 5 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid;

  • c)

    de taken betrekking hebbende op hulpverlening bij ongevallen en rampen alsmede de voorbereiding daarop, zoals genoemd in de Wet rampen en zware ongevallen alsmede de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen;

  • d)

    de ingevolge de Wet Ambulancevervoer noodzakelijke afstemming in de ambulancehulp- verlening en de communicatie tussen degenen die de ambulancezorg verrichten.

Artikel 7:

De regeling tracht zijn doel te verwezenlijken door ervoor te zorgen dat de dienst in elk geval, met inachtneming van het bepaalde in deze regeling en in de wettelijke voorschriften, de in de artikelen 8 en 12 genoemde taken verricht.

TAKEN VAN DE REGIONALE BRANDWEER

Artikel 8:

  • 1. De Regionale Brandweer Kennemerland heeft tot taak:

    • a)

      het opstellen en onderhouden van een organisatieplan voor de brandweerzorg en de rampenbestrijding;

    • b)

      het opstellen en onderhouden van een regionaal beheersplan rampenbestrijding;

    • c)

      het instellen en instandhouden van de Meldkamer Brandweer/Ambulance Kennemerland;

    • d)

      het aanschaffen en beheren van regionaal materieel;

    • e)

      het beschikbaar stellen van personeel en materieel in de gevallen als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Brandweerwet 1985;

    • f)

      het voorbereiden van de bestuurlijke en de operationele coördinatie bij ongevallen en rampen;

    • g)

      het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij de rampenbestrijding;

    • h)

      het in samenwerking met de GGD voorbereiden van de hulpverlening bij ongevallen en rampen en de uitvoering daarvan;

    • i)

      het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan;

    • j)

      het waarschuwen van de bevolking door middel van het sirenenet;

    • k)

      het zorgdragen voor de uitvoering van specialistische brandweertaken als technische hulpverlening, het optreden bij waterongevallen, het optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen, ontsmetting, logistiek en grootschalig brandweeroptreden;

    • l)

      het desgevraagd adviseren van de gemeenten op het gebied van de brandpreventie en de bluswatervoorziening;

    • m)

      het desgevraagd adviseren van de gemeenten ter zake van voorbereidende maatregelen op het gebied van de brandbestrijding en de brandbeperking in bepaalde objecten;

    • n)

      het desgevraagd adviseren van de gemeenten over het aanschaffen van materieel en blusstoffen;

    • o)

      het adviseren van de gemeenten over het totstandkomen van uniforme gemeentelijke verordeningen regelingen en voorschriften;

    • p)

      het adviseren van de gemeenten over het instellen en instandhouden van doelmatige bedrijfsbrandweren;

    • q)

      het adviseren van de gemeenten op het gebied van het beperken van risico’s en zware ongevallen;

    • r)

      het verzorgen of doen verzorgen van oefeningen met het oog op optreden in groter verband;

    • s)

      het verzorgen van opleidingen;

    • t)

      het op verzoek van (de) gemeenten verrichten van andere werkzaamheden op het gebied van de brandweerzorg.

  • 2. De Regionale Brandweer heeft bovendien tot taak het in voorkomende gevallen organiseren en uitvoeren van gemeentelijke taken op het gebied van de brandweerzorg en de rampenbestrijding die om een gezamenlijke regionale aanpak vragen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de Regionale Brandweer, bij samenwerkingsovereenkomst onder door hem te stellen voorwaarden, een van de in het eerste lid genoemde taken verricht ten behoeve van andere instanties of van buiten het verzorgingsgebied van deze regeling gelegen gemeenten die daartoe een verzoek doen.

NADERE BEPALINGEN BRANDWEER

Artikel 9:

  • 1. Taken van de Regionale Brandweer kunnen door gemeentelijke brandweren worden uitgevoerd op basis van een daartoe strekkend besluit gebaseerd op het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling. Evenzeer kan de Regionale Brandweer op verzoek van een gemeente taken uitvoeren op het gebied van de lokale brandweerzorg. Nadere afspraken terzake worden in een overeenkomst vastgelegd. Daarbij wordt ook de verrekening van de kosten geregeld.

  • 2. Personeel dat met de uitvoering van regionale taken wordt belast dient te voldoen aan de door het dagelijks bestuur te stellen eisen.

Artikel 10:

  • 1. Iedere gemeente blijft eigenaar van het zich in zijn eigendom bevindende materieel/materiaal.

  • 2. Bij de aanschaf van nieuw materieel wordt zoveel mogelijk genormaliseerd materieel/materiaal aangeschaft.

Artikel 11:

  • 1. De aan de regeling deelnemende gemeenten verlenen elkaar op verzoek bijstand.

  • 2. In geval van gemeentegrensoverschrijdende rampen, dreigende rampen, oorlog, oorlogsgevaar of ander buitengewone omstandigheden wordt de commandant van de Regionale Brandweer belast met de operationele leiding, tenzij door het bevoegde gezag als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de Wet rampen en zware ongevallen, een ander voorziening wordt getroffen.

  • 3. Voor de bijstandverlening en de uitvoering van de operationele leiding worden door de gemeenten en de Regionale Brandweer in gezamenlijkheid nadere regels opgesteld.

TAKEN VAN DE GGD

Artikel 12:

  • 1. De GGD Kennemerland heeft tot taak:

    • a)

      het behartigen en uitvoeren van de uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid voortvloeiende preventieve taken op het gebied van de gezondheidszorg, alsmede de taken op dit terrein waartoe door de gemeenten of andere instanties opdrachten zijn verstrekt, waaronder in ieder geval de volgende taken:

      • -

        het gevraagd en ongevraagd adviseren van de gemeenten inzake het door hen te voeren openbare gezondheidsbeleid;

      • -

        het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking in het verzorgingsgebied;

      • -

        het bewaken van de gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen met gevolgen voor het leefmilieu;

      • -

        het bijdragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding;

      • -

        de uitvoering van de collectieve preventie betreffende infectieziekten alsmede de uit de Infectieziektewet voortvloeiende taken;

      • -

        de uitvoering van de collectieve preventie terzake van gezondheidsrisico’s voor jeugdigen en andere risicogroepen;

      • -

        het participeren in bevolkingsonderzoeken en entcampagnes;

    • b)

      het uitvoeren van andere taken, bij besluit van het dagelijks bestuur aangewezen, die naar aard of gewoonte tot de taken van de GGD kunnen worden geacht te behoren, waaronder:

      • -

        het, mede ten behoeve van politie en justitie, uitvoeren van forensisch geneeskundige taken;

      • -

        het uitvoeren van technisch-hygiënische zorg;

      • -

        het uitvoeren van sociaal medische advisering;

      • -

        het uitvoeren van reizigersvaccinatie;

    • c)

      het in samenwerking met de regionale brandweer voorbereiden van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de uitvoering daarvan;

    • d)

      het vanuit de medische verantwoordelijkheid voor de CPA-taken van de Meldkamer Brandweer/Ambulance Kennemerland gevraagd en ongevraagd adviseren van de leiding van de Meldkamer over medisch inhoudelijke aangelegenheden;

    • e)

      het opstellen van een beleidsplan voor de versterking van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • f)

      het leveren van (beleids)bijdragen aan het door de Regionale Brandweer op te stellen regionaal beheersplan rampenbestrijding;

    • g)

      het adviseren van de gemeenten inzake het vast te stellen beleid voor de geneeskundige hulpverlening bij (zware) ongevallen en rampen en de benodigde financiering daarvoor;

    • h)

      de organisatie van de civiele geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, in elk geval voor zover dat voortvloeit uit de door de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen aan de gemeenten opgedragen taken, hetwelk, met inachtneming van het terzake in artikel 8 eerste lid van deze Wet gestelde, tenminste omvat het opstellen van een plan voor de geneeskundige hulpverlening, het treffen van bindende regelingen tussen betrokken instellingen, waaronder ziekenhuizen en ambulancediensten, en het doen verzorgen van de noodzakelijke opleidingen en oefeningen;

    • i)

      het verrichten van overige werkzaamheden op het terrein van de volksgezondheid die bij of krachtens de Wet collectieve preventie volksgezondheid worden opgedragen of voortvloeien uit hierop betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur;

    • j)

      het op verzoek van (de) gemeenten verrichten van andere werkzaamheden op het gebied van de volksgezondheid, waaronder de uitvoering van ambulancezorg*

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de GGD, bij samenwerkingsovereenkomst en onder door hem te stellen voorwaarden, een van de in het eerste lid genoemde taken verricht ten behoeve van andere instanties of van buiten het verzorgingsgebied van deze regeling gelegen gemeenten die daartoe een verzoek doen.

HOOFDSTUK 2 HET BESTUUR VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 13:

Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit de volgende organen:

  • a.

    een algemeen bestuur;

  • b.

    een dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HET ALGEMEEN BESTUUR; SAMENSTELLING, LIDMAATSCHAP EN VERANTWOORDING

Artikel 14:

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit 22 leden.

  • 2. De raden van de gemeenten wijzen elk twee leden vanuit hun college aan, waaronder de burgemeester, als lid van het algemeen bestuur.

  • 3. De colleges wijzen voor elk lid een plaatsvervangend lid aan.

Artikel 15:

  • 1. De zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de leden van de gemeenteraad. De aanwijzing vindt plaats in het jaar waarin de verkiezingen voor de gemeenteraad worden gehouden, zo spoedig mogelijk na het aantreden van de gemeenteraad en overigens binnen twee maanden na het ontstaan van een vacature.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op het moment waarop het lid de hoedanigheid van lid van een college van burgemeester en wethouders verliest.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven hiervan terstond kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur en aan de gemeenteraad die hen heeft aangewezen. Zij blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4. Een lid dat het vertrouwen van de raad die hem heeft benoemd niet meer bezit, kan door die raad te allen tijde worden geschorst of ontslagen. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn daarop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16:

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de gemeenschappelijk regeling aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 17:

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen zo spoedig mogelijk de door een of meer leden van die raad in een vergadering van die raad of schriftelijk gevraagde inlichtingen voor zover zulks niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 2. De raad kan een lid van het algemeen bestuur dat hij heeft aangewezen, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienen te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde verantwoording wordt afgelegd binnen twee maanden nadat het lid daaromtrent door de raad is verzocht.

VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 18:

Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt toegezonden aan de raden van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Artikel 19:

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt dan wel tenminste een vijfde van het aantal leden dit onder opgaaf van redenen schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.

  • 2. Ten aanzien van het oproepen tot en het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het algemeen bestuur zijn, voorzover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, de betreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde van het aantal aanwezige leden dit verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 5. De verdeling van de stemmen is als volgt:

    • a.

      2 stemmen voor elk lid afkomstig van de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Uitgeest en Zandvoort;

    • b.

      4 stemmen voor elk lid afkomstig van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Heemstede;

    • c.

      8 stemmen voor elk lid afkomstig van de gemeente Velsen;

    • d.

      15 stemmen voor elk lid afkomstig van de gemeenten Haarlem en Haarlemmermeer.

  • 6. Het algemeen bestuur bepaalt welke functionarissen van de dienst de vergaderingen van het algemeen bestuur bijwonen en daarin een raadgevende stem hebben.

TAKEN EN BEVOEGDHEDEN ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 20:

  • 1. Het algemeen bestuur heeft in het kader van de uitvoering van de regeling alle bevoegdheden die niet bij of krachtens wettelijke bepalingen aan andere bestuursorganen zijn opgedragen.

  • 2. Het algemeen bestuur verschaft de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 3. Het algemeen bestuur verstrekt de raden schriftelijk binnen een maand de door één of meer leden van die raden verlangde inlichtingen.

  • 4. Het algemeen bestuur is verplicht de gemeentebesturen en gedeputeerde staten desgevraagd informatie te verschaffen omtrent alle zaken de regeling betreffende.

  • 5. Het algemeen bestuur is bevoegd ongevraagd aan één of meer gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen, die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 6. De desbetreffende gemeentebesturen delen op zo kort mogelijke termijn aan het algemeen bestuur mee of een advies c.q. voorstel aanleiding is geweest tot het treffen van maatregelen.

  • 7. Het algemeen bestuur belegt tenminste een maal per jaar een informatieve bijeenkomst voor raadsleden van de gemeenten.

DAGELIJKS BESTUUR; SAMENSTELLING, ZITTINGSDUUR EN LIDMAATSCHAP

Artikel 21:

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 10 leden, waaronder de voorzitter en de vice-voorzitters van het algemeen bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door en uit het algemeen bestuur gekozen binnen één maand na het aantreden van het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur houdt bij de samenstelling van het dagelijks bestuur rekening met een evenwichtige behartiging van de taken en het verzorgingsgebied van het openbaar lichaam.

Artikel 22:

  • 1. De zittingsperiode van het dagelijks bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2. Een lid dat ophoudt deel uit te maken van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter terstond in kennis. Zij blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4. In vacatures wordt in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur voorzien.

  • 5. Voor de vervanging bij afwezigheid van een van de leden van het dagelijks bestuur wordt door het algemeen bestuur een vervangingsregeling opgesteld.

  • 6. Een lid dat het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, kan door het algemeen bestuur te allen tijde worden geschorst of ontslagen. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

VERGADERINGEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 23:

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of twee leden dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.

  • 2. Ten aanzien van het oproepen tot en houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het dagelijks bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het dagelijks bestuur besluit bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid een stem heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur bepaalt welke functionarissen van de dienst de vergaderingen van het dagelijks bestuur bijwonen en daarin een raadgevende stem hebben.

TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 24:

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a)

      het houden van toezicht op al hetgeen de gemeenschappelijk regeling aangaat;

    • b)

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

    • c)

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • d)

      het beheren van inkomsten en uitgaven.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken tezamen, dan wel ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in een vergadering van dat bestuur of schriftelijk binnen een maand alle inlichtingen die door één of meer leden van het algemene bestuur worden verlangd, zulks voorzover dit niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 3. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan, nadat de inlichtingen zijn verstrekt, in een vergadering of schriftelijk ter verantwoording roepen voor het door hem gevoerde beleid.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur zijn aan het algemeen bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

    De verantwoording wordt afgelegd binnen een maand nadat daarom door het algemeen bestuur is verzocht.

  • 5. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een door het algemeen bestuur vast te stellen maximumbedrag.

DE VOORZITTER

Artikel 25:

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter uit de kring van burgemeesters, een vice-voorzitter uit de kring van burgemeesters en een vice-voorzitter uit de kring van portefeuillehouders gezondheidszorg.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. Met betrekking tot de overdracht van de tekeningsbevoegdheid is artikel 75 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 5. Indien de voorzitter of een door hem op grond van het voorgaande lid aangewezen gemachtigde behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de gemeenschappelijk regeling betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuursorgaan de in het voorgaande lid vermelde bevoegdheid uit.

DE SECRETARIS

Artikel 26:

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris op voordracht van het dagelijks bestuur en stelt een instructie voor hem vast.

  • 2. De functie van secretaris is onverenigbaar met het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid wordt de secretaris vervangen op een door het algemeen bestuur bepaalde wijze.

  • 4. De secretaris is het bestuur behulpzaam in alles wat de hem opgedragen taken aangaat.

  • 5. Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan mede ondertekend.

HOOFDSTUK 3 COMMISSIES

ADVIESCOMMISSIES

Artikel 27:

Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van:

  • 1.

    commissies van advies zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 2.

    vakcommissies;

  • 3.

    portefeuillehoudersoverleggen.

BESTUURSCOMMISSIES

Artikel 28:

  • 1. Het algemeen bestuur kan voor onderscheiden werkterreinen bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. De instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid behoeft de instemming van de raden van de gemeenten.

HOOFDSTUK 4 HET AMBTELIJK APPARAAT

Artikel 29:

  • 1. Het openbaar lichaam beschikt over een ambtelijk apparaat voor de uitvoering van zijn taken.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt in een organisatieverordening de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van het ambtelijk apparaat.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de personeelsformatie van het ambtelijk apparaat vast.

  • 4. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de commandant van de Regionale Brandweer en de directeur van de GGD tevens zijnde de Regionaal Geneeskundig Functionaris.

  • 5. De taken en bevoegdheden van de functionarissen als bedoeld in lid 4 worden geregeld in een ambtsinstructie die door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.

  • 6. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel.

  • 7. Het dagelijks bestuur kan de benoeming, de schorsing en het ontslag van personeel als bedoeld in lid 6 mandateren aan de directie.

  • 8. Op het personeel in dienst van het openbaar lichaam zijn de bezoldigings- en overige rechtspositieregelingen van de gemeente Haarlem van toepassing, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE BEPALINGEN

FINANCIEEL BEHEER

Artikel 30:

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast omtrent het beheer van de geldmiddelen en de inrichting van de financiële administratie met inachtneming van de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften. Deze regels en de daarin aan te brengen wijzigingen behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 2. In deze regeling worden ondermeer bepalingen opgenomen ter zake van:

    • a)

      de wijze waarop de invordering van alle ontvangsten en inkomsten plaatsvindt en de wijze waarop alle betalingen en uitgaven worden gedaan;

    • b)

      de inrichting van de begroting en de financiële administratie;

    • c)

      het beleggen van de overtollige kasgelden.

DIENSTJAAR

Artikel 31:

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

BEGROTING EN MEERJARENPROGNOSE

Artikel 32:

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 15 mei een ontwerp-begroting op.

  • 2. Naast de begroting stelt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van tenminste vier jaar een meerjarenprognose op, die tevens een prioriteitenschema, een investeringsplan en een begroting van de financieringsmiddelen omvat.

  • 3. De ramingen in de ontwerpen van de begroting en de meerjarenprognose met daarbij behorende stukken worden voorzien van een specificatie en een toelichting.

  • 4. De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil, dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting.

  • 5. In de begroting wordt de door elke deelnemende gemeente voor het betreffende dienstjaar verschuldigde bijdrage vermeld.

  • 6. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november 25% van de in het vijfde lid bedoelde bijdrage en ontvangen daarvoor een rekening van de HDK.

Artikel 33:

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenprognose vóór 15 mei voorafgaand aan het betreffende dienstjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van de ontwerpen hun opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt de eventuele reacties van de raden toe aan de ontwerpen zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenprognose vóór 15 juli voorafgaand aan het desbetreffende dienstjaar vast.

  • 4. Het algemeen bestuur geeft in de toelichting gemotiveerd aan op welke wijze de opmerkingen van de raden in de begroting en de meerjarenprognose zijn verwerkt.

  • 5. De begroting en de meerjarenprognose worden binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, door het algemeen bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 6. Van een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 203 lid 2 van de Gemeentewet doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en aan de raden van de gemeenten.

  • 7. Op de wijzigingen van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel, met uitzondering van de genoemde data, van overeenkomstige toepassing.

REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 34:

  • 1. De daartoe door het algemeen bestuur aangewezen functionaris stelt vóór 15 mei volgend op het dienstjaar de ontwerp-rekening op en biedt deze aan het dagelijks bestuur aan. Het boekjaar is daarbij gelijk aan het kalenderjaar. De rekening en de daarbij behorende bescheiden dienen te zijn ingericht overeenkomstig de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften. Bij de rekening is gevoegd een specificatie van de door elk van de deelnemende gemeenten verschuldigde bijdrage.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 mei de rekening met de daarbij behorende bescheiden aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan het algemeen bestuur alsmede ter controle aan de deskundige als bedoeld in artikel 35.

  • 3. De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van de desbetreffende rekening hun opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en de eventuele opmerkingen van de raden en stelt deze vóór 15 juli daaropvolgend vast.

  • 5. Van de vaststelling van de rekening geeft het dagelijks bestuur terstond kennis aan de raden en aan gedeputeerde staten doch in ieder geval vóór 15 juli daarop volgend.

  • 6. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur en de daartoe door het algemeen bestuur aangewezen functionaris tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 7. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 32 lid 5 van de regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats binnen drie maanden na vaststelling van de rekening.

CONTROLE

Artikel 35:

  • 1. Het algemeen bestuur wijst een deskundige aan die, met inachtneming van de in artikel 30 van de regeling bedoelde regels, belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de door het algemeen bestuur aangewezen functionaris.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het dagelijks bestuur het geldelijk beheer en de boekhouding te allen tijde aan een onderzoek onderwerpen.

  • 3. De controle geschiedt tenminste eenmaal per halfjaar ten aanzien van het geldelijk beheer en tenminste eenmaal per dienstjaar ten aanzien van de boekhouding in haar geheel.

  • 4. Van de controle wordt door de deskundige een verslag gemaakt.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt een exemplaar van het controleverslag terstond aan het algemeen bestuur en aan gedeputeerde staten.

  • 6. De dienst verschaft aan hen, die ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid, tot het uitoefenen van controle of het instellen van een onderzoek bevoegd zijn, zo dikwijls als deze het vorderen, inzage van de kas, de boekhouding en de bescheiden en verstrekt desgewenst ook schriftelijk alle inlichtingen die door hen voor de uitoefening van hun taak nodig worden geacht.

  • 7. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde controle is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

FINANCIERING

Artikel 36:

  • 1. Het algemeen bestuur besluit tot het aangaan van geldleningen en rekeningcourant-overeenkomsten en het uitlenen van gelden, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. De besluiten worden binnen twee weken na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten.

  • 2. Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane leningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de gemeenten garant voorzover door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde garantstelling door de gemeenten geschiedt naar verhouding van de inwonertallen op 1 januari van het jaar waarin de verplichting tot nakoming van de garantie van kracht is geworden; een en ander overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde aantallen.

KOSTENVERDELING

Artikel 37:

  • 1. De algemene kosten van het openbaar lichaam worden over de gemeenten omgeslagen op basis van de aantallen inwoners per 1 januari van dat dienstjaar, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2. Onder algemene kosten wordt verstaan alle kosten die niet als specifieke kosten als bedoeld in het derde lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Onder specifieke kosten worden verstaan die kosten die niet in redelijk gelijke mate ten behoeve van alle deelnemers zijn gemaakt. Het algemeen bestuur bepaalt welke kosten als zodanig moeten worden aangemerkt en stelt de nadere kostenverdeling vast.

  • 4. De specifieke kosten worden gedragen door de gemeenten die van de voorzieningen en diensten, waarvoor die kosten zijn gemaakt, gebruik hebben gemaakt en wel, zoveel mogelijk, in de mate waarin zulks geschiedde.

  • 5. De kosten die worden gemaakt ter vervulling van taken als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub t en artikel 12 lid 1 sub b en sub j worden gedragen door de gemeenten naar rato van het gebruik dat zij van de verleende diensten hebben gemaakt.

HOOFDSTUK 6 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

BESTUURSRAPPORTAGES

Artikel 38:

Het dagelijks bestuur draagt tweemaal per jaar zorg voor de samenstelling van bestuursrapportages waarin de activiteiten van het openbaar lichaam alsmede de voortgang daarvan zijn beschreven.

ARCHIEFBEPALINGEN:

Artikel 39:

  • 1. Ten aanzien van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring het beheer en het toezicht, geldend voor de archiefbescheiden van de gemeente Haarlem, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur belast een functionaris van de dienst met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

HOOFDSTUK 7 BIJZONDERE BEPALINGEN

TOETREDING

Artikel 40:

  • 1. Voor toetreding van een gemeente tot de regeling kan – met inachtneming van het gestelde in artikel 3 eerste lid van de Brandweerwet 1985 – worden volstaan met toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van die gemeente, mits die toetreding de instemming van het algemeen bestuur heeft verkregen.

  • 2. Aan de inwilliging van een verzoek tot toetreding kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • 4. Alvorens het besluit tot instemming als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, hoort het algemeen bestuur de raden van de gemeenten.

  • 5. De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot toetreden door het openbaar lichaam openbaar bekendgemaakt is.

UITTREDING

Artikel 41:

  • 1. Uittreding van een deelnemende gemeente kan - met inachtneming van het gestelde in artikel

  • 3 van de Brandweerwet 1985 – geschieden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van de uittredende gemeente.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt tenminste zes maanden voor het tijdstip van uittreding de gevolgen daarvan, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

    Indien in de genoemde periode geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt er geacht een geschil te bestaan als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Alvorens het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het tweede lid wordt genomen, hoort het algemeen bestuur de raden van de gemeenten.

  • 4. De uittreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot uittreden door het openbaar lichaam openbaar bekendgemaakt is.

WIJZIGING

Artikel 42:

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de bestuursorganen van de gemeenten kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2. De regeling wordt gewijzigd wanneer de bestuursorganen van de gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 3. De wijziging treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging door het openbaar lichaam openbaar bekendgemaakt is.

OPHEFFING

Artikel 43:

  • 1. Indien opheffing van de regeling noodzakelijk is, vindt dit plaats door een eensluidend besluit van de bestuursorganen van de gemeenten.

  • 2. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de bestuursorganen van de gemeenten, tenminste zes maanden voor het tijdstip waarop de regeling ophoudt te bestaan, een liquidatieplan en een sociaal plan voor het personeel vast.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen van de ontheffing

GESCHILLEN

Artikel 44:

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

OPENBARE BEKENDMAKING VAN DE REGELING

Artikel 45:

  • 1. De gemeente Haarlem zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

  • 2. Binnen een maand na vaststelling van de regeling dragen de besturen van de deelnemende gemeenten zorg voor de opname van de regeling in het register als bedoeld in artikel 27 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 4. Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

INWERKINGTREDING EN DUUR VAN DE REGELING

Artikel 46:

  • 1. De regeling treedt in werking nadat opname in het register als bedoeld in artikel 27 tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden en werkt terug tot 1 april 2001.

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

NADERE OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 47:

  • 1. De periode van 1 april 2001 tot 1 januari 2002 wordt aangemerkt als overgangsperiode waarvoor de volgende nadere overgangsbepalingen gelden.

  • 2. Het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1 neemt ingevolge het gestelde in artikel 2 de bestuurlijke verantwoordelijkheid over van de in artikel 2 sub a tot en met d bedoelde openbare lichamen voor de desbetreffende begrotingen en rekeningen voor het jaar 2001 met dien verstande dat het algemeen bestuur de onderscheiden rekeningen voor het jaar 2001 vaststelt en de financiële gevolgen ten laste brengt van de gemeenten die deze betreffen.

  • 3. In de overgangsperiode sluit het algemeen bestuur een overeenkomst met de gemeente Haarlem en met het Gewest IJmond voor de uitvoering van ambtelijke taken ten aanzien van de GGD Zuid-Kennemerland respectievelijk de GGD Midden-Kennemerland op basis van de vastgestelde begrotingen voor het jaar 2001 en in dat verband gemaakte bestuurlijke afspraken.

  • 4 In het overgangsjaar 2001 stelt het algemeen bestuur in overleg met de besturen van de gemeente Haarlem en het gewest IJmond een plan vast voor een integratie van de ambtelijke organisatie binnen het openbaar lichaam met ingang van 1 januari 2002, dat ter instemming wordt voorgelegd aan de raden van de gemeenten.

PARAGRAAF CITEERTITEL

Artikel 48:

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Kennemerland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten:
Bennebroek:
De raad van de gemeente Bennebroek bij besluit van 29 november 2007
Beverwijk:
De raad van de gemeente Beverwijk bij besluit van 10 januari 2008
Bloemendaal:
De raad van de gemeente Bloemendaal bij besluit van 20 december 2007
Haarlem:
De raad van de gemeente Haarlem bij besluit van 13 december 2007
Haarlemmerliede en Spaarnwoude:
De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude bij besluit van 27 november 2007
Haarlemmermeer:
De raad van de gemeente Haarlemmermeer bij besluit van 20 december 2007
Heemskerk:
De raad van de gemeente Heemskerk bij besluit van 20 december 2007
Heemstede:
De raad van de gemeente Heemstede bij besluit van 19 december 2007
Uitgeest:
De raad van de gemeente Uitgeest bij besluit van 20 december 2007
Velsen:
De raad van de gemeente Velsen bij besluit van 6 maart 2008
Zandvoort:
De raad van de gemeente Zandvoort bij besluit van 11 december 2007

Noot
*

onder voorbehoud goedkeuring raad velsen 14 februari 2008.