Regeling vervallen per 11-04-2013

Verordening op het gebruik van de openbare havens en binnenwateren

Geldend van 27-02-2010 t/m 10-04-2013 met terugwerkende kracht vanaf 27-03-1994

Intitulé

Verordening op het gebruik van de openbare havens en binnenwateren

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Werkingssfeer

De verordening is van toepassing op alle voor het publiek toegankelijke wateren binnen de grenzen van de gemeente Heemstede.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuigen: alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd, danwel bestemd of geschikt zijn voor het dragen en eventueel vervoeren van personen, dieren en/of stoffen, goederen of voorwerpen, al dan niet met het vaartuig één geheel uitmakend alsmede caissons, ketels en dergelijke lichamen en houtvlotten;

  • b.

    opgelegde vaartuigen:alle vaartuigen, welke tijdelijk of permanent uit de vaart zijn genomen;

  • c.

    gezagvoerder of schipper:degene, die op een vaartuig met de leiding is belast of feitelijk de leiding in handen heeft;

  • d.

    woonschepen:vaartuigen, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd;

  • e.

    vrachtschepen:vaartuigen uitsluitend gebezigd dan wel bestemd voor het vervoer te water van goederen, dieren, stoffen etc.;

  • f.

    directeur:de directeur van gemeentewerken en de door hem aangewezen ambtenaren;

  • g.

    wateren:alle wateren die -al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • h.

    rechthebbende:een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

Artikel 3 Aanwijzing plaatsen waar het verboden is met vaartuigen ligplaats in te nemen

Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben danwel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen in de volgende wateren:

  • a.

    voor zoveel betreft woonschepen; alle openbare wateren met uitzondering van de Cruquiushaven;

  • b.

    voor zoveel betreft pleziervaartuigen: alle openbare wateren met uitzondering van:

    • -

      het gedeelte van het Spaarne tussen Craijenestervaart en de Bronsteevaart, voor zover grenzend aan particuliere terreinen, zulks met dien verstande dat aan de steigers van de Roei- en Zeilvereniging vaartuigen van deze vereniging mogen liggen;

    • -

      de Haven aan de Heemsteedse Dreef en het gedeelte van het Heemsteeds Kanaal tussen Haven en Zandvaart;

    • -

      het gedeelte van het Heemsteeds Kanaal ter hoogte van het bij de boerderij, Nijverheidsweg 45, behorende terrein (aan de kant van dat terrein);

    • -

      de Bronsteevaart, de Bronsteevijver, de Wagnervaart, de Craijenestervaart, de Zandvaart, de Blekersvaart, de waterpartij in het Centrumplan, de Houtvaart, de sloot tussen "Berkenrode" en de Geleerdenwijk, de sloot ten noorden van Leiduin, de sloten ten noorden en ten zuiden van "Ipenrode", de sloot ten zuiden van de Rivierenwijk, de brede sloot naar de boerderij, voormalig van Biezen, (nabij de grens met Bennebroek uitkomende op de Ringvaart), de Glipper Zandvaart, de Höckervaart, de Van Merlenvaart; één en ander voor zover onmiddellijk grenzend aan particuliere terreinen (dus eventueel niet de tegenover liggende oever wanneer deze niet aan particulier terrein grenst);

    • -

      de Jachthaven bij de Sportparken en die bij de "Spaarneborgh";

    • -

      het gedeelte van de Leidsevaart tussen zuidelijke grens van de Geleerdenwijk en de Zandvoortselaan, doch met uitzondering van het aan "Berkenrode" grenzende deel, ook weer met de beperking: voor zover grenzend aan particulier terrein;

  • c.

    voor zoveel betreft vrachtschepen, beroepsvaartuigen e.d.: alle openbare wateren.

  • d.

    voor zoveel betreft pleziervaartuigen die voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt: de Leidsevaart, met de beperking: voorzover de ligplaats wordt ingenomen tegenover het aan de Leidsevaartweg gevestigde bedrijf dat bedrijfsmatig gebruik maakt van de ligplaats en voorzover de per bedrijf in te nemen ligplaats in totaal niet langer is dan 12 meter.

Artikel 4 Aanwijzing bevoegde ambtenaren en opsporingsambtenaren

Burgemeester en wethouders kunnen de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening en voor de regeling van het verkeer in de havens en op de voor de scheepvaart openstaande wateren opdragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 5 Betreden terreinen en ruimten

  • 1. De in artikel 4 genoemde ambtenaren zijn bevoegd de niet tot de woning ingerichte gedeelten van vaartuigen te betreden.

    Voorts zijn zij bevoegd zich te begeven op of in al dan niet besloten terreinen en ruimten gelegen op of aan de oevers van havens en wateren.

  • 2. Ter verzekering van de naleving der in deze verordening vervatte voorschriften, strekkende tot handhaving van de openbare rust of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen, wordt aan de in artikel 4 genoemde ambtenaren de last verstrekt, met inachtneming van de bepalingen van de wet van 31 augustus 1853, Stbl 83, de tot woning ingerichte gedeelten van vaartuigen zelfs tegen de wil van de bewoners te betreden.

    Deze last kan te allen tijde ten uitvoer worden gebracht.

Hoofdstuk II De orde en de veiligheid in het algemeen

Innemen ligplaats in openbare wateren, met uitzondering van de jachthavens die niet in beheer zijn bij de gemeente

Artikel 6

Het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 32 zijn niet van toepassing op de wateren waarvan het beheer door de gemeente is overgedragen aan derden.

Artikel 7

Het is verboden, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders, met een vaartuig waarvan de lengte meer bedraagt dan 20 meter ligplaats in de wateren te nemen.

Artikel 8

  • 1. De gezagvoerder van een vaartuig waarmede ligplaats wordt genomen, moet de aankomst van zijn vaartuig binnen 24 uur melden aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Het is de gezagvoerder verboden met een vaartuig, niet zijnde een woonschip, een andere ligplaats in te nemen, dan welke is aangewezen door burgemeester en wethouders.

  • 3. De gezagvoerder is verplicht zich ervan te overtuigen dat de door burgemeester en wethouders aangewezen ligplaats voor zijn vaartuig veilig is.

Artikel 9 Nakoming bevelen

Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge of schriftelijke bevelen gegeven door een ambtenaar genoemd in artikel 4, ter uitvoering van deze verordening of in het belang van de openbare orde of veiligheid.

Artikel 10 Rondvaart- en verhuurbedrijf

Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden:

  • a.

    een bedrijf tot het per vaartuig vervoeren van passagiers te exploiteren, als het punt van afvaart binnen de gemeente is gelegen;

  • b.

    een bedrijf tot het verhuren van vaartuigen te exploiteren.

Artikel 11 Veiligheidsvoorschriften

Het is verboden in de wateren:

  • a.

    het scheepvaartverkeer te belemmeren;

  • b.

    wedstrijden met vaartuigen te houden.

Artikel 12

Het is verboden ijs in wateren te breken.

Dit verbod geldt niet voor:

  • a.

    Het losmaken van ijs rond vaartuigen;

  • b.

    hem die handelt in opdracht van burgemeester en wethouders.

Artikel 13

Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden met zodanige snelheid te varen dat door golfslag of zuiging schade of letsel kan worden toegebracht aan derden.

Artikel 14 Uitstekende voorwerpen

De gezagvoerder van een vaartuig is verplicht ervoor te zorgen:

  • a.

    dat geen onderdelen van het staand tuig van het vaartuig naar buiten uitsteken

  • b.

    dat de zeilen zijn vastgemaakt;

  • c.

    dat de ankers zodanig zijn geborgd, dat daardoor andere vaartuigen niet kunnen worden beschadigd, of zodanig in de kluis hangen, dat in geval van aanvaring niet nabij of onder de waterlijn in enig ander vaartuig kunnen binnendringen;

  • d.

    dat ankers of ankerkettingen niet zodanig uitstaan, dat deze hinder of schade kunnen veroorzaken aan andere vaartuigen of eigendommen van derden;

  • e.

    dat zich langs het berghout of aan een stootklos of zwaard van zijn vaartuig geen buiten het vaartuig uitstekende metalen pinnen, bouten of andere puntige voorwerpen bevinden.

Artikel 15

Het in het vorige artikel onder a. en b. bepaalde geldt niet voor de gezagvoerder van een vaartuig dat zeilt. Het gestelde onder e. geldt niet voor roeiboten, kano's en dergelijke kleine vaartuigen.

Artikel 16 Verstoren orde in haven

  • 1. Het is verboden de goede orde in de haven te verstoren, onder meer door:

    • a.

      het veroorzaken van geluidhinder, in welke vorm ook, b.v. door het onnodig en luid in werking hebben van motoren (ook motoren van lichtaggregaten, bromfietsen, motorfietsen en auto's) van radiotoestellen, grammofoons, TV's, bandrecorders, luidsprekers, misthoorns etc.;

    • b.

      het slaan of klapperen van vallen en lijnen van vaartuigen;

    • c.

      op enigerlei wijze de rust in de haven te verstoren tussen 22.00 uur 's-avonds en 07.00 uur 's-morgens;

    • d.

      het verontreinigen van het terrein, het water, de gebouwen, de steigers en andere werken door vuilnis, olie, chemicaliën, bilgewater, etc.;

    • e.

      het gebruik van een boordtoilet of het anderszins storten van fecaliën in de haven;

    • f.

      het onvoorzichtig omgaan met vuur, daaronder begrepen het aan te water liggende schepen uitvoeren van werkzaamheden, waarbij hoge temperaturen ontstaan, alsmede het onvoorzichtig omgaan met benzine, gas of andere ontvlambare stoffen;

    • g.

      het laten proefdraaien van boordmotoren met ingeschakelde schroef.

  • 2. Het is voorts verboden:

    • a.

      aan steigers of palen te spijkeren of andere voorziening te maken waarvoor geen toestemming is verleend door de havenmeester;

    • b.

      vuilniszakken of andere zaken, zoals dozen, kisten etc. in de buurt van aanlegplaatsen etc. op te slaan;

      Vuilnis dient door gebruikers van de jachthaven in de daarvoor bestemde containers te worden gedeponeerd;

    • c.

      aanlegtouwen etc. over het loopvlak der steigers of voetpaden te bevestigen;

    • d.

      in groensingels te snoeien.

Artikel 17 Gezonken vaartuig

  • 1. De gezagvoerder of, bij diens ontstentenis, de reder of eigenaar van een gezonken vaartuig of een voor de scheepvaart hinderlijk voorwerp is verplicht onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan burgemeester en wethouders of bij afwezigheid van dezen aan een ambtenaar van politie.

    Zowel bij dag als bij nacht dienen zodanige bakens en/of lichten op of nabij het gezonken vaartuig of voorwerp te worden geplaatst als door het voormelde college van burgemeester en wethouders of ambtenaar van de politie nodig wordt geoordeeld.

  • 2. De gezagvoerder dient ervoor te zorgen, dat het gezonken vaartuig of voorwerp binnen de door burgemeester en wethouders te stellen termijn uit de wateren is verwijderd, respectievelijk de lading is verwijderd en daarna het wrak gelicht.

Artikel 18 Voorwerpen in de wateren

  • 1. Het is in verband met de veiligheid op de wateren verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven wateren te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3. Het is verboden op, in of boven de wateren voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de wateren of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de wateren.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, het Algemeen reglement van politie voor rivieren en rijkskanalen, of het Reglement vaarwater Noord-Holland van toepassing is.

Artikel 19

Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden een vaartuig op te leggen.

Artikel 20 Onbeheerd drijvende vaartuigen

De in artikel 4 genoemde ambtenaren zijn bevoegd onbeheerde vaartuigen, welke in de wateren worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de eigenaars danwel beheerders.

Artikel 21 Herstellen en slopen van vaartuigen

Zonder vergunning van burgemeester en wethouders is het verboden in de wateren herstellingen aan vaartuigen te verrichten, of te doen verrichten. Dit verbod geldt niet voor noodreparaties.

Artikel 22 Hond aan boord

Gezagvoerders die een hond of honden aan boord hebben zijn verplicht deze hond of honden bij het betreden van het schip en gedurende het verblijf van voornoemde ambtenaren aan boord vast te leggen of te doen vastleggen.

Artikel 23 Schade varen

Wanneer een vaartuig schade heeft gevaren aan een voorwerp, een werk of een inrichting, is de gezagvoerder verplicht hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de directeur gemeentewerken of aan de door hem aangewezen ambtenaren. Bij afwezigheid moet direct kennis worden gegeven aan de plaatselijke politie.

Artikel 24 Ligplaats woonschip

Het is de eigenaar of gebruiker van een woonschip verboden met een woonschip ligplaats te nemen of te hebben op een andere plaats dan is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders.

Dit verbod geldt tevens indien sprake is van vervanging van een woonschip.

Artikel 25 Bouwen, herstellen vaartuigen/woonschepen

  • 1. Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden in wateren een schip te bouwen, te verbouwen of te herstellen.

  • 2. Het onder 1. genoemde verbod geldt niet voor kleine reparaties welke worden verricht door of in opdracht van de bewoner van een woonschip, dat ligt op een plaats als bedoeld in artikel 21.

  • 3. Aan de eigenaren en/of bewoners van vaartuigen kunnen burgemeester en wethouders de verplichting opleggen tot periodieke droogzetting van het vaartuig, zulks ten behoeve van een inspectie onder de waterlijn.

Artikel 26 Betreden/lossen van vaartuigen

Ingeval aan de buitenkant van een vaartuig één of meer vaartuigen gemeerd zijn, is de gezagvoerder van eerstgenoemd vaartuig verplicht op last van de directeur zijn plaats in te ruimen indien hij niet wil toestaan dat personen zich over het vaartuig begeven van de wal naar laatstbedoelde vaartuig en omgekeerd of dat in de nabijheid liggende vaartuigen over zijn vaartuigen laden of lossen.

Artikel 27 Meervoorschriften

  • 1. Het is de gezagvoerder verboden met zijn vaartuig te liggen, te laden of te lossen in wateren, anders dan aan de daartoe bestemde meergelegenheid.

  • 2. De gezagvoerder is verplicht ervoor te zorgen dat de landvasten van zijn vaartuig zodanig zijn aangebracht, dat aan andere vaartuigen bij de doorvaart van bruggen of van de gebruikelijke vaarweg, geen hinder kan worden veroorzaakt.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet, indien de gezagvoerder het vaartuig zonder oponthoud aan het verhalen is en de landvasten onmiddellijk zodanig kunnen worden gevierd, dat andere vaartuigen ongehinderd kunnen passeren.

  • 4. De gezagvoerder is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk is vastgemaakt.

  • 5. Het vastmaken mag niet geschieden anders dan aan de daartoe bestemde middelen of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 28

Het is verboden zonder daartoe bevoegd te zijn enig vaartuig los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich op of in een vaartuig te bevinden.

Artikel 29

  • 1. De gezagvoerder van een vaartuig, dat een vaartuig langszijde heeft en een ander vaartuig langs die zijde behoeft, mag het langszijde liggende vaartuig afschoren;

    de gezagvoerder van het langszijde liggende vaartuig moet daartoe gelegenheid geven door zijn trossen en kettingen te vieren.

  • 2. Indien een gezagvoerder met zijn vaartuig wil vertrekken, terwijl één of meer vaartuigen tegen dit vaartuig zijn gemeerd, zijn de gezagvoerders van laatstgenoemde vaartuigen, tenzij zulks tengevolge van bijzondere omstandigheden niet uitvoerbaar is, verplicht het vaartuig, dat moet vertrekken, in de gelegenheid te stellen zulks te doen.

Artikel 30 Toegang tot openbare trappen en steigers

Het is zonder toestemming van burgemeester en wethouders verboden de toegang tot de in of aan de kademuren of andere oevers gebouwde openbare trappen of steigers te belemmeren of daarvan gebruik te maken, anders dan voor het in- of ontschepen van personen en niet voor langere tijd dan hiervoor nodig is.

Artikel 31 Beveiligingsmaatregelen bij meren

Waar geen remmingswerken aanwezig zijn is de gezagvoerder verplicht door het aanbrengen van fenders, kurkzakken of drijfbalken of op andere wijze ervoor te zorgen, dat tengevolge van het meren van zijn vaartuig geen schade aan enig eigendom van derden kan worden veroorzaakt.

Artikel 32 Nadere regels en voorschriften

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaarstellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2. Onverminderd het krachtens het eerste lid bepaalde kunnen burgemeester en wethouders aan de rechthebbende op een vaartuig voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 3. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 4. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de Hinderwet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Algemeen reglement van politie voor rivieren en rijkskanalen, het Reglement vaarwater Noord-Holland of de Verordening opschriften en opslag Noord-Holland van toepassing is.

Hoofdstuk III Strafbepalingen

Artikel 33 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7, leden 1 tot en met 3, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 17, 20 lid 1 tot en met 3, 21 tot en met 26 kan worden gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

  • 2. Overtreding van het bepaalde in de artikelen 10, 12, 18 en 19, kan worden gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34 Overgangsbepaling

De rechthebbende op een vaartuig die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening met zijn vaartuig ligplaats heeft ingenomen, is gehouden binnen 1 maand na de dag van inwerkingtreding van de verordening - voorzover een melding nog niet heeft plaatsgevonden - het innemen van de ligplaats te melden bij burgemeester en wethouders.

Artikel 35 Naam

De verordening kan worden aangehaald als " Verordening op het gebruik van de openbare havens en binnenwateren".

Artikel 36 In werking treden

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die, waarop zij is afgekondigd.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 24 maart 1994, nr. 29; gewijzigd bij raadsbesluiten van 28 september 1995, nr. 51 en 30 mei 1996 nr. 40.