Regeling vervallen per 19-02-2019

Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018

Geldend van 21-07-2015 t/m 18-02-2019

Intitulé

Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018

Uitvoeringskader 2015-2018

Omgevingsdienst IJmond

Gemeente Heemstede

Samenvatting

Omgevingsdienst IJmond wil de bij haar belegde taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving op een effectieve, efficiënte en innovatieve wijze uitvoeren met als uiteindelijk resultaat een verbetering van de (beleving van de) kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Met vaststelling van het Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018 bieden de verbonden partijen van Omgevingsdienst IJmond hiertoe de basis.

Het Uitvoeringskader vormt het raamwerk voor de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s van Omgevingsdienst IJmond. Het kader is onderdeel van de beleidscyclus zoals vastgelegd in de kwaliteitscriteria 2.1 zoals die binnenkort waarschijnlijk wettelijk verplicht worden voor organisaties die taken uitvoeren op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (waaronder provincies, gemeente e uitvoeringsdiensten).

In het Uitvoeringskader zijn de prioriteiten, doelstellingen en werkwijze opgenomen met betrekking tot vergunningverlening, toezicht, handhaving en samenwerking. De focus ligt daarbij op het basistakenpakket voor regionale uitvoeringsdiensten, maar is hier voor gemeenten die hun gehele milieutakenpakket hebben belegd niet toe beperkt. Met het Uitvoeringskader wordt beoogd een gelijk speelveld (level playing field) te creëren binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. Waar mogelijk wordt dit ook op bovenregionaal niveau opgepakt, in samenwerking met de handhavings- en ketenpartners. Uitgangspunten van het kader zijn:

  • -

    Naleving van wet- en regelgeving is primair de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en instellingen;

  • -

    Vergunningen en maatwerk zijn actueel, van hoog niveau en worden op grond van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen verleend of afgewezen;

  • -

    Toezicht wordt zoveel mogelijk risicogericht en informatiegestuurd uitgevoerd. Dit betekent dat toezichthouders daarheen gaan waar het risico op en de risico’s van niet-naleving het grootst zijn. Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende toezichts- en analyse-instrumenten;

  • -

    Handhaving geschiedt op een open, eenduidige en voortvarende wijze, waarbij beoogd wordt middels een afgestemde, passende interventie een blijvende gedragsverandering bij de overtreder te realiseren;

  • -

    Omgevingsdienst IJmond fungeert als informatieknooppunt en zoekt waar opportuun de samenwerking met lokale, regionale en landelijke partners in toezicht en handhaving.

Het Uitvoeringskader geeft tevens de ontwikkeling weer die Omgevingsdienst IJmond de komende jaren in de uitvoering voorstaat. Belangrijkste onderdelen zijn in dat opzicht een verdere internalisatie en verfijning van de methodiek van informatiegestuurde toezicht en handhaving (informatieuitwisseling partners, Tafel van Elf-doelgroepenanalyses), het formuleren van outcomegerichte doelen en rapporteren daarover (welk probleem wordt er opgelost in de omgeving?) en het beter verwerken van omgevingsfactoren en naleefgedrag bij het bepalen van de toezicht- en handhavingsfrequentie/-intensiteit.

Het Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018 wordt door de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest, Velsen, Haarlem, Beemster, Purmerend, Bloemendaal, Edam-Volendam, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland, Zandvoort en Zeevang en het college van gedeputeerde staten van provincie Noord-Holland vastgesteld.

Inleiding

Omgevingsdienst IJmond

afbeelding binnen de regeling Omgevingsdienst IJmond is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, ingesteld door de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen. Per 1 januari 2014 zijn gemeente Haarlem en provincie Noord-Holland toegetreden tot de regeling, op 1 januari 2015 gevolgd door de gemeenten Beemster en Purmerend. Omgevingsdienst IJmond voert op basis van dienstverleningsovereenkomsten taken uit voor gemeenten Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede, Zandvoort, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland en Zeevang.

Omgevingsdienst IJmond is een omgevingsdienst als bedoeld in het wetsvoorstel Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) -hierna: Wet VTH-. Dit wetsvoorstel codificeert en geeft invulling aan de afspraken die in juni 2009 zijn gemaakt tussen het ministerie van VROM, het IPO en de VNG over de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van VROM-taken, enerzijds door het formuleren van kwaliteitscriteria en anderzijds door de verplichting tot het oprichten van zogenoemde regionale uitvoeringsdiensten voor de uitvoering van complexe en bovenlokale milieugerelateerde uitvoeringstaken (basistakenpakket) en treedt naar verwachting in 2015 in werking. In dit kader heeft Milieudienst IJmond in oktober 2011 twee convenanten gesloten met een aantal gemeenten in de regio’s Kennemerland en Waterland.

Omgevingsdienst IJmond is een uitvoeringsdienst die de aan haar op- en overgedragen taken op een professionele, onafhankelijke, eenvoudige en betrouwbare manier in gezamenlijkheid met haar partners uitvoert. Alle verbonden partijen hebben ten behoeve van een efficiënte, kwalitatieve en daadkrachtige uitvoering van hun bij Omgevingsdienst IJmond ingebrachte takenpakket verschillende besluitbevoegdheden gedelegeerd en/of gemandateerd. Zo kan de dienst onder andere voor de vier IJmondgemeenten enkelvoudige omgevingsvergunningen milieu verlenen en kan zij namens alle verbonden partijen handhavingsbesluiten (last onder dwangsom/last onder bestuursdwang) nemen.

Uitvoeringskader 2015-2018

De directeur van Omgevingsdienst IJmond brengt, conform het aan hem verstrekte mandaat voor de basistaken, met het Uitvoeringskader 2015-2018 primair de prioritering aan in de VTH-taken op het gebied van de fysieke leefomgeving die Omgevingsdienst IJmond uitvoert voor haar verbonden partijen. Onderdeel daarvan is de vastlegging van doelen op dit gebied op de middellange termijn. De focus ligt daarbij op het basistakenpakket, doch is hier voor gemeenten die hun gehele milieutakenpakket hebben belegd niet toe beperkt. Beoogd wordt level playing field te creëren binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond en, zo mogelijk en noodzakelijk, op bovenregionaal niveau in samenwerking met andere handhavings- en ketenpartners, waaronder Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de veiligheidsregio’s en politie. Vaststelling van het uitvoeringskader geschiedt door de mandaatgevers, de colleges van de verbonden partijen.

Het Uitvoeringskader noemt daarnaast ook de andere toezicht- en handhavingtaken die door enkele gemeenten bij Omgevingsdienst IJmond zijn ingebracht, onder meer op het gebied van brandveiligheid, bouw- en woningtoezicht en de Drank- en Horecawet. Vanuit het streven naar integraliteit en vermindering van de toezichtslast bij bedrijven en instellingen is het gewenst de wijze waarop de uitvoering van deze taken wordt ingevuld eveneens mee te nemen in dit kader.

Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft de cyclus en kaders weer waarbinnen dit Uitvoeringskader geplaatst moet worden en geeft tevens de afbakening voor wat betreft de taken waar het Uitvoeringskader zich op richt.

Hoofdstuk 2 beschrijft aan de hand van welke systematiek in dit Uitvoeringskader doelstellingen zijn

geformuleerd, en hoe deze worden geoperationaliseerd.

Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het werkgebied van de dienst en de verbonden partijen, een

gebiedsbrede risicoanalyse en branchegerichte prioriteitenstelling.

De hoofdstukken 4, 5 en 6 geven de doelstellingen van de dienst op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven.

Hoofdstuk 7 richt zich op de samenwerking door Omgevingsdienst IJmond met haar partners in toezicht en handhaving en de doelstellingen die hiermee beoogd worden te bereikt.

Hoofdstuk 8 beschrijft tenslotte de wijze waarop door de dienst invulling wordt gegeven aan de integrale toezichtstaak, waarbij gedoeld wordt op de taakvelden anders dan het basis- en milieutakenpakket zoals brandveiligheid, bouw- en woningtoezicht en drank- en horecatoezicht.

Daarnaast is een viertal bijlagen bijgevoegd:

  • -

    Bijlage 1, waarin een overzicht van de doelstellingen en outputcriteria is opgenomen, met een nadere toelichting daarop en de wijze waarop de voortgang ervan gemonitord wordt;

  • -

    Bijlage 2, waarin een samenvatting is opgenomen van de ophanden zijn ontwikkelingen op wet- en regelgevinggebied;

  • -

    Bijlage 3, waarin het basistakenpakket voor regionale uitvoeringsdiensten is omschreven;

  • -

    Bijlage 4, waarin de gehanteerde begrippen in dit kader worden uitgeschreven of toegelicht.

1. Kaders

1.1 Cyclus en opzet

afbeelding binnen de regeling

Op grond van artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) stelt het bestuursorgaan dat belast is met toezicht en handhaving, zijnde het college van burgemeester en wethouders respectievelijk het college van gedeputeerde staten, handhavingsbeleid vast waarin zij gemotiveerd aangeeft welke doelen zij zich stelt bij de handhaving en welke taken het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid valt op te splitsen in een strategisch beleidskader (voor Omgevingsdienst IJmond Uitvoeringskader genoemd) en een operationeel beleidskader. Met het Uitvoeringskader worden, op grond van een probleemanalyse, de prioriteiten en doelstellingen geformuleerd waar Omgevingsdienst IJmond zich de komende jaren op richt bij de uitvoering van haar taken.

Het handhavingsbeleid wordt op grond van artikel 7.2 van het Bor jaarlijks uitgewerkt in zogenoemde uitvoeringsprogramma’s (artikel 7.3 van het Bor), waarin wordt aangegeven welke activiteiten het komende jaar zullen worden uitgevoerd, een en ander onder inachtneming van de gestelde prioriteiten en doelstellingen en met gebruikmaking van de vastgelegde strategieën.

Naar aanleiding van de geformuleerde output- en outcomecriteria en het monitoren van de voortgang op deze punten, wordt gedurende het jaar bekeken of prioritering en doelstellingen geactualiseerd of aangepast dienen te worden, danwel of inzet op onderdelen geïntensiveerd dient te worden om de geformuleerde doelstellingen te kunnen behalen. Dit vertaalt zich in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

1.2 Afbakening Uitvoeringskader

Het VTH-takenpakket van Omgevingsdienst IJmond is grofweg onder te verdelen in drie categorieën. Het Uitvoeringskader ziet op het basistakenpakket en inrichtinggebonden milieutakenpakket, voorzover ingebracht bij Omgevingsdienst IJmond en voorzover betrekking hebbend op VTH.

1.2.1 Basistakenpakket

Hetgeen alle verbonden partijen van Omgevingsdienst IJmond bindt is het zogenoemde basistakenpakket dat naar verwachting in 2015 bij wet verplicht belegd dient te zijn bij een regionale uitvoeringsdienst. Het basistakenpakket (versie 2.3) ziet op de zwaardere bedrijvigheid in gemeenten en op de complexere en gemeentegrensoverschrijdende milieutaken waaronder ketenhandhaving en asbest- en bodemtoezicht. In provincie Noord-Holland voert Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied de taken uit ten aanzien van de BRZO- en zware IPPC-inrichtingen.

1.2.2 Inrichtinggebonden milieutakenpakket

Voor een groot aantal gemeenten voert Omgevingsdienst IJmond naast het basistakenpakket ook de overige wettelijke milieutaken uit. Naast VTH-taken met betrekking tot de minder complexe bedrijvigheid voert Omgevingsdienst IJmond ook projecten uit op het gebied van duurzaamheid en voert zij wettelijke taken uit op het gebied van specialistische milieuregelgeving op het gebied van advisering ruimtelijke ordening en bouwplannen, bodem, geluid, externe veiligheid en natuur- en biodiversiteit. Dit Uitvoeringskader richt zich uitsluitend op de VTH-taken.

1.2.3 Plustaken

Naast het basistakenpakket en milieutakenpakket breed heeft een aantal gemeenten nog andere taken belegd bij Omgevingsdienst IJmond op het gebied van brandveiligheid, bouw- en woningtoezicht, de Drank- en Horecawet en de APV. Dit uitvoeringskader ziet expliciet niet op de plustaken die bij Omgevingsdienst IJmond zijn belegd. De gemeentelijke beleidskaders die op dit gebied zijn opgesteld zijn leidend voor de uitvoering van deze taken. Echter, vanuit het oogpunt van een integrale aanpak van de omgevingsproblematiek en de daarmee samenhangende vermindering van toezichtslasten voor burgers en bedrijven wordt in het Uitvoeringskader wel aandacht besteed aan de wijze waarop deze taak wordt ingevuld.

In figuur 2 is een overzicht opgenomen van de VTH-taken die de verbonden partijen bij Omgevingsdienst IJmond hebben belegd.

afbeelding binnen de regeling

1.3 Vigerend beleid

De verbonden partijen laten dit kader in de plaats komen van de eigen vigerende beleidskaders indien en voorzover het de taken betreft uit het basistakenpakket en het inrichtinggebonden milieutakenpakket, voorzover over- of opgedragen aan Omgevingsdienst IJmond. Bij het opstellen van het Uitvoeringskader zijn de vigerende beleidskaders van de verbonden partijen van Omgevingsdienst IJmond beschouwd en betrokken.

De verhouding tot de vigerende kaders is per verbonden partij nader geduid.

1.4 Kwaliteitscriteria 2.1

Op 7 september 2012 zijn de Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo vastgesteld. De kwaliteitscriteria kunnen als specificering en concretisering van een aantal onderdelen uit de Checklist RUD-criteria van 2011 worden beschouwd. Deze checklist formuleert de randvoorwaarden en een richtinggevend kader voor de vorming van de regionale uitvoeringsdiensten. Daarnaast fungeert de checklist als toetsingskader voor het Rijk bij de evaluatie van de uitvoeringsdiensten. De checklist stelt onder meer dat een RUD over voldoende capaciteit en kwaliteit dient te beschikken om te voldoen aan wettelijke eisen en termijnen en aan de eisen van programmatisch handhaven en dat de directeur van een RUD gemandateerd is tot, danwel in staat moet zijn tot het toepassen van bestuurlijke sancties en het vaststellen van prioriteiten en werkprogramma van de RUD.

De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving door gemeenten en provincies in het omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit binnen de organisatie te borgen. De kwaliteitscriteria zien op drie elementen: kritieke massa, proceskwaliteit en inhoud en prioriteiten.

Voldoen aan de kwaliteitscriteria moet de organisatie in staat stellen de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren. Daarnaast maken de kwaliteitscriteria duidelijk welke kwaliteit van de organisatie verwacht mag worden. De kwaliteitscriteria zijn dynamisch en kunnen dus in de loop van de tijd wijzigen.

Met de Wet VTH worden de kwaliteitscriteria waarschijnlijk wettelijk verankerd waaraan alle organisaties die VTH-taken binnen het omgevingsrecht uitvoeren dienen te voldoen. Waar taken en bevoegdheden zijn over- danwel opgedragen aan een omgevingsdienst, gelden voor de omgevingsdienst dezelfde eisen als voor haar verbonden partijen. Dit geldt evenzeer voor Omgevingsdienst IJmond.

2. Doelstellingen, output en doorrekening

DOEL: Omgevingsdienst IJmond zorgt voor een gevoel van veiligheid met betrekking tot de fysieke leefomgeving, vertrouwen in de overheid en een hoge mate van klanttevredenheid.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond is helder, direct en proactief in de communicatie en dienstverlening naar burgers, bedrijven en verbonden partijen.

  • ·

    De bereikbaarheid en reactiesnelheid van Omgevingsdienst IJmond worden als zeer goed ervaren.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond is een betrouwbare dienst.

  • ·

    De afhandeling door Omgevingsdienst IJmond wordt als correct, duidelijk en rechtsgelijk ervaren.

  • ·

    De medewerkers van Omgevingsdienst IJmond worden als deskundig op hun vakgebied getypeerd.

In eerste instantie zijn bedrijven en burgers zelf verantwoordelijk voor een juiste naleving van de geldende wet- en regelgeving. Toezicht door het bevoegd gezag is er primair op gericht te bezien of deze verantwoordelijkheid ook gedragen wordt. De rol en betekenis van vergunningverlening, toezicht en handhaving in onze samenleving is de laatste jaren onder invloed van een aantal gebeurtenissen behoorlijk in de aandacht komen te staan, waarbij te denken valt aan de vuurwerkramp in Enschede in 2000, de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk in 2011, de tankopslagen van Odfjell in Rotterdam in 2013 en recenter de explosies bij Shell in Moerdijk.

Ook in het zwaar milieubelaste gebied waarin Omgevingsdienst IJmond opereert, is het zaak scherp te blijven bij de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving op allerlei beleidsterreinen zoals milieu, maar ook (brand)veiligheid en bouwen. Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn onderdeel van de reguleringsketen, waarbij handhaving het sluitstuk is.

In dit Uitvoeringskader wordt steeds gesproken van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Inmiddels wordt hieronder veelal meer verstaan dan de klassieke invulling van VTH-taken. Ook een stuk advisering en communicatie kan bijvoorbeeld bijdragen aan een goed naleefgedrag of proactief handelen. Duidelijke communicatie richting burgers en bedrijven helpt daarnaast bij het wegnemen van onzekerheid en een verhoging van het gevoel van veiligheid. Waar in dit kader van VTH wordt gesproken, wordt dus VTH in de brede zin bedoeld.

2.1 Maatschappelijk effect

Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn geen doelen op zich, maar middelen tot een doel. Uiteindelijk gaat het er bij de uitvoering van wettelijke taken op dit gebied om wat het resultaat daarvan is in de buitenwereld (outcome). Dit betekent minder sturing op aantallen en producten, en meer op kwaliteit en effect.

Om dit meetbaar te maken dienen de concrete prestaties die geleverd worden om de gewenste resultaten te realiseren geduid te worden (outputcriteria).

Output- en outcomecriteria moeten gezien worden als concretisering van ambities en uitkomsten van te voeren beleid. De criteria vormen geen harde of afrekenbare eisen. Het gaat er bij het formuleren van outcomecriteria om criteria op te stellen die helpen een beweging op gang te brengen en in stand te houden die gericht is op beheersing en continue verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van het omgevingsrecht en verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De opdracht aan Omgevingsdienst IJmond is dit voor haar verbonden partijen te realiseren met betrekking tot de haar opgedragen taken.

Het vorengaande in acht genomen zijn in dit Uitvoeringskader voor elk van de taken die Omgevingsdienst IJmond uitvoert outcomecriteria geformuleerd met daarbij de belangrijkste indicatoren die worden gebruikt om te kunnen meten in hoeverre het gewenste effect wordt behaald. In Bijlage 1 zijn deze criteria en de wijze van monitoring hiervan verder uitgewerkt. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden deze doelen verder geconcretiseerd.

2.2 Operationalisatie van kwaliteit

De geformuleerde doelstellingen in elk van de hoofdstukken zijn tot stand gekomen aan de hand van een aantal aspecten volgens het INK-model (Instituut Nederlandse Kwaliteit). Deze aspecten weerspiegelen primair de balans tussen de belangen van klanten, maatschappij, medewerkers en bestuur. Bij het formuleren van de doelstellingen zijn aspecten genoemd in de tabel in acht genomen.

Kwaliteitsaspect

Inhoud

Dienstverlening

de manier waarop (in communicatie, snelheid en service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving, klagers etc.) omgaat

Uitvoeringskwaliteit

de mate waarin een product voldoet aan de juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en abbb) én bijdraagt aan de omgevingsdoelen

Veiligheid

het objectieve én subjectieve gevoelen omtrent gezondheid en veiligheid in relatie tot de omgevingstaken (effecten van toepassing Wm, Bevi, Vuurwerkbesluit, Bouwbesluit etc.)

Financiën

de inzet van middelen in relatie tot de hoeveelheid afgeleverde diensten/producten

2.3 Planning en control

Het werken met outcome- en outputcriteria is een continu proces, waarbij steeds gemonitord wordt of de geformuleerde doelstellingen behaald worden en aan de hand van de resultaten bijgestuurd kan worden. Na de periode waarvoor de doelstellingen gesteld zijn worden nieuwe, ambitieuzer doelstellingen geformuleerd, ervan uitgaande dat de geformuleerde doelstellingen gerealiseerd zijn en leiden tot een hogere kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De doelstellingen in dit Uitvoeringskader zijn voor Omgevingsdienst IJmond in die zin een startpunt.

Ervaringen, rapportages en kentallen uit het verleden (o.m. begroting, bestuursrapportages, jaarverslagen) hebben aan de basis gelegen van de huidige doelstellingen. De komende periode zal de dienst zich dienen te richten op verdere verfijning van deze methodiek en de wijze van rapporteren hierover. In beginsel vormen de bestuursrapportages en het jaarverslag het kader waarbinnen verantwoording over de doelstellingen richting het bestuur en de colleges plaatsvindt. Op basis hiervan kunnen het bestuur en de colleges regie blijven voeren op de doelen in dit kader. Hierover worden individueel nog afspraken gemaakt.

3.Gebiedsanalyse en prioritering

De capaciteit en middelen bij organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn beperkt. Dit noodzaakt tot het stellen van prioriteiten in de taken en problemen die (met voorrang) opgepakt worden. In het kader van de prioritering is een analyse van het samenwerkingsgebied opgesteld. De gebiedsanalyse richt zich onder meer op de aanwezige bedrijvigheid in het gebied waar Omgevingsdienst IJmond haar taken uitvoert, de aantallen vergunning- en meldingplichtige bedrijven en de sectoren waarbinnen die bedrijven opereren.

Naast de gebiedsanalyse is een risicoanalyse opgesteld. Voor vergunningverlening bevat deze analyse in ieder geval het aantal te verwachten aanvragen/meldingen en de aard en complexiteit van de aanvragen. Ten aanzien van toezicht en handhaving ziet de analyse op het naleefgedrag, de mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen, de kansen op overtredingen, klachten en signalen, alsmede landelijke prioriteiten.

De probleemanalyse vormt de basis voor het bepalen van prioriteiten in de taken die Omgevingsdienst IJmond uitvoert en het formuleren van doelstellingen met betrekking daartoe. Om tussentijds de voortgang op het behalen van de doelstellingen te kunnen monitoren en aan het eind van de looptijd van het Uitvoeringskader te kunnen bepalen in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt, zijn zogenoemde output- en outcomecriteria geformuleerd. Let wel, een lage prioriteit houdt niet in dat bepaalde taken of branches niet aan bod komen bij toezicht en handhaving. De intensiteit waarmee dit echter plaats vindt is minder hoog dan bij geprioriteerde taken/branches.

3.1 Beschrijving gebied

Het samenwerkingsgebied van Omgevingsdienst IJmond beslaat het grondgebied van 17 gemeenten in provincie Noord-Holland, verspreid over twee bijna volledige veiligheidsregio’s: Zaanstreek-Waterland (exclusief gemeente Zaanstad) en Kennemerland (exclusief gemeente Haarlemmermeer). Het gebied laat zich niet in één zin omschrijven en kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in zowel fysiologische zin als in bedrijfsmatige activiteiten die plaats hebben.

Traditioneel wordt het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond ingedeeld in drie regio’s, te weten IJmond, Waterland en Zuid-Kennemerland. Voor elk van deze regio’s is een portefeuillehoudersoverleg ingesteld of in voorbereiding waarin de verantwoordelijk portefeuillehouders milieu onder meer de ontwikkelingen met betrekking tot de regionale uitvoeringsdienst bespreken. De gemeenten binnen de verschillende regio’s kennen over het geheel bezien in mindere of meerdere mate dezelfde problematiek, uiteraard ieder met de eigen specifieke kenmerken en aandachtsgebieden.

De regio IJmond omvat de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen. Het gebied kenmerkt zich voornamelijk door de spanning die bestaat tussen de aanwezige (zwaardere) industrie, wonen en recreatie. Daarnaast vinden er nog diverse agrarische activiteiten plaats, zoals (glas)tuinbouw, het houden van paarden en veeteelt. Lucht en geluid zijn belangrijke kernthema’s waar vergunningverlening, toezicht en handhaving zich op richten.

De regio Waterland omvat de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang. Het gebied kenmerkt zich door de vele agrarische bedrijven die hier gevestigd zijn. Daarnaast zijn er enkele kleinere bedrijventerreinen gevestigd in de verschillende kernen. De stad Purmerend heeft een centrumfunctie binnen de regio Waterland en onderscheidt zich (mede hierdoor) ook in bedrijvigheid van de andere gemeenten binnen de regio.

De regio Zuid-Kennemerland heeft bepaald een ander karakter dan de regio’s IJmond en Waterland. In deze regio zijn de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede, en Zandvoort gelegen. Horeca vormt een aanzienlijk deel van het inrichtingenbestand. Daarnaast vinden gemiddeld meer evenementen plaats binnen deze gemeenten dan bij de andere gemeenten, waarbij Omgevingsdienst IJmond ook een taak heeft.

3.2 Opbouw bedrijven- en vergunningenbestand

In de onderstaande tabel is een overzicht per 31 juli 2014 opgenomen van het aantal en type inrichtingen waarvoor de taakuitvoering aan Omgevingsdienst IJmond is op- of overgedragen. Dit betreft een momentopname. Het bedrijvenbestand is immers voortdurend aan verandering onderhevig door bedrijfsbeëindiging en -vestiging.

TYPE A

TYPE B

TYPE B + OBM

TYPE C

TOTAAL

Beemster

520

124

4

15

663

Beverwijk

566

540

1

23

1130

Bloemendaal

-

77

1

5

83

Edam-Volendam

-

256

-

4

260

Haarlem

1177

2036

5

27

3245

Haarlemmerliede en Spaarnwoude

-

33

-

3

36

Heemskerk

291

391

1

10

693

Heemstede

452

220

-

5

677

Landsmeer

65

127

3

3

198

Oostzaan

53

85

5

7

150

Purmerend

-

36

8

15

59

Uitgeest

132

138

1

7

278

Velsen

924

846

8

58

1836

Waterland

152

292

6

5

455

Wormerland

104

239

-

14

357

Zandvoort

260

311

2

5

578

Zeevang

-

15

-

8

23

Provincie Noord-Holland

-

-

-

5

5

TOTAAL

4696

5766

45

219

10726

Type A bedrijven met (bijna) geen invloed op het milieu. Deze inrichtingen hoeven bij oprichting of wijziging geen melding te doen. Dit zijn bijvoorbeeld kantoren, detailhandel en zorginstellingen.

Type B bedrijven waarvoor geen vergunningplicht geldt en die volledig onder het Activiteitenbesluit vallen. Deze inrichtingen hebben een grotere nadelige invloed op het milieu dan type A inrichtingen. Er geldt een meldplicht bij oprichting, wijziging of uitbreiding.

Type C bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft gelden, maar waarvan een deel van de activiteiten onder het Activiteitenbesluit vallen. Deze bedrijven hebben de grootste milieu-impact. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan LPG-tankstations, grootschalige opslag van gevaarlijke stoffen (meer dan 10 ton per opslagplaats) en IPPC-inrichtingen.

3.3 Risicoanalyse

3.3.1 Branchegericht

afbeelding binnen de regeling De prioriteitenstelling is gebaseerd op een inschatting van het risico op negatieve effecten bij overtreding van de verschillende handhavingsthema’s. Om die risico’s te kunnen inschatten is een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot de verschillende inrichtingbranches. De

risicoanalyse brengt het risico in beeld dat aan elk van de handhavingsthema’s is verbonden. Risico is daarbij gedefinieerd als het negatief effect maal de kans dat die zich voordoet, of risico = negatief effect x kans.

Onderstaand staan de uitkomsten van de uitgevoerde inrichtinggebonden risicoanalyse naar branche voor het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. Specifiek is hierbij gekeken naar de effecten van niet-naleving op fysieke veiligheid, volksgezondheid, natuur, financiën, omgevingskwaliteit en imago. Dit is afgezet tegen het naleefgedrag, uitgedrukt in de kans dat sprake is van niet-naleving, waaruit vervolgens het risico en daarmee prioriteit van de betreffende branche volgt. In hoofdstuk 5 zijn daarnaast de prioriteiten ten aanzien van de niet-inrichtinggebonden taken geduid.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Bovenstaande betreft een brede analyse, waar nog geen gebiedsspecifieke elementen in zijn betrokken. In paragraaf 3.4 wordt een vertaling gemaakt naar de lokale situatie in de gemeente. Daarbij wordt in detail ingegaan op de activiteiten die plaatsvinden, het type gebied waar de activiteiten plaatsvinden en de specifieke problematiek waar sprake van is in de gemeente.

3.3.2 Activiteitgericht

De komende jaren zullen de werkprocessen bij Omgevingsdienst IJmond meer en meer ingericht worden op de komst van de Omgevingswet. De afgelopen jaren is met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels reeds een proces gaande waarbij steeds minder de inrichting als zodanig het aangrijpingspunt is voor regulering, alswel de activiteiten die daarbinnen plaatsvinden. Deze trend culmineert straks in het verdwijnen van het begrip ‘inrichting’ en een volledig activiteitengericht wetgevingskader.

Omgevingsdienst IJmond stelt zich tot doel de komende periode de systematiek van risicoanalyse, prioritering, het stellen van doelen en de planning en controlcyclus activiteitgericht invulling te geven. Dit betekent dat straks een meer samenhangend en integraal kader uitgewerkt kan worden, waarbinnen niet alleen de milieubelastende activiteiten in brede zin (dus zowel locatiegebonden als niet locatiegebonden) kunnen worden meegenomen, maar ook andere activiteiten, voorzover het toezicht en de handhaving hierop zijn ingebracht door de verbonden partijen. Ook omgevingsfactoren, nalevingsgedrag en klachtenpatronen worden een plaats gegeven binnen dit kader.

Met behulp van de methodiek van programmatisch en informatiegestuurd handhaven kan dan vanuit een breed perspectief bepaald worden welke interventies op welke momenten en bij welke doelgroepen noodzakelijk zijn. Dit dient uiteindelijk te leiden tot een maximale effectiviteit en efficiëntie van het toezicht- en handhavingsapparaat en een optimale bescherming van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

3.4 Gemeente Heemstede

Gemeente Heemstede heeft ruim 26.000 inwoners. De gemeente kent twee bedrijventerreinen, een waarvan is gelegen aan de Leidsevaartweg en een groter terrein dat is gelegen aan de Nijverheidsweg/Cruquiusweg. Het merendeel van de bedrijven behoort tot de commerciële dienstverlenende sector, terwijl een ruime 10% als (kleinschalig) industrieel aangemerkt kan worden. De detailhandel is grofweg verspreid over zeven winkelclusters in de gemeente, waarvan het centrum van Heemstede het belangrijkst is.

3.4.1 Bedrijvenbestand

Gemeente Heemstede kent, uit een totaal van 677 inrichtingen, in totaal 50 bedrijven die onder het

basistakenpakket vallen. 45 hiervan zijn type B-bedrijven. Het aantal vergunningplichtige inrichtingen in gemeente Heemstede bedraagt op dit moment vijf (peildatum 15 oktober 2014), te weten:

  • -

    Stichting Epilepsie Instelling Nederland (SEIN)

  • -

    Model Auto Club Heemstede (MACH)

  • -

    Baggerdepot gemeente Heemstede

  • -

    Mense Groenvoorziening B.V.

  • -

    De Meerlanden Afvalbrengstation Heemstede.

Uiteraard betreft dit een momentopname en kunnen door bedrijfsvestiging, wijziging van activiteiten of

wijziging in wetgeving hier veranderingen in optreden.

3.4.2 Vigerend beleid

In 2013 is ‘Samenwerken en verbinden – Duurzaamheidsbeleid Heemstede 2012-2016’ vastgesteld door gemeente Heemstede. Hierin is het milieubeleid en de speerpunten daarbinnen door gemeente Heemstede vastgelegd. Daarnaast is in 2014 de Nota Integraal veiligheidsbeleid 2014-2018 gemeente Heemstede vastgesteld. Deze beide nota’s zijn betrokken bij het opstellen van het Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018.

Speerpunten uit het collegeakkoord van gemeente Heemstede uit het voorjaar van 2014 zijn het vergroten van het veiligheidsgevoel bij burgers en het stimuleren van duurzaamheid. Onderhavig uitvoeringskader draagt bij aan de realisatie van deze speerpunten.

3.4.3 Risicoanalyse

Op basis van ontvangen klachten en de monitoring van naleefgedrag worden jaarlijks zogenoemde

aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Specifiek met betrekking tot hoogdrempelige horeca-inrichtingen in het centrum van Heemstede wenst de gemeente te zien dat deze jaarlijks worden gecontroleerd met het oog op (geluids)overlast richting omwonenden. Het naleefgedrag van de betreffende inrichtingen kan aanleiding geven de frequentie uiteindelijk bij te stellen naar de reguliere controlefrequentie voor dit type inrichtingen.

In de Nota Duurzaamheid 2012-2016 is een aantal ambities op milieugebied geformuleerd waar het

uitvoeringskader op voortborduurt. Zo wenst gemeente Heemstede onder meer de risico’s voor haar inwoners ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen blijvend tot een minimum te beperken, een duurzaam en integraal beheer van de kwaliteit en functionaliteit van de bodem te voeren en zet zij duurzaamheid bij bedrijven hoog op de agenda.

3.4.4 Klachtenanalyse

Het aantal milieugerelateerde klachten in gemeente Heemstede bedraagt per jaar gemiddeld 40 á 50. De onderwerpen waarover geklaagd wordt zijn divers van aard. De meest voorkomende klachten zien daarbij op geluidoverlast en overlast door afval en bodemverontreiniging. Een deel van de klachten is toe te schrijven aan inrichtingen in de omgeving van de klagers. Een specifieke (groep van) veroorzaker(s) is niet direct aanwijsbaar. Specifiek beleid is hierop derhalve niet geformuleerd.

3.4.5 Uitvoering

Bij het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s voor gemeente Heemstede wordt onderhavig uitvoeringskader als basis gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke problematiek of aandachtspunten die samenhangen met de bedrijvigheid bijvoorbeeld aan de Leidsevaartweg of in het centrum. Het naleefgedrag en klachtenpatroon vormen daarbij indicatoren voor een aanpassing in de prioritering. Eventuele beleidswijzigingen binnen de gemeente worden waar noodzakelijk in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s verwerkt.

4.Vergunningverlening: continu adequaat

DOEL: Omgevingsdienst IJmond levert vergunningen en maatwerk van hoog (adequaat) niveau, op basis van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen met als resultaat beperking -en waar mogelijk terugdringing- van de milieudruk op de omgeving.

  • ·

    90% van de verleende vergunningen en afgegeven maatwerkvoorschriften houden stand in een evt. bezwaar- of beroepsprocedure.

  • ·

    Alle besluiten in het kader van een vergunningprocedure worden tijdig (binnen de maximale wettelijke termijn) genomen en waar mogelijk uiteraard versneld.

  • ·

    Het vergunningenbestand is actueel (inclusief BBT).

4.1 Algemeen

Nog slechts een beperkt aantal inrichtingen is vergunningplichtig in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer. Met inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn steeds meer bedrijven onder de werking van algemene regels komen te vallen. Deze beweging zet zich nog steeds voort en zal gelet op de komst van de Omgevingswet, voorzien in 2018, voorlopig niet stoppen. Ook zal naar de toekomst toe voor vergunningplichtige bedrijven gelden dat een aanzienlijk deel van de activiteiten die zij uitvoeren onder algemene regels vallen en de vergunningplicht zich slechts op de belangrijkste milieubelastende activiteiten richt.

De bedrijven waarvoor de vergunningsplicht blijft bestaan zijn de complexere bedrijven die gevoelig liggen in de omgeving en/of waarbij de risico’s op bijvoorbeeld ongevallen met grote gevolgen of het wegmengen van afvalstoffen groot zijn. Dit maakt dat deze procedures met grote zorgvuldigheid en aandacht doorlopen moeten worden.

Nu meer bedrijven onder algemene regels vallen zijn er ook andersoortige vergunningproducten ontstaan, bijvoorbeeld de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, de omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten. Door Omgevingsdienst IJmond worden derhalve verschillende procedures in het kader van de Wabo, de Wm en specifieker het Activiteitenbesluit uitgevoerd voor haar verbonden partijen.

4.2 Vergunningen

4.2.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen en verlenen van een omgevingsvergunning kan zijn:

  • ·

    Oprichten van een inrichting

  • ·

    In werking hebben van een inrichting

  • ·

    Verandering van (de werking van) een inrichting

  • ·

    Actualisatie van een vergunning

  • ·

    Actualisatie vanwege wijzigingen in wet- en regelgeving of BREF’s die gewijzigde inzichten over het gewenste beschermingsniveau vastleggen.

Een deel van het werkaanbod is hier vraaggestuurd (m.n. oprichting en wijziging). Jaarlijks wordt daarnaast een actualisatietoets uitgevoerd op de vigerende vergunningen om te bekijken welke vergunningen dienen te worden geactualiseerd. Bij een grote hoeveelheid te actualiseren vergunningen voor een gemeente of voor de provincie wordt een prioritering aangebracht in de te actualiseren vergunningen op grond van de belangen die gemoeid zijn met de activiteiten die het betreffende bedrijf uitvoert (conform de risicomatrix uit hoofdstuk 3).

Bij meervoudige aanvragen levert Omgevingsdienst IJmond de voorschriften en onderbouwing daarbij voor het onderdeel milieu aan de betreffende verbonden partij aan.

4.2.2 Toetsing aspecten vergunning

Bij het opstellen van een adequate vergunning spelen veel verschillende aspecten een rol:

·De vergunning dient de meest recente inzichten op het gebied van milieuvoorschriften te bevatten.

Hiermee wordt beoogd de overlast van de activiteiten voor de omgeving te voorkomen, danwel tot een minimum te beperken, alsook risico’s voor de omgeving tot een minimum te beperken;

  • ·

    De samenhang met andere wetgeving wordt beschouwd, waarbij onder meer wordt bekeken in hoeverre afstemming of coördinatie met andere bestuursorganen of adviesorganen noodzakelijk of wenselijk is, danwel aanvullende meldingen, toestemmingen, ontheffingen of vergunningen noodzakelijk zijn;

  • ·

    Ingevolge de Wabo wordt ook de omgeving waar de activiteiten plaatsvinden, alsmede de toekomstige ontwikkelingen daarbinnen betrokken bij het opstellen van de vergunning. Hiertoe wordt een toets uitgevoerd aan de relevante, vigerende ruimtelijke kaders;

  • ·

    Tenslotte is de handhaafbaarheid van de vergunningvoorschriften een belangrijk aspect van een adequate vergunning. Vergunningvoorschriften dienen zodanig te zijn opgesteld dat voor de vergunninghouder duidelijk is wat van hem verwacht wordt. De voorschriften moeten daarbij zodanig zijn geformuleerd dat toezichthouders op een effectieve wijze kunnen bepalen of de voorschriften worden nageleefd of niet.

In het kort kan gesteld worden dat de wijze van toetsing duidelijk, eenduidig, transparant, juridisch correct en herleidbaar dient te zijn.

4.2.3 Vergunningstrategie

Op landelijk niveau wordt gewerkt aan een vergunningstrategie. Conform de Landelijke handhavingsstrategie, waarover verder in dit stuk meer, moet dit stuk een uniform kader gaan bieden voor instanties die vergunningen opstellen en verlenen. Dit met als doel het creëren van een gelijk speelveld en zelfde afwegingskader. Op dit moment is nog geen concrete planning beschikbaar met betrekking tot het verschijnen van deze strategie. De verwachting is dat, conform de Landelijke handhavingsstrategie, bevoegde gezagen ook deze vergunningstrategie op den duur verplicht zijn te volgen vanuit de kwaliteitscriteria.

4.3 Meldingen

De ontwikkeling waarbij meer en meer bedrijven onder algemene regels komen te vallen, zorgt voor een navenante stijging van het aantal meldingen op grond van met name het Activiteitenbesluit. Deze ontwikkeling zet zich ook in 2015 met de vierde tranche Activiteitenbesluit en met de komst van de Omgevingswet in 2018 door. Het gaat hierbij niet slechts om meldingen van de oprichting van een inrichting, maar ook om meldingen van wijziging van de activiteiten, wijziging van inrichtinghouder en wijziging van de indeling van de inrichting.

Naar aanleiding van een melding wordt door Omgevingsdienst IJmond gecontroleerd of alle gegevens juist en volledig zijn. Indien er sprake is van een melding van oprichting van een bedrijf wordt hiertoe een opleveringscontrole uitgevoerd. In andere gevallen wordt aan de hand van het milieubelang van de gemelde wijziging bepaald of het noodzakelijk is een controle ter plaatse uit te voeren, danwel of de wijziging bij de eerstvolgende reguliere controle wordt meegenomen. De beoordeling van meldingen valt hiermee primair onder de toezichtstaak van Omgevingsdienst IJmond.

Nu ook meer complexe inrichtingen geheel onder het Activiteitenbesluit vallen zal de afhandeling van de melding arbeidsintensiever worden. Naast een bezoek wordt vooraf ook bekeken worden of de voorschriften door de betreffende inrichting kunnen worden nageleefd. Als dit niet mogelijk is dan dienen bijvoorbeeld maatwerkvoorschriften te worden opgelegd om de gevolgen en milieubelasting van de activiteiten van de betreffende inrichting op een adequate wijze te reguleren.

4.4 OBM

Sinds 2011 hebben sommige bedrijven een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig eer zij kunnen starten met bepaalde aangeduide activiteiten. Het betreft gevallen waarin het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit inpasbaar is in de lokale situatie en activiteiten waarvoor een milieueffectrapportage-beoordeling verplicht is. Het gaat daarbij onder meer om:

  • -

    Activiteiten met afvalstoffen (milieustraten, opslag gebruikte banden, demonteren autowrakken

  • -

    Activiteiten die veel geluid produceren (waterstraal-/oppervlaktebeluchters rwzi’s)

  • -

    Activiteiten met een potentieel grote belasting van de lucht, zowel wat betreft stof als geur

  • -

    Activiteiten met gesloten bodemenergiesystemen.

De OBM kan gekoppeld zijn aan de melding in het kader van het Activiteitenbesluit maar ook aan een

omgevingsvergunning in het kader van de Wabo. Het bevoegd gezag kan een OBM slechts weigeren of verlenen, en kan ook geen voorschriften verbinden aan de OBM. Met de toename van het aantal inrichtingen dat onder algemene regels valt, neemt ook het aantal aanvragen OBM toe.

4.5 Maatwerk en gelijkwaardigheid

Het Activiteitenbesluit bevat algemene regels voor milieubelastende activiteiten. Soms is het echter niet mogelijk om algemene regels op te stellen die in alle gevallen redelijk zijn. Daarom bevat het

Activiteitenbesluit de mogelijkheid om in bepaalde gevallen van de algemene regels af te wijken met

maatwerkvoorschriften. Het Activiteitenbesluit schrijft specifieke maatregelen voor, maar een bedrijf kan ook een alternatief toepassen. Het alternatief moet gelijkwaardig zijn, dus hetzelfde doel bereiken als de in het Activiteitenbesluit (of Activiteitenregeling) opgenomen maatregel. Het bedrijf moet dit kunnen aantonen. Bij een verplichte maatregel moet dit van te voren, bij een erkende maatregel mag dit ook achteraf. Omgevingsdienst IJmond beoordeelt namens het bevoegd gezag of het alternatief gelijkwaardig is.

De eerder genoemde ontwikkeling waarbij steeds meer bedrijven onder algemene regels komen te vallen, heeft tot gevolg dat het aantal maatwerkvoorschriften en gelijkwaardigheidsbesluiten toeneemt. Dit is terug te zien in de tijd die hieraan besteed moet worden. Ook onder de Omgevingswet zal het systeem van maatwerk en gelijkwaardigheid blijven bestaan.

4.6 Omgevingswet

Tot inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien in 2018, vormt de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht nog de basis voor vergunningverlening aan inrichtingen. Eén van de belangrijkste wijzigingen door invoering van de Omgevingswet is dat het begrip inrichting wordt losgelaten. Het centrale element zal dan worden de ‘milieubelastende activiteit’. Vooruitlopend op inwerkingtreding van deze wet wordt bekeken of elementen van de nieuwe wet in de huidige vergunningen onder de vigerende regelgeving meegenomen kunnen worden. Per inwerkingtreding van de Omgevingswet kan Omgevingsdienst IJmond hiermee goed geëquipeerd aan de slag.

5.Toezicht: informatiegestuurd en risicogericht

DOEL: Omgevingsdienst IJmond bereikt met het toezicht dat zij uitvoert bewustwording van de geldende regelgeving met als effect een verhoogde mate van naleving van die regelgeving en vermindering van het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken.

  • ·

    Uiterlijk binnen 2 weken na datum toezichtscontrole gaat een brief uit naar degene op wie het toezicht zich richt.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond heeft inzicht in de verschillende doelgroepen binnen de geprioriteerde ketens en het risico van niet-naleving bij die betreffende doelgroepen.

  • ·

    De doelen in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden geformuleerd volgens de methodiek van programmatisch en risicogestuurd handhaven. De dienst rapporteert over de voortgang en het resultaat hierop.

5.1 Programmatisch handhaven

5.1.1 Methodiek

Naleving is primair de verantwoordelijkheid van degene tot wie de voorschriften zich richten. Toezicht is een instrument waarmee het bevoegd gezag kan bepalen of deze verantwoordelijkheid ook gedragen wordt. Omgevingsdienst IJmond voert haar toezicht- en handhavingstaken uit volgens de methodiek van programmatisch handhaven. Programmatisch handhaven neemt het gedrag van mensen als uitgangspunt, is informatiegestuurd en is risicogericht.

Volgens deze methodiek wordt, naarmate het proces vordert, steeds meer focus gelegd op die doelgroepen en gedragingen die het meest risicovol zijn. Daar is immers maatschappelijk gezien de meeste winst te halen met een gerichte en proactieve inzet van de gezamenlijke partners. Winst kan daarbij primair geduid worden als verbetering van het naleefgedrag. Dit betekent overigens niet dat de doelgroepen en gedragingen die buiten de scope van het programmatisch handhaven vallen niet worden aangepakt. Zij worden meegenomen in de reguliere controlefrequentie, danwel op grond van klachten of meldingen aangepakt.

Een van de doelen die Omgevingsdienst IJmond zich stelt is de verfijning en professionalisering in de hantering van deze methodiek en de verdere uitrol, ook richting het inrichtinggebonden toezicht. Hiertoe wordt geïnvesteerd in de opleiding van medewerkers en worden waar nodig werkprocessen aangepast.

5.1.2 Instrumentarium

Omgevingsdienst IJmond gebruikt een gedifferentieerd toezichtinstrumentarium. Het soort problematiek, de doelgroep waar het toezicht op plaatsvindt alsook ervaringen uit het verleden met specifieke vormen van toezicht en het effect daarvan op naleefgedrag worden meegenomen bij de bepaling van het type toezichtsinstrument. Naast de ‘standaard’ toezichtsinstrumenten, worden ook andere manieren van toezicht onderzocht, die beter aansluiten bij de problematiek of doelgroep en waarvan een groter effect op het naleefgedrag wordt verwacht. Hierbij kan worden gedacht bijvoorbeeld worden gedacht aan horizontaal toezicht, zelfcontrole en administratief toezicht bij ketens.

5.1.3 Prioritering

Met behulp van een risicomatrix worden systematisch de risico’s in het toezichtsgebied in beeld gebracht en gewaardeerd. Met de risicomatrix worden de volgende vragen beantwoord:

  • ·

    Welke aspecten maken een overtreding erg?

  • ·

    Welke overtredingen van welke doelgroepen bedreigen het milieu en de veiligheid het meest?

  • ·

    Hoe is het naleefniveau van de verschillende doelgroepen?

  • ·

    Welke zaken liggen politiek of maatschappelijk gevoelig?

  • ·

    Waar moeten we gezamenlijk de aandacht op richten om het grootste maatschappelijk nut te

bewerkstelligen?

Hierdoor ontstaat een goed onderbouwd overzicht van risico’s die in de handhaving met voorrang dienen te worden behandeld. Uit de uitgevoerde risicoanalyse volgt dat externe veiligheid en ketentoezicht op asbest tot

de speerpunten van het uit te voeren toezicht in de komende jaren.

Naast de landelijke prioriteiten en prioriteiten die uit de risicoanalyse op regionaal (omgevingsdienst) niveau volgen, is er uiteraard ook ruimte voor prioriteiten op lokaal niveau. Deze prioriteiten volgen mede uit de gebiedsanalyse en bestuurlijke keuzes.

5.1.4 Toezichtstrategie

De wijze waarop Omgevingsdienst IJmond uitvoering geeft aan haar toezichtstaak is uitvoerig beschreven in het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond, zoals door vrijwel alle verbonden partijen begin 2014 vastgesteld. Onderdeel van het Handhavingsbeleid 2014 zijn een sanctiestrategie en gedoogstrategie.

5.2 Inrichtinggebonden toezicht

5.2.1 Types en branches

Omgevingsdienst IJmond voert het inrichtinggebonden toezicht uit op grond van de indeling naar type en branche waartoe de inrichting behoort alsook de waardering van de risico’s die samenhangen met de betreffende branche c.q. activiteiten die daar plaatsvinden. In het bedrijveninformatiesysteem van

Omgevingsdienst IJmond, waarin alle bedrijven in het werkgebied die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen zijn opgenomen, worden bedrijven ingedeeld op type en branche.

Uitgangspunt voor de controlefrequentie is het type inrichting (analoog aan het Activiteitenbesluit):

Type

Milieubelasting

Controlefrequentie

A

weinig tot geen

indien daartoe aanleiding bestaat (klachten/incidenten)

B

gering tot matig

1 maal per 4 jaar, bij voorkeur projectmatig en branchegericht, en als daartoe aanleiding bestaat

C

matig tot groot

variërend van jaarlijks tot 1 maal per 4 jaar, bij voorkeur projectmatig en branchegericht, en als daartoe aanleiding bestaat

De indeling naar branche en activiteiten die plaatsvinden tezamen met de risicoanalyse bepalen het risico en daarmee in beginsel de uiteindelijke controlefrequentie. Dit kan bijvoorbeeld ook betekenen dat bepaalde type B-bedrijven vaker gecontroleerd worden dan eenmaal per 4 jaar, afhankelijk van de activiteiten die plaatsvinden en risico’s die daarmee samenhangen. Activiteiten die een hogere toezichtsfrequentie legitimeren zijn bijvoorbeeld externe veiligheidsrisico’s, grote hoeveelheden afval die in een inrichting vrijkomen, de opslag van een grote hoeveelheid gevaarlijke en/of bodembedreigende stoffen of de aanwezigheid van installaties die een grote invloed op het milieu hebben (emissies). Afhankelijk van de inrichting en de activiteiten die er plaatsvinden is het ook mogelijk dat andere vormen van toezicht plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld administratief toezicht of horizontaal toezicht. Uit hoofdstuk 3 volgt welke branches welke prioriteit hebben bij controles.

5.2.2 Externe veiligheid

In het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond zijn veel bedrijven die gevaarlijke stoffen verwerken en opslaan. Ook bedrijven waar bijvoorbeeld natte koeltorens en ammonniakkoelinstallaties aanwezig zijn kennen externe veiligheidsaspecten die van belang zijn. Op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) wordt intensief toezicht gehouden op deze inrichtingen. Uitgangspunt is dat ieder jaar een controle plaatsvindt. Omgevingsdienst IJmond heeft specifiek voor inrichtingen met externe veiligheidsaspecten een Kaderdocument Externe Veiligheid opgesteld. Het Kaderdocument is een dynamisch document, beschrijft exact op welke wijze omgegaan wordt met de externe veiligheidsrisico’s en biedt op elk moment inzicht in de actuele situatie bij de betreffende inrichtingen. Richting de andere partners in toezicht en handhaving biedt het document een goede basis voor onderlinge informatie-uitwisseling.

5.2.3 Naleefgedrag

Onderdeel van de systematiek van programmatisch handhaven is het betrekken van het naleefgedrag van degenen bij het bepalen op wie het toezicht zich richt. Dit past binnen de ontwikkeling die gaande is waarbij de verschillende handhavingspartners op zowel bestuurs- als strafrechtelijk gebied samenwerken en tezamen tot een zo effectief mogelijke handhaving proberen te komen. In het bedrijveninformatiesysteem van Omgevingsdienst IJmond kan tevens worden bijgehouden hoe het met het naleefgedrag van een inrichting gesteld is. Naleefgedrag is onderdeel van de analyse die wordt uitgevoerd bij het bepalen van risico’s en bepaalt mede de toezichtfrequentie en intensiteit bij bedrijven en instellingen.

5.2.4 Instrumentarium

De toezichtstrategie van Omgevingsdienst IJmond, zoals neergelegd in het Handhavingsbeleid 2014, geeft het kader voor de wijze van toezicht en inzet van toezichtinstrumenten bij het inrichtinggebonden toezicht. Onderscheid wordt primair gemaakt tussen regulier toezicht, waarbij geen concreet vermoeden bestaat van overtreding, en handhavingstoezicht, waarbij wel sprake is van een (concreet vermoeden van) overtreding. Mede naar aanleiding hiervan wordt het toezichtinstrumentarium bepaald.

Naast de standaard toezichtinstrumenten als aspectcontroles en administratieve controles wordt met een aantal alternatieve instrumenten gepoogd de effecten van het toezicht te versterken door bijvoorbeeld het geven van voorlichting in het kader van energiebesparing, de organisatie van een duurzame bedrijvendag en het stimuleren van initiatieven als gezamenlijk afvalmanagement.

5.3 Niet-inrichtinggebonden toezicht

Naast het inrichtinggebonden toezicht is ketentoezicht een belangrijke taak die bij Omgevingsdienst IJmond is neergelegd. Ketenhandhaving is door relevante toezichthouders op elkaar afgestemd toezicht/handhaving op een keten. Ook strafrecht en de opsporing van (milieu)criminaliteit nemen hier een plaats in. Een keten is een reeks van opeenvolgende partijen die handelingen verrichten met eenzelfde risicovolle stof. Door de keten en de stof centraal te stellen kunnen we als Omgevingsdienst IJmond effectiever toezicht houden op de wijze waarop deze stoffen in de verwijdering- en verwerkingsketen terecht komen. Er wordt waar mogelijk een koppeling gemaakt tussen de reguliere werkzaamheden van Omgevingsdienst IJmond en ketentoezicht. Ook in de regio kunnen de reguliere werkzaamheden van de verschillende handhavingspartners worden afgestemd en gecoördineerd met een ketenproject. Ketentoezicht komt ook steeds meer in de plaats van “klassiek toezicht”. Informatie- en risicogestuurd handhaven (IGH) vormt de kapstok voor ketensamenwerking. Bij ketentoezicht worden nog steeds ook inrichtingen gecontroleerd, zij het dan op basis van een andere risicoanalyse en dus met een andere focus.

5.3.1 Doelstellingen en resultaten

Om zicht en grip op ketens en criminaliteit te krijgen, zijn er in grote lijnen vijf doelstellingen:

  • 1.

    Zicht krijgen en houden op risicovolle ketens en malafide actoren;

  • 2.

    Maken van risicoanalyses en het stellen van prioriteiten: is er een vermoeden van malafide gedrag?

  • 3.

    Gericht nader onderzoek kunnen doen (bijv. gerichte toezichtacties, verscherpt toezicht, diepgaand administratief toezicht, interventie);

  • 4.

    Kunnen optreden bij gegrond vermoeden (feitelijke handhaving);

  • 5.

    N.a.v. de risicoanalyses kunnen adviseren over preventieve maatregelen.

De uiteindelijke resultaten die met ketentoezicht haalbaar zijn, zijn divers:

  • 1.

    Feitelijke handhaving door bevoegd gezag, variërend van corrigeren van de overtreder door dwangsommen of bestuursdwang tot het intrekken van vergunningen;

  • 2.

    Advisering over preventieve maatregelen – bijvoorbeeld aanpassen vergunning of gericht preventief toezicht– om ketencriminaliteit tegen te gaan;

  • 3.

    Signaalfunctie richting zowel goed als slecht willende bedrijven: de overheid trekt gezamenlijk op en kan niet meer om de tuin geleid worden;

  • 4.

    Level playing field: bedrijven die het wel netjes doen worden niet meer benadeeld of uit de markt gedrukt door free-riders;

  • 5.

    Vernieuwing van het toezicht: deze vorm van risico-gericht toezicht kan regulier toezicht (deels) vervangen en zou op termijn zelfs efficiënter kunnen zijn.

5.3.2 Asbest

Ten aanzien van asbest wordt door Omgevingsdienst IJmond ingezet op een ketengerichte aanpak met als doel het structureel wegnemen van de oorzaken van niet-naleving. Bij het toezicht daarop zijn meerdere overheidsorganisaties betrokken: gemeenten (BWT), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en politie en justitie.

Al enige tijd werkt Omgevingsdienst IJmond samen in het Landelijk Asbest Analyse Team (LAAT). Hierin participeren onder andere het KLPD, ILT en de Inspectie SZW. De handhavingspartners delen actief informatie met elkaar en vormen gezamenlijke interventieteams. Het is de opmaat naar een landelijk dekkende vorm van risicogestuurd handhaven. Analyseteams hebben op basis van eerdere inspectieresultaten risicoprofielen opgesteld en de Inspectie Alert Asbest koppelt die lijst nu aan de verplichte meldingen die van asbestverwijderingen worden gedaan bij de Inspectie SZW. Daardoor is beter te plannen waar inspecties moeten plaatsvinden, met als gevolg een hogere pakkans van bedrijven die zich niet aan de regels houden en dus een effectiever toezicht.

Naar aanleiding van de PUmA-pilot asbestketentoezicht vindt op regionaal niveau asbestoverleg (casusoverleg) plaats, dat wordt georganiseerd door Omgevingsdienst IJmond. Dit is het gremium waarbij kennis en informatie op regionaal niveau wordt gedeeld ten behoeve van de handhavingssamenwerking. Het casusoverleg is bijvoorbeeld bedoeld voor gemeentelijke toezichthouders BWT.

Tezamen met de andere omgevingsdiensten in den lande wordt gewerkt aan een Handboek Asbesttoezicht Omgevingsdiensten. In dit handboek wordt beschreven op welke wijze door de verschillende omgevingsdiensten het locatiegebonden asbesttoezicht plaats vindt, om zo een gelijk speelveld te creëren en free-ridergedrag tegen te gaan. Nadat bepaald is waar de grootste risico’s met betrekking tot niet-naleving liggen en de doelgroepen bepaald zijn, wordt het toezicht in beginsel geprioriteerd aan de hand van de risicoklasse van de sloop of sanering:

Risicoklasse

Toezicht

1

Alleen ontvangstbevestiging, steekproefsgewijs toezicht of bij aanleiding

2

Toezichtcontrole indien noodzakelijk geacht n.a.v. korte beoordeling melding en asbestinventarisatierapport

3

Volle beoordeling sloopmelding en asbestinventarisatierapport en altijd toezichtcontrole

Klasse 1 In zijn algemeenheid geven deze asbestverwijderingen weinig risico. Ook niet gecertificeerde bedrijven

mogen dergelijke werkzaamheden verrichten.

Klasse 2a Deze verwijderingen betreffen veelal de golfplaten of gevelpanelen en dakbeschot in een

buitenluchtsituatie. De risico’s zijn beperkter.

Klasse 2b Dit betreft saneringen binnen gebouwen. Hiervoor is de bouw van een zogenaamd containment verplicht.

De inspanningsverplichting voor het asbestverwijderingsbedrijf is ook groter en de kosten voor de opdrachtgever zijn hoger.

Klasse 3 Deze klasse betreft asbestsoorten die NIET hechtgebonden zijn. De hoeveelheid vrijkomende vezels kan erg hoog zijn. Een verwijderaar dient extra maatregelen te nemen tijdens en na de verwijdering (onafhankelijke lucht en vrijgave meting in aangrenzende ruimte). Bij deze verwijderingen zijn de kosten nog hoger en is het risico voor de omgeving het hoogst.

Deze classificering is nog in ontwikkeling en wordt mogelijk in de nabije toekomst aangepast. Voor grotere of langlopende projecten wordt per situatie beoordeeld welke frequentie noodzakelijk is.

Op dit moment richten het toezicht en handhaving zich nog sterk op onder meer installatiebedrijven en

woningcorporaties. Een aantal woningcorporaties echter heeft de transitie naar veilig werken in asbestsituaties bijvoorbeeld al verder ingezet. Bij bestendiging van dit naleefgedrag kan de toezichtsfrequentie hier mogelijk in de toekomst verminderd worden, zodat de toezichtscapaciteit elders ingezet kan worden. Een doelgroep die nog niet onderzocht is, maar waar mogelijk een inhaalslag gemaakt dient te worden met betrekking tot asbesttoezicht en –handhaving zijn particulieren die asbest (laten) verwijderen.

Asbestketentoezicht kan daarnaast niet los gezien worden van het afvalketentoezicht, en is hiermee zelfs sterk verweven. Verschillende ketens overlappen hier en nopen dus tot een integrale aanpak in samenwerking met de handhavingspartners.

5.3.3 Bodem/Besluit Bodemkwaliteit/Grondstromen

In het merendeel van de gemeenten waarvoor Omgevingsdienst IJmond werkt is een Bodemagenda

vastgesteld waarin is vastgelegd welke ambities gemeenten hebben ten aanzien van de bodem in hun

gemeente. Centraal daarin staan twee sporen:

  • -

    het geschikt maken van de bodem voor het (beoogd) gebruik ervan; en

  • -

    het wegnemen van risico’s bij het huidige gebruik.

Omgevingsdienst IJmond heeft als taak om toezicht te houden op het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Daarnaast werkt de dienst samen met provincie Noord-Holland, ILT en overige handhavingspartners in het ketenproject “Grondstromen”. In het kader van dit project worden bij grondverzetbedrijven, aannemers, loonwerkers etc. controles uitgevoerd waarbij risicomomenten in de totale keten in beeld worden gebracht om daarop gerichte interventies te kunnen uitvoeren, dit alles steeds volgens de methodiek van informatie- en risicogestuurde toezicht en handhaving.

Begin 2014 is vanuit het interbestuurlijke Programma Informatie-uitwisseling Milieuhandhaving (PIM) een Analyse keteninformatie bodemtoezicht uitgevoerd, waarbij enkele omgevingsdiensten, waaronder Omgevingsdienst IJmond, provincies, RWS, LMA en ILT aanwezig waren. Uit deze analyse zijn (aanpassingen van) methoden en instrumenten gekomen waarmee het toezicht op de bodemketen ondersteund kon worden door betere informatie-uitwisseling, kernelement van ketentoezicht.

Voor provincie Noord-Holland is door Omgevingsdienst IJmond een start gemaakt met het voeren van toezicht op sanerings- en nazorglocaties. Halverwege 2014 is begonnen met de inventarisatie van de stand van zaken met betrekking tot deze taak, alsmede de wijze waarop hieraan invulling kan worden gegeven. De wijze van toezicht en prioritering hierbinnen wordt in samenspraak met provincie Noord-Holland, zijnde bevoegd gezag, bepaald.

5.3.4 Afvalwater

Indirecte lozingen vallen onder het Activiteitenbesluit en daarmee onder de reguliere VTH-taken. Het Besluit lozen buiten inrichtingen bevat regels voor een groot aantal categorieën van lozingen die het gevolg zijn van activiteiten die plaatsvinden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

In het kader van ketentoezicht op afvalwater zijn door Omgevingsdienst IJmond, OD NZKG,

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Waternet, gemeente Zaandam, Hoogheemraadschap Rijnland en provincie Noord Holland afspraken gemaakt over samenwerking op dit vlak en over het informeren van elkaar over diverse werkprocessen. Het uiteindelijke doel hiervan is de informatiestroom te optimaliseren en te komen tot een effectiever toezicht en handhaving.

5.3.5 Afval

Toezicht op naleving van regelgeving met betrekking tot afval is traditioneel gericht op de individuele

inrichting. De laatste jaren is echter het besef ontstaan dat inzicht in de gehele afvalketen noodzakelijk is voor efficiënt toezicht op de naleving van regels voor risicovolle afvalstromen. De ketenaanpak richt zich op alle schakels: van het ontstaan tot en met verwijdering van afvalstromen, vervuilde grondstromen, secundaire grondstoffen of producten. Door een meer administratieve en ketengerichte benadering kunnen we de zwakke schakels in de keten beter opsporen en doelgerichter en doelmatiger handhaven.

5.4 Overig toezicht

5.4.1 Toezicht bodemsaneringen

Naast de voorgaande toezichtstaken voert Omgevingsdienst IJmond namens provincie Noord-Holland en gemeente Haarlem (Wbb-bevoegd gezag) ook toezicht uit op bodemsaneringen van gevallen van niet-ernstige bodemverontreiniging en nieuwe gevallen. De kaders van provincie Noord-Holland en gemeente Haarlem zijn hierin leidend.

5.4.2 Toezicht naleving havenverordening

Namens gemeente Velsen houder Omgevingsdienst IJmond tevens toezicht op de naleving van ontheffingen en meldingen op basis van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied. Het betreft hier specifiek reparaties aan schepen en de daarmee gepaard gaande veiligheid en milieurisico’s. Daarnaast wordt ook toezicht gehouden op het bunkeren, laden en lossen van gevaarlijke stoffen en afgifte van scheepsafvalstoffen.

5.4.3 Duurzaamheid

In het Energieakkoord is expliciet opgenomen dat uitvoering moet worden gegeven aan de handhaving van de verruimde reikwijdte (onder andere energiebesparende maatregelen) bij bedrijven, waarbij de Wet milieubeheer leidend is. Duurzaamheid en energiebesparing zijn al jaren speerpunten van Omgevingsdienst IJmond bij de uitvoering van toezicht en handhaving bij bedrijven. Mede ter invulling van de doelstellingen in het Energieakkoord zit Omgevingsdienst IJmond om tafel met het ministerie van IenM en andere omgevingsdiensten. In dat kader worden op uitvoeringsniveau maatregellijsten en andere instrumenten bedacht en uitgerold.

5.5 Klachten en 24-uurs bereikbaarheid

Namens haar verbonden partijen behandelt Omgevingsdienst IJmond ook de milieuklachten die inkomen. Hiervoor is een milieuklachtencoördinator aangewezen die ervoor zorgt dat de klacht op een adequate wijze wordt afgehandeld. Indien de klacht herleidbaar is naar een inrichting of andere veroorzaker, volgt over het algemeen en toezichtcontrole op het aspect waarover geklaagd wordt.

Omgevingsdienst IJmond is 24 uur per dag oproepbaar voor advisering en ondersteuning op milieugebied bij incidenten, calamiteiten en gemeentelijke rampenbestrijding. Hiertoe worden nauwe contacten onderhouden met de beide veiligheidsregio’s die het werkgebied van de dienst beslaan. De taken die worden uitgevoerd zijn:

  • ·

    up-to-date houden milieu-incidentenplan (MIP);

  • ·

    opstellen hoofdstuk calamiteitenplan gemeente waar gewenst;

  • ·

    24-uurs bereikbaarheidsregeling;

  • ·

    bijstand verlenen bij milieu-incidenten;

  • ·

    oplossen van incidenten;

  • ·

    adviseren van bestuur;

  • ·

    advisering communicatie naar doelgroep/ externe partners;

  • ·

    uitvoeren van metingen.

6. Handhaving: eenduidig en voortvarend

DOEL: Omgevingsdienst IJmond handhaaft daar waar overtredingen plaatsvinden op een open, eenduidige en voortvarende wijze en zorgt daarmee voor een verhoogd gevoel van veiligheid bij de burger, een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en versterking van het vertrouwen in de overheid bij de uitvoering van haar taken.

  • ·

    Het percentage inrichtingen dat haar overtredingen voor de eerste hercontrole beëindigt bedraagt 75%.

  • ·

    Minimaal 90% van de afgegeven handhavingsbeschikkingen houdt stand in een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure.

  • ·

    In 90% van de handhavingsbesluiten die wordt verzonden wordt geen bezwaar gemaakt of beroep ingesteld.

6.1 Landelijke handhavingsstrategie

Handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de politie, hebben afgesproken voortaan op een zelfde manier op te treden bij geconstateerde overtredingen. Zo ontstaat een gelijk speelveld waarbij men ervan uit kan gaan dat handhavers zodanig optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

In juni 2014 is hiertoe door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BO), het hoogste bestuurlijk overlegorgaan van het vernieuwde VTH-stelsel de Landelijke handhavingsstrategie (LHS) vastgesteld. De LHS is primair een sanctiestrategie en biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingstrategieën kunnen worden uitgewerkt en vastgesteld. Het is de bedoeling dat uiteindelijk alle handhavende instanties de LHS vaststellen en toepassen.

6.2 Handhavingsbeleid 2014

De wijze waarop Omgevingsdienst IJmond namens haar verbonden partijen uitvoering geeft aan haar

handhavingstaak is beschreven in het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond, zoals door vrijwel alle verbonden partijen begin 2014 vastgesteld. Onderdeel van dit stuk zijn een toezichtstrategie, sanctie- en gedoogstrategie. De sanctiestrategie is mede gebaseerd op eerdere concepten van de LHS en is op een aantal punten gedetailleerder ingericht.

De bedoeling is dat de bevoegde gezagen de Landelijke handhavingsstrategie zelf vaststellen en dat handhavingsinstanties de strategie gaan toepassen. Voor het Handhavingsbeleid 2014 betekent dit dat deze in gewijzigde vorm of middels een addendum aan de verbonden partijen voorgelegd zal worden. Op landelijk niveau wordt tevens gewerkt aan een vergelijkbare strategie op het gebied van toezicht en vergunningverlening.

6.2.1 Passende interventie bij iedere bevinding

De vigerende sanctiestrategie gaat uit van het principe van een passende interventie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de sanctiestrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen instrumenten. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van interventies.

Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie voor de bevinding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om de overtreder tot naleven te bewegen, dan wel de norm te bevestigen. Tafel van Elf-analyses, waarbij de verschillende factoren die bepalend zijn voor naleving worden geanalyseerd, spelen hierin richting de toekomst een steeds belangrijker rol.

6.2.2 Bestuurs- en/of strafrechtelijke aanpak

Primair betekent voorgaande dat ten eerste dient te worden bepaald of bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of bestuurs- én strafrechtelijk wordt opgetreden, en vervolgens welke instrumenten daartoe worden gehanteerd. De sanctiestrategie die Omgevingsdienst IJmond hanteert kent als uitgangspunt de bestuursrechtelijke aanpak. Waar de ernst van de overtreding, danwel het gedrag van de overtreder daartoe aanleiding geven, zal echter uitvoering worden gegeven aan de strafrechtelijke aanpak. Dit betekent dat ofwel een bestuurlijke strafbeschikking milieu wordt opgelegd, ofwel een proces-verbaal van bevindingen wordt opgemaakt en richting het Functioneel Parket gaat.

De verschillende wijzen waarop overtredingen kunnen worden aangepakt, vergen van toezichthouders een andere wijze van het houden van toezicht. Daarbij wordt niet alleen meer gekeken naar de kale overtreding, maar worden ook andere aspecten meegenomen, zoals het bepalen van de aard van het gedrag van de overtreder (is sprake van opzet?) en de historie van de betreffende persoon of het betreffende bedrijf (is er sprake van recidive?).

6.2.3 Bestuurlijke strafbeschikking milieu

Per 1 januari 2014 kan de directeur van Omgevingsdienst IJmond bestuurlijke strafbeschikkingen milieu (Bsbm) uitvaardigen. De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een strafrechtelijk instrument dat het voor onder meer de directeur van een RUD mogelijk maakt om ten behoeve van de bestuurlijke handhavingstaak, zonder tussenkomst van het OM, een boete op te leggen voor bij AMvB bepaalde eenvoudige strafbare feiten op milieuterrein. De gedachte hierachter is dat efficiëntere en effectievere handhaving mogelijk wordt doordat relatief eenvoudige strafbare feiten binnen het milieuterrein op basis van een proces-verbaal (de grondslag voor de boete), opgemaakt door een opsporingsambtenaar, gestandaardiseerd en geautomatiseerd kunnen worden afgedaan. Waar oplegging van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang over het algemeen enige tijd vergt, kan met de bestuurlijke strafbeschikking direct opgetreden worden tegen overtredingen.

Oplegging van een bestuurlijke strafbeschikking sluit het gebruik van een last onder dwangsom of onder bestuursdwang niet uit. Er kan zelfs een combinatie van betreffende sancties worden opgelegd. Met het Parket, de politie en gemeenten worden afspraken gemaakt over de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de Bsbm. Hierbij moet worden gedacht aan afspraken over wie waarop handhaaft, flankerend beleid en ondersteuning van elkaar.

6.2.4 Landelijke handreiking “Interventies en sancties asbest”

Ten behoeve van het eerder genoemde level playing field is vanuit het LAAT de Landelijke handreiking “Interventies en sancties asbest” opgesteld, specifiek gericht op overtredingen waarbij asbest in het geding is. Niet-naleving heeft bij het asbestketentoezicht een belangrijk strafrechtelijk tintje in verband met het grote economische voordeel. Mede hierom worden door Omgevingsdienst IJmond meerdere BOA’s ingezet. Grotere zaken worden doorgespeeld naar de politie, die op basis daarvan een onderzoek start. De handreiking is nog niet op landelijk niveau vastgesteld.

7.Samenwerking: constructief en resultaatgericht

DOEL: Omgevingsdienst IJmond is een toonaangevende dienst op het gebied van informatie-uitwisseling, samenwerking met de handhavingspartners en afgestemd handelen op zowel strategisch, tactisch en operationeel niveau. Daarmee draagt Omgevingsdienst IJmond bij aan level playing field op regionaal en landelijk niveau, ontwikkelt zij een volledig beeld van de problematiek die speelt en realiseert zij een efficiënte inzet van toezichthouders en handhavers.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond fungeert voor haar handhavingspartners als informatieknooppunt met betrekking tot regionale en regio-overschrijdende milieu- en gerelateerde problematiek.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond initieert, ontwikkelt en trekt toezicht- en handhavingsprojecten in regionaal en bovenregionaal verband, steeds met oog voor de lokale problematiek.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond maakt concrete afspraken met het OM, politie, ketenpartners en andere omgevingsdiensten over informatieuitwisseling, samenwerking en afgestemd handelen en geeft hier uitvoering aan.

Samenwerken is een belangrijk middel om tot betere milieuhandhaving te komen, maar het is geen doel op zich. Het is niet altijd noodzakelijk om over de hele breedte van het takenpakket samen te werken. Samenwerking is vooral van belang bij bovenlokale taken die voorheen tussen wal en schip vielen. Samenwerking is de essentie van de met de vorming van de omgevingsdiensten beoogde verbetering van het milieutoezicht en de milieuhandhaving. Omgevingsdienst IJmond heeft een breed netwerk met de verschillende partners in de handhaving en voert op verschillende niveaus met verschillende partners overleg op zowel strategisch als operationeel niveau. Omgevingsdienst IJmond is door de omvang van het werkgebied en de inrichtingen daarbinnen in een positie waarin zij snel signalen van niet-naleving op kan pikken en trends vanuit incidenten kan halen.

7.1 Regionale gezamenlijke uitvoering

7.1.1 Gemeenten en provincie

Gemeenten en provincie voeren een groot aantal taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Een deel van die taak hebben zij belegd bij Omgevingsdienst IJmond. Waar problemen zich lenen voor een integrale en meerzijdige aanpak is samenwerking tussen gemeenten, provincie en de omgevingsdienst onmisbaar. Constateringen die de verschillende toezichthouders en handhavers doen zijn over en weer een belangrijke bron van informatie en moeten dus worden gedeeld. Gebiedsgerichte projecten lenen zich daarnaast bij uitstek voor een gezamenlijke aanpak.

7.1.2 Samenwerking Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

In het Bestuurlijk akkoord regionale uitvoeringsdiensten Noordzeekanaalgebied+ uit 2012 hebben

Omgevingsdienst IJmond en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied afgesproken intensiever samen te werken met betrekking tot het basistakenpakket. De intentie is hierbij uitgesproken uiteindelijk te komen tot één omgevingsdienst in het Noordzeekanaalgebied voor het basistakenpakket, onder voorwaarde van een gelijkblijvende of verbeterde prijs/kwaliteitverhouding van de dienstverlening.

In het kader van het bestuurlijk akkoord wordt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma ruimte gelaten om tezamen met Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, en waar opportuun met andere handhavingspartners, enkele projecten te programmeren. Inmiddels wordt op de volgende thema’s gezamenlijk inzet gepleegd of worden gezamenlijke projecten gedraaid en ontwikkeld:

  • ·

    Asbestketens

  • ·

    Grondstromen

  • ·

    Vuurwerk (consumenten)

  • ·

    Externe veiligheid (BRZO en branche LPG tankstations, landelijk project)

  • ·

    Afvalwater

  • ·

    Afval.

Voor deze thema’s wordt langs de lijn van programmatisch handhaven een handhavingsplan opgesteld. Ten behoeve van dit handhavingsplan worden risicoanalyses en gedragsanalyses uitgevoerd en vertaald in gerichte gezamenlijke acties.

De besturen van Omgevingsdienst IJmond en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied hebben begin 2014 afgesproken in het kader van verdergaande samenwerking een tweetal pilots op te starten. Binnen één van deze pilots wordt een relevant deel van de vergunningverlenende taken die op dit moment bij Omgevingsdienst IJmond worden uitgevoerd, bij Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ondergebracht. Daarnaast wordt een pilot gestart waarbij Omgevingsdienst IJmond in de zogenoemde AM-gemeenten (Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn) toezicht- en handhavingstaken gaat uitvoeren, vanwege de gelijkenis van de taken in deze gemeenten met de core business van Omgevingsdienst IJmond. Uitvoering van deze pilots is voorzien medio 2015 en geschiedt onder de eerder afgesproken voorwaarde van een gelijkblijvende prijs/kwaliteitverhouding voor de verbonden partijen waar Omgevingsdienst IJmond taken voor uitvoert.

7.2 Handhavingsestafette

Jaarlijks vindt in het najaar de handhavingsestafette plaats. De handhavingsestafette is een gezamenlijk, multidisciplinair project van verschillende toezichthoudende en handhavende instanties, waarbij in een korte periode in meerdere regio's, met name in het Noordzeekanaalgebied, activiteiten plaatsvinden over de hele breedte van het handhavingsterrein. Samenhang met de lokale handhaving is hierbij een van de speerpunten. Doel van de handhavingsestafette is bekendheid geven aan de handhaving, samenwerking en natuurlijk het in stand houden van en zorgen voor een schonere, stillere en veiligere regio. De handhavingsestafette vormt daarmee een uitvergroting van de samenwerking die gedurende het hele jaar al plaatsvindt tussen de verschillende partners in toezicht en handhaving.

7.3 Regionaal overleg

7.3.1 Stelsel VTH landelijk

Met de herziening van het VTH-stelsel is ook een hernieuwde overlegstructuur voorgesteld met het oog op het beter doen functioneren van het stelsel. Het centraal bestuurlijk overleg, onder de titel Bestuurlijk Omgevingsberaad, is hierin het hoogste orgaan. Hieraan nemen de ministers van IenM en VenJ, vertegenwoordigers van de eigenaren van de RUD’s, vertegenwoordigers van de bestuurlijk bevoegd gezagen en het OM deel, en waar BRZO-onderwerpen geagendeerd zijn ook de minister van SZW. De minister van IenM kan besluiten van dit beraad vastleggen in een AMvB of ministeriële regeling.

Onder het Bestuurlijk Omgevingsberaad komt een aantal voorbereidende overleggen, waaronder een directeurenoverleg en implementatieberaad. De uitwerking van deze overleggen is nog niet geheel

uitgekristalliseerd.

7.3.2 Uitwisseling en afstemming regionaal

Met andere omgevingsdiensten, het Functioneel Parket, de politie en andere inspectiediensten vinden op zeer frequente basis en op verschillende niveaus overleggen plaats. In de figuur is dit schematisch aanschouwelijk gemaakt, inclusief de voorgestelde landelijke overlegstructuur.

afbeelding binnen de regeling

In het Selectieoverleg Omgevingsrecht Noord-Holland wordt aan de hand van concrete casusposities (die voortvloeien uit het uitvoeringsprogramma van de RUD, informatie vanuit de politie of voortvloeien uit incidenten) beslist of bestuursrechtelijk of strafrechtelijk wordt opgetreden. Als strafrechtelijk wordt

opgetreden, wordt in dit overleg beslist wie de zaak gaat oppakken. Als de zaak zeer groot of gevoelig is, gaat de informatie ter besluitvorming naar de Strategische Milieukamer van het OM. Verder komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • ·

    informatie-uitwisseling

  • ·

    afspraken maken over inzet capaciteit en doorlooptijd onderzoek

  • ·

    bespreken voortgang lopende onderzoeken

  • ·

    overleg over inzet Bsbm (eigen bevoegdheid van de directeur van een omgevingsdienst)

  • ·

    landelijke beleidsontwikkelingen.

Het selectieoverleg wordt gevoed vanuit de verschillende casusoverleggen, bijvoorbeeld met betrekking tot asbest en grondstromen, alsook het recent ingestelde Milieu Informatiemakelaars Overleg. In dit gremium zit per aangesloten instantie een zogenoemde informatiemakelaar. Doel van het MIO is het delen van informatie en bespreken van de ontwikkelingen op uitvoeringsniveau.

Ook op strategisch niveau wordt waar mogelijk en opportuun afstemming gezocht met betrekking tot onder meer prioritering en strategieën. Vanuit het FP kan hier bijvoorbeeld de National Intelligence Agenda - Milieu (NIA-M) genoemd worden, waarin thema’s en aandachtsgebieden staan benoemd waar de opsporing vanuit het OM en politie zich op richt.

7.3.3 Veiligheidsregio’s

Het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond beslaat vrijwel volledig de veiligheidsregio’s Kennemerland en Zaanstreek-Waterland, met uitzondering van de gemeenten Haarlemmermeer en Zaanstad. Met de beide partners vindt op dit moment op niet-structurele basis overleg en uitwisseling van informatie plaats. De veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten beschikken allen over een bulk aan informatie die over en weer bruikbaar kan zijn bij de uitvoering van ieders wettelijke taken. Vanuit het oogpunt van snelheid, kwaliteit van dienstverlening en gedeelde informatie en uitgangspunten is het wenselijk de samenwerking en uitwisseling een meer structurele invulling te geven. Hiertoe wordt bekeken of de dienst samen met beide partners en, waar opportuun, met andere partners, convenanten af kan sluiten met als doel te komen tot een betere, structurele uitwisseling van informatie en afstemming in advisering, toezicht en handhaving en communicatie tijdens incidenten.

7.3.4 Waterbeheerders

Bij de uitvoering van haar taken met betrekking tot lozingen en afvalwater heeft Omgevingsdienst IJmond te maken met twee waterbeheerders, namelijk ten noorden van het Noordzeekanaal Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en ten zuiden van het Noordzeekanaal Rijnland. Met deze partners vindt regelmatig afstemming en uitwisseling van informatie plaats.

8.Plustaken: synergie door integraliteit

DOEL: Door integraal toezicht en handhaving kan Omgevingsdienst IJmond haar toezicht- enhandhavingsapparaat efficiënter inzetten en realiseert zij op effectiever wijze op meerdere terreinen een verhoogd gevoel van integrale veiligheid bij de burger, een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en versterking van het vertrouwen in de overheid bij de uitvoering van haar taken.

  • ·

    Door het voeren van integraal toezicht verkrijgt Omgevingsdienst IJmond een beter inzicht in de uitgangssituatie en worden problemen in het veld sneller duidelijk. De oog- en oorfunctie van de verschillende taakvelden leveren hiervoor input.

  • ·

    Integrale handhaving, waarbij een bepaald thema of gebied vanuit verschillende invalshoeken geïntegreerd wordt opgepakt, leidt uiteindelijk tot verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen; concreet betekent dit een beter nalevingsgedrag.

  • ·

    Omgevingsdienst IJmond realiseert een vermindering van de toezichtslast bij bedrijven door het voeren van integraal toezicht en vergroot hiermee zowel het vertrouwen in de overheid met betrekking tot haar deskundigheid als het vertrouwen met betrekking tot handhaving van de naleving van voorschriften.

8.1 Streven naar integriteit

Landelijk is reeds enige jaren een ontwikkeling gaande waarbij toezicht en handhaving steeds meer op een integrale wijze vorm wordt gegeven. Deze ontwikkeling is ingegeven vanuit het streven naar een vermindering van de toezichtlast voor bedrijven, een efficiënter inzet van het ambtelijk toezicht- en handhavingsapparaat alsook het in samenhang beoordelen van verschillende aspecten met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Waar met de Wet algemene bepalingen vooral een procedurele integratie werd bereikt, wordt met de Omgevingswet straks ook een inhoudelijke integratie beoogd.

De omgevingsdiensten in den lande moeten als onderdeel van voornoemde ontwikkeling worden beschouwd. Oorspronkelijk zou het verplicht bij een omgevingsdienst in te brengen takenpakket het Wabo-brede VTH-pakket omvatten. Uiteindelijk is voor gemeenten gekozen om te starten met het VTH-deel voor wat betreft de zwaardere milieutaken. Gemeenten en provincie zijn echter vrij te opteren méér taken in te brengen dan het basistakenpakket sec.

Voor een aantal gemeenten waar Omgevingsdienst IJmond taken voor uitvoert is integraal toezicht en handhaving inmiddels staande praktijk, voor enkele andere gemeenten worden businesscases uitgewerkt. Bij de invulling van deze taken staat Omgevingsdienst IJmond voor een vergroting van de efficiënte en effectiviteit van toezicht en handhaving op zowel lokaal als regionaal niveau, door met een hoge mate van coördinatie en eenduidigheid deze taakvelden te verbinden.

Landelijk is parallel een ontwikkeling gaande waarbij in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken een plan is ontwikkeld om in 2015 de verantwoordelijkheid voor de bouwtechnische kwaliteit van (nieuw)bouwwerken over te dragen aan marktpartijen. In juni 2014 is hiertoe het wetsvoorstel Wet kwaliteitsborging voor het bouwen ter consultatie gegaan. In het nieuwe stelsel blijft, zoals het er nu naar uitziet een rol voor toetsing en toezicht en handhaving voor het bevoegd gezag. Dit toezicht zal zich echter meer richten op de kwalificaties van de private kwaliteitsborger en de instrumenten die hij gebruikt, dan op de eigenlijke kwaliteit van het bouwwerk zelf.

8.2 Taken

Een aantal gemeenten -enkele al sinds jaren- waar Omgevingsdienst IJmond taken voor uitvoert, heeft er voor gekozen invulling te geven aan het streven naar integraliteit door meer taken dan alleen (inrichtinggebonden) milieutaken bij Omgevingsdienst IJmond te beleggen. Het betreft onder meer bouw- en woningtoezicht, brandveiligheid en APV-toezicht. Met de overgang van het toezicht op de Drank- en Horecawet naar gemeenten per 2013 heeft een aantal gemeenten, al dan niet bij wijze van pilot, ook deze taak bij Omgevingsdienst IJmond belegd.

Met betrekking tot de plustaken worden primair de beleidskaders van de betreffende gemeente gevolgd. Vanuit de opgave voor Omgevingsdienst IJmond tot een integrale aanpak van omgevingsproblematiek wordt hier beschreven op welke wijze Omgevingsdienst IJmond uitvoering aan geeft deze opgave en hiermee horizontale synergie creëert.

In het algemeen komt integraal toezicht en handhaving erop neer dat daar waar tijdens een controle of toezicht meerdere aspecten meegenomen kúnnen worden, dit ook gebeurt. Voor de controles in het kader van brandveiligheid, de hoofdstukken 6 en 7 van het Bouwbesluit 2012, wordt gewerkt met een checklist enerzijds om de kwaliteit hoog te houden en anderzijds om een uniforme manier van werken te waarborgen en level playing field te creëren. Dit heeft reeds tot een vergroting van toezicht- en handhavingsefficiency geleid. Het doel is om met name in samenspel met de integrale handhavingsdoelstellingen deze efficiency nog verder te vergroten. Uiteraard mag dit niet ten koste gaan van de kwaliteit.

8.3 BWT en brandveiligheid

In gemeente Uitgeest is integraal toezicht en handhaving zeer ver gevorderd. Jaarlijks wordt hier door Omgevingsdienst IJmond een integraal uitvoeringsprogramma opgesteld voor toezicht en handhaving op het gebied van bouwactiviteiten, Drank- en Horecawet, brandveiligheid, BAG, Wmo en APV. Omgevingsdienst IJmond verricht in Uitgeest ook een groot gedeelte van de technische bouwplantoetsing, inclusief het preventieadvies.

Omgevingsdienst IJmond voert sinds 2010 vanuit haar vestiging in Wormer taken op het gebied van brandveiligheid uit voor de gemeenten Landsmeer, Oostzaan en Wormerland. De colleges van gemeente Oostzaan en Wormerland hebben besloten vanaf 2011 de toezichthoudende taken op het gebied van bouw- en woningtoezicht naar te leggen bij Omgevingsdienst IJmond. De dienst adviseert de gemeenten in een vroegtijdig stadium over onder andere de bluswatervoorziening en brandveiligheid bij nieuwbouwprojecten. Daarnaast brengt de dienst advies uit inzake de risicokaarten van de gemeenten.

Sinds 2008 werkt gemeente Haarlem aan de integrale benadering bij het uitvoeren van toezicht (bouwen, milieu, brandveiligheid, drank en horeca, bestemmingsplan). Voor deze andere beleidsvelden is in Haarlem een apart actieprogramma opgesteld door het college. De integrale benadering past binnen de ontwikkeling waar Omgevingsdienst IJmond voor staat en wordt dus gecontinueerd voorzover het de taken betreft die bij Omgevingsdienst IJmond zijn ingebracht en niet door andere partijen of Haarlem zelf worden uitgevoerd.

In gemeente Heemstede worden binnen de pilot die daar met betrekking tot het toezicht op de Drank- en Horecawet is gestart, ook brandveiligheidsaspecten meegenomen bij de controles die worden uitgevoerd.

Met de Veiligheidsregio’s Kennemerland en Zaanstreek-Waterland wordt waar noodzakelijk en opportuun afstemming gezocht over aspecten met betrekking tot brandveiligheid.

8.4 Drank- en Horecawet

De nieuwe Drank- en Horecawet is per 1 januari 2013 in werking en staat voor een groot gedeelte in het teken van het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren en het (zoveel mogelijk) voorkomen van de aan alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde. Toezicht op deze wet is overgegaan van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) naar de gemeente. De burgemeester is het bevoegd gezag.

Gemeenten Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Uitgeest en Wormerland hebben het toezicht op de Drank- en Horecawet, al dan niet bij wijze van pilot, reeds belegd bij Omgevingsdienst IJmond. Gemeente Zandvoort heeft eveneens te kennen gegeven deze taak bij Omgevingsdienst IJmond te willen beleggen. In 2013 en 2014 is een start gemaakt met de verkenning en invulling van deze taak. Inrichtingseisen zullen veelal meegenomen kunnen worden bij reguliere controles die vanuit het kader van milieu worden uitgevoerd.

Horeca-inrichtingen vergen vanwege een aantal factoren een eigen aanpak. De meest voorkomende problematiek bij deze inrichtingen is geluidoverlast voor omwonenden. Deze problematiek doet zich voornamelijk ’s avonds en in weekenden voor. Controle op de naleving van leeftijdsgrenzen bij de verkoop van alcoholhoudende dranken heeft alleen nut wanneer de betreffende horeca-inrichtingen in vol bedrijf zijn. Daarnaast volgt uit het verleden dat het verloop onder inrichtinghouders groot is en een betrekkelijk hoge mate van recidive plaats heeft.

Specifiek voor het toezicht op en de handhaving bij horeca-inrichtingen, zowel vanuit milieuregelgeving als drank- en horecaregelgeving heeft Omgevingsdienst IJmond een Unit Horeca ingericht. Een aantal BOA’s, alsook de geluidsspecialist richten zich specifiek op de naleving van regelgeving door horeca-inrichtingen. Naast het lopen van zogenoemde horecarondes, wordt op een zo adequaat mogelijke manier ingesprongen op signalen van overlast of niet-naleving. Goede contacten met onder meer de politie zorgen dat afgestemd handelen ten aanzien van deze branche plaatsvindt en level playing field gecreëerd wordt.

8.5 Evenementen en APV

Naast de voorgaande plustaken voert Omgevingsdienst IJmond voor verschillende gemeenten ook nog taken op het gebied van de Algemene Plaatselijke Verordening en evenementen uit. Omgevingsdienst IJmond adviseert onder meer met betrekking tot milieuaspecten in de vergunningfase van evenementen en houdt hier tijdens evenementen ook toezicht op.

Voor een aantal gemeenten geeft Omgevingsdienst IJmond daarnaast geluidontheffingen af of adviseert zij gemeenten over de ontheffing aan bedrijven die meer geluid wensen te produceren dan de toegestane maximale waarden. Dit kan maximaal 12 maal per jaar. De ontheffing is geen vrijbrief om onevenredige overlast te veroorzaken. In sommige gevallen vindt dan ook controle van de ontheffing plaats. De politie wordt geïnformeerd over de ontheffing.

Ondertekening

Vastgesteld bij collegebesluit van 31 maart 2015

Bijlage 1 Doelen, output en indicatoren

Bijlage 2 Ontwikkelingen wet- en regelgeving

Bijlage 3 Basistakenpakket

Bijlage 4 Begrippenlijst