Regeling vervallen per 31-12-2014

Verordening op de gemeentelijke richtlijnen ter uitvoering van de bijzondere bijstand 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-12-2014

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke richtlijnen ter uitvoering van de bijzondere bijstand 2009

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

d.d. 1 april 2008;

gelet op het bepaalde in de Wet werk en bijstand (WWB):

besluit:

vast te stellen de: “Verordening op de gemeentelijke richtlijnen ter uitvoering van de bijzondere bijstand 2009”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene bijstand: de periodieke bijstand als bedoeld in art 5 onder b WWB en die bestemd is voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • b.

    Bijzondere bijstand; elke toeslag die vanwege bijzondere omstandigheden in een individuele situatie naast een inkomen ter hoogte van de algemene bijstand wordt verstrekt dan wel juist als aanvulling tot de hoogte van dit inkomen en waarbij de aanwezige draagkracht ontoereikend is (art. 35, lid 1 WWB).

  • c.

    Voorliggende voorziening; elke voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor de betrokkene toereikend en passend te zijn.

  • d.

    Inkomen; de (periodieke) middelen uit of in verband met arbeid, een uitkering ingevolge de sociale zekerheid of een daarmee gelijk te stellen uitkering, een uitkering tot levensonderhoud volgens Boek I Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met toeslagen die gelden als inkomen.

  • e.

    Draagkracht; het volgens artikel 35, lid 2 WWB in aanmerking te nemen bedrag waarmee het eigen inkomen de toepasselijke bijstandsnorm zoals vermeld in paragraaf 3.2 van de WWB vermeerderd met de woonkostentoeslag te boven gaat evenals het eigen vermogen waarmee het bescheiden vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 3 WWB wordt overschreden.

  • f.

    Leenbijstand; de te verstrekken geldsom ter voorziening in de kosten bedoeld in artikel 48 WWB.

  • g.

    Aflossingscapaciteit; het gedeelte in het inkomen dat kan worden beschouwd als de financiële ruimte om een schuld periodiek af te lossen.

  • h.

    Rente; de over de te verstrekken leenbijstand verschuldigde rente ter hoogte van het percentage genoemd in artikel 15, onderdeel a van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

Hoofdstuk 2 Draagkracht en drempelbedrag

Artikel 2

De draagkrachtperiode beslaat een tijdvak van 1 jaar, aanvangende op de 1e van de maand waarin de betreffende kosten worden gemaakt.

Artikel 3

Ter bepaling van de draagkracht wordt in aanmerking genomen:

  • 1.

    Het gehele eigen vermogen voor zover dit te bovengaat het bescheiden vermogen, het in de eigen woning vrijgelaten vermogen dan wel de toepasselijke vrijlating voor de reservering voor begrafeniskosten.

  • 2.

    Een gedeelte van 35% van het in artikel 1 onder d genoemde inkomen waarmee de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met de woonkostentoeslag wordt overschreden.

Artikel 4

De draagkracht wordt als volgt verrekend:

  • 1.

    Ineens bij incidentele verstrekkingen.

  • 2.

    Per maand bij periodieke kosten.

Artikel 5

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd als ondergrens voor een vergoeding binnen de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB).

Hoofdstuk 3 Leenbijstand

Artikel 6

Geen leenbijstand wordt verstrekt indien uit het aanwezige (bescheiden) vermogen in het liquiditeitsprobleem kan worden voorzien.

Artikel 7

  • 1.

    De aflossingscapaciteit voor personen die een WWB-uitkering dan wel een inkomen op hetzelfde niveau hebben, bedraagt per maand - afgerond op hele euro’s - 6% van de bijstandsnorm voor een echtpaar, alleenstaande ouder of alleenstaande.

  • 2.

    Van het meerdere van het in het vorige lid genoemde inkomen vermeerderd met de woonkostentoeslag wordt een gedeelte van 35% aangemerkt als aflossingscapaciteit en opgeteld bij de in dat lid bedoelde bedragen.

Artikel 8

  • 1.

    De aflossingsduur wordt vastgesteld afhankelijk enerzijds van de hoogte van de te verstrekken geldsom en anderzijds van de berekende aflossingscapaciteit.

  • 2.

    Na voldoening van 36 aaneengesloten maandtermijnen vindt kwijtschelding van het restant van de leenbijstand plaats.

Artikel 9

  • 1.

    Over de te verstrekken leenbijstand wordt rente berekend.

  • 2.

    Gedurende de looptijd van de leenbijstand wordt het in artikel 1 onder h genoemde rentepercentage niet gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Uitzonderingen

Artikel 10

Na afweging van alle relevante en bijzondere omstandigheden kan in een individueel geval worden afgeweken van het bepaalde in de vorige hoofdstukken.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 11

  • 1.

    Aanvragen ingediend op of na 1 januari 2009 worden beoordeeld naar de in deze verordening opgenomen bepalingen.

  • 2.

    Wijziging van verleende of toegekende bijstand vindt niet plaats indien de toepassing van deze verordening tot nadelige gevolgen voor de betrokkene leidt.

Artikel 12

Het college van Heerde is bevoegd te beslissen in situaties waarin deze verordening niet of in onvoldoende mate voorziet.

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de gemeentelijke richtlijnen ter uitvoering van de bijzondere bijstand 2009” en treedt inwerking per 1 januari 2009

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 13 mei 2008.

secretaris, voorzitter,

Gemeentelijke richtlijnen ter uitvoering van de bijzondere bijstand.13-05-2008.pdf