Regeling vervallen per 31-12-2018

Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-12-2018

Intitulé

Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het college d.d. 31 oktober 2017;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gezien het advies van de Commissie Samenleving

overwegende:

  • -

    dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en

  • -

    dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • -

    dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

    gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, derde en zevende lid, 2.1.6 en 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    gezien het advies van de Commissie Samenleving

    overwegende:

  • -

    dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • -

    dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • -

    dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • -

    dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en

  • -

    dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

    besluit vast de stellen de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018.

    Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, op het gebied van zorg, onderwijs, of werk en inkomen;

  • b.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • c.

    cliënt: de persoon conform omschrijving artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de jeugdige en zijn ouders conform artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • d.

    college: het college van de gemeente Heerde;

  • e.

    familie: familieleden van de eerste en tweede graad, zijnde ouders, kinderen, grootouders, kleinkinderen, broers en zusters;

  • f.

    formele hulp: ondersteuning en zorg, uitgevoerd door een persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in deze ondersteuning en zorg, wat blijkt uit de inschrijving van de Kamer van Koophandel van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is en die geen familie is van de cliënt;

  • g.

    gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking of mensen met een behoefte aan jeugdhulp en die niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • h.

    gezinsplan: het hulpverleningsplan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 en 4.1.3, van de Jeugdwet;

  • i.

    hulpvraag: behoefte aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet of behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • j.

    individuele voorziening: op de cliënt toegesneden jeugdhulp voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, die door het college in natura of bij PGB wordt verstrekt. Een individuele voorziening is niet vrij toegankelijk.

  • k.

    informele hulp: ondersteuning en zorg die blijkens de definitie van formele hulp niet voldoet aan de voorwaarden van formele hulp;

  • l.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

  • i.

    ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

  • ii.

    ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

  • iii.

    ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

  • m.

    melding: vormvrije melding van een hulpvraag;

  • n.

    ondersteuningsplan: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 achtste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • o.

    overige voorziening: vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

  • p.

    PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • q.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • r.

    Wmo 2015: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger ten tijde van de melding op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Artikel 3. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele of maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele of maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt;

  • d.

    indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele of maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het PGB moet worden aangewend;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

  • c.

    wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld;

  • e.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 4.

    Als sprake is van een door de cliënt te betalen bijdrage wordt hij daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 4. Criteria voor een individuele en maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele of maatwerkvoorziening als:

  • a.

    de cliënt op eigen kracht of met de hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • b.

    de cliënt geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

  • c.

    de cliënt geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere, algemeen gebruikelijke of voorliggende voorziening.

  • 2.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn handelen had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een individuele of maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Als een individuele of maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 4.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de cliënt zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopst adequate voorziening aan te merken valt.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel noodzakelijk is ter vervanging van een eerdere door het college verstrekt hulpmiddel, wordt deze slechts verstrekt als het eerdere verstrekte hulpmiddel technisch is afgeschreven,

  • a.

    tenzij het eerder verstrekte hulpmiddel verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt toe te rekenen zijn;

  • b.

    tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt aan de veroorzaakte kosten, of;

  • c.

    als het eerder verstrekte hulpmiddel niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 5. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet of artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.1, tweede en vierde lid van de Jeugdwet en artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo 2015 verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een PGB:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan ten aanzien van de besteding van het PGB;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief gelijk waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

  • c.

    bedraagt voor formele hulp niet meer dan de 100 % van de geldende gemeentelijke inkooptarieven in natura;

  • d.

    bedraagt voor informele hulp een ander tarief dan voor formele hulp. Hierbij worden de volgende tarieven aangehouden:

  • i.

    individuele begeleiding niet meer dan € 20,00 per uur;

  • ii.

    dagbesteding niet meer dan € 5,00 per uur;

  • iii.

    persoonlijke verzorging of regie op gestructureerd huishouden niet meer dan € 20,00 per uur;

  • iv.

    hulp bij het huishouden niet meer dan €12,50 per uur;

  • v.

    deeltijdverblijf, logeeropvang en respijtopvang niet meer dan € 20,00 per 24 uur, exclusief hulpverlening, en;

  • e.

    bedraagt voor een materiële maatwerkvoorziening waaronder een hulpmiddel maximaal de kosten die het college verschuldigd is aan dezelfde voorziening in natura.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van PGB’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en of de zorgverlener formele en informele hulp biedt.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de voorwaarden waaronder een cliënt aan wie een PGB wordt verstrekt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • 6.

    Het college bepaalt bij nadere regels dat in verband met de kwaliteitsborging bepaalde ondersteuning, zoals beschermd wonen en maatschappelijke opvang, door middel van formele hulp moet worden geboden.

Artikel 6. Afwijzingscriteria

Er wordt geen individuele voorziening, maatwerkvoorziening of tegemoetkoming meerkosten verstrekt indien:

  • a.

    de cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Heerde;

  • b.

    er een voorliggende voorziening is;

  • c.

    de voorziening voor de cliënt gebruikelijk is;

  • d.

    het gebruik van een voorziening voor de cliënt zelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico’s met zich meebrengt;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op reeds gemaakte kosten en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • f.

    er geen sprake is van aantoonbare meerkosten;

  • g.

    de maatwerkvoorziening uitsluitend therapeutische doeleinden heeft.

    Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen Jeugdhulp

Artikel 7. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      preventie/basiszorg:

      informatie, trainingen en (opvoed)advies;

  • i.

    jeugdgezondheidszorg;

  • ii.

    (school)maatschappelijk werk;

  • iii.

    ambulante opvoedhulp;

  • iv.

    jongerencoaching;

  • v.

    ambulant jongerenwerk

  • vi.

    accommodatiegebonden jongerenwerk

  • b.

    basisdiagnostiek;

  • c.

    toegangsfunctie (voor individuele voorzieningen);

  • d.

    Meldpunt Spoedeisende Zorg;

  • e.

    Veilig Thuis (voorheen Advies en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, AMHK)

  • f.

    jeugdbescherming

  • g.

    jeugdreclassering

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    specialistische hulp:

  • b.

    crisisopvang;

  • c.

    gesloten jeugdhulp;

  • d.

    langdurige specialistische ggz;

  • e.

    langdurige specialistische begeleiding en/of behandeling van een jeugdige met een beperking;

  • f.

    medische kinderdagbehandeling;

  • g.

    pleegzorg;

  • h.

    residentiële hulp;

  • i.

    specialistische ambulante opvoedhulp;

  • j.

    specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van jeugd met een beperking;

  • k.

    verblijf jeugd met een beperking met/zonder behandeling

  • l.

    forensische hulp.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige- en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 8. Toegang jeugdhulp

  • 1.

    Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door het college te verlenen individuele voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van een individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is welke inzet van jeugdhulp nodig is. Tijdens de gespreksprocedure worden de jeugdige en/of zijn ouders uitdrukkelijk door de hulpaanbieder gewezen op de mogelijkheid en de implicaties van het verkrijgen van de beschikking. In het geval de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.

  • 3.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering. jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 3.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3 juncto artikel 6.1.8 van de Jeugdwet. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.

  • 5.

    Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening, niet zijnde basishulp, kunnen zich rechtstreeks tot deze voorziening wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar de overige voorziening.

Artikel 9.Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Onderdeel van deze voorwaarden is op welke wijze in samenspraak met de jeugdige en/of ouders de vraag om toegang tot een individuele voorziening (juridisch) wordt geformaliseerd.

  • 2.

    Het college geeft aan op welke wijze zij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikel 10. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat een cliënt een beroep kan doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst een cliënt erop dat hij zich desgewenst kan laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

    Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen Maatschappelijke ondersteuning

Artikel 11. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 12. Tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    Ongeacht de hoogte van het inkomen kan het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Een tegemoetkoming meerkosten is geen maatwerkvoorziening, zoals bedoeld wordt in de Wmo 2015.

  • 3.

    Het college stelt in het Besluit Jeugd en Maatschappelijke ondersteuning nadere regels ten aanzien van de tegemoetkoming meerkosten.

Artikel 13. Aanvullende criteria voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4 kan een cliënt in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang als hij:

  • a.

    feitelijk dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en;

  • b.

    beperkt redzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en;

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke dakloosheid kunnen opheffen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

  • a.

    hij een psychische of psychosociale problematiek heeft, en;

  • b.

    er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychische of psychosociale problematiek, en;

  • c.

    hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

Artikel 14a. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor de algemene voorziening schoon en leefbaar huis is de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten van de voorzieningen, zoals bedoeld in het lid 1, bedraagt maximaal €12,50 per uur.

Artikel 14b. Ritbijdrage collectief vraagafhankelijk vervoer

  • 3.

    Een cliënt is de volgende ritbijdrage verschuldigd voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer:

  • a.

    Binnen een vervoersgebied van maximaal 20 kilometer om de woonplek bedraagt het opstaptarief € 0,89 en de ritbijdrage € 0,15 per kilometer;

  • b.

    In het vervoergebied 20 tot en met 40 kilometer om de woonplek bedraagt het opstap tarief € 0,89 en de ritbijdrage € 1,70 per kilometer;

  • c.

    De onder a. en b. genoemde tarieven gelden ook voor de sociale begeleider;

  • d.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de medische begeleider;

  • e.

    De medische begeleider is geen ritbijdrage verschuldigd.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van het jaar 2018 en worden jaarlijks regionaal geïndexeerd.

Artikel 14c. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura of als PGB

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor gebruik van een maatwerkvoorziening in de vorm van natura dan wel PGB, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    De kostprijs van een:

  • a.

    maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder, dan wel door de door het college bepaalde goedkoopst adequate voorziening

  • b.

    maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB is gelijk aan de hoogte van het PGB.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of PGB door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vastgesteld en geïnd.

Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

  • c.

    erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • d.

    voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

    Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering individuele en maatwerk-voorzieningen door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet en artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a.

    een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

  • b.

    een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • i.

    een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

  • ii.

    de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • a.

    overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid, van de Jeugdwet en artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015.

  • b.

    rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.13 van de Jeugdwet en artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015 tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

  • a.

    de kosten van de beroepskracht;

  • b.

    redelijke overheadkosten;

  • c.

    kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • d.

    reis- en opleidingskosten;

  • e.

    indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • f.

    overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren hulpmiddelen en overige maatwerkvoorzieningen, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening en

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • i.

    aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

  • ii.

    instructie over het gebruik van de voorziening;

  • iii.

    onderhoud van de voorziening;

  • iv.

    verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 18. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele of maatwerkvoorzieningen en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet of de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een PGB zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet of de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet en artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3 of 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 2.3.5 of 2.3.6 van Wmo 2015.

  • 3.

    Onverminderd 8.1.4 van de Jeugdwet en artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3 of 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een PGB is aangewezen;

  • c.

    de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een PGB niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een PGB verbonden voorwaarden, of

  • e.

    de cliënt de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een PGB niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten PGB.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 19. Opschorting betaling uit PGB

Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een

geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het PGB als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d, of e, van de Jeugdwet en artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

Artikel 20. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid

Het college kan onderzoeken, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele of maatwerkvoorzieningen in natura dan wel in de vorm van een PGB met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Hoofdstuk 5. Klachten, medezeggenschap en waardering

Artikel 21. Klachtregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening behandeling klachten gemeente Heerde.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 24. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit het jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk 6. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 25. Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid kan, naast het gebruik maken van alle overige evaluatie instrumenten, apart geëvalueerd worden.

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening als een strikte toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 28. Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Heerde 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2016 worden met ingang van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Heerde 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2016, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Heerde 2015 of Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2016, waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Heerde 2015 of Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2016, wordt beslist met inachtneming van de Verordening Jeugdhulp gemeente Heerde 2015 of de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2016 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht houdt.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018”.

    Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 27 november 2017.

    griffier, voorzitter,

Toelichting Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018.pdf

Raadsvoorstel Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018.pdf