Regeling vervallen per 07-01-2015

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2014

Geldend van 11-01-2014 t/m 06-01-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2014

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2013;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    reclamevoorwerp: een aankondigingsvoorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken voor een product, een dienst of een bedrijf. Hieronder wordt in elk geval verstaan de gaper en de namaakversies van de ijsco, de patatzak en het gebak;

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • e.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • f.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • g.

    jaar of maand: een kalenderjaar of –maand of een gedeelte van een van die kalenderperioden;

  • h.

    etalage: de ruimte tot 2 meter uit de gevel of uit het raam.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het centrumgebied van de gemeente Heerenveen zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een belasting geheven voor reclameobjecten zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de openbare aankondiging is aangebracht.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven naar de oppervlakte van een reclameobject, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    De oppervlakten van reclameobjecten, die bij één vestiging behoren, worden bij elkaar opgeteld. Indien een vestiging tezamen met een bouwwerk of deel daarvan wordt gebruikt door één belastingplichtige, worden de oppervlakten van alle reclameobjecten die bij de vestiging en deze bouwwerken of delen daarvan behoren bij elkaar opgeteld.

  • 3.

    Reclameobjecten en reclamevoorwerpen behoren in elk geval tot één bouwwerk en daarmee tot een vestiging indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

  • 4.

    Onder een vestiging wordt ook verstaan een bouwwerk dat uitsluitend dient voor het hebben van een of meer reclameobjecten.

Artikel 6 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor reclameobjecten:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze zijn geplaatst in een voorziening of anderszins waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn.

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover dit is ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi) overheden of maatschappelijke instellingen of -verenigingen zijn aangebracht en een charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    die zijn aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • f.

    die uitsluitend landen-, provincie-, gemeente- of streekvlag inhouden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en een ideëel belang dienen;

  • h.

    die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn, ouder dan 50 jaar en geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • j.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • k.

    die zijn aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • l.

    die zijn aangebracht door een tussenpersoon in verband met de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of de te verhuren zaak;

  • m.

    openbare aankondigingen waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden, dan wel onderscheidenlijk een vergoeding van de gemeente verschuldigd is;

  • n.

    die zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn bij organisaties die bevolkingsonderzoek doen op grond van een ministeriële vergunning in het kader van de Wet op het bevolkingsonderzoek.

Artikel 7 Tarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt, per vestiging, per jaar:

    • a.

      indien de oppervlakte van het reclameobject niet meer is dan 0,1 m²: € 0,-

    • b.

      indien de oppervlakte van het reclameobject groter is dan 0,1 m²: € 420,-

  • 2.

    Het maandtarief voor het hebben van reclameobjecten bedraagt, per vestiging, 1/12 van het jaartarief.

Artikel 8 Berekening van de reclamebelasting

  • 1.

    De oppervlakte van een reclameobject wordt vastgesteld als volgt:

    • a.

      als de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, poster of soortgelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de kant van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • b.

      als de openbare aankondiging wordt gedaan op een vlag, banier, (span)doek of soortgelijk voorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van één kant van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan;

    • c.

      als het reclameobject bestaat uit het reclamevoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp aan 2 kanten omsluit;

    • d.

      als de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters of symbolen, wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit.

  • 2.

    Als het reclameobject voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald op het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het reclameobject.

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Als de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Als een toename van de oppervlakte van het reclameobject gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een hogere tariefklasse, leidt dat tot een nieuw belastbaar feit en wordt een aanslag opgelegd voor het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.

  • 5.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het maandtarief.

  • 6.

    Als vermindering van de oppervlakte van de reclameobjecten gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.

Artikel 11 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste (werk)dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later op de laatste (werk)dag van de betreffende maand.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 15 Overgangsrecht

Met ingang van de in artikel 16 genoemde datum van ingang van heffing, wordt de in de raadsvergadering van 9 december 2013 vastgestelde Verordening Reclamebelasting 2014 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan:

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Reclamebelasting 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 januari 2014.

De griffier, De voorzitter,

Gebiedskaart reclamebelasting 2014.pdf

Raadsbesluit belastingverordeningen (def).pdf