Regeling vervallen per 01-01-2016

Uitwerkingsplan ''Fietsparkeren''

Geldend van 19-07-2011 t/m 31-12-2015

Intitulé

Uitwerkingsplan ''Fietsparkeren''

Gemeente Heerenveen

Fietsparkeren

Uitwerking Parkeervisie

1.Inleiding

1.1 Inleiding

In de Heerenveense parkeervisie zijn voor het thema fietsparkeren de volgende actiepunten opgenomen:

  • In het centrum is een grotere behoefte aan fietsparkeerplaatsen dan nu beschikbaar. Er wordt een studie verricht naar de omvang van dit probleem en de mogelijke oplossingen.

  • Er wordt een locatieonderzoek gedaan naar een tweede bewaakte fietsenstalling

  • Bij nieuwbouwontwikkelingen wordt een fietsparkeereis opgelegd.

    In dit deel van de Uitwerking Parkeervisie staat een aantal zaken met betrekking tot fietsparkeren. Het fietsparkeeronderzoek wordt toegelicht in dit deel van de Uitwerking Parkeervisie. Verder staat het Programma van Eisen voor een tweede bewaakte fietsenstalling en de fietsparkeereisen in dit deel beschreven.

2.Het fietsparkeeronderzoek

2.1 Inleiding

In het kader van de uitwerking van de parkeervisie Heerenveen is een fietsparkeeronderzoek opgezet. Doel van het onderzoek is het in beeld brengen van vraag en aanbod van fietsparkeerplaatsen. BonoTraffics bv heeft een opzet gemaakt voor dit onderzoek en uitgevoerd in het najaar 2008. De gemeente Heerenveen voert dit onderzoek de komende jaren volgends dezelfde methodiek uit.

2.2 Opzet en uitvoering

Onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied (bijlage 1) omvat het (winkel)centrum van Heerenveen. Dit gebied wordt begrensd door de K.R. Poststraat, Nieuwstraat, Van Kleffenslaan, Koornbeursweg, Van Dekemalaan, Compagnonsstraat en Herenwal. Voor de grenssecties geldt dat per wegvak is bepaald of deze van invloed is op het fietsparkeren in het centrum door aanwezige voorzieningen of stallingen. Daarnaast is ook de bushalte Oost nabij de kantoren aan de K.R. Poststraat meegenomen bij het onderzoek.

Sectie-indeling

Het onderzoeksgebied is ingedeeld in verschillende secties (bijlage 2.1). Met het indelen van het onderzoeksgebied in kleinere deelgebieden (secties) kunnen meer gedetailleerde uitspraken worden gedaan over de verhouding tussen het aantal stallingen en het aantal gestalde fietsen. Omdat overlast van fietsen buiten de stalling vooral in het hoofdwinkelgebied winkelgerelateerd kan zijn, is er in deze straten bewust voor kleine secties gekozen. Dit betreft de secties 42 t/m 51 (Dracht) en 66 t/m 70 (Sieverstraat).

Capaciteit

Voor het gehele onderzoeksgebied is per sectie het aantal aanwezige fietsparkeerplaatsen geteld. Dit betreft het aantal fietsenstallingen in het gebied. Er is hierbij geen onderscheid gemaakt in de verschillende typen stallingsvoorzieningen. Parkeren in de openbare ruimte wordt hierbij niet als capaciteit meegenomen. De totale capaciteit is 1068 stallingen.

Registratie aantal gestalde fietsen

Gedurende een viertal registratiemomenten is het aantal fietsen per sectie geregistreerd (bijlage 2.2). Tijdens elk registratiemoment is het aantal geparkeerde fietsen in elke sectie geteld, zowel in als buiten de stallingen. Bij hoog/laag fietsklemmen is tevens aangegeven hoeveel fietsen in de lage en in de hoge klemmen gestald zijn. De registratietijden zijn de perioden die naar verwachting de meest drukke perioden representeren. Dit zijn:

  • Donderdagochtend om 11:00 uur;

  • Donderdagmiddag om 15:30 uur;

  • Donderdagavond om 19:30 uur;

  • Zaterdagavond/zondagochtend om 01:00 uur.

    Het onderzoek is uitgevoerd op donderdag 27 november 2008. Om een representatief beeld te krijgen is het onderzoek op een droge dag uitgevoerd. Hierdoor geeft het onderzoek een goed beeld van de situatie. De late avond/nachttelling is uitgevoerd om 01.00 uur in een beperkt aantal secties. Dit tijdstip representeert het moment dat het aantal gestalde fietsen rond horecagelegenheden het hoogst is. Om die reden zijn ook slechts de secties geteld die in het invloedsgebied van de horeca liggen.

2.3 Resultaten

Op donderdagavond, tijdens de koopavond, zijn de meeste fietsen geregistreerd, namelijk 874. Dit aantal is 81% van de totale capaciteit.

Registratie

tijdstip

Aantal stallingen

Bezetting gelijke stalling

Bezetting hoge stalling

Bezetting lage stalling

Totaal stalling

Buiten stalling

Totaal fietsen

15:30 uur

1068

223

41

81

345

421

766

19:30 uur

1068

320

37

79

436

438

874

23:00 uur

1068

61

26

31

118

161

279

Zaterdag/zondag 01:00 uur

233

80

0

0

80

555

635

Tabel 2.1; totaal aantal gestalde fietsen per registratieperiode

De resultaten van de uitgevoerde tellingen geven een beeld van de situatie wat betreft gestalde fietsen in het centrum van Heerenveen.

2.3.1 Problemen

In de Parkeervisie is als uitgangspunt opgenomen voor het fietsparkeren, dat de vraag naar fietsvoorzieningen en fietsparkeerplaatsen in het centrum moet worden gefaciliteerd. Op basis van het fietsparkeeronderzoek komt een aantal probleempunten naar voren. De problemen hebben betrekking op:

  • 1.

    Een tekort aan stallingcapaciteit: Het aantal stallingen is onvoldoende ten opzichte van de vraag (hoge bezetting in stalling en hoge bezetting buiten stalling);

  • 2.

    Het aantal stallingen is onvoldoende ten opzichte van de totale vraag (lagere bezetting stalling maar hoge bezetting buiten de stalling);

  • 3.

    Er bevinden zich geen stallingen in de sectie en er is wel een hoge bezetting.

  • 4.

    Een matig gebruik of slechte locatie van de stalling: De bezetting van de stalling is laag en dus slecht gesitueerd en/of ter plekke overbodig.

  • 5.

    Het dagelijks parkeren van fietsen op ongewenste locaties onder meer voor de ingang van het ABC complex aan de Sieverstraat. Fietsen worden geparkeerd direct voor de ingang, waardoor de toegang tot de winkels wordt versperd.

    Overzichtskaarten met de problemen per tijdsperiode zijn opgenomen in bijlage 2.3 t/m

    2.8.

  • 1.

    Problemen met betrekking tot de capaciteit van de stelling (tekort stallingscapaciteit).

    In dit kader zijn de secties als problematisch aangemerkt wanneer wel stallingen aanwezig zijn (minimaal 10 eenheden), het gebruik ervan hoog is (de bezetting op één van de onderzoeksmomenten is meer dan 80%) én ook buiten de stallingen fietsen zijn geplaatst. In tabel 2.2 zijn de secties weergegeven waarbinnen zich op basis van de genoemde criteria capaciteitsproblemen voordoen.

Sectie

Meetmoment

Capaciteit stalling

Bezetting stalling

Bezetting stalling relatief

Bezetting buiten stalling

Totale bezetting

Totaal relatief

A

15:30 uur

10

9

90%

0

9

90%

A

19:30 uur

10

12

120%

0

12

120%

A

23:00 uur

10

13

130%

0

13

130%

6

19:30 uur

24

24

100%

18

42

175%

15

stapavond

17

30

176%

2

32

188%

29

stapavond

21

45

214%

0

45

214%

30

19:30 uur

11

9

82%

5

14

127%

30

23:00 uur

11

9

82%

6

15

136%

44

19:30 uur

28

32

114%

22

54

193%

54

19:30 uur

39

33

85%

9

42

108%

71

19:30 uur

28

23

82%

4

27

96%

77

19:30 uur

23

19

83%

3

22

96%

Tabel 2.2; Overzicht secties met capaciteitsprobleem

  • 2.

    Stallingen onvoldoende t.o.v. totale vraag

    Daarnaast worden de secties waar binnen de stallingen een minder hoog gebruik is (< 80%) maar wel veel fietsen buiten de stallingen (minimaal 15) staan als problematisch aangemerkt. Naast het feit dat binnen deze secties een capaciteitstekort is, kan het ook zijn dat de locatie van de aanwezige stallingen niet geheel aansluiten bij de vraag. De betreffende secties zijn weergegeven in tabel 2.3.

Sectie

Meetmoment

Capaciteit stalling

Bezetting stalling

Bezetting stalling relatief

Bezetting buiten stalling

B

11:00 uur

92

61

66%

30

B

15:30 uur

92

70

76%

33

B

19:30 uur

92

65

71%

21

B

23:00 uur

92

55

60%

30

7

stapavond

30

0

0%

100

8

23:00 uur

30

11

37%

28

17

Stapavond

6

0

0%

20

19

Stapavond

4

0

0%

15

28

19:30 uur

18

11

61%

21

28

stapavond

18

0

0%

75

32

15:30 uur

15

3

20%

15

32

19:30 uur

15

6

40%

19

32

23:00 uur

15

8

53%

20

40

11:00 uur

17

0

0%

19

40

15:30 uur

17

0

0%

23

40

19:30 uur

17

0

0%

17

Tabel 2.3; Overzicht van secties met gebruik- of mogelijk locatieprobleem

  • 3.

    Geen stallingen in sectie, wel hoge bezetting. 

    Tot slot zijn de secties waarbinnen zich geen stallingen bevinden (capaciteit = 0) en meer dan 10 fietsen staan gestald op één van de onderzoeksdagen als problematisch beschouwd wat betreft de aanwezige capaciteit (tabel 2.4).

Sectie

Meetmoment

Capaciteit stalling

Bezetting buiten stalling

9

Stapavond

0

45

13

Stapavond

0

25

23

Stapavond

0

60

25

Stapavond

0

30

26

23:00 uur

0

17

26

stapavond

0

60

27

19:30 uur

0

33

27

23:00 uur

0

25

27

stapavond

0

45

46

11:00 uur

0

18

46

15:30 uur

0

33

46

19:30 uur

0

20

47

11:00 uur

0

15

47

15:30 uur

0

20

69

23:00 uur

0

16

Tabel 2.4; Overzicht van secties met geen capaciteit maar wel veel gebruik

  • 4.

    Problemen met betrekking tot het (beperkte) gebruik en mogelijk de locatie van de stalling.

    In de vorige alinea’s zijn de secties benoemd waar een tekort aan capaciteit is. In tabel 2.4 zijn de secties weergegeven waar nauwelijks gebruik werd gemaakt van de aanwezige stallingen (< 30%). Alleen de stallingen met een capaciteit van meer dan 15 plaatsen zijn hierbij beschouwd. Het minimale gebruik van de stallingen duidt er op dat de vraag ter plaatse lager ligt dan het aanbod. De stallingen zijn dus (deels) overbodig en/of zijn niet juist gelegen.

Sectie

Capaciteit

Maximale bezetting

Relatief

10

20

5

25%

35

56

10

18%

38

91

26

29%

40

17

0

0%

58

50

11

22%

64

71

15

21%

65

29

1

3%

76

120

24

20%

Tabel 2.5: Overzicht van secties met een overschot aan capaciteit

Hoog/laag stallingen

In het onderzoek is de verhouding tussen het gebruik van hoge en lage klemmen geregistreerd. Over het hele onderzoek gezien is de verhouding 33% in de hoge en 67 in de lage. Hierbij moet opgemerkt worden dat alleen bij sectie B (bushalte Oost) de hoge klemmen significant gebruikt worden. Zonder deze sectie is de verhouding 13% in de hoge en 87% in de lage. De hoge klemmen in het centrum worden dus nauwelijks gebruikt en kunnen nagenoeg als verloren capaciteit worden beschouwd.

2.4 Advies

  • 1.

    Problemen met betrekking tot de capaciteit van de stalling (tekort stallingscapaciteit).

    In de secties waar een tekort aan stallingen is, spelen de problemen vooral tijdens de koopavond. Wat opvalt is dat deze secties aan de rand van het winkelgebied liggen. Voorkomen moet worden dat fietsers hier hun fiets niet kwijt kunnen en daardoor hun fiets verder het centrum in parkeren. Dit zorgt voor een aanblik met een overschot aan ´ijzer´. Een simpele oplossing voor het probleem is het bijplaatsen van fietsenstallingen. Echter moet het probleem niet enkel per sectie maar ook in zijn directe omgeving beschouwd worden.

    Voor secties waar stallingen bijgeplaatst moeten worden, wordt aanbevolen om het maximaal aantal getelde fietsen op 90% van het gewenste aantal stallingen te zetten. Zodoende blijft er een buffer die gebruikt kan worden voor piekmomenten

    Opgemerkt moet worden dat tijdens het onderzoek de stallingen in sectie 7 en 8 deels waren afgesloten door een evenement. Hierdoor kan het aantal fietsen in sectie 6 hoger uitgevallen zijn dan tijdens een reguliere koopavond.

    Voor sectie A geldt dat de enige uitwijkmogelijkheid sectie B is. Deze sectie heeft echter ook een hoge bezetting. Daarom wordt geadviseerd om in sectie A stallingen bij te plaatsen. Het aantal stallingen zal uitgebreid worden van 10 naar 15 stallingen.

    In sectie 29 zijn tijdens de uitgaansavond 45 fietsen geteld. De capaciteit is bepaald op 21. Opvallend is dat er hier geen fietsen buiten de stalling geteld zijn. Bij het bepalen van de capaciteit is er vanuit gegaan dat tussen 2 hekjes 1 fiets kan staan. Het beeld op de stapavond laat echter zien dat er meerdere fietsen tussen de hekjes kunnen staan. Op de overige tijden komt de bezetting niet boven de 80% uit. In de naastgelegen sectie 30 is de bezetting ook erg hoog.

    Aanbevolen wordt om het tekort van sectie 29 en 30 in sectie 29 bij te plaatsen. Het betreft (uitgaande van capaciteit sectie 29 = 42) 8 stallingen uit sectie 29 en 6 stallingen uit sectie 30. In totaal worden hier dus 14 stallingen bijgeplaatst.

    Voor sectie 44, 54, 71 en 77 geldt dat deze allemaal aan de rand van het centrum geplaatst zijn. Een deel van de fietsen die hier buiten de stalling staan, zijn vermoedelijk voor de directe bestemming geplaatst. Dit probleem is niet in zijn geheel op te lossen door voldoende stallingen bij te plaatsen. Van de fietsen die buiten de stalling staan, wordt er vanuit gegaan dat de helft in de stalling zou parkeren indien er voldoende ruimte was.

    Voor deze secties geldt dat ook in de omliggende secties een hoge bezetting is. Daarom wordt voor de buffer geen 90% maar op 80% aangehouden. De gewenste hoeveelheid stallingen in deze secties komen daarmee respectievelijk op 53, 48, 30 en 26. Dit resulteert in het bijplaatsen van 25, 9, 2 en 3 stallingsmogelijkheden.

  • 2.

    Stallingen onvoldoende t.o.v. totale vraag

    Een aantal secties kent een lage bezetting in de stalling en een hoog aantal fietsen dat buiten de stalling geparkeerd is. Bovendien moet worden nagegaan of ook het type stalling invloed heeft op het aantal fietsen buiten de stalling. Indien de huidige stallingen niet als prettig worden ervaren, wordt aanbevolen om deze te vervangen door andere typen stallingen.

    Het probleem speelt vooral in de secties aan de zuidkant van het winkelcentrum. In deze secties is een aantal winkels gevestigd. In plaats van geclusterde fietsenstallingen kan er hier wellicht worden gekozen voor een meer gespreide verdeling van het aantal fietsenstallingen. Het is echter nauwelijks te voorkomen dat bezoekers van winkels direct voor de deur parkeren.

    Sectie B betreft de bushalte Oost. Gedurende de hele dag staan hier fietsen buiten de stalling. Het gebruik van de stalling is echter laag. Dit is te verklaren door de lange tijd dat een fiets buiten de stalling staat. Indien een fietser in de ochtendspits aankomt en de stalling op dat moment vol staat dient hij zijn fiets buiten de stalling te plaatsen. Als hij vervolgens een groot deel van de dag wegblijft (school/werk) blijft zijn fiets de hele dag buiten de stalling. Het aantal getelde fietsen buiten de stalling varieert van 21 tot 33. Ook hier kan niet voorkomen worden dat er fietsen buiten de stalling worden geparkeerd. Aanbevolen wordt om voor een groot deel te voorzien in de vraag, dus om 27 stallingen bij te plaatsen.

    In sectie 7,17 en19 zijn tijdens de stapavond veel fietsen buiten de stalling geparkeerd. Enerzijds is dit op te lossen door het bijplaatsen van stallingen, anderzijds kennen de stallingen op de overige tijden weinig fietsen buiten de stalling. Daarom wordt aanbevolen om geen extra stallingen bij te plaatsen.

    In sectie 32 en 40 hebben staan veel fietsen buiten de stalling. In sectie 40 heeft zelfs gedurende het hele onderzoek geen enkele fiets in de stalling gestaan. De locatie van deze stalling zal heroverwogen moeten worden. De huidig stallingen in sectie 40 kan in ieder geval verwijderd worden. Wanneer er een duidelijk beeld is van de geparkeerde fietsen (bijvoorbeeld sterk winkelgebonden) kunnen er in deze sectie gericht stallingen geplaatst worden.

  • 3.

    Geen stallingen in sectie, wel hoge bezetting.

    Secties 9, 13, 23, 25, 26 en 27 liggen rond de Koemarkt. Wat opvalt, is dat vooral tijdens de uitgaansavond hier veel losse fietsen staan. Dit komt doordat bezoekers van de horeca niet de moeite nemen om hun fiets in de stalling te parkeren, maar dicht bij hun bestemming tegen een muur neer te zetten. Vermoedelijk wordt dit probleem niet opgelost door het bijplaatsen van stallingen.

    In sectie 46 en 47 geldt dat gedurende meerdere onderzoeksmomenten er fietsen buiten de stalling geparkeerd staan. Aanbevolen wordt om hier stallingen bij te plaatsen. Opgemerkt moet worden dat deze secties in de winkelstraat liggen en dat de geparkeerde fietsen dus mogelijk winkel gerelateerd zijn. Daarnaast staat de stalling in sectie 44 op dat moment bijna vol. Een andere mogelijkheid is dus om deze stalling uit te breiden. Ook hier wordt gesteld dat de helft van de geparkeerde fietsen in de stalling zou parkeren indien deze beschikbaar is. In dat geval moeten er voor het piekmoment 27 stallingen bijgeplaatst worden.

  • 4.

    Problemen met betrekking tot het (beperkte) gebruik en mogelijk de locatie van de stalling

    Van de secties waarvan de bezetting op het drukste moment niet boven de 25% uitkomt, moet overwogen worden of de betreffende stallingen niet verwijderd moeten worden. Eventueel kunnen de betreffende secties verplaatst worden naar secties waar een tekort aan stallingen is.

    Opvallend is dat het gebruik van de stallingen in sectie 10 en 65 laag is, terwijl in omliggende secties op een aantal tijdstippen een tekort aan stallingen is. Aanbevolen wordt om hier geen stallingen te verwijderen. Van de overige stallingen wordt het gemeten aantal fietsen op 80% gezet. De overige 20% kan gebruikt worden als buffer. Het aantal stallingen dat boven de 100% komt kan worden verwijderd.

    Overzicht te plaatsen en te verwijderen stallingen

Sectie

Capaciteit

Gewenste Capaciteit

Aantal bij te plaatsen stallingen

A

10

15

5

B

92

129

27

29+30

42 (21)

56

14

44

28

53

25

45

39

48

9

46+47*

0

27

27

71

28

30

2

77

23

26

3

Tabel 2.6; Overzicht bij te plaatsen stalling

*Eventueel realiseren in sectie 44

Sectie

Capaciteit

Maximaal benodigde capaciteit

Aantal te verwijderen stallingen

10

17

7

10

35

56

13

43

38

91

33

58

40

17

0

17

58

50

14

36

64

71

19

52

65

29

2

27

76

120

30

90

Tabel 2.7; Overzicht bij te plaatsen stallingen

  • 5.

    Problemen met betrekking tot het dagelijks parkeren van fietsen, waardoor de toegang naar winkels wordt versperd.

    Er zijn begin voorjaar 2011 al acties in gang gezet om het hinderlijke en belemmerende parkeergedrag te beperken. Acties zijn ondermeer de rode loper en hinderlijk gestalde fietsen voorzien van een zadelhoes met een tekst gericht op het verplaatsen van de fiets. De acties worden in samenspraak met de wijkagent en de winkeliers uitgevoerd.

3. Programma van Eisen bewaakte stalling

3.1 Aanleiding

Bij de gemeente Heerenveen is behoefte aan uitbreiding van het aantal bewaakte fietsenstallingen. De bestaande stalling aan het Molenplein wordt goed gebruikt, maar dient te worden verplaatst in verband met nieuwbouw op het Molenplein (supermarkten, appartementen en gebouwde parkeervoorzieningen. Doel hiervan is het fietsgebruik te stimuleren, wildparkeren te voorkomen en de kwaliteit van de openbare ruimte in het kernwinkelgebied te verbeteren.

Welke eisen de gemeente hiervoor hanteert, is nog niet exact bekend. Er is daarom de behoefte ontstaan aan een algemeen Programma van Eisen (PvE). De eisen die in het voorliggende PvE zijn geformuleerd dienen te waarborgen dat goede en gebruiksvriendelijke stallingen worden gebouwd op de juiste locaties. Om het PvE op te stellen, is gebruik gemaakt van de CROW-publicaties 158, 230 met betrekking tot fietsverkeer en fietsparkeren.

Toepasbaarheid Programma van Eisen (PvE)

Het voorliggende PvE biedt randvoorwaarden en uitgangspunten voor bestemmingsfietsenstallingen. Bestemmingsfietsenstallingen zijn stallingen bij bijvoorbeeld een winkelcentrum. De herkomststalling is bijvoorbeeld de stalling thuis. Omdat het gebruik van herkomststallingen anders is dan bestemmingsstallingen gelden daar dus ook andere randvoorwaarden voor. Hoewel het PvE zich toespitst op bewaakte fietsenstallingen zijn enkele eisen ook toepasbaar voor onbewaakte fietsenstallingen.

Het PvE is niet uitputtend, het ontwerp is daarmee niet vooraf tot in details afgekaderd. Wel worden onder andere verkeerstechnische en gebruikseisen benoemd die minimaal noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de bestemmingsfietsenstalling. Voor ontwerpers is het PvE een belangrijke leidraad voor het ontwerp en de inrichting, maar het realiseren van stallingen in bestaande bouw – maar ook nieuwbouw – is maatwerk. Het is daarom mogelijk dat in sommige gevallen moet worden afgeweken van het PvE. Gemeente Heerenveen dient in dergelijke gevallen te beoordelen of dit acceptabel is.

3.2 Algemene eisen voor bewaakte fietsenstallingen

In dit hoofdstuk worden algemene eisen benoemd voor de locatie, het gebruiksgemak, de veiligheid en het ontwerp waaraan een bestemmingsfietsenstalling dient te voldoen.

3.2.1 Gebruikseisen

Gebruiksaspect

Gebruikseis

Toegankelijkheid/ bereikbaarheid

De fietsenstalling moet vanaf de hoofdfietsroute(s) worden verwezen, daartoe dient de stalling in de stedelijke fietsbewegwijzering te worden opgenomen.

De fietsenstalling is goed zichtbaar en als fietsenstalling herkenbaar vanaf de toeleidende fietsroute(s).

De fietsenstalling moet tot aan de entree fietsend bereikbaar zijn. Dat wil zeggen dat fietsers geen noemenswaardige hoogteverschillen en andere obstakels dienen tegen te komen in de route naar de entree.

De ideale locatie is dat de toegang/uitgang van de stalling op minder dan 50 meter van de entree van het centrum ligt. De maximale acceptabele loopafstand is 100 meter.

De fietsenstalling wordt bij voorkeur gerealiseerd op maaiveld en overdekt of inpandig. Ten aanzien van een ondergrondse fietsenstalling worden aanvullende maatvoeringseisen gesteld (zie paragraaf 3.3) die het gebruiksgemak moeten waarborgen.

De hellingbaan naar een ondergrondse fietsenstalling dient volledig overkapt te zijn en op maaiveld afsluitbaar te zijn uit oogpunt van sociale veiligheid en beheer en onderhoud.

De fietsenstalling moet ook toegankelijk zijn voor bromfietsen, scooters en tweewielige bakfietsen.

Services

Bij voorkeur worden voor de gebruiker extra services aangeboden, te weten:

Een fietsreparatie-service;

Fietsverkoop/verhuur

Automatische fietspomp

Oplaadmogelijkheid voor elektrische fiets en scooter

Capaciteit

De bezettingsgraad van de fietsenstalling op ‘reguliere piekmomenten’ bedraagt maximaal 80% van de capaciteit. Enerzijds om lang zoeken te voorkomen en anderzijds als restcapaciteit voor uitschieters tijdens piekmomenten en rekeninghoudend met toekomstige groei van het gebruik van de fiets. Het aanbod van fietsenrekken moet daartoe tevens ook minimaal vraagvolgend zijn.

Openingstijden

De minimale openingstijden dienen aan te sluiten bij de dienstregeling van het openbaar vervoer of openingstijden van de centrumvoorzieningen. Tevens dient bij opening en sluiting van de fietsenstalling minimaal een half uur marge te worden aangehouden.

Fietsenrekken

De stallingsplaatsen moeten wat betreft het gebruiksgemak voldoen aan bepaalde eisen uit het Normstellend document fietsparkeersystemen (Fietsparkeur), te weten:

de fiets is eenvoudig, snel en zonder noemenswaardige krachtsinspanning te plaatsen in het fietsenrek;

het fietsenrek heeft goede en makkelijk te bereiken aanbindmogelijkheden voor fietssloten;

dubbellaagse fietsenrekken zijn eenvoudig bedienbaar. Door middel van een uitschuifmechanisme is de fiets gemakkelijk op de tweede laag te stallen, de ‘intilhoogte’ dient hierbij minimaal te zijn.

De fietsenrekken mogen ten opzichte van de tussenpaden niet verdiept liggen.

Inrichting

De fietsenstalling moet overzichtelijk zijn voor de gebruiker. Kolommen en andere obstakels in de tussenpaden dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.

De beheervoorzieningen (beheerdersruimte) moeten minimaal voldoen aan het Arbobesluit. In het Arbobesluit is NEN 1824 bepalend voor de minimale oppervlakte van een werkplek. Voor een basiswerkplek geldt minimaal 7m2, daarbij moet 1m2 worden opgeteld voor een staande kast en 1m2 voor een toegangsdeur.

Tabel 3.1; Gebruikseisen

3.2.2 Veiligheidseisen

Veiligheidsaspect

Veiligheidseis

Sociale veiligheid

De fietsenstalling moet ingepast zijn in een sociaal veilige omgeving, dus voldoende in het zicht en met veel mensen in de omgeving.

Bij de inrichting van de fietsenstalling moet rekening worden gehouden met de sociale veiligheid van de gebruiker en beheerder. De stalling dient daartoe overzichtelijk te zijn en licht te zijn (bijvoorkeur daglicht).

Bewaking

Tijdens openingstijden dient minimaal één toezichthouder en/of beheerder aanwezig te zijn.

Inbraakpreventie

Het hang- en sluitwerk van de fietsenstalling moet voldoen aan de normen conform NEN 5088 en 5089.

Brandpreventie

De fietsenstalling moet voldoen aan de eisen die de brandweer stelt op het gebied van brandbestrijding en brandwering.

Fietsenrekken

De fietsenrekken moeten zijn voorzien van aanbindmogelijkheden conform het Normstellend document fietsparkeersystemen (Fietsparkeur).

EHBO

De stalling moet voorzien zijn van EHBO-faciliteiten.

Tabel 3.2; Veiligheidseisen

3.2.3 Ontwerpeisen

Ontwerpaspect

Ontwerpeis

Ontwerp

De stalling moet vanuit stedenbouwkundig perspectief goed ingepast worden in de omgeving.

De fietsenstalling heeft een goede aantrekkelijke vormgeving.

De toegankelijkheid van de stalling moet voldoen aan verkeerstechnische maatvoeringseisen (zie paragraaf 3.3).

De stalling moet voorzien worden van de benodigde nutsaansluitingen voor gas, water, riool, elektra, kabel en telefoon.

Tabel 3.3; Ontwerpeisen

3.2.4 Exploitatie-eisen

Veiligheidsaspect

Veiligheidseis

Normbedragen

Het exploitatietekort (alle inkomsten minus alle kosten voor het dagelijks beheer) per gestalde fiets mag maximaal € 2,- bedragen. Deze norm binnen drie jaar te worden bereikt.

Overige voorzieningen

Uit oogpunt van exploitatie is het wenselijk dat bewaakte stallingen worden voorzien van een fietsreparatie-service en/of winkel. Alle overige voorzieningen moeten minimaal kostendekkend geëxploiteerd kunnen worden, maar bijvoorkeur een positieve bijdrage leveren aan het exploitatieresultaat.

Tabel 3.4; Exploitatie-eisen

3.3 Maatvoeringseisen

3.3.1 Uitgangspunten maatvoering fiets

Bij het opstellen van een ontwerp voor een bestemmingsfietsenstalling moet voldaan worden aan de in dit hoofdstuk genoemde minimale maatvoeringseisen. Het streven is echter om zoveel mogelijk de aanbevolen maten te hanteren.

Fietsenrekken moeten geschikt zijn voor het stallen van verschillende soorten fietsen. Daarom zijn in tabel 3.5 de maten opgenomen van een standaardfiets en een mountainbike.

Daarnaast komen er steeds meer fietsen op de markt met afwijkende maten (bijv. bakfietsen). In het ontwerp van bestemmingsfietsenstallingen moet zoveel mogelijk met alle typen fietsen rekening worden gehouden. Voor bijzondere fietsen dient een ruimte te worden gereserveerd in de stalling.

Minimaal

Maximaal

standaardfiets

lengte

1800 mm

2000 mm

hoogte

1000 mm

1250 mm

stuurbreedte standaardfiets

550 mm

600 mm

bandbreedte standaardfiets

33 mm

37 mm

mountain bike

lengte

1700 mm

1900 mm

hoogte

950 mm

1100 mm

stuurbreedte mountainbike

600 mm

650 mm

bandbreedte mountainbike

47 mm

53 mm

Tabel 3.5; Maten van een fiets

In tabel 3.6 zijn de maten van fietsenrekken weergegeven waarmee rekening gehouden dient te worden. Bijna alle fietsenrekken zijn modulair, waardoor bijna ieder gewenste breedte van de rekken mogelijk is.

Minimaal

Maximaal

Enkellaags fietsenrek

Diepte enkelzijdig (incl. fiets)

1800 mm

2000 mm

Diepte dubbelzijdig (incl. fiets)

3000 mm

4000 mm

Dubbellaags fietsenrek

Diepte enkelzijdig (incl. fiets)

1950 mm

2100 mm

Diepte dubbelzijdig (incl. fiets)

3100 mm

4200 mm

Tabel 3.6; Maten van een fietsenrek

3.3.2 Maten voor het ontwerp van een fietsenstalling

Fietsklemmen

Minimaal

Aanbevolen

afstand tussen fietsklemmen (hoog/laag)

400 mm

420 mm

afstand tussen fietsklemmen (gelijk niveau)

700 mm

750 mm

Tabel 3.7; Maten voor hart op hart-afstand

NB:

Bovenstaand hart op hart-afstanden zijn ruimer dan die in het Fietsparkeur zijn opgenomen. Door het op de markt komen van steeds bredere fietsen worden die maten niet meer als reëel beschouwd.

Vrije ruimte

Minimaal

Aanbevolen

breedte van tussenpaden

tussenpad korter dan 20 meter (met enkellaagse rekken)

2000 mm

2500 mm

tussenpad korter dan 20 meter (met dubbellaagse rekken)

2100 mm

2500 mm

tussenpad langer dan 20 meter (met enkellaagse rekken)

2500 mm

3000 mm

tussenpad langer dan 20 meter (met dubbellaagse rekken)

3000 mm

3500 mm

plafondhoogtes

vrije plafondhoogte bij 1-laags fietsenrek

2200 mm

2700 mm

vrije plafondhoogte bij 2-laags fietsenrek

2800 mm

3000 mm

overig

breedte toegang(deur) stalling

2500 mm

3000 mm

Tabel 3.8; Maten voor vrije ruimte

NB:

De minimale binnenmaat van het casco van een fietsenstalling is 4900 mm bij een stalling met dubbellaagse fietsenrekken.

3.3.3 Maten voor toegankelijkheid ondergrondse fietsenstalling

Maximaal

Aanbevolen

hellingshoek trap

10 graden

-

hellingshoek hellingbaan (als toegang tot stalling)

10 graden

-

hellingshoek van de vloer (indien hoogteverschillen bij meerlaagse stallingen in de stalling worden opgelost)

5 graden

3 graden

hellingbaan geschikt voor gehandicapten

3 graden

-

breedte van de trap/hellingsbaan (excl. fietsgoten)

2000 mm

2500 mm

Tabel 3.9; Maten van een hellingbaan of trap

Maximaal

Aanbevolen

afstand hartlijn fietsgoot tot de wand

300 mm

350 mm

afstand hartlijn fietsgoot tot de wand (met trapleuning)

350 mm

400 mm

breedte fietsgoot, uitgevoerd in beton

80 mm

120 mm

diepte fietsgoot, uitgevoerd in beton

30 mm

-

breedte fietsgoot, uitgevoerd in metaal

100 mm

120 mm

Tabel 3.10; Maten m.b.t. fietsgoot

NB:

1) Bij een trap of hellingbaan moeten fietsgoten (tabel 3.10) aan beide zijden worden gerealiseerd.

2) Bij stallingen waar ook bromfietsen zijn toegestaan moet de aanbevolen breedte voor de fietsgoot worden gehanteerd.

3.3.4 Maatvoering overige voorzieningen

Maximaal

fietswinkel

30 m2

werkplaats/

fietsreparatie-service

12 m2 (minimum voor 1 persoon)

20 m2 (voor 2 personen)

30 m2 (voor 4 personen)

beheerdersruimte

9 - 11 m2 (NEN 1824)

fietswinkel

30 m2

Tabel 3.11; Maatvoering overige voorzieningen

4. Fietsparkeereisen

4.1 Inleiding

Het fietsparkeren bij nieuwbouwontwikkelingen is een onderwerp dat nogal eens onderbelicht blijft. Hierdoor ontstaan bij nieuwbouwprojecten nog al eens problemen met gestalde fietsen op plekken waar dat minder wenselijk is. Wanneer in de bouwplanfase rekening wordt gehouden met het stallen van fietsen, kunnen deze problemen voorkomen worden. Om die reden wordt voorgesteld bij nieuwbouwontwikkelingen eisen te stellen aan de hoeveelheid te realiseren fietsparkeerplaatsen. Daarbij wordt uitgegaan van de kencijfers zoals deze zijn opgenomen in de CROW publicatie 158: “Leidraad fietsparkeren”.

Voor woningbouw waren eerder in het bouwbesluit eisen opgenomen voor overdekte fietsenstalling. In het huidige bouwbesluit staan deze eisen niet meer maar verwacht wordt dat op korte termijn deze eisen opnieuw worden opgenomen in het bouwbesluit.

Op basis van onderzoek blijkt dat de fietsparkeerkencijfers voldoen voor solitaire functies. Echter voor centrumgebieden blijken de kencijfers gemiddeld een factor 4 te hoog. Dit heeft naar verwachting te maken met het meervoudig bezoek aan winkels van het fietsende publiek. Om die reden wordt voorgesteld het fietsparkeren in het centrum niet via de fietsparkeernormen te regelen maar op basis van het jaarlijkse onderzoek.

Type voorziening

Eenheid

Richtlijn

Toelichting: Kies ondergrens bij…

Winkelcentrum

hoofdwinkelcentrum

zie gebiedsanalyses (3.1)

groot wijkwinkelcentrum

100 m2 bvo

5-7

perifere ligging en winkelbestand gericht op massa-aankopen

buurtwinkelcentrum

100 m2 bvo

6-8

Kantoor

zonder baliefunctie

n.v.t.: zelden >10

met baliefunctie

balie

2-4

sterke OV functie

Onderwijs-

instelling

kinderdagverblijf

10 kinderen

1-3

grote bovenwijkse functie

basisschool

100 leerlingen

30-40

voortgezet onderwijs

100 leerlingen

60-70

grote regiofunctie en sterke OV concurrentie

hoger onderwijs

100 studenten

40-60

sterke OV concurrentie

Sportcomplex

sporthal

100 bezoekerscapaciteit

35-45

Perifere ligging

sportveld met tribune

100 bezoekerscapaciteit

20-30

sportveld zonder tribune

wedstrijdveld

20-30

zwembad

100 m2 bvo

15-20

Uitgaans-gelegenheid

theater

100 bezoekerscapaciteit grootste zaal

20-25

Grote regionale en sterke OV concurrentie

concertzaal

100 bezoekerscapaciteit grootste zaal

25-35

bioscoop

100 bezoekerscapaciteit grootste zaal

25-30

stedelijke discotheek

100 bezoekers topdag

25-35

Sterke OV concurrentie en perifere ligging

niet-stedelijke discotheek

100 bezoekers topdag

5-15

Zorginstelling

stedelijk ziekenhuis

100 bedden

20-40

Sterke OV concurrentie en perifere ligging

regionaal ziekenhuis

100 bedden

15-30

verpleeghuis

100 bedden

5-15

Recreatie

recreatiegebied

100 bezoekers topdag

20-40

Sterke OV concurrentie en perifere ligging

attractiepark

100 bezoekers topdag

15-30

Sociaal culturele instelling

kerk, moskee

100 kerk/moskeegangers

5-15

Sterke OV concurrentie

museum

100 bezoekers topdag

1-3

Overstappunten

treinstations

zie gebiedsanalyse (3.1) en toespitsing stations (3.3)

regulier streekvervoer

halte

3

kansrijk streekvervoer

halte

10-30

Bron: Publicatie 158; Leidraad fietsparkeren (CROW, 2001)