Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR251254
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR251254/1
Regeling vervallen per 01-01-2016
Uitwerkingsplan ''Fietsparkeren''
Geldend van 19-07-2011 t/m 31-12-2015
Intitulé
Uitwerkingsplan ''Fietsparkeren''Gemeente Heerenveen
Fietsparkeren
Uitwerking Parkeervisie
1.Inleiding
1.1 Inleiding
In de Heerenveense parkeervisie zijn voor het thema fietsparkeren de volgende actiepunten opgenomen:
- •
In het centrum is een grotere behoefte aan fietsparkeerplaatsen dan nu beschikbaar. Er wordt een studie verricht naar de omvang van dit probleem en de mogelijke oplossingen.
- •
Er wordt een locatieonderzoek gedaan naar een tweede bewaakte fietsenstalling
- •
Bij nieuwbouwontwikkelingen wordt een fietsparkeereis opgelegd.
In dit deel van de Uitwerking Parkeervisie staat een aantal zaken met betrekking tot fietsparkeren. Het fietsparkeeronderzoek wordt toegelicht in dit deel van de Uitwerking Parkeervisie. Verder staat het Programma van Eisen voor een tweede bewaakte fietsenstalling en de fietsparkeereisen in dit deel beschreven.
2.Het fietsparkeeronderzoek
2.1 Inleiding
In het kader van de uitwerking van de parkeervisie Heerenveen is een fietsparkeeronderzoek opgezet. Doel van het onderzoek is het in beeld brengen van vraag en aanbod van fietsparkeerplaatsen. BonoTraffics bv heeft een opzet gemaakt voor dit onderzoek en uitgevoerd in het najaar 2008. De gemeente Heerenveen voert dit onderzoek de komende jaren volgends dezelfde methodiek uit.
2.2 Opzet en uitvoering
Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied (bijlage 1) omvat het (winkel)centrum van Heerenveen. Dit gebied wordt begrensd door de K.R. Poststraat, Nieuwstraat, Van Kleffenslaan, Koornbeursweg, Van Dekemalaan, Compagnonsstraat en Herenwal. Voor de grenssecties geldt dat per wegvak is bepaald of deze van invloed is op het fietsparkeren in het centrum door aanwezige voorzieningen of stallingen. Daarnaast is ook de bushalte Oost nabij de kantoren aan de K.R. Poststraat meegenomen bij het onderzoek.
Sectie-indeling
Het onderzoeksgebied is ingedeeld in verschillende secties (bijlage 2.1). Met het indelen van het onderzoeksgebied in kleinere deelgebieden (secties) kunnen meer gedetailleerde uitspraken worden gedaan over de verhouding tussen het aantal stallingen en het aantal gestalde fietsen. Omdat overlast van fietsen buiten de stalling vooral in het hoofdwinkelgebied winkelgerelateerd kan zijn, is er in deze straten bewust voor kleine secties gekozen. Dit betreft de secties 42 t/m 51 (Dracht) en 66 t/m 70 (Sieverstraat).
Capaciteit
Voor het gehele onderzoeksgebied is per sectie het aantal aanwezige fietsparkeerplaatsen geteld. Dit betreft het aantal fietsenstallingen in het gebied. Er is hierbij geen onderscheid gemaakt in de verschillende typen stallingsvoorzieningen. Parkeren in de openbare ruimte wordt hierbij niet als capaciteit meegenomen. De totale capaciteit is 1068 stallingen.
Registratie aantal gestalde fietsen
Gedurende een viertal registratiemomenten is het aantal fietsen per sectie geregistreerd (bijlage 2.2). Tijdens elk registratiemoment is het aantal geparkeerde fietsen in elke sectie geteld, zowel in als buiten de stallingen. Bij hoog/laag fietsklemmen is tevens aangegeven hoeveel fietsen in de lage en in de hoge klemmen gestald zijn. De registratietijden zijn de perioden die naar verwachting de meest drukke perioden representeren. Dit zijn:
- •
Donderdagochtend om 11:00 uur;
- •
Donderdagmiddag om 15:30 uur;
- •
Donderdagavond om 19:30 uur;
- •
Zaterdagavond/zondagochtend om 01:00 uur.
Het onderzoek is uitgevoerd op donderdag 27 november 2008. Om een representatief beeld te krijgen is het onderzoek op een droge dag uitgevoerd. Hierdoor geeft het onderzoek een goed beeld van de situatie. De late avond/nachttelling is uitgevoerd om 01.00 uur in een beperkt aantal secties. Dit tijdstip representeert het moment dat het aantal gestalde fietsen rond horecagelegenheden het hoogst is. Om die reden zijn ook slechts de secties geteld die in het invloedsgebied van de horeca liggen.
2.3 Resultaten
Op donderdagavond, tijdens de koopavond, zijn de meeste fietsen geregistreerd, namelijk 874. Dit aantal is 81% van de totale capaciteit.
Registratie |
|||||||
tijdstip |
Aantal stallingen |
Bezetting gelijke stalling |
Bezetting hoge stalling |
Bezetting lage stalling |
Totaal stalling |
Buiten stalling |
Totaal fietsen |
15:30 uur |
1068 |
223 |
41 |
81 |
345 |
421 |
766 |
19:30 uur |
1068 |
320 |
37 |
79 |
436 |
438 |
874 |
23:00 uur |
1068 |
61 |
26 |
31 |
118 |
161 |
279 |
Zaterdag/zondag 01:00 uur |
233 |
80 |
0 |
0 |
80 |
555 |
635 |
Tabel 2.1; totaal aantal gestalde fietsen per registratieperiode
De resultaten van de uitgevoerde tellingen geven een beeld van de situatie wat betreft gestalde fietsen in het centrum van Heerenveen.
2.3.1 Problemen
In de Parkeervisie is als uitgangspunt opgenomen voor het fietsparkeren, dat de vraag naar fietsvoorzieningen en fietsparkeerplaatsen in het centrum moet worden gefaciliteerd. Op basis van het fietsparkeeronderzoek komt een aantal probleempunten naar voren. De problemen hebben betrekking op:
- 1.
Een tekort aan stallingcapaciteit: Het aantal stallingen is onvoldoende ten opzichte van de vraag (hoge bezetting in stalling en hoge bezetting buiten stalling);
- 2.
Het aantal stallingen is onvoldoende ten opzichte van de totale vraag (lagere bezetting stalling maar hoge bezetting buiten de stalling);
- 3.
Er bevinden zich geen stallingen in de sectie en er is wel een hoge bezetting.
- 4.
Een matig gebruik of slechte locatie van de stalling: De bezetting van de stalling is laag en dus slecht gesitueerd en/of ter plekke overbodig.
- 5.
Het dagelijks parkeren van fietsen op ongewenste locaties onder meer voor de ingang van het ABC complex aan de Sieverstraat. Fietsen worden geparkeerd direct voor de ingang, waardoor de toegang tot de winkels wordt versperd.
Overzichtskaarten met de problemen per tijdsperiode zijn opgenomen in bijlage 2.3 t/m
2.8.
- 1.
Problemen met betrekking tot de capaciteit van de stelling (tekort stallingscapaciteit).
In dit kader zijn de secties als problematisch aangemerkt wanneer wel stallingen aanwezig zijn (minimaal 10 eenheden), het gebruik ervan hoog is (de bezetting op één van de onderzoeksmomenten is meer dan 80%) én ook buiten de stallingen fietsen zijn geplaatst. In tabel 2.2 zijn de secties weergegeven waarbinnen zich op basis van de genoemde criteria capaciteitsproblemen voordoen.
Sectie |
Meetmoment |
Capaciteit stalling |
Bezetting stalling |
Bezetting stalling relatief |
Bezetting buiten stalling |
Totale bezetting |
Totaal relatief |
A |
15:30 uur |
10 |
9 |
90% |
0 |
9 |
90% |
A |
19:30 uur |
10 |
12 |
120% |
0 |
12 |
120% |
A |
23:00 uur |
10 |
13 |
130% |
0 |
13 |
130% |
6 |
19:30 uur |
24 |
24 |
100% |
18 |
42 |
175% |
15 |
stapavond |
17 |
30 |
176% |
2 |
32 |
188% |
29 |
stapavond |
21 |
45 |
214% |
0 |
45 |
214% |
30 |
19:30 uur |
11 |
9 |
82% |
5 |
14 |
127% |
30 |
23:00 uur |
11 |
9 |
82% |
6 |
15 |
136% |
44 |
19:30 uur |
28 |
32 |
114% |
22 |
54 |
193% |
54 |
19:30 uur |
39 |
33 |
85% |
9 |
42 |
108% |
71 |
19:30 uur |
28 |
23 |
82% |
4 |
27 |
96% |
77 |
19:30 uur |
23 |
19 |
83% |
3 |
22 |
96% |
Tabel 2.2; Overzicht secties met capaciteitsprobleem
- 2.
Stallingen onvoldoende t.o.v. totale vraag
Daarnaast worden de secties waar binnen de stallingen een minder hoog gebruik is (< 80%) maar wel veel fietsen buiten de stallingen (minimaal 15) staan als problematisch aangemerkt. Naast het feit dat binnen deze secties een capaciteitstekort is, kan het ook zijn dat de locatie van de aanwezige stallingen niet geheel aansluiten bij de vraag. De betreffende secties zijn weergegeven in tabel 2.3.
Sectie |
Meetmoment |
Capaciteit stalling |
Bezetting stalling |
Bezetting stalling relatief |
Bezetting buiten stalling |
B |
11:00 uur |
92 |
61 |
66% |
30 |
B |
15:30 uur |
92 |
70 |
76% |
33 |
B |
19:30 uur |
92 |
65 |
71% |
21 |
B |
23:00 uur |
92 |
55 |
60% |
30 |
7 |
stapavond |
30 |
0 |
0% |
100 |
8 |
23:00 uur |
30 |
11 |
37% |
28 |
17 |
Stapavond |
6 |
0 |
0% |
20 |
19 |
Stapavond |
4 |
0 |
0% |
15 |
28 |
19:30 uur |
18 |
11 |
61% |
21 |
28 |
stapavond |
18 |
0 |
0% |
75 |
32 |
15:30 uur |
15 |
3 |
20% |
15 |
32 |
19:30 uur |
15 |
6 |
40% |
19 |
32 |
23:00 uur |
15 |
8 |
53% |
20 |
40 |
11:00 uur |
17 |
0 |
0% |
19 |
40 |
15:30 uur |
17 |
0 |
0% |
23 |
40 |
19:30 uur |
17 |
0 |
0% |
17 |
Tabel 2.3; Overzicht van secties met gebruik- of mogelijk locatieprobleem
- 3.
Geen stallingen in sectie, wel hoge bezetting.
Tot slot zijn de secties waarbinnen zich geen stallingen bevinden (capaciteit = 0) en meer dan 10 fietsen staan gestald op één van de onderzoeksdagen als problematisch beschouwd wat betreft de aanwezige capaciteit (tabel 2.4).
Sectie |
Meetmoment |
Capaciteit stalling |
Bezetting buiten stalling |
9 |
Stapavond |
0 |
45 |
13 |
Stapavond |
0 |
25 |
23 |
Stapavond |
0 |
60 |
25 |
Stapavond |
0 |
30 |
26 |
23:00 uur |
0 |
17 |
26 |
stapavond |
0 |
60 |
27 |
19:30 uur |
0 |
33 |
27 |
23:00 uur |
0 |
25 |
27 |
stapavond |
0 |
45 |
46 |
11:00 uur |
0 |
18 |
46 |
15:30 uur |
0 |
33 |
46 |
19:30 uur |
0 |
20 |
47 |
11:00 uur |
0 |
15 |
47 |
15:30 uur |
0 |
20 |
69 |
23:00 uur |
0 |
16 |
Tabel 2.4; Overzicht van secties met geen capaciteit maar wel veel gebruik
- 4.
Problemen met betrekking tot het (beperkte) gebruik en mogelijk de locatie van de stalling.
In de vorige alinea’s zijn de secties benoemd waar een tekort aan capaciteit is. In tabel 2.4 zijn de secties weergegeven waar nauwelijks gebruik werd gemaakt van de aanwezige stallingen (< 30%). Alleen de stallingen met een capaciteit van meer dan 15 plaatsen zijn hierbij beschouwd. Het minimale gebruik van de stallingen duidt er op dat de vraag ter plaatse lager ligt dan het aanbod. De stallingen zijn dus (deels) overbodig en/of zijn niet juist gelegen.
Sectie |
Capaciteit |
Maximale bezetting |
Relatief |
10 |
20 |
5 |
25% |
35 |
56 |
10 |
18% |
38 |
91 |
26 |
29% |
40 |
17 |
0 |
0% |
58 |
50 |
11 |
22% |
64 |
71 |
15 |
21% |
65 |
29 |
1 |
3% |
76 |
120 |
24 |
20% |
Tabel 2.5: Overzicht van secties met een overschot aan capaciteit
Hoog/laag stallingen
In het onderzoek is de verhouding tussen het gebruik van hoge en lage klemmen geregistreerd. Over het hele onderzoek gezien is de verhouding 33% in de hoge en 67 in de lage. Hierbij moet opgemerkt worden dat alleen bij sectie B (bushalte Oost) de hoge klemmen significant gebruikt worden. Zonder deze sectie is de verhouding 13% in de hoge en 87% in de lage. De hoge klemmen in het centrum worden dus nauwelijks gebruikt en kunnen nagenoeg als verloren capaciteit worden beschouwd.
2.4 Advies
- 1.
Problemen met betrekking tot de capaciteit van de stalling (tekort stallingscapaciteit).
In de secties waar een tekort aan stallingen is, spelen de problemen vooral tijdens de koopavond. Wat opvalt is dat deze secties aan de rand van het winkelgebied liggen. Voorkomen moet worden dat fietsers hier hun fiets niet kwijt kunnen en daardoor hun fiets verder het centrum in parkeren. Dit zorgt voor een aanblik met een overschot aan ´ijzer´. Een simpele oplossing voor het probleem is het bijplaatsen van fietsenstallingen. Echter moet het probleem niet enkel per sectie maar ook in zijn directe omgeving beschouwd worden.
Voor secties waar stallingen bijgeplaatst moeten worden, wordt aanbevolen om het maximaal aantal getelde fietsen op 90% van het gewenste aantal stallingen te zetten. Zodoende blijft er een buffer die gebruikt kan worden voor piekmomenten
Opgemerkt moet worden dat tijdens het onderzoek de stallingen in sectie 7 en 8 deels waren afgesloten door een evenement. Hierdoor kan het aantal fietsen in sectie 6 hoger uitgevallen zijn dan tijdens een reguliere koopavond.
Voor sectie A geldt dat de enige uitwijkmogelijkheid sectie B is. Deze sectie heeft echter ook een hoge bezetting. Daarom wordt geadviseerd om in sectie A stallingen bij te plaatsen. Het aantal stallingen zal uitgebreid worden van 10 naar 15 stallingen.
In sectie 29 zijn tijdens de uitgaansavond 45 fietsen geteld. De capaciteit is bepaald op 21. Opvallend is dat er hier geen fietsen buiten de stalling geteld zijn. Bij het bepalen van de capaciteit is er vanuit gegaan dat tussen 2 hekjes 1 fiets kan staan. Het beeld op de stapavond laat echter zien dat er meerdere fietsen tussen de hekjes kunnen staan. Op de overige tijden komt de bezetting niet boven de 80% uit. In de naastgelegen sectie 30 is de bezetting ook erg hoog.
Aanbevolen wordt om het tekort van sectie 29 en 30 in sectie 29 bij te plaatsen. Het betreft (uitgaande van capaciteit sectie 29 = 42) 8 stallingen uit sectie 29 en 6 stallingen uit sectie 30. In totaal worden hier dus 14 stallingen bijgeplaatst.
Voor sectie 44, 54, 71 en 77 geldt dat deze allemaal aan de rand van het centrum geplaatst zijn. Een deel van de fietsen die hier buiten de stalling staan, zijn vermoedelijk voor de directe bestemming geplaatst. Dit probleem is niet in zijn geheel op te lossen door voldoende stallingen bij te plaatsen. Van de fietsen die buiten de stalling staan, wordt er vanuit gegaan dat de helft in de stalling zou parkeren indien er voldoende ruimte was.
Voor deze secties geldt dat ook in de omliggende secties een hoge bezetting is. Daarom wordt voor de buffer geen 90% maar op 80% aangehouden. De gewenste hoeveelheid stallingen in deze secties komen daarmee respectievelijk op 53, 48, 30 en 26. Dit resulteert in het bijplaatsen van 25, 9, 2 en 3 stallingsmogelijkheden.
- 2.
Stallingen onvoldoende t.o.v. totale vraag
Een aantal secties kent een lage bezetting in de stalling en een hoog aantal fietsen dat buiten de stalling geparkeerd is. Bovendien moet worden nagegaan of ook het type stalling invloed heeft op het aantal fietsen buiten de stalling. Indien de huidige stallingen niet als prettig worden ervaren, wordt aanbevolen om deze te vervangen door andere typen stallingen.
Het probleem speelt vooral in de secties aan de zuidkant van het winkelcentrum. In deze secties is een aantal winkels gevestigd. In plaats van geclusterde fietsenstallingen kan er hier wellicht worden gekozen voor een meer gespreide verdeling van het aantal fietsenstallingen. Het is echter nauwelijks te voorkomen dat bezoekers van winkels direct voor de deur parkeren.
Sectie B betreft de bushalte Oost. Gedurende de hele dag staan hier fietsen buiten de stalling. Het gebruik van de stalling is echter laag. Dit is te verklaren door de lange tijd dat een fiets buiten de stalling staat. Indien een fietser in de ochtendspits aankomt en de stalling op dat moment vol staat dient hij zijn fiets buiten de stalling te plaatsen. Als hij vervolgens een groot deel van de dag wegblijft (school/werk) blijft zijn fiets de hele dag buiten de stalling. Het aantal getelde fietsen buiten de stalling varieert van 21 tot 33. Ook hier kan niet voorkomen worden dat er fietsen buiten de stalling worden geparkeerd. Aanbevolen wordt om voor een groot deel te voorzien in de vraag, dus om 27 stallingen bij te plaatsen.
In sectie 7,17 en19 zijn tijdens de stapavond veel fietsen buiten de stalling geparkeerd. Enerzijds is dit op te lossen door het bijplaatsen van stallingen, anderzijds kennen de stallingen op de overige tijden weinig fietsen buiten de stalling. Daarom wordt aanbevolen om geen extra stallingen bij te plaatsen.
In sectie 32 en 40 hebben staan veel fietsen buiten de stalling. In sectie 40 heeft zelfs gedurende het hele onderzoek geen enkele fiets in de stalling gestaan. De locatie van deze stalling zal heroverwogen moeten worden. De huidig stallingen in sectie 40 kan in ieder geval verwijderd worden. Wanneer er een duidelijk beeld is van de geparkeerde fietsen (bijvoorbeeld sterk winkelgebonden) kunnen er in deze sectie gericht stallingen geplaatst worden.
- 3.
Geen stallingen in sectie, wel hoge bezetting.
Secties 9, 13, 23, 25, 26 en 27 liggen rond de Koemarkt. Wat opvalt, is dat vooral tijdens de uitgaansavond hier veel losse fietsen staan. Dit komt doordat bezoekers van de horeca niet de moeite nemen om hun fiets in de stalling te parkeren, maar dicht bij hun bestemming tegen een muur neer te zetten. Vermoedelijk wordt dit probleem niet opgelost door het bijplaatsen van stallingen.
In sectie 46 en 47 geldt dat gedurende meerdere onderzoeksmomenten er fietsen buiten de stalling geparkeerd staan. Aanbevolen wordt om hier stallingen bij te plaatsen. Opgemerkt moet worden dat deze secties in de winkelstraat liggen en dat de geparkeerde fietsen dus mogelijk winkel gerelateerd zijn. Daarnaast staat de stalling in sectie 44 op dat moment bijna vol. Een andere mogelijkheid is dus om deze stalling uit te breiden. Ook hier wordt gesteld dat de helft van de geparkeerde fietsen in de stalling zou parkeren indien deze beschikbaar is. In dat geval moeten er voor het piekmoment 27 stallingen bijgeplaatst worden.
- 4.
Problemen met betrekking tot het (beperkte) gebruik en mogelijk de locatie van de stalling
Van de secties waarvan de bezetting op het drukste moment niet boven de 25% uitkomt, moet overwogen worden of de betreffende stallingen niet verwijderd moeten worden. Eventueel kunnen de betreffende secties verplaatst worden naar secties waar een tekort aan stallingen is.
Opvallend is dat het gebruik van de stallingen in sectie 10 en 65 laag is, terwijl in omliggende secties op een aantal tijdstippen een tekort aan stallingen is. Aanbevolen wordt om hier geen stallingen te verwijderen. Van de overige stallingen wordt het gemeten aantal fietsen op 80% gezet. De overige 20% kan gebruikt worden als buffer. Het aantal stallingen dat boven de 100% komt kan worden verwijderd.
Overzicht te plaatsen en te verwijderen stallingen
Sectie |
Capaciteit |
Gewenste Capaciteit |
Aantal bij te plaatsen stallingen |
A |
10 |
15 |
5 |
B |
92 |
129 |
27 |
29+30 |
42 (21) |
56 |
14 |
44 |
28 |
53 |
25 |
45 |
39 |
48 |
9 |
46+47* |
0 |
27 |
27 |
71 |
28 |
30 |
2 |
77 |
23 |
26 |
3 |
Tabel 2.6; Overzicht bij te plaatsen stalling
*Eventueel realiseren in sectie 44
Sectie |
Capaciteit |
Maximaal benodigde capaciteit |
Aantal te verwijderen stallingen |
10 |
17 |
7 |
10 |
35 |
56 |
13 |
43 |
38 |
91 |
33 |
58 |
40 |
17 |
0 |
17 |
58 |
50 |
14 |
36 |
64 |
71 |
19 |
52 |
65 |
29 |
2 |
27 |
76 |
120 |
30 |
90 |
Tabel 2.7; Overzicht bij te plaatsen stallingen
- 5.
Problemen met betrekking tot het dagelijks parkeren van fietsen, waardoor de toegang naar winkels wordt versperd.
Er zijn begin voorjaar 2011 al acties in gang gezet om het hinderlijke en belemmerende parkeergedrag te beperken. Acties zijn ondermeer de rode loper en hinderlijk gestalde fietsen voorzien van een zadelhoes met een tekst gericht op het verplaatsen van de fiets. De acties worden in samenspraak met de wijkagent en de winkeliers uitgevoerd.
3. Programma van Eisen bewaakte stalling
3.1 Aanleiding
Bij de gemeente Heerenveen is behoefte aan uitbreiding van het aantal bewaakte fietsenstallingen. De bestaande stalling aan het Molenplein wordt goed gebruikt, maar dient te worden verplaatst in verband met nieuwbouw op het Molenplein (supermarkten, appartementen en gebouwde parkeervoorzieningen. Doel hiervan is het fietsgebruik te stimuleren, wildparkeren te voorkomen en de kwaliteit van de openbare ruimte in het kernwinkelgebied te verbeteren.
Welke eisen de gemeente hiervoor hanteert, is nog niet exact bekend. Er is daarom de behoefte ontstaan aan een algemeen Programma van Eisen (PvE). De eisen die in het voorliggende PvE zijn geformuleerd dienen te waarborgen dat goede en gebruiksvriendelijke stallingen worden gebouwd op de juiste locaties. Om het PvE op te stellen, is gebruik gemaakt van de CROW-publicaties 158, 230 met betrekking tot fietsverkeer en fietsparkeren.
Toepasbaarheid Programma van Eisen (PvE)
Het voorliggende PvE biedt randvoorwaarden en uitgangspunten voor bestemmingsfietsenstallingen. Bestemmingsfietsenstallingen zijn stallingen bij bijvoorbeeld een winkelcentrum. De herkomststalling is bijvoorbeeld de stalling thuis. Omdat het gebruik van herkomststallingen anders is dan bestemmingsstallingen gelden daar dus ook andere randvoorwaarden voor. Hoewel het PvE zich toespitst op bewaakte fietsenstallingen zijn enkele eisen ook toepasbaar voor onbewaakte fietsenstallingen.
Het PvE is niet uitputtend, het ontwerp is daarmee niet vooraf tot in details afgekaderd. Wel worden onder andere verkeerstechnische en gebruikseisen benoemd die minimaal noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de bestemmingsfietsenstalling. Voor ontwerpers is het PvE een belangrijke leidraad voor het ontwerp en de inrichting, maar het realiseren van stallingen in bestaande bouw – maar ook nieuwbouw – is maatwerk. Het is daarom mogelijk dat in sommige gevallen moet worden afgeweken van het PvE. Gemeente Heerenveen dient in dergelijke gevallen te beoordelen of dit acceptabel is.
3.2 Algemene eisen voor bewaakte fietsenstallingen
In dit hoofdstuk worden algemene eisen benoemd voor de locatie, het gebruiksgemak, de veiligheid en het ontwerp waaraan een bestemmingsfietsenstalling dient te voldoen.
3.2.1 Gebruikseisen
Gebruiksaspect |
Gebruikseis |
Toegankelijkheid/ bereikbaarheid |
De fietsenstalling moet vanaf de hoofdfietsroute(s) worden verwezen, daartoe dient de stalling in de stedelijke fietsbewegwijzering te worden opgenomen. De fietsenstalling is goed zichtbaar en als fietsenstalling herkenbaar vanaf de toeleidende fietsroute(s). De fietsenstalling moet tot aan de entree fietsend bereikbaar zijn. Dat wil zeggen dat fietsers geen noemenswaardige hoogteverschillen en andere obstakels dienen tegen te komen in de route naar de entree. De ideale locatie is dat de toegang/uitgang van de stalling op minder dan 50 meter van de entree van het centrum ligt. De maximale acceptabele loopafstand is 100 meter. De fietsenstalling wordt bij voorkeur gerealiseerd op maaiveld en overdekt of inpandig. Ten aanzien van een ondergrondse fietsenstalling worden aanvullende maatvoeringseisen gesteld (zie paragraaf 3.3) die het gebruiksgemak moeten waarborgen. De hellingbaan naar een ondergrondse fietsenstalling dient volledig overkapt te zijn en op maaiveld afsluitbaar te zijn uit oogpunt van sociale veiligheid en beheer en onderhoud. De fietsenstalling moet ook toegankelijk zijn voor bromfietsen, scooters en tweewielige bakfietsen. |
Services |
Bij voorkeur worden voor de gebruiker extra services aangeboden, te weten: Een fietsreparatie-service; Fietsverkoop/verhuur Automatische fietspomp Oplaadmogelijkheid voor elektrische fiets en scooter |
Capaciteit |
De bezettingsgraad van de fietsenstalling op ‘reguliere piekmomenten’ bedraagt maximaal 80% van de capaciteit. Enerzijds om lang zoeken te voorkomen en anderzijds als restcapaciteit voor uitschieters tijdens piekmomenten en rekeninghoudend met toekomstige groei van het gebruik van de fiets. Het aanbod van fietsenrekken moet daartoe tevens ook minimaal vraagvolgend zijn. |
Openingstijden |
De minimale openingstijden dienen aan te sluiten bij de dienstregeling van het openbaar vervoer of openingstijden van de centrumvoorzieningen. Tevens dient bij opening en sluiting van de fietsenstalling minimaal een half uur marge te worden aangehouden. |
Fietsenrekken |
De stallingsplaatsen moeten wat betreft het gebruiksgemak voldoen aan bepaalde eisen uit het Normstellend document fietsparkeersystemen (Fietsparkeur), te weten: de fiets is eenvoudig, snel en zonder noemenswaardige krachtsinspanning te plaatsen in het fietsenrek; het fietsenrek heeft goede en makkelijk te bereiken aanbindmogelijkheden voor fietssloten; dubbellaagse fietsenrekken zijn eenvoudig bedienbaar. Door middel van een uitschuifmechanisme is de fiets gemakkelijk op de tweede laag te stallen, de ‘intilhoogte’ dient hierbij minimaal te zijn. De fietsenrekken mogen ten opzichte van de tussenpaden niet verdiept liggen. |
Inrichting |
De fietsenstalling moet overzichtelijk zijn voor de gebruiker. Kolommen en andere obstakels in de tussenpaden dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. De beheervoorzieningen (beheerdersruimte) moeten minimaal voldoen aan het Arbobesluit. In het Arbobesluit is NEN 1824 bepalend voor de minimale oppervlakte van een werkplek. Voor een basiswerkplek geldt minimaal 7m2, daarbij moet 1m2 worden opgeteld voor een staande kast en 1m2 voor een toegangsdeur. |
Tabel 3.1; Gebruikseisen
3.2.2 Veiligheidseisen
Veiligheidsaspect |
Veiligheidseis |
Sociale veiligheid |
De fietsenstalling moet ingepast zijn in een sociaal veilige omgeving, dus voldoende in het zicht en met veel mensen in de omgeving. Bij de inrichting van de fietsenstalling moet rekening worden gehouden met de sociale veiligheid van de gebruiker en beheerder. De stalling dient daartoe overzichtelijk te zijn en licht te zijn (bijvoorkeur daglicht). |
Bewaking |
Tijdens openingstijden dient minimaal één toezichthouder en/of beheerder aanwezig te zijn. |
Inbraakpreventie |
Het hang- en sluitwerk van de fietsenstalling moet voldoen aan de normen conform NEN 5088 en 5089. |
Brandpreventie |
De fietsenstalling moet voldoen aan de eisen die de brandweer stelt op het gebied van brandbestrijding en brandwering. |
Fietsenrekken |
De fietsenrekken moeten zijn voorzien van aanbindmogelijkheden conform het Normstellend document fietsparkeersystemen (Fietsparkeur). |
EHBO |
De stalling moet voorzien zijn van EHBO-faciliteiten. |
Tabel 3.2; Veiligheidseisen
3.2.3 Ontwerpeisen
Ontwerpaspect |
Ontwerpeis |
Ontwerp |
De stalling moet vanuit stedenbouwkundig perspectief goed ingepast worden in de omgeving. De fietsenstalling heeft een goede aantrekkelijke vormgeving. De toegankelijkheid van de stalling moet voldoen aan verkeerstechnische maatvoeringseisen (zie paragraaf 3.3). De stalling moet voorzien worden van de benodigde nutsaansluitingen voor gas, water, riool, elektra, kabel en telefoon. |
Tabel 3.3; Ontwerpeisen
3.2.4 Exploitatie-eisen
Veiligheidsaspect |
Veiligheidseis |
Normbedragen |
Het exploitatietekort (alle inkomsten minus alle kosten voor het dagelijks beheer) per gestalde fiets mag maximaal € 2,- bedragen. Deze norm binnen drie jaar te worden bereikt. |
Overige voorzieningen |
Uit oogpunt van exploitatie is het wenselijk dat bewaakte stallingen worden voorzien van een fietsreparatie-service en/of winkel. Alle overige voorzieningen moeten minimaal kostendekkend geëxploiteerd kunnen worden, maar bijvoorkeur een positieve bijdrage leveren aan het exploitatieresultaat. |
Tabel 3.4; Exploitatie-eisen
3.3 Maatvoeringseisen
3.3.1 Uitgangspunten maatvoering fiets
Bij het opstellen van een ontwerp voor een bestemmingsfietsenstalling moet voldaan worden aan de in dit hoofdstuk genoemde minimale maatvoeringseisen. Het streven is echter om zoveel mogelijk de aanbevolen maten te hanteren.
Fietsenrekken moeten geschikt zijn voor het stallen van verschillende soorten fietsen. Daarom zijn in tabel 3.5 de maten opgenomen van een standaardfiets en een mountainbike.
Daarnaast komen er steeds meer fietsen op de markt met afwijkende maten (bijv. bakfietsen). In het ontwerp van bestemmingsfietsenstallingen moet zoveel mogelijk met alle typen fietsen rekening worden gehouden. Voor bijzondere fietsen dient een ruimte te worden gereserveerd in de stalling.
Minimaal |
Maximaal |
|
standaardfiets |
||
lengte |
1800 mm |
2000 mm |
hoogte |
1000 mm |
1250 mm |
stuurbreedte standaardfiets |
550 mm |
600 mm |
bandbreedte standaardfiets |
33 mm |
37 mm |
mountain bike |
||
lengte |
1700 mm |
1900 mm |
hoogte |
950 mm |
1100 mm |
stuurbreedte mountainbike |
600 mm |
650 mm |
bandbreedte mountainbike |
47 mm |
53 mm |
Tabel 3.5; Maten van een fiets
In tabel 3.6 zijn de maten van fietsenrekken weergegeven waarmee rekening gehouden dient te worden. Bijna alle fietsenrekken zijn modulair, waardoor bijna ieder gewenste breedte van de rekken mogelijk is.
Minimaal |
Maximaal |
|
Enkellaags fietsenrek |
||
Diepte enkelzijdig (incl. fiets) |
1800 mm |
2000 mm |
Diepte dubbelzijdig (incl. fiets) |
3000 mm |
4000 mm |
Dubbellaags fietsenrek |
||
Diepte enkelzijdig (incl. fiets) |
1950 mm |
2100 mm |
Diepte dubbelzijdig (incl. fiets) |
3100 mm |
4200 mm |
Tabel 3.6; Maten van een fietsenrek
3.3.2 Maten voor het ontwerp van een fietsenstalling
Fietsklemmen
Minimaal |
Aanbevolen |
|
afstand tussen fietsklemmen (hoog/laag) |
400 mm |
420 mm |
afstand tussen fietsklemmen (gelijk niveau) |
700 mm |
750 mm |
Tabel 3.7; Maten voor hart op hart-afstand
NB:
Bovenstaand hart op hart-afstanden zijn ruimer dan die in het Fietsparkeur zijn opgenomen. Door het op de markt komen van steeds bredere fietsen worden die maten niet meer als reëel beschouwd.
Vrije ruimte
Minimaal |
Aanbevolen |
|
breedte van tussenpaden |
||
tussenpad korter dan 20 meter (met enkellaagse rekken) |
2000 mm |
2500 mm |
tussenpad korter dan 20 meter (met dubbellaagse rekken) |
2100 mm |
2500 mm |
tussenpad langer dan 20 meter (met enkellaagse rekken) |
2500 mm |
3000 mm |
tussenpad langer dan 20 meter (met dubbellaagse rekken) |
3000 mm |
3500 mm |
plafondhoogtes |
||
vrije plafondhoogte bij 1-laags fietsenrek |
2200 mm |
2700 mm |
vrije plafondhoogte bij 2-laags fietsenrek |
2800 mm |
3000 mm |
overig |
||
breedte toegang(deur) stalling |
2500 mm |
3000 mm |
Tabel 3.8; Maten voor vrije ruimte
NB:
De minimale binnenmaat van het casco van een fietsenstalling is 4900 mm bij een stalling met dubbellaagse fietsenrekken.
3.3.3 Maten voor toegankelijkheid ondergrondse fietsenstalling
Maximaal |
Aanbevolen |
|
hellingshoek trap |
10 graden |
- |
hellingshoek hellingbaan (als toegang tot stalling) |
10 graden |
- |
hellingshoek van de vloer (indien hoogteverschillen bij meerlaagse stallingen in de stalling worden opgelost) |
5 graden |
3 graden |
hellingbaan geschikt voor gehandicapten |
3 graden |
- |
breedte van de trap/hellingsbaan (excl. fietsgoten) |
2000 mm |
2500 mm |
Tabel 3.9; Maten van een hellingbaan of trap
Maximaal |
Aanbevolen |
|
afstand hartlijn fietsgoot tot de wand |
300 mm |
350 mm |
afstand hartlijn fietsgoot tot de wand (met trapleuning) |
350 mm |
400 mm |
breedte fietsgoot, uitgevoerd in beton |
80 mm |
120 mm |
diepte fietsgoot, uitgevoerd in beton |
30 mm |
- |
breedte fietsgoot, uitgevoerd in metaal |
100 mm |
120 mm |
Tabel 3.10; Maten m.b.t. fietsgoot
NB:
1) Bij een trap of hellingbaan moeten fietsgoten (tabel 3.10) aan beide zijden worden gerealiseerd.
2) Bij stallingen waar ook bromfietsen zijn toegestaan moet de aanbevolen breedte voor de fietsgoot worden gehanteerd.
3.3.4 Maatvoering overige voorzieningen
Maximaal |
|
fietswinkel |
30 m2 |
werkplaats/ fietsreparatie-service |
12 m2 (minimum voor 1 persoon) 20 m2 (voor 2 personen) 30 m2 (voor 4 personen) |
beheerdersruimte |
9 - 11 m2 (NEN 1824) |
fietswinkel |
30 m2 |
Tabel 3.11; Maatvoering overige voorzieningen
4. Fietsparkeereisen
4.1 Inleiding
Het fietsparkeren bij nieuwbouwontwikkelingen is een onderwerp dat nogal eens onderbelicht blijft. Hierdoor ontstaan bij nieuwbouwprojecten nog al eens problemen met gestalde fietsen op plekken waar dat minder wenselijk is. Wanneer in de bouwplanfase rekening wordt gehouden met het stallen van fietsen, kunnen deze problemen voorkomen worden. Om die reden wordt voorgesteld bij nieuwbouwontwikkelingen eisen te stellen aan de hoeveelheid te realiseren fietsparkeerplaatsen. Daarbij wordt uitgegaan van de kencijfers zoals deze zijn opgenomen in de CROW publicatie 158: “Leidraad fietsparkeren”.
Voor woningbouw waren eerder in het bouwbesluit eisen opgenomen voor overdekte fietsenstalling. In het huidige bouwbesluit staan deze eisen niet meer maar verwacht wordt dat op korte termijn deze eisen opnieuw worden opgenomen in het bouwbesluit.
Op basis van onderzoek blijkt dat de fietsparkeerkencijfers voldoen voor solitaire functies. Echter voor centrumgebieden blijken de kencijfers gemiddeld een factor 4 te hoog. Dit heeft naar verwachting te maken met het meervoudig bezoek aan winkels van het fietsende publiek. Om die reden wordt voorgesteld het fietsparkeren in het centrum niet via de fietsparkeernormen te regelen maar op basis van het jaarlijkse onderzoek.
Type voorziening |
Eenheid |
Richtlijn |
Toelichting: Kies ondergrens bij… |
|
Winkelcentrum |
hoofdwinkelcentrum |
zie gebiedsanalyses (3.1) |
||
groot wijkwinkelcentrum |
100 m2 bvo |
5-7 |
perifere ligging en winkelbestand gericht op massa-aankopen |
|
buurtwinkelcentrum |
100 m2 bvo |
6-8 |
||
Kantoor |
zonder baliefunctie |
n.v.t.: zelden >10 |
||
met baliefunctie |
balie |
2-4 |
sterke OV functie |
|
Onderwijs- instelling |
kinderdagverblijf |
10 kinderen |
1-3 |
grote bovenwijkse functie |
basisschool |
100 leerlingen |
30-40 |
||
voortgezet onderwijs |
100 leerlingen |
60-70 |
grote regiofunctie en sterke OV concurrentie |
|
hoger onderwijs |
100 studenten |
40-60 |
sterke OV concurrentie |
|
Sportcomplex |
sporthal |
100 bezoekerscapaciteit |
35-45 |
Perifere ligging |
sportveld met tribune |
100 bezoekerscapaciteit |
20-30 |
||
sportveld zonder tribune |
wedstrijdveld |
20-30 |
||
zwembad |
100 m2 bvo |
15-20 |
||
Uitgaans-gelegenheid |
theater |
100 bezoekerscapaciteit grootste zaal |
20-25 |
Grote regionale en sterke OV concurrentie |
concertzaal |
100 bezoekerscapaciteit grootste zaal |
25-35 |
||
bioscoop |
100 bezoekerscapaciteit grootste zaal |
25-30 |
||
stedelijke discotheek |
100 bezoekers topdag |
25-35 |
Sterke OV concurrentie en perifere ligging |
|
niet-stedelijke discotheek |
100 bezoekers topdag |
5-15 |
||
Zorginstelling |
stedelijk ziekenhuis |
100 bedden |
20-40 |
Sterke OV concurrentie en perifere ligging |
regionaal ziekenhuis |
100 bedden |
15-30 |
||
verpleeghuis |
100 bedden |
5-15 |
||
Recreatie |
recreatiegebied |
100 bezoekers topdag |
20-40 |
Sterke OV concurrentie en perifere ligging |
attractiepark |
100 bezoekers topdag |
15-30 |
||
Sociaal culturele instelling |
kerk, moskee |
100 kerk/moskeegangers |
5-15 |
Sterke OV concurrentie |
museum |
100 bezoekers topdag |
1-3 |
||
Overstappunten |
treinstations |
zie gebiedsanalyse (3.1) en toespitsing stations (3.3) |
||
regulier streekvervoer |
halte |
3 |
||
kansrijk streekvervoer |
halte |
10-30 |
Bron: Publicatie 158; Leidraad fietsparkeren (CROW, 2001)
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl