Regeling vervallen per 01-01-2016

Beleidsnotitie uitvoering artikel 20 tot en met 22 Wet op de lijkbezorging

Geldend van 07-02-2013 t/m 31-12-2015

Intitulé

Beleidsnotitie uitvoering artikel 20 tot en met 22 Wet op de lijkbezorging

Beleidsnotitie uitvoering artikel 20 tot en met 22 Wet op de lijkbezorging (lijkbezorging van overheidswege)

Inleiding

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) bevat voorschriften en aanwijzingen over de wijze waarop de lijkbezorging kan en moet plaatsvinden. Ondermeer zijn regels gesteld over lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden. Door middel van een wetswijziging is geregeld dat die termijn per 1 januari 2010 maximaal zes werkdagen bedraagt (artikel 16 Wlb).

In de Wlb is ook vastgelegd dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te realiseren, de burgemeester daarvoor verantwoordelijk is en dat de daaraan verbonden kosten voor rekening van de gemeente komen. Dat is geregeld in de artikelen 20 tot en met 22a van de Wlb.

Omdat in de Wlb maar weinig is geregeld moet de gemeente zelf invulling geven aan het werkproces rondom de lijkbezorging. De gemeente zal daarbij ondermeer moeten bepalen welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en in hoeverre de gemeente maatregelen neemt om de bezittingen van de overledene te beheren en de belangen van nabestaanden te behartigen. Daarover is niets geregeld in de Wlb en moet eigen beleid worden gevoerd.

Het is aan de gemeente zelf om op deze punten keuzes te maken, rekening houdend met wettelijke kaders, die het erfrecht ter zake op enkele punten stelt. Deze keuzes worden in deze notitie benoemd en nader toegelicht.

Meestal is de burgemeester bevoegd tot het stellen van beleidsregels. In voorkomende gevallen is dit aan het college. Waar gemeente staat vermeld in de beleidsregel betreft het een bevoegdheid van de burgemeester en anders staat het college met name genoemd.

1. Uitgangspunten

Ten aanzien van overledenen kunnen er zich twee situaties voordoen waarin de gemeente betrokken wordt bij de lijkbezorging:

  • a.

    nabestaanden weigeren in de lijkbezorging te voorzien;

  • b.

    er zijn (momenteel) geen nabestaanden te vinden.

    Uitgangspunt van de Wlb is dat de nabestaanden primair verantwoordelijk zijn voor de uitvaart. Verder is het uitgangspunt van de wetgever dat de zorg voor de lijkbezorging niet alleen afhankelijk is van familierechtelijke- en erfrechtelijke betrekkingen, maar ook van de feitelijke betrekkingen. Ook van vrienden, kennissen of buren kan en mag in bepaalde gevallen verwacht worden dat zij de uitvaart (laten) verzorgen. Volgens de wetgever moet duidelijk zijn dat de lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar een zaak van zorg voor elkaar. De wetgever noemt dan ook nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk- en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt dus ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn.

    Indien werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet en daartoe dus geen enkel initiatief ondernomen wordt, dan dient de burgemeester daarvoor zorg te dragen. Als het lijk zich in een woning bevindt dan kan de burgemeester of een ambtenaar van politie, voorzien van een last van de burgemeester, de woning binnentreden. Zie het tweede lid van artikel 21 Wlb.

    De gemeente dient uiterst terughoudend te zijn in het regelen en verzorgen van de begrafenis. De artikelen 21 en 22 van de Wlb zijn primair bedoeld om de lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden, waarbij niemand in actie kan komen. De artikelen zijn niet bedoeld om financiële problemen van mensen/nabestaanden op te lossen.

    Het is dus zaak om nabestaanden te manen tot het ondernemen van actie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van een lening, het houden van een inzameling onder familie en vrienden of het aanvragen van bijzondere bijstand. Veelal is het ook zo dat als er familie is, de gemeente een verhaalsrecht heeft op de familie ((ex) echtgenoot, ouders, kinderen, aangehuwde kinderen, schoonouders en stiefouders; artikel 1:392-396 BW) en de familie toch moet betalen. Het via de gemeente laten lopen van een uitvaart betekent dan alleen maar een omweg.

    Naast een financiële plicht rust er op bloed- en aanverwanten (zoals hiervoor genoemd) ook een morele plicht om de uitvaart te verzorgen. Er is echter voor nabestaanden geen juridische verplichting om een uitvaart te verzorgen, echter wel (in sommige hiervoor genoemde gevallen) om de kosten te betalen.

    Wel geeft de wetgever in artikel 22 Wlb de mogelijkheid om de kosten van een begrafenis te verhalen op de bloed- en aanverwanten als niemand voor de lijkbezorging zorg draagt en de burgemeester dat moet doen. Maar er is geen wettelijke plicht om de lijkbezorging te regelen.

    Wanneer de nabestaanden bewust geen actie ondernemen moet de gemeente optreden. Omdat een uitvaart altijd (relatieve) haast heeft, is het in sommige gevallen (wanneer het lijk in de openbare ruimte ligt of bij zomers weer in een woning) denkbaar dat met een uitvaartverzorger de afspraak gemaakt wordt dat in eerste instantie alleen de eerste verzorging (weghalen overledene en bewaren in mortuarium) gebeurt en (nog) niet de gehele uitvaart. Er is dan tijd voor (het zoeken van en) overleg met de nabestaanden. De kosten kunnen in het kader van zaakwaarneming verhaald worden.

2. Opdrachtverlening

De gemeente (i.c. de burgemeester) is wettelijk verplicht om (artikel 21 en 22 Wlb) een uitvaart te verzorgen als niemand anders hier zorg voor draagt. De gemeente betaalt dan ook de uitvaartondernemer die een en ander uitvoert en heeft het wettelijk recht om de kosten te verhalen op de nalatenschap en op de nabestaanden (o.a. echtgenoot, kinderen). Het principe van de Wlb is dat:

  • a.

    de gemeente in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde zorgt dat de overledene “bezorgd” wordt;

  • b.

    dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen.

    De gemeente hoeft dan ook niet onmiddellijk de bovenbedoelde verplichting tot het (laten) verzorgen van een uitvaart op zich te nemen. Alleen als (na het zoeken van nabestaanden en na enkele dagen (max. 5 dagen) duidelijk is dat niemand anders iets doet, moet de gemeente invulling geven aan haar wettelijke plicht ter zake.

    Genoemde periode van 5 dagen kan worden verlengd door de burgemeester (van de gemeente waarin het lijk zich bevindt), nadat daarover een arts is gehoord. Hierover wordt opgemerkt dat uitstel, zeker wanneer de zoektocht naar nabestaanden nog niet afgerond is, dan wel dat nabestaande (nog) niet bereid zijn de lijkbezorging te regelen, voor de gemeente geen nadeel hoeft te betekenen. Enig uitstel kan er namelijk toe leiden dat alsnog iemand anders (wordt gevonden die) de verantwoordelijkheid op zich neemt (en dus ook zorg draagt voor betaling).

2.1 Beleid gemeente Heerenveen:

De burgemeester verleent na het horen van een arts, uitstel van de verplichting tot lijkbezorging op uiterlijk de vijfde dag na overlijden. Het uitstel wordt verleend voor de duur van (maximaal) 5 dagen, zodat de lijkbezorging uiterlijk op de 10e dag na overlijden plaatsvindt.

2.2 Welke uitvaartondernemer?

De gemeente kan onderhands aanbesteden bij de keuze van een uitvaartondernemer.

Aan de keuze van een uitvaartondernemer kan een onderhandse aanbesteding vooraf gaan, als de hoogte van deze kosten vallen onder de toets van het inkoopbeleid van de gemeente Heerenveen.

3. Cremeren of begraven

De burgemeester dient bij de keuze cremeren of begraven rekening te houden met een eerder uitgesproken wens van een overledene (art. 18 Wlb). Concreet betekent dat, dat de burgemeester in principe voor begraven kiest, tenzij er een codicil of testament is waarin de wens tot crematie of ontleding ten behoeve van de wetenschap is opgenomen.

Ook houdt de burgemeester rekening met eventuele niet uitgesproken wensen tot de lijkbezorging. Bijvoorbeeld wanneer de overledene aanhanger is van een religie die crematies voorstaat dan zal hij een crematie verzorgen. Voor het overige is het voor de burgemeester moeilijk om een besluit te nemen als nabestaanden schermen met allerlei al dan niet uitgesproken wensen door de overledene. In dergelijke gevallen ligt het voor de hand dat de nabestaanden zelf de uitvaart verzorgen en dat niet aan de burgemeester over laten. De burgemeester zal zich in zijn keuze: begraven of cremeren, altijd laten leiden door het uitgangspunt dat in alle gevallen begraven wordt, tenzij door schriftelijke stukken, de religie of een uitgesproken levenswijze van de overledene duidelijk is dat zijn laatste wens anders is.

3.1 Beleid gemeente Heerenveen

3.1.1 Begraven

Omdat, ten opzichte van cremeren, normaal gesproken het begraven in een zogenaamd algemeen graf voor de gemeente het goedkoopst is, wordt de overledene in principe (in een algemeen graf) begraven. Bij algemene graven gaat het om graven waarvan de gemeente rechthebbende blijft en waar eventuele nabestaanden alleen de kosten van het begraven dienen te betalen. Voor deze graven hebben particulieren veelal geen belangstelling omdat de grafrust slechts 10 jaar gegarandeerd is en zij geen “zeggenschap” hebben over het graf (er mag bijvoorbeeld geen grafmonument geplaatst worden en er worden meerdere mensen – geen familie van elkaar - in één graf begraven).

De overledene wordt in principe op Begraafplaats Schoterhof in Heerenveen begraven omdat daar voldoende ruimte is en het om bedrijfseconomische redenen het goedkoopste is. Indien de overledene naar het oordeel van de burgemeester veel binding had met één van de andere kernen binnen de gemeente Heerenveen kan van de regel afgeweken worden. De opvattingen van nabestaanden zijn bij het oordeel of iemand in Heerenveen of op één van de andere begraafplaatsen binnen de gemeente begraven dient te worden niet doorslaggevend. Immers, dan kunnen die nabestaanden zelf ook voorzien in de lijkbezorging.

Overigens is het zo dat onze gemeente verantwoordelijk is voor overledenen die zich hier bevinden en dat hoeft niet altijd te betekenen dat deze mensen hier hun woonplaats hadden. Andersom is het zo dat mensen die in Heerenveen hun woonplaats hadden en die in het ziekenhuis Tjongerschans overlijden een zorg zijn voor die gemeente en niet voor onze gemeente.

Begraven heeft ook de voorkeur vanwege het “bewaren” van een herdenkingsplek en omdat een herbegraving elders of een crematie mogelijk blijven. Daarnaast is het zo dat er altijd nabestaanden kunnen zijn die pas na enige naspeuringen achterhaald kunnen worden, omdat ze vaak verhuisd zijn of in het buitenland vertoeven.

Eventueel herbegraven of cremeren dient binnen ongeveer twee maanden na de begrafenis te gebeuren. Tot ongeveer 2 maanden is er een nauwelijks waarneembaar verteringsproces en is de kist nog intact. Na die periode zijn er dusdanige arbeidstechnische- en milieuhygiënische maatregelen nodig dat het niet wenselijk is om over te gaan tot herbegraven.

De burgemeester heeft evenwel de bevoegdheid ook na 2 maanden een vergunning tot opgraving en herbegraving te verlenen. Daarvoor zal hij alle van belang zijnde belangen (zowel die van de nabestaanden als ook maatschappelijke belangen) moeten afwegen. De Inspecteur voor Volksgezondheid heeft hierin een adviserende bevoegdheid.

Nadat de wettelijke grafrust van 10 jaar is verstreken (na 10 jaar is er veelal alleen een skelet of enkele fragmenten over) kan er wel weer zonder bijzondere maatregelen worden opgegraven. Na het verstrijken van deze wettelijke grafrust is het feitelijk geen opgraving meer maar een ruiming. Het voert te ver om hier in het kader van deze notitie verder op in te gaan.

3.1.2. Crematie

Indien er, omdat dat de wil van de overledene is, wordt overgegaan tot crematie dan geldt ook hier dat de meest goedkope manier wordt gehanteerd. Geen asbus, maar asverstrooiing op het terrein van het crematorium. Willen nabestaanden een asbus, dan moeten zij eerst de openstaande rekening van de uitvaart en crematie te betalen.

4. Kosten

.

4.1 Nalatenschap

De gemeente dient de kosten van de begrafenis in eerste instantie te verhalen op de bij het lijk gevonden goederen of gelden, de eventuele uitvaartverzekering en vervolgens de nalatenschap. De inboedel en de goederen die in de woning van de overledene gevonden worden (zie ook hfdst. 5) , worden geacht tot de nalatenschap te behoren, tenzij blijkt of in redelijkheid aangenomen kan worden dat zij aan anderen toebehoren. De gemeente kan dan proberen om alle goederen te verkopen om de kosten van de uitvaart te kunnen verrekenen. De Wlb gaat hier als bijzondere wet vóór het erfrecht.

In de meeste gevallen zal de overledene een gehuurde woning achterlaten en een inboedel die vrijwel niets opbrengt (of zijn de kosten om de goederen te gelde te maken mogelijk hoger dan de verwachte opbrengsten). In dergelijke gevallen onderneemt de gemeente geen tot weinig actie en beperkt zich tot het noodzakelijke.

Mocht er wel sprake zijn van een (enigszins) waardevolle boedel dan kan de gemeente die verkopen om de kosten van de begrafenis te kunnen verrekenen want die boedel maakt deel uit van de nalatenschap. Bij een waardevollere boedel (naar schatting meer dan € 5.000,--) is het aan te bevelen om de notaris in te schakelen die een uitgebreid nabestaandenonderzoek (tot de zesde graad) kan doen en die eventueel door tussenkomst van belanghebbenden (schuldeisers) of het Openbaar Ministerie bij de rechtbank een vereffenaar (voorheen curator) kan laten aanwijzen. Als er vervolgens resterende goederen of positieve saldi zijn en er nog steeds geen erfgenamen bekend zijn, dan beheert de Staat die goederen of het saldo gedurende 20 jaar. Gedurende die tijd kunnen schuldeisers of erfgenamen die middelen vorderen. Na 20 jaar vervalt alles definitief aan de Staat.

4.1.1 Beleid gemeente Heerenveen

De gemeente verhaalt in eerste instantie de kosten van de begrafenis op de nalatenschap.

4.2 Verhaal

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken (de erfgenamen kunnen allemaal voor hun respectievelijke erfdeel worden aangesproken) dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten, die tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest.

Verhaal is dan mogelijk op de (ex) echtgen(o)t(e), ouders, wettige en natuurlijke kinderen, behuwde (aangetrouwde) kinderen, schoon- en stiefouders) als bedoeld in artikel 22 Wlb juncto 1:392-396 BW. Als er een (gewezen)echtgeno(o)t(e) is, dan is die als eerste gehouden de kosten te betalen (art. 1:392 BW). De andere nabestaanden zijn ieder voor een deel verantwoordelijk voor de kosten. Dit afhankelijk van hun draagkracht en de verhouding van elk van de onderhoudsplichtigen tot de onderhoudsgerechtigde.

Bij verhaal moeten maatschappelijke opvattingen meegewogen worden, het verhaal moet dus wel redelijk zijn (voorbeeld: verhaal van kosten op de ex-partner van 30 jaar geleden is niet redelijk, is iemand pas een jaar gescheiden dan is dat onder bepaalde omstandigheden wel en soms ook niet redelijk; wat te doen met kinderen die al langdurig geen contact meer hadden met de ouders). Verder moeten we er nadrukkelijk op gewezen zijn dat kostenverhaal aanzienlijk veel tijd (en geld) kan vergen.

4.2.1. Beleid gemeente Heerenveen

Het principe van de Wlb is dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen, maar verhaald worden. Kostenverhaal is echter geen verplichting maar een bevoegdheid (van het college). Om te voorkomen dat oneigenlijk c.q. te snel gebruik gemaakt wordt van gemeentelijke gelden wordt alleen in uitzonderlijke situaties afgezien van het verhaalsrecht. Het college ziet af van verhaal op nabestaanden als verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande teweegbrengt.

De beleidsvrijheid om al dan niet te verhalen impliceert dat onder bijzondere omstandigheden kan/moet worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn onverminderd van toepassing.

4.2.2 Welke kosten kunnen naast de uitvaartkosten nog meer worden verhaald?

Naast de directe kosten van de uitvaart (zie hiervoor), maakt de gemeente vaak extra kosten, zoals de kosten, die gemaakt worden voor het veiligstellen van de nalatenschap. Kosten verbonden aan de lijkbezorging worden verhaald op de bij de overledene aangetroffen goederen of gelden, op de nalatenschap en op de nabestaanden (artikel 22 Wlb). De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden. Uitgangspunt daarbij moet wel zijn: kosten die redelijkerwijs gemaakt zijn tot een redelijk bedrag.

Kosten i.v.m. uitvaart

Kosten, die moeten worden gemaakt om een sobere uitvaart, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, te realiseren, komen voor verhaal in aanmerking. Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie. Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt. Daaronder kunnen ook allerlei ‘regelkosten’ en/of administratieve kosten worden gebracht, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te kunnen betreden, etc.

Uitvoeringskosten worden niet in rekening gebracht. Dit zijn immers kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente gecompenseerd wordt via een algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

4.2.3 Verhaal op geld en goederen bij overledene

Geld en goederen, die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren), zoals contanten in een portemonnee, die de overledene bij zich droeg op het moment van overlijden. Ook tot de geld en goederen van de overledene behoren de contanten, waardepapieren of persoonlijke bezittingen, die na de uitvaart bij een eventueel huisbezoek in de woning van de overledene zijn aangetroffen. Geld, waardepapieren en sieraden worden door de bevoegd ambtenaar meegenomen en in bewaring in de kluis opgeborgen. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. Persoonlijke bezittingen die een vermoedelijke waarde van meer dan € 1.500,00 per stuk vertegenwoordigen en qua omvang te groot zijn om in de kluis gelegd te worden, worden door tussenkomst van de rechter in bewaring gegeven.

4.2.4 Verhaal op de nalatenschap

De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap indien de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen. Als bij de overledene aangetroffen geld en goederen ontoereikend zijn om in de kosten van de uitvaart te voorzien dan verhaalt de gemeente in eerste instantie de kosten op de nalatenschap.

Wat behoort tot de nalatenschap?

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden en dergelijke. De schulden, die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.

Vervolgens worden bijvoorbeeld de uitvaartkosten uit de resterende nalatenschap betaald (zie artikel 4:7 eerste lid BW). De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen.

Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Dan is denkbaar dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of er een onbeheerde nalatenschap is.

Of er sprake is van een beneficiair aanvaarde of van een verworpen nalatenschap, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen.

Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waar onder ook de kosten van lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden

- geen erfgenamen zijn, of

- als niet bekend is of er erfgenamen zijn, of

- als de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur, die de nalatenschap wel beheert, ontbreekt.

4.2.5 De nalatenschap is aanvaard

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten bij hem worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).

Bij beneficiaire aanvaarding en verwerping (door alle erfgenamen) kunnen de schulden van de nalatenschap slechts worden voldaan door een executeur testamentair (als er een testament is) of een vereffenaar, die door de rechtbank is benoemd (artikel 4:203 en artikel 204 BW).

De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Heerenveen conformeert zich aan deze gedragslijn.

In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, kunnen soms te gelde worden gemaakt etc.

Voor verhaal op de nalatenschap is paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Er wordt schriftelijk een verhaalsbeslissing opgesteld, met daarin een kostenopgaaf, die wordt verstuurd naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt toezending van de factuur aan hem plaats, met het verzoek tot uitbetaling over te gaan. Evenals voor verhaal van bijstand geldt dat de verhaalsbeslissing niet geëxecuteerd kan worden op geld en goederen van de nalatenschap, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten lijkbezorging.

De toepassing van paragraaf 6.5 Wwb ‘voor zover mogelijk’ brengt onder andere met zich mee dat artikel 62g, tweede lid Wwb van toepassing is. De gemeente gaat over tot verhaal in rechte, als de vordering door de nabestaanden, de executeur-testamentair of door de notaris bestreden wordt. Artikel 62h Wwb, dat de verzoekschriftprocedure regelt, is eveneens van toepassing.

4.2.6 Een onbeheerde nalatenschap

Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dan gaat de gemeente Heerenveen zelf over tot invordering en verhaal van kosten van lijkbezorging.

4.2.7 Verhaal op de nabestaanden

Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, worden deze kosten verhaald op de bloed- en aanverwanten tot in de 2e graad, die krachtens de artikelen 1:392, 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen.

Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1:392 BW:

  • ouders;

  • kinderen;

  • schoonouders, stiefouders en behuwdkinderen.

    De gemeente Heerenveen maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders of behuwdkinderen.

    De gemeente verhaalt de kosten van de lijkbezorging niet op de schoonouders, stiefouders en behuwdkinderen (schoonzoon(s) of schoondochter(s)), omdat uit de praktijk blijkt dat die mogelijkheid zich nog nooit heeft voorgedaan. Daarnaast beschouwt de gemeente Heerenveen deze familieleden niet als direct nabestaanden en ziet de gemeente het dan ook niet als hun burgerplicht, het grondbeginsel zoals verwoord in de Wet op de Lijkbezorging, om de kosten van de uitvaart te betalen.

    Paragraaf 6.5 van de Wwb is ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Zie hetgeen daarover bij ‘Verhaal op de nalatenschap’ reeds is gesteld. In aanvulling daarop is nog van belang dat verhaal op bloed- en aanverwanten, anders dan bij verhaal van bijstand op onderhoudsplichtigen, niet plaatsvindt volgens de normen, die de burgerlijke rechter hanteert voor verplichting tot het verstrekken van alimentatie (TREMA-normen). Aansluiting moet worden gezocht bij verhaal van bijstand op de nalatenschap (artikel 62f onderdeel b Wwb), waarbij dit geen rol speelt.

    Zie ook Rechtbank Alkmaar 28 mei 2008, LJN: BD 3885.

    De gemeente kan de kosten van lijkbezorging verhalen op de bloed- en aanwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel van de kosten verbonden is. Er geldt geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is voor zijn deel verbonden. Zie uitspraak LJN: BD 3885. Voor dat deel kan evenwel bijzondere bijstand worden aangevraagd, als de erfgenaam over onvoldoende middelen beschikt.

    4.2.8 Afronding beheersmaatregelen

    Bij de afwikkeling worden ook de beheersmaatregelen afgerond. Bezittingen, die veilig zijn gesteld, worden verkocht.

4.3 Bijzondere bijstand nabestaanden

Wanneer nabestaanden niet voldoende middelen hebben, kunnen ze (voor hun deel) een beroep doen op de bijzondere bijstand. Voor de bijzondere bijstand maakt iedere gemeente echter een eigen beleid. Het kan dus zo zijn dat inwoners van Heerenveen wel op basis van het gemeentelijk beleid een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand en anderen – in andere gemeenten – niet.

4.4 Verlof

Veelal wordt het verlof tot begraving of crematie door een begrafenisondernemer – namens een familielid die de opdracht voor de begraving of crematie geeft – aangevraagd. In dat geval betekent dat voor de uitvaartondernemer dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de kosten. Het is niet zo dat iemand wel opdracht kan geven en dat de uitvaartondernemer later de rekening bij de gemeente deponeert. Het probleem, namelijk het bezorgen van het lijk is niet meer aan de orde. De opdrachtgever is zelf verantwoordelijk, ook financieel!

5. Binnentreden woning

Indien de lijkbezorging wordt belemmerd doordat het lijk zich in een woning bevindt dan kan op grond van artikel 21 Wlb tweede lid de woning worden binnengetreden. Voor het binnentreden van de woning van de overledene terwijl het lijk buiten de woning gevonden is, ontbreekt in de Wlb een wettelijke titel. De VNG bepleit een wijziging van de Wlb waardoor deze wettelijke titel wordt verkregen.

Ingeval van concreet gevaar voor de openbare orde/veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Een algemene titel tot binnentreden van de woning van de overledene is daarmee (eveneens) niet gegeven. De bepaling ziet nadrukkelijk op een specifieke bevoegdheid die eerst mag worden aangewend ingeval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid.

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur en het inleveren van de sleutel is geen primaire taak voor de gemeente. De gemeentelijke inzet ten aanzien van een zogenaamde onbeheerde nalatenschap dient bij voorkeur beperkt te blijven. Voor al deze zaken geldt dat de (bestuursorganen van de) gemeente geen bevoegdheden zijn toegekend.

5.1 Beleid gemeente Heerenveen

De gemeente Heerenveen hanteert als uitgangspunt dat de woning van de overledene slechts zelfstandig wordt betreden ingeval het lijk zich daarin bevindt. In andere gevallen zal de woning niet anders dan met toestemming van- en tevens vergezeld van een nabestaande (bijv. partner, familie, kennis), die in het bezit is van de sleutel van de woning, worden betreden.

In de Wlb staan geen regels over het bezoek aan de woonruimte van de overledene zonder nabestaande. Het binnentreden is daarom in beginsel te beschouwen als ‘huisvredebreuk’ in de zin van artikel 138 WvSr. Voor het strafrecht geldt immers, dat als de woonruimte zich nog in ongeschonden staat bevindt, zij bij de overleden bewoner nog ‘in gebruik’ is (HR 14 april 1981, NJ 1982, 421). Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Hoewel de juridische grondslag omstreden is, dient in dat geval een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden. Het plegen van een huisbezoek wordt als standaard aangehouden als er geen opdracht voor de uitvaart wordt gegeven door nabestaanden. De genoemde belangenafweging is al bij voorbaat gemaakt.

De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:

  • een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven; (Dat is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen);

  • terstond in de woning moet worden binnengetreden;

  • enkel kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn verklaard (gemandateerd of ondergemandateerd);

  • binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

    De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.

    Tijdens het huisbezoek wordt zorgvuldig te werk gegaan. De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel). De ambtenaren van de gemeente Heerenveen, die dergelijke huisbezoeken afleggen, zijn hiertoe gemachtigd door de burgemeester. De bevindingen worden direct na het bezoek in een rapportage vastgelegd.

    Voor werkzaamheden als het afsluiten van nutsvoorzieningen, opzeggen van de huur, ontruimen van de woning en dergelijke geeft de gemeente geen opdracht. Veelal zal er wel een nabestaande zijn die deze taak op zich neemt.

    Alleen ingeval zich een situatie voordoet waarbij concreet gevaar voor de openbare/orde veiligheid bestaat en niemand anders bereid en in staat blijkt hierin direct op adequate wijze te voorzien zal de burgemeester met gebruikmaking van zijn op grond van artikel 172 Gemeentewet gegeven bevoegdheid hierin (laten)voorzien.

6. (Sobere) lijkbezorging

De Wlb stelt geen specifieke eisen aan de (gemeentelijke) lijkbezorging. De feitelijke praktijk in Nederland is dat de gemeente een begrafenis (crematie) verzorgt op basis van de minst kostbare-, maar acceptabele wijze. Ofwel een sobere lijkbezorging.

6.1 Beleid gemeente Heerenveen

De volgende zaken worden van gemeentewege betaald. In uitzonderlijke gevallen kan hier (in overleg met de burgemeester) van afgeweken worden.

  • Uitvaartverzorging, dat wil zeggen werkzaamheden uitvaartverzorger, overbrengen overledene van plaats van overlijden naar plaats van opbaren, huur “bewaarplaats” in uitvaartcentrum (geen rouwkamer), het kisten van de overledene, een eenvoudige kist, een gedicht, verzorgen benodigde formaliteiten, rouwauto op de dag van de uitvaart.

  • Begraven in algemeen graf, zonder grafmonument

  • Bij crematie: asverstrooiing op het terrein van het crematorium. Asbussen worden alleen na betaling van het gehele bedrag van de uitvaart en crematie aan de nabestaanden beschikbaar gesteld.

    De volgende zaken worden dus in principe niet verzorgd en betaald (in overleg met de burgemeester kan hier in individuele uitzonderlijke gevallen vanwege piëteit van afgeweken worden):

  • volgwagen(s)

  • rouwbrieven, porti

  • algemene kennisgeving in een plaatselijk of regionaal verschijnend dag- of weekblad

  • koelinstallatie in verband met thuisopbaring

  • huur uitvaartcentrum (behoudens het hierboven genoemde)

  • kosten in verband met religieuze gebruiken of plechtigheden of ceremonieën

  • condoleanceregister

  • bidprentjes

  • koffietafel, consumpties

  • begrafenis/crematie op zaterdag

  • kerkelijke uitvaartdienst

  • leges gedenktekens

  • gemeentelijke leges voor eigen- of familiegraf

  • kosten grafmonument/herdenkingssteen

  • plaatsing asbus in urnenmuur, urnengraf, urnentuin

  • toespraken door de gemeente of derden (behoudens eventuele voordracht van en gedicht)

7. Mandaat

Zoals gesteld, is de burgemeester - behoudens het kostenverhaal – ter zake bevoegd. Vanuit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat de burgemeester aan het afdelingshoofd Publiek mandaat verleent. Dit met recht van ondermandaat en overigens met inachtname van het in deze notitie bepaalde.

8. Tenslotte

Bij de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22 van de Wlb wordt rekening gehouden met het in deze notitie opgenomen beleid. Afwijking daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen, zorgvuldig en gemotiveerd mogelijk.

7.1 Stappenplan wanneer de gemeente Heerenveen geconfronteerd wordt met nabestaanden die niet voor de lijkbezorging willen zorg dragen of een overledene waarvan geen nabestaanden bekend zijn

Actie

Actie door

Bijzonderheden

Na 1e melding van overledene zonder nabestaanden of waar nabestaanden niet in de lijkbezorging voorzien hoofd afdeling Publiek informeren

Beleidsmedewerker Publiek of Afdelingshoofd Publiek

Nabestaanden achterhalen via GBA indien die niet bekend zijn

Medewerker Begraafplaats- admini-stratie of Publiek

Indien via GBA geen nabestaanden te achterhalen zijn, onderzoek plegen

Medewerker Begraafplaats- admini-stratie of Publiek

Zoektocht nabestaanden ruim opvatten (politie, huisarts, buren raadplegen). Idem agenda van de overledene.

Nabestaanden manen zelf actie te ondernemen. Dit kan mondeling dan wel door een (aangetekende) brief (per expresse) te laten uitreiken

Beleidsmedewerker Publiek of Afdelingshoofd Publiek.

Woning overledene zo mogelijk bekijken en onderzoeken; zonodig maatregelen treffen

Afdeling handhaving i.s.m. Beleidsmedewerker Publiek of Afdelingshoofd Publiek

Voor zover betrokkene in zijn/haar woning is gevonden, kan worden bekeken/ onderzocht of er in de woning een uitvaartpolis etc. te vinden is, alsook bankpapieren, bankpasjes, documenten levens- of ongevallenverzekering, overlijdensuitkeringen, sociale uitkeringen, pensioen, spaargelden. Tevens kijken of er sprake is van een waardevolle inboedel etc. Indien noodzakelijk maatregelen treffen als afsluiten gas, water en elektra etc. Ingeval betrokkene elders is gevonden kan juridisch gezien slechts in uitzonderlijke situaties toegang tot de woning worden verkregen. Praktisch gezien is alsdan inschakeling van bijv. buren/ vrienden aan te bevelen. Indien dit niet mogelijk is dan is er sprake van een uitzondering en zal in de geest van artikel 22 Wlb onderzoek in de woning verricht moeten worden.

Ingeval nabestaanden nog niet zijn gevonden, dan wel (blijven) weigeren opdracht te verlenen tot lijkbezorging, eventueel opdracht verlenen aan uitvaartverzorger tot het weghalen van het lijk en opslag in een mortuarium

Beleidsmedewerker Publiek of Afdelingshoofd Publiek.

Tegen de achtergrond van de wens de lijkbezorging ter voorkoming van de afwenteling van de kosten op de belastingbetaler niet te snel te laten plaatsvinden is het treffen van maatregelen ter conservering van het lijk gewenst.

Voor de vijfde dag na overlijden een arts raadplegen of uitstel van lijkbezorging verantwoord is. Na kennisneming van het advies een beslissing nemen tot uitstel, met maximaal 5 dagen, zodat lijkbezorging uiterlijk op de 10e dag plaatsvindt.

(loco-)Burgemeester

Uitgangspunt is dat de lijkbezorging zo dit enigszins verantwoord is uit te stellen, teneinde afwentelen van de kosten daarvan op de belastingbetaler zo veel als mogelijk te voorkomen. Het advies van de arts is niet bindend!

Voor de tiende dag na overlijden een beslissing nemen over de wijze van- en plaats en tijd van de lijkbezorging

Beleidsmedewerker Publiek of Afdelingshoofd Publiek.

De lijkbezorging vindt uiterlijk op de 10e dag plaats.

De kosten van de lijkbezorging kunnen verhaald worden op de bij het lijk gevonden goederen of gelden en vervolgens uit de nalatenschap

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten, die tot het bieden van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

College dient een besluit te nemen. Maatschappelijke opvattingen dienen te worden meegewogen. Het verhaal moet wel redelijk zijn

Bijlage: Overzicht van de beleidsregels

Beleidsregel 1:

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

Beleidsregel 2:

Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren en nog niet de volledige uitvaart.

Beleidsregel 3:

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.

Beleidsregel 4:

De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Beleidsregel 5:

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Beleidsregel 6:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.

Beleidsregel 7:

Indien er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

Beleidsregel 8:

In afwijking van beleidsregel 7 benadert de gemeente geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen.

Beleidsregel 9:

De gemeente kan onderhands aanbesteden bij de keuze van een uitvaartondernemer.

Beleidsregel 10:

De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Beleidsregel 11:

De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

Beleidsregel 12:

De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.

Beleidsregel 13:

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Beleidsregel 14:

De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:

  • overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

  • huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

  • ‘kisten’ overledene;

  • aanschaf eenvoudige kist;

  • verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

  • indien nodig rouwauto op de dag van de uitvaart;

  • begraven in algemeen graf, zonder grafmonument;

  • bij crematie: bewaren as in asbus gedurende een maand en asverstrooïng op het terrein van het crematorium.

    Beleidsregel 15:

    De gemeente pleegt een huisbezoek als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.

    Beleidsregel 16:

    De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.

    Beleidsregel 17:

    De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

    Beleidsregel 18:

    De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,-.

    Beleidsregel 19:

    De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.

    Beleidsregel 20:

    Het college ziet af van verhaal op nabestaanden indien verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande teweegbrengt.

    Beleidsregel 21:

    De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

    Beleidsregel 22:

    De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap indien de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.

    Beleidsregel 23:

    De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

    Beleidsregel 24:

    De gemeente Heerenveen maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters.