Regeling vervallen per 28-12-2016

BELEIDSREGELS PARTICIPATIE INZAKE PARTICIPATIEWET

Geldend van 16-12-2014 t/m 27-12-2016

Intitulé

BELEIDSREGELS PARTICIPATIE INZAKE PARTICIPATIEWET

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;

Overwegende, dat het in het belang van de Participatiewet noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Participatiewet en de Participatieverordening Gemeente Heerenveen 2015.

BESLUIT

Vast te stellen de navolgende

Beleidsregels Participatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals genoemd in artikel 1, eerste lid van de Participatieverordening gemeente Heerenveen 2015.

Hoofdstuk 2 Opdracht college

Artikel 2 Opdracht college

Ingeval inzet van ondersteuning aan niet-uitkeringsgerechtigde gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Ondersteuning is gericht op de kortste weg naar werk, waarbij de duur van de ondersteuning maximaal 1 jaar bedraagt;

  • 2.

    Ondersteuning is niet aan de orde indien de aanvrager een arbeidscontract heeft met een omvang van 12 uur of meer per week;

  • 3.

    Ondersteuning qua voorzieningen genoemd in de Participatieverordening waarop een niet uitkeringsgerechtigde aanspraak kan maken beperkt zich tot scholing en inzet van een Persoonlijk Re-integratiebudget. Daarnaast kan er aanspraak gemaakt worden op de algemene ondersteuning (persoonlijke gesprekken, workshops, trainingen etc.) die niet wordt genoemd in de Participatieverordening.

  • 4.

    Scholing is – met inachtname van artikel 1 - mogelijk, waarbij ingeval van scholing op HBO-niveau dit alleen mogelijk is wanneer dit wordt gegeven in een specifiek op werklozen gericht – beroepsgericht – project dat maximaal 2 jaar duurt;

  • 5.

    De eigen bijdrage in de kosten van ondersteuning is als volgt: Bruto inkomen < 120% WML: Geen eigen bijdrage Bruto inkomen 120% WML <> 150% WML: 50% van de trajectkosten Bruto inkomen > 150% WML: 100% van de trajectkosten De eigen bijdrage in de kosten van ondersteuning wordt verhoogd met de vermogensmiddelen die het vrij te laten vermogen, zoals vastgesteld in de Participatiewet overschrijden. Voor de berekening van een overschrijding van het vermogen zijn de bepalingen in artikel 34 Participatiewet onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 3 Participatie algemeen

Artikel 3 Ondersteuning van personen

De bevordering van de participatie van de personen is gericht op het verkrijgen van regulier werk, met of zonder ondersteuning. De gemeente voert de participatiedienstverlening op het onderdeel “toeleiding naar werk” als zijnde geïncorporeerd onderdeel van het Werkbedrijf uit. De gemeente diagnosticeert (soms m.b.v. externe partijen), doet aan acquisitie en marktbewerking, organiseert noodzakelijke werkplekaanpassingen en meeneembare voorzieningen voor arbeidsbelemmerden, voert trainingen en workshops uit, verzorgt jobcoaching en andere begeleiding alsmede ondersteuning bij leerwerktrajecten als bedoeld in artikel 10 f van de Participatiewet. Voor klanten zonder actueel perspectief en ontwikkelmogelijkheden op regulier werk wordt noodzakelijke participatiedienstverlening vanuit team Zorg uitgevoerd.

Voor personen jonger dan 27 jaar zonder startkwalificatie of met een startkwalificatie in een perspectiefarme beroepsrichting geldt dat deze terug moeten naar het reguliere onderwijs, waardoor geen beroep op een bijstandsuitkering nodig is. Uitzondering op deze regel geldt voor personen jonger dan 27 jaar die niet de bekwaamheden beschikken tot het behalen van een startkwalificatie of het behalen van een startkwalificatie in een andere richting. Het vaststellen van het ontbreken van de genoemde bekwaamheden zal middels een advies vanuit het Jongerenpunt of de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie vroegtijdig schoolverlaters (RMC) plaatsvinden.

Artikel 4 Verplichtingen van de persoon

Naast de wettelijke verplichtingen waaraan de persoon vanuit de inkomensvoorziening moet voldoen zijn er verplichtingen die zijn verbonden aan een door het college aangeboden voorziening waaraan door de persoon moet worden voldaan. De verplichtingen en de consequenties bij het niet nakomen van de verplichtingen wordt opgenomen in een door beide partijen ondertekend individueel Plan van Aanpak.

Hoofdstuk 4 Bepalingen met betrekking tot de opgenomen voorzieningen ter ondersteuning

Artikel 5 Proefplaatsing

De inzet van de voorziening geldt bij – door de gemeente vastgesteld - bemiddelbare personen, waarbij twijfel bestaat of deze persoon de beschikbare vacature direct volledig naar behoren kan invullen. Er dient dus sprake te zijn van een beschikbare vacature bij de werkgever die direct na afloop van de proefplaatsing tot een arbeidsovereenkomst zonder proeftijd met een looptijd van minimaal 6 maanden, waarbij uitkeringsonafhankelijkheid wordt gerealiseerd.

Artikel 6 Loonkostensubsidie

Op basis van de regeling tot het stellen van nadere regels voor de loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet en het besluit tot het stellen van nadere regels ten aanzien van de verstrekking van loonkostensubsidie geven wij uitvoering aan dit artikel.

De inzet van loonkostensubsidie kan per 1 januari 2015 worden gefinancierd uit de Wet bundeling uitkeringen inkomensvoorziening gemeente (BUIG). De inzet van een loonkostensubsidie wordt ingezet bij personen die een geschatte loonwaarde hebben van 30% tot 80% van het WML. Alvorens een loonkostensubsidie in te kunnen zetten is er een werkplek nodig alwaar een loonwaardemeting wordt gedaan. De invulling van de werkplek is mogelijk met behoud van uitkering. Bij de vaststelling van de loonwaarde is er namelijk sprake van een werkplek, waarop het werktempo, kwaliteit en inzetbaarheid van de persoon wordt vergeleken met een werknemer die de functie middels volledige loonwaarde (zgn. normfunctie) invult. Op basis van de uitkomst van de loonwaardemeting wordt de loonkostensubsidie vastgesteld. De methodiek die hiervoor (regionaal) wordt ingezet is de methodiek van Dariuz. Een verzoek tot de inzet van een loonkostensubsidie komt formeel vanuit de werkgever, maar volgt pas op het moment dat er reeds sprake is van persoonlijk contact tussen werkgever, gemeente en de werkzoekende (persoon). Na vaststelling van de loonwaarde wordt de loonkostensubsidie middels een beschikking voor de duur van maximaal een jaar vastgesteld. Na afloop van betreffende periode volgt – waar nodig - een nieuwe loonwaardemeting en bijbehorende vaststelling van de loonkostensubsidie.

Artikel 7 Beschut werk

Het aantal beschut werken plekken wordt landelijk gemaximeerd op 30.000. Wij volgen de aantallen die voor de komende jaren in de kadernota zijn vastgesteld. Beschut werk wordt alleen ingezet bij personen met een geschatte loonwaarde van maximaal 30% van het WML. Voorrang van instroom op beschut werken plekken wordt gegeven aan de personen die voldoen aan de kenmerken van VSO/Pro onderwijs, waarbij sprake dient te zijn van een minimale leeftijd van 18 jaar. Uitvoering gaat volgens het Besluit beoordeling beschut werk plaatsvinden. Hierin worden de criteria vastgelegd op basis waarvan UWV mensen beoordeelt die door gemeenten worden voorgedragen voor een advies beschut werk. Dit besluit wordt in december 2014 verwacht. Een verzoek tot een indicatie Beschut Werk aan het UWV wordt specifiek door de gemeente ingediend. De persoon die in aanmerking wenst te komen voor een indicatie Beschut Werk, kan zich middels een verzoek wenden tot de gemeente. Het UWV verstrekt de indicatie Beschut Werk. Zodra de indicatie door het UWV is afgegeven stelt de gemeente binnen 8 weken na ontvangst van de indicatie middels een beschikking vast dat de persoon tot de doelgroep Beschut Werk behoort. Er is door de wetgever geen termijn gesteld waarop er - na vaststelling dat de persoon behoort tot de doelgroep Beschut Werk - sprake dient te zijn van een werkplek met een arbeidsovereenkomst op grond van het BW. Het streven is om de persoon binnen 3 maanden na ontvangst van de beschikking geplaatst te hebben op een werkplek met een arbeidsovereenkomst op grond van het BW op basis van een vastgestelde loonwaarde. Hierbij treedt de gemeente in ieder geval niet zelf op als formeel werkgever. De loonwaarde wordt middels een beschikking voor de duur van maximaal drie jaar vastgesteld. Na afloop van betreffende periode volgt – waar nodig - opnieuw een loonwaardemeting.

Artikel 8 De no-riskpolis

De inzet van de no-riskpolis is gericht op het wegnemen van aarzelingen bij werkgevers om personen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. De no-riskpolis wordt alleen ingezet bij personen waarbij sprake is van arbeidsbelemmerende factoren op fysiek en psychisch gebied, waarbij volgens de beoordeling van de gemeente de kans op uitval reëel is.

De inzet van de no-riskpolis wordt in regionaal verband opgepakt en zal worden aanbesteedt bij een publieke of private partij. Aangesloten zal worden bij de polisvoorwaarden van de aanbieder.

Artikel 9 (Job)coaching en persoonlijke begeleiding

De inzet van jobcoaching is gericht op personen die ten tijde van het aanvangsmoment van de jobcoaching ingeschat worden op een loonwaarde tussen 30% en 80% loonwaarde en die zich kunnen ontwikkelen richting een hogere loonwaarde en/of binnen maximaal een jaar na aanvang van de jobcoaching zonder deze begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kunnen zijn.

Coaching kan zich ook richten op de voorbereidingsfase om de persoon richting zelfstandig onderschap te ondersteunen. Dit betreft de zogenaamde préstart fase. De préstart fase wordt uitgevoerd door Bureau Zelfstandigen Fryslân (BZF) en behelst een intensief advies- en begeleidingstraject dat is bedoeld om de persoon voor te bereiden op zelfstandig ondernemerschap en duurt maximaal 6 maanden. Financiering van dit traject vindt plaats vanuit het Bbz 2004. Het traject bestaat uit een intake, een oriëntatiefase en een planfase en dient voor personen in de bijstand met behoud van uitkering plaats te vinden. De persoon kan zich zowel bij de gemeente als bij het BZF melden voor een vrijblijvend gesprek over de préstart fase. De daadwerkelijke aanvraag voor een préstart traject wordt middels een aanvraagformulier ingediend bij het BZF. Hierbij geldt voor de persoon vanuit de bijstand de voorwaarde dat toestemming van de gemeente middels een beschikking nodig is.

Artikel 10 Detacheringsbaan

Het doel van een detacheringsbaan is het door de persoon opdoen van beroepsgerichte werkervaring in een arbeidsverhouding, met als einddoel doorstroom naar duurzaam reguliere ongesubsidieerde arbeid. Duurzame arbeid is de minimale duur waarmee aan de referte-eis van de WW wordt voldaan. De duur van een detacheringsbaan is maximaal 1 jaar met een eventuele verlengingsmogelijkheid van maximaal een ½ jaar.

De detacheringsbaan is bedoeld voor relatief kansrijke, maar niet direct bemiddelbare personen die - naar de inschatting van de klantmanager - na een periode van beroepsgerichte werkervaring in de vorm van een detacheringsbaan, bemiddeld kunnen worden naar duurzaam reguliere arbeid. Hierbij valt te denken aan personen die zich bevinden op trede 3+ of 4+ van de participatieladder.

Detacheringsbanen zullen in samenwerking en middels overeenkomsten met een of meerdere private partijen nader worden uitgewerkt.

Bij de inzet van een detacheringsbaan wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten waarin het volgende wordt opgenomen:

  • ·

    De concrete individuele doelstelling van de detacheringsbaan;

  • ·

    De persoonlijke leerdoelen van de persoon;

  • ·

    De begeleidingsinspanningen van de detacheerder en de inlener;

  • ·

    De verplichting dat de detacheerder de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van de persoon dient te regelen;

  • ·

    De duur van de detacheringsovereenkomst;

  • ·

    Dat er ingeval omstandigheden tijdens de detacheringsbaan die leiden tot aanpassingen in de overeenkomst (o.a. reguliere werkaanvaarding van de persoon) direct afstemming plaatsvindt tussen detacheerder en gemeente.

Artikel 11 Leerwerkplek

De leerwerkplek is de lichtere variant van de detacheringsbaan, waarbij beroepsgerichte werkervaring centraal staat, maar ook het opdoen van algemene werknemersvaardigheden een onderdeel kan zijn. Een leerwerkplek duurt maximaal 6 maanden met een eventuele verlengingsmogelijkheid van maximaal 3 maanden.

De leerwerkplek is bedoeld voor personen die naar de inschatting van de klantmanager na een periode van het opdoen van algemene werknemersvaardigheden en/of beroepsgerichte werkervaring bemiddeld kunnen worden naar en detacheringsbaan of duurzaam reguliere arbeid. Hierbij valt te denken aan personen die zich bevinden op trede 3+ van de participatieladder.

Bij de inzet van een leerwerkplek wordt een schriftelijke overeenkomst tussen persoon, leerwerkplek-organisatie en gemeente gesloten waarin het volgende wordt opgenomen:

  • ·

    De concrete individuele doelstelling van de persoon op de leerwerkplek;

  • ·

    De persoonlijke leerdoelen van de persoon;

  • ·

    De begeleidingsinspanningen van de leerwerkplek-organisatie en gemeente;

  • ·

    Een verklaring van de leerwerkplek-organisatie dat de persoon uitsluitend op additionele basis werkzaamheden gaat verrichten en er geen sprake is van verdringing van arbeid;

  • ·

    De verplichting dat de leerwerkplek-organisatie de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van de persoon dient af te sluiten;

  • ·

    De duur van de overeenkomst;

  • ·

    Dat er ingeval omstandigheden (o.a. verzuim van de persoon) direct afstemming plaatsvindt tussen de partijen.

Artikel 12 Participatieplaats

Het doel van de Participatieplaats is het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. De Participatieplaats kenmerkt zich door het verrichten van additionele werkzaamheden. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s zijn zaken waaraan gewerkt kan worden in een Participatieplaats. De duur van een Participatieplaats is maximaal 2 jaar met een eventuele verlengingsmogelijkheid van maximaal 2 jaar. De omvang van een participatieplaats dient tussen 20 en 32 uur per week te bedragen.

De participatieplaats is bedoeld voor personen die naar de inschatting van de klantmanager op het moment van aanvang van de participatieplaats maatschappelijke participatie als hoogst haalbaar doel hebben en op korte termijn geringe ontwikkelingsmogelijkheden hebben. Hierbij valt te denken aan personen die zich bevinden op trede 2.0, 2+ of 3.0 van de participatieladder.

De premie die een persoon na iedere zes maanden kan ontvangen is onderdeel van het evaluatiegesprek van de participatieplaats tussen de persoon, de organisatie waar de participatieplaats wordt ingevuld. Op grond van de uitkomst van de evaluatie wordt binnen 8 weken na de evaluatie middels een beschikking de premie toegekend of wordt van de premie afgezien.

Artikel 13 Scholing en Persoonlijk Re-integratiebudget

Uitgesloten van scholing is de persoon jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen.

Inzet van scholing is bedoeld voor personen die naar de inschatting van de klantmanager onvoldoende geëquipeerd zijn om de arbeidsmarkt te betreden en is alleen mogelijk met toestemming van de gemeente. Uitgangspunt is wel om eerst de arbeidsmogelijkheden van de persoon te verkennen waarvoor geen aanvullende scholing nodig is. Zo niet, dan dient de scholing op te leiden tot een beroep of vak met arbeidsmarktperspectief. Maximale duur van een scholingstraject bedraagt 2½ jaar. Scholing kan de persoon vanuit de gemeente worden aangeboden of kan op verzoek van de persoon worden beoordeeld. De persoon die scholing wenst te volgen dient hiervoor een onderbouwd verzoek in te dienen waarin het doel en resultaat, de duur en kosten van de scholing wordt aangegeven. Ingezette scholing vormt een onderdeel van het Plan van Aanpak.

Voor de alleenstaande ouder wiens jongste kind jonger is dan 5 jaar en hiervoor op eigen verzoek ontheffing van de arbeidsplicht heeft ontvangen, heeft de inzet van scholing prioriteit, omdat juist deze doelgroep vanwege de zorgtaken gebaat is bij een zo hoog mogelijk opleidingsniveau en hierdoor met relatief weinig uren uitkeringsonafhankelijk kan raken. Bij de inzet van scholing vindt – indien nodig – een beoordeling door de gemeente plaats of de eisen van de scholing overeenstemmen met de bekwaamheden van de persoon.

Uitgesloten van een Persoonlijk Re-integratiebudget (PRB) is de persoon jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen.

Inzet van het PRB is bedoeld voor personen die naar het oordeel van de klantmanager een voldoende onderbouwd plan met concrete doelen die leiden tot uitkeringsonafhankelijkheid hebben overlegd. Inzet van het PRB is alleen mogelijk met toestemming van de gemeente en vormt een onderdeel van het Plan van Aanpak.

Artikel 14 Ondersteuning bij leer-werktrajecten

De beoordeling of de inzet van deze ondersteuning aan jongeren:

a. van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de

kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

b.van achttien tot zevenentwintig jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

noodzakelijk is vindt plaats op basis van een advies van het RMC en geldt alleen als er geen andere adequate voorzieningen voorliggend zijn.

Hoofdstuk 5 Innovatie

Artikel 15 Innovatie

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Niet van toepassing.

Artikel 17 Citeertitel

Niet van toepassing.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Niet van toepassing.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014.
Burgemeester en wethouders van Heerenveen.
De gemeentesecretaris,
de heer F.H. Perdok
De burgemeester,
de heer T.J. van der Zwan