Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2021

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2020 met registratienummer 20.2000619;

overwegende dat de Parkeerverordening 2014 op onderdelen dient te worden geactualiseerd;

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende: Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2021

AFDELING I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen;

  • c.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder 1a van het RVV 1990, met uitzondering van tweewielige motorvoertuigen;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: hetgeen daaronder wordt verstaan in lid 5 van artikel 225 van de Gemeentewet;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computers voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die;

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift 'zone', voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • k.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Heerenveen een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen voor het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of andere communicatiemiddelen.

AFDELING II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2 Aanwijzen terreinen en weggedeelten en tijdstippen voor parkeren t.b.v. vergunninghouders

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Parkeervergunning

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      degene die staat ingeschreven als bewoner van een woning in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig waarvan het bedrijf gevestigd is in een gebied waar door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig waarvan het bedrijf gevestigd is in een gebied waar belanghebbenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • e.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbenplaatsenen/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • f.

      Een bedrijf dat gevestigd is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoen aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Beslistermijn vergunningverlening

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5 Nadere eisen van vergunning

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2. Een vergunning is niet overdraagbaar.

  • 3. Prolongatie van de vergunning vindt jaarlijks plaats per 1 maart.

  • 4. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6 Intrekken of wijzigen parkeervergunning

  • 1. Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting, conform vigerende verordening parkeerbelasting, voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om reden van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van een parkeervergunning wordt met redenen omkleed. Voordat wordt besloten tot intrekking, beëindiging of wijziging van de parkeervergunning wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. De belanghebbende wordt van het besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van de parkeervergunning schriftelijk in kennis gesteld.

AFDELING III VERBODSBEPALINGEN

Artikel 7 Verbodsbepaling parkeren zonder parkeervergunning

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbende plaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      Zonder vergunning;

    • b.

      Zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      In strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8 Oneigenlijk gebruik parkeerapparatuur

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

Artikel 9 Oneigenlijk gebruik belanghebbendenplaats en parkeerapparatuurplaats

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      Op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      Op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV STRAFBEPALING

Artikel 11 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2021".

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021 of treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2014” vastgesteld bij raadsbesluit van 2 januari 2014.

  • 3. Vergunningen, die zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2014” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2020.

De griffier,

mevrouw L. Roest-Jonkers

De voorzitter,

de heer T.J. van der Zwan