Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid

Geldend van 31-01-2002 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid

De raad van de gemeente Heerenveen;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2001;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het “Aangevuld bekostigingsbesluit revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid” van 4 december 2000;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      Een gebouwd eigendom, waaronder in ieder geval wordt verstaan een gebouw met eventuele toebehoren en of grond ten aanzien waarvan een splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden.

    • 2.

      Een ongebouwd eigendom.

    • 3.

      Een samenstel van:

      • a.

        twee of meer aaneengebouwde of aangrenzende gebouwde eigendommen; of

      • b.

        twee of meer aangrenzende ongebouwde eigendommen; of

      • c.

        aangrenzende gebouwde en ongebouwde eigendommen; voorzover voor een hiervoor genoemd samenstel van eigendommen geen splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden en voorzover voor genoemde eigendommen eenzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden aangewezen als belastingplichtige.

    • 4.

      Een samenstel van:

      • a.

        twee of meer aaneengebouwde of aangrenzende gebouwde eigendommen; of

      • b.

        twee of meer aangrenzende ongebouwde eigendommen; of

      • c.

        aangrenzende gebouwde en ongebouwde eigendommen; voorzover voor genoemd samenstel van eigendommen een splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden.

  • b.

    een eigendom: een kadastraal perceel grond

  • c.

    het bestemmingsplan:

    • 1.

      het bestemmingsplan Heerenveen-Zuid, vastgesteld 26-10-1992, goedgekeurd 03-03-1993 RO/1993-38665, nummer 15, danwel;

    • 2.

      het bestemmingsplan Industrieterrein Nieuweschoot, vastgesteld 26-04-1982, goedgekeurd 17-03-1983, nummer 12691.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam baatbelasting revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen het groen omlijnde gebied op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 mei 2001 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het verwerven danwel het beschikbaar stellen van de ondergrond van de aan te leggen c.q. te verbeteren voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      de verbetering van de ontsluitingswegen met uitzondering van de Heremaweg, de Rostergaastweg en de Industrieweg; c. de verbetering van verlichting; d. de aanleg van bebording/bewegwijzering; e. de aanleg van groenvoorzieningen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De maatstaf van heffing is het aantal volle vierkante meters kadastrale oppervlakte van de onroerende zaak voor zover die oppervlakte is gelegen binnen het gebied zoals aangegeven in artikel 2, eerste lid, waarbij op hele meters naar beneden wordt afgerond, en zover in de vigerende bestemmingsplannen sprake is van een of meer van de volgende gebruiksbestemmingen: bedrijfsdoeleinden, bedrijventerrein, doeleinden van wonen en detailhandel, horecadoeleinden, openbare nutsdoeleinden, industriële bedrijven met bijbehorende erven, agrarisch bedrijf met bijbehorend erf en nutsbedrijf met bijbehorend erf, danwel op deze bestemmingplannen verleende of in redelijkheid te verlenen vrijstellingen al dan niet ex artikel 19 WRO ten behoeve van voornoemde vormen van gebruik..

  • 2.

    Indien in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid genoemde datum en de datum van ingang van heffing van deze verordening het eigendom, bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak is danwel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van de maatstaf zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf in het gebied aangegeven in de:

    • a.

      gele kleur € 0,66;

    • b.

      blauwe kleur € 0,56 .

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bedragen zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijf jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

2.

Het belastingjaar loopt van 1 februari tot en met 31 januari daaropvolgend.

3.

De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijf jaren en een rentevoet van 6,25 %.

4.

De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de bij aanvang van het eerste belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 6,25 %.

5.

a.

Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

b.

In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

6

Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 februari 2002.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting revitalisering bedrijventerrein Heerenveen-Zuid”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 januari 2002.
De secretaris,
De voorzitter,
(drs. C.H.J. Brugman)
(drs. P.M.M. de Jonge)