Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties

Geldend van 12-12-2006 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 16-03-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties

Inleiding

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen burgemeester en wethouders) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in de rechtspositiebesluiten overwegend dwingend geregeld. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen en vast te leggen in een verordening.

Een uitgebreide toelichting op de arbeidsverhouding van wethouders en raadsleden is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Algemene bepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • c.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 26 januari 2006 Stcrt. 24 als bedoeld in artikel 22 en 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • e.

    Raadslid: lid van gemeenteraad;

  • f.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

  • g.

    Raadsfractie: een lid of leden van de raad die zich hebben verenigd tot een groep.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld.

  • 2.

    Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld.

  • 3.

    Aan het raadslid wordt een bedrag toegekend als tegemoetkoming in de verzekering van ziektekosten zoals vastgelegd in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. 4

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. 5

Artikel 7 Buitenlandse reizen

  • 1.

    Indien het raadslid in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijk reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland is vooraf toestemming van de gemeenteraad vereist.

  • 3.

    De reis wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Artikel 8 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. 6

Artikel 9 Computer

  • 1.

    Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2.

    Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 10 Spaarloonregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. 8

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1.

    Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 14 Vervanging raadsleden

  • 1.

    Een raadslid kan een verzoek indienen tijdelijk te worden ontslagen op grond van de volgende redenen:

    • a.

      zwangerschap en bevalling, waarbij de ingangsdatum ligt tussen ten hoogste zes en ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling;

    • b.

      het wegens ziekte niet in staat zijn de uitoefening van het lidmaatschap binnen acht weken te hervatten.

  • 2.

    Het verzoek dient ondersteund te worden door een verklaring van een arts of verloskundige.

  • 3.

    Het verzoek wordt niet gehonoreerd als het tijdstip waarop dit gedaan wordt ligt binnen een periode van zestien weken voor het einde van de zittingsduur.

  • 4.

    Het lidmaatschap herleeft van rechtswege met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag.

  • 5.

    Ten hoogste drie maal per zittingsperiode kan tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste lid worden verleend.

  • 6.

    Tijdens het tijdelijk ontslag behoudt het raadslid de raadsvergoeding en de helft van de onkostenvergoeding.

  • 7.

    De voorzitter van het centraal stembureau benoemt een vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag. De hoofdstukken V en W van de Kieswet zijn van toepassing, waarbij de benoeming uiterlijk op de tiende dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming wordt aangenomen. 12

  • 8.

    De vervanger ontvangt de volledige raadsvergoeding en de volledige onkostenvergoeding zoals in deze verordening is vastgelegd. Ook de overige voorzieningen zijn voor de vervanger van toepassing.

  • 9.

    De artikelen 9 en 10 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zijn niet van toepassing op de vervanger. 13

  • 10.

    Degene die als vervanger is benoemd, houdt op lid te zijn met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag, onverminderd de mogelijkheid dat het vervangende lidmaatschap op eerder tijdstip eindigt.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 15 Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Aan de wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reiskosten

  • 1.

    Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ten behoeve van de gemeente. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositiebesluit wethouders. 14

    • c.

      een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten.

Artikel 17 Dienstauto

  • 1.

    De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel ook verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2.

    De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor het reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3.

    Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van het in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 18 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 19 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 20 Computer en internetverbinding

  • 1.

    Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2.

    De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 21 Mobiele telefoon

  • 1.

    Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2.

    De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 22 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1.

    De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling of levensloopregeling.

  • 2.

    Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, terwijl deelname aan de levensloopregeling niet mogelijk is als gebruik gemaakt worden van de spaarloonregeling.

  • 3.

    De wethouder kan jaarlijks voor 1 januari kiezen voor spaarloon- of levensloopregeling.

Artikel 23 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 24 Kinderopvang

De wethouder ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van wethouder noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 25 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Het lid van een raadscommissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een raadscommissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 26 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het lid van een commissie die geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbaar vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 27 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De gemeenteraad kan een commissie uit gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk V Voorzieningen voor raadsfracties

Artikel 28 Vergoedingen raadsfracties

Bij verordening kan aan de fracties in de raad, een vergoeding worden toegekend.

Hoofdstuk VI De procedure van declaratie

Artikel 29 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard 18

Artikel 30 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7, 16 tot en met 18, 23, 26 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen twee maanden onder bijvoeging van de originele bewijsstukken ingediend bij

    • de gemeentesecretaris indien het een wethouder betreft;

    • de griffier indien het een raadslid betreft.

Artikel 31 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 8, 16 tot en met 20, 23 en 28 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid of de wethouder, voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door accordering via het financiële systeem dat in de gemeentelijke organisatie wordt gebruikt.

Artikel 32 Gebruik creditcard

  • 1.

    De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 16, 18 en 23 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door factuur met creditcardbon, binnen twee maanden aan te leveren bij de gemeentesecretaris.

  • 5.

    Na accordering door de gemeentesecretaris wordt de factuur met creditcardbon verzonden naar de afdeling Interne Dienstverlening, Team Registratie.

  • 6.

    Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7.

    Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt, mits voldaan is aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 33 Intrekking oude verordening

Met ingang van de datum bedoeld in artikel 35, lid 1 vervalt de “Verordening voorzieningen Raadsleden, Wethouders, Commissieleden, Burgemeester, Gemeentesecretaris, Raadsgriffier en Raadsfracties 2002.”

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties 2006.

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na vaststelling door de raad.

  • 2.

    Deze verordening werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 25 tot en met 27 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 15 tot en met 24 ten aanzien van de op 24 april 2006 beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. Artikel 14 werkt terug tot en met 11 oktober 2006. De artikelen 35 tot en met 37 werken voor zover het de op 24 april 2006 beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging.

  • 3.

    Deze verordening werkt voor wat betreft artikel 3, lid 3 terug tot en met 16 maart 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2006.

De griffier,
De voorzitter,

Voetnoten

  • 1.

    De gemeente is vrij om de hoogte van de vergoeding te bepalen. Wel is in het Rechtspositiebesluit een maximum bedrag opgenomen. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.

  • 2.

    Ook de hoogte van de onkostenvergoeding is gesteld op het maximumbedrag. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie, vakliteratuur, contributies/lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten/porti, zakelijke giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten thuis, excursies.

  • 3.

    De vaste kostenvergoeding kan niet onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is deze gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

  • 4.

    In de verordening is aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders. Tot 2004 werd verwezen naar de Reisregeling Binnenland, maar sinds 1 januari 2004 zijn voor politieke ambtsdragers specifieke regelingen opgesteld, waardoor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheid heeft meer op het ambt toegespitste vergoedingen op te stellen. Om deze reden wordt verwezen naar de Regeling rechtspositie wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Dit geldt voor alle vergoedingen die in principe belastingvrij vergoed worden.

  • 5.

    De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is onbelast tot het fiscaal bepaalde maximum en zijn voor het hogere deel belast.

  • 6.

    Voor cursussen e.d. op eigen initiatief gelden aanvullende voorwaarden. Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen en aangeven dat hij de aanvraag ondersteunt. De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.

  • 7.

    Een computer kan alleen onbelast vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld worden, indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Door de verstrekte laptops te vergrendelen (men kan geen eigen software toevoegen of eigen apparaten aansluiten) kan de gemeente richting belastingdienst aantonen dat deze uitsluitend zakelijk gebruikt worden.

  • 8.

    In de WAO en de WIA geldt het algemene principe dat als iemand inkomen uit arbeid ontvangt, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de uitkering. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door de vergoeding voor de werkzaamheden een grote teruggang betekent voor de hoogte van de uitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Door een lagere vergoeding voor de werkzaamheden te geven kan dit voorkomen worden.

  • 9.

    Artikel 20 van de Werkloosheidswet komt erop neer dat wanneer iemand een uitkering ontvangt op grond van die wet, deze wordt gekort met het aantal uren dat in een eventuele nieuwe functie wordt gewerkt. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Als de verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Door middel van artikel 12 wordt dit nadeel gecompenseerd.

  • 10.

    In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten.

  • 11.

    Dit artikel is gebaseerd op de Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (Staatsblad 2006, 418) en het Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding (Staatsblad 2006, 449), zijnde 11 oktober 2006.

  • 12.

    Voor de te benoemen vervanger geldt een verkorte geloofsbrievenprocedure. De procedure is opgenomen in de gewijzigde artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet.

  • 13.

    In deze artikelen zijn de aanspraken op eventuele ontslaguitkeringen en voorzieningen voor de opbouw van een ouderdomspensioen of een geldelijke voorziening bij invaliditeit en overlijden geregeld.

  • 14.

    De vergoeding kan deels belast zijn.

  • 15.

    Een wethouder is een werknemer en kan daarom gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.

  • 16.

    Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. Bij verhuizing naar de gemeente komen zij in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. In de ministeriële regeling zijn maximumbedragen opgenomen.

  • 17.

    Het is mogelijk dat als gevolg van het Belastingplan 2007 de werkgeversbijdrage gelijktijdig met de rijksbijdrage via de belastingdienst wordt vergoed. In dat geval vervalt de gemeentelijke Regeling Kinderopvang en komt dit artikel te vervallen.

  • 18.

    De gemeentelijke creditcard kan alleen gebruikt worden door de burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris.

  • 19.

    Het gaat daarbij om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van raadsleden, zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten, reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

  • 20.

    Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders, zakelijke reis- en verblijfskosten van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

  • 21.

    Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar gesteld worden voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden etc 2006 toelichting.pdf

Raadsbesluit wijziging verordening 29 maart 2007.pdf

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden etc 2006 raadsbesluit.pdf