Regeling vervallen per 23-12-2015

BIBOB beleid gemeente Heerhugowaard

Geldend van 18-01-2011 t/m 22-12-2015

Intitulé

BIBOB beleid gemeente Heerhugowaard

BIBOB

Bevordering IntegriteitsBeoordelingen door het Openbaar Bestuur 

 

  

Beleid gemeente Heerhugowaard   

 

Colofon

 

Opdracht: Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard

 

Documentatie:

Bibob-beleid gemeente Amsterdam horeca (inclusief coffeeshops), prostitutie en speelautomatenhallen, september 2003

Beleidslijn Bibob gemeente Amsterdam voor milieu, september 2004

Beleidslijn Bibob gemeente Amsterdam voor bouwen, mei 2008

Gemeente Alkmaar Beleidslijn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB, november 2004

Startpakket implementatie Wet Bibob, oktober 2006

Vijf jaar Bibob in Amsterdam, mei 2009

Handboek Bibob, F. Joosten, F. Roovers en G. Urff, 2008

 

samenstelling en redactie:   Tim Harte

                      

 

Heerhugowaard, november 2009Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave. 3

1.       Inleiding. 4

2.       De Wet Bibob. 7

2.1 Risicovolle branches. 7

2.2 Toepassingsbereik. 7

3.       Beleidslijn. 9

3.1 Subsidiariteit-en proportionaliteitsbeginsel 9

3.2 Terugwerkende kracht 9

3.3 Preventieve werking. 9

3.4 Gelijke behandeling. 10

3.5 Toepassingsgebieden. 10

3.6 Termijnen. 14

4.       Implementatie. 16

4.1 Algemene beleidsindicatoren Heerhugowaard. 16

4.2 Taken en verantwoordelijkheden. 20

4.3 Financiële aspecten. 23

5.       Overige aspecten. 25

5.1 Regionaal Informatie- en Expertisecentrum.. 25

5.2 Bescherming persoonsgegevens. 25

5.3 Bescherming van de organisatie. 26

5.4 Communicatie. 26

5.5 Ontwikkelingen Wet Bibob. 26

5.6 Inwerkingtreding. 26

 

Bijlage 1. Bibob vragenformulier 27

 

 

 

1.    Inleiding

 

Heel lang is er van uitgegaan dat de preventie en bestrijding van criminaliteit uitsluitend een taak is van politie en justitie. Pas de laatste jaren is het besef doorgedrongen dat ook het bestuur hierin een rol heeft. Het bestuur maakt immers mét politie en justitie deel uit van één overheid. Een overheid die verantwoordelijk is voor het stellen van normen en de handhaving hiervan. Indien die normen geschonden worden, moet ook het bestuur zich daartegen verweren.

 

De gemeente opereert op verschillende manieren op de economische markt. Door het doen van aanbestedingen, maar ook door regulerend op te treden. Zo is voor tal van bedrijfsactiviteiten een vergunning nodig.

 

De regelgevende taak van de gemeente heeft veelal te maken met de verdeling van schaarste. Soms ontstáát schaarste door het regulerend optreden van de gemeente. Waar schaarste is, is geld te verdienen. Niet alleen met legale, maar ook met illegale activiteiten. Het ligt dus voor de hand dat het bestuur op die terreinen waar zij regels stelt oploopt tegen al dan niet georganiseerde criminaliteit.

 

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economisch leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland.

 

Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten  is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen.

 

Sinds 1 juni 2003 hebben bestuursorganen er op dit terrein een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet Bibob).

 

Doel van de Wet Bibob

De Memorie van Toelichting bij de Wet Bibob vermeldt het volgende:

 

“Het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd, zowel wat betreft zijn bestuurlijke rol bij het verlenen van subsidies en vergunningen, als in zijn civielrechtelijke rol als contractpartij bij aanbestedingen en andere verbintenissen”.

 

Bibob is een instrument waarmee niet de zichtbare criminaliteit in de directe woon- of leefomgeving wordt aangepakt. De aandacht gaat niet naar het tegengaan van vandalisme, diefstal, overlast van of door jeugd die als risicofactoren in het integraal veiligheidsbeleid benoemd zijn. Het doel dat men voor ogen heeft met de inzet van het Bibob-instrumentarium is:

 

  • het tegengaan van de aantasting van de leefbaarheid en veiligheid in de gemeente,

  • het tegengaan van de aantasting van de rechtsorde en de bestuurlijke slagkracht,

  • het tegengaan van de verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit,

  • het faciliteren van de bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit,

  • het verminderen van de subjectieve gevoelens van onveiligheid.

 

Fraude en andere onregelmatigheden leiden tot schade voor de omgeving. Het draagvlak en het vertrouwen in de overheid en daarmee het fiscale en sociale zekerheidsstelsel worden ondermijnd. Het vele ‘zwarte’ werk dringt de reguliere ‘witte’ arbeid terug wat leidt tot werkloosheid en werkt daarmee ander criminele gedragingen in de hand.

 

Veiligheidsbeleid

De Wet Bibob staat in relatie tot het Integraal Veiligheidsplan 2008-2012, prioriteit G: organisatiecriminaliteit en integriteit. Een vorm van criminaliteit die de veiligheid aantast maar waar de directe omgeving niet altijd direct last van lijkt te hebben. Een malafide ondernemer met een vergunning leidt niet per definitie tot verloedering van woon- en leefomgeving en dus zal er niet altijd de roep zijn om er iets tegen te doen. Een ander voorbeeld is witwassen; een vorm van criminaliteit waar het niet de omgeving is die er hinder aan ondervindt, maar de fiscus.

 

In het Integraal Veiligheidsplan 2008-2012 wordt de volgende toelichting gegeven op het onderdeel georganiseerde criminaliteit:

“In 2005 zijn enkele strafbare zedenfeiten in Heerhugowaard geconstateerd. Er is echter geen sprake van een grootschalig probleem. In Heerhugowaard komen wel relatief veel hennepkwekerijen voor. Omdat de gevolgen van georganiseerde criminaliteit ingrijpend kunnen zijn voor de samenleving is het tot prioriteit benoemd.” De mogelijke uitbreiding van de reikwijdte van het Bibob-beleid wordt daarbij als maatregel benoemd.

 

De Wet Bibob verhoudt zich tot het raads- en collegedoelstelling op het punt van de aanpak van het criminele soft- en harddrugscircuit. Met name drugshandel is een vorm van criminaliteit die tot een gevoel van onveiligheid in de omgeving kan leiden. Het speelt zich voornamelijk achter gesloten deuren af maar uit zich ook in de openbare omgeving door de personen die het aantrekt. De gesloten deuren vormen met de Wet Bibob geen belemmering meer. Exploitanten waarbij verbanden met drugs gerelateerde praktijken aan het licht komen kunnen aanleiding geven tot het weigeren of intrekken van een vergunning.

 

Risico’s

De Wet Bibob heeft zich vooralsnog voornamelijk geëtaleerd in gemeente van grote omvang waar sprake is van een complexe, grootschalige problematiek met de georganiseerde criminaliteit. In de gemeente Heerhugowaard zijn vooralsnog geen indicatoren die wijzen op de aanwezigheid van dergelijke grootschalige criminele netwerken. Neveneffecten als liquidaties, afpersing zijn niet of nauwelijks aan de orde. De mogelijkheid dat deze zaken zich ontplooien is wel aanwezig. Het aantal inwoners en het bedrijfsleven zijn de afgelopen decennia sterk toegenomen en kan een voedingsbodem voor criminele activiteiten vormen. Het doel van de Wet Bibob is het tegengaan van deze ongewenste ontwikkelingen.

 

De inzet van het Bibob-instrument in de gemeente Heerhugowaard moet voornamelijk een preventieve werking hebben. Als men achterblijft met het gemeentebreed inzetten van de Wet Bibob kan het zogeheten waterbedeffect optreden. Het effect wordt in de periode van het schrijven van dit beleid tevens benoemd op het gebied van prostitutie. Bij het gemeentebestuur bestaat de vrees dat de inperking van de rosse buurt in buurgemeente Alkmaar leidt tot een toename van prostitutie in Heerhugowaard. De vergelijking met Bibob is snel gemaakt. Als omliggende gemeenten het Bibob-instrument doeltreffend toepassen zullen criminelen op zoek gaan naar gemeenten waar een soepeler beleid van kracht is.

 

De voordelen die de gemeente behaalt met het Bibob-beleid zijn niet zozeer op geld te waarderen. De Wet Bibob vormt geen inkomstenbron voor de gemeente, in tegenstelling tot partners als de Belastingdienst die geholpen is bij de Wet Bibob. De effecten voor de gemeente kunnen zich voornamelijk uiten op de lange termijn. Door de georganiseerde  criminaliteit aan de voorkant tegen te gaan ontstaat er geen probleem achteraf zoals men dat heeft in bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. Daar vraagt het veel capaciteit van het ambtelijk apparaat en is een eigen Bibob-bureau opgericht.

 

 

Risico-analyse

Een uitgebreide risicoanalyse geeft naar waarschijnlijkheid onvoldoende objectieve resultaten om een selectie te maken in de reikwijdte van het Bibob-instrumentarium. Als er vermoedens zijn van crimineel misbruik van een vergunning, biedt de huidige praktijk geen mogelijkheden om hier nader onderzoek naar te verrichten. De Wet Bibob biedt deze mogelijkheden wel. Pas bij daadwerkelijke toepassing van de Wet Bibob bij vergunningverlening, kan voldoende concrete praktijkervaring en inzicht in de bestaande risico’s worden verkregen.

2.     De Wet Bibob

 

De Wet Bibob is per 1 juni 2003 in werking getreden. In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om bepaalde vergunningen, subsidies en aanbestedingen te weigeren (of in te trekken c.q. op te zeggen) wegens - globaal gezegd - het hebben van criminele banden.

 

Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een beschikking (vergunning of subsidie) geweigerd of ingetrokken worden wanneer:

  • a.

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

  • b.

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld als dekmantel);

  • c.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

 

Ten tweede voorziet de wet in een Landelijk Bureau Bibob (LBB) dat gemeenten desgevraagd gaat adviseren of en zo ja in welke mate er sprake is van ernstig gevaar van criminele banden en daartoe diverse screeningen kan uitvoeren.

2.1 Risicovolle branches

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. [1] Deze commissie heeft een aantal criteria benoemd die kenmerkend zijn voor branches die kwetsbaar zijn voor criminaliteit. Te denken valt aan sectoren die een lage drempel van toetreding kennen (weinig diploma’s vereist) of waarvan de omzetcijfers onduidelijk zijn, en aan economische sectoren waar weinig is geregeld of de regels juist gecompliceerd zijn.

 

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de crimininaliteit zich voordoet in twee verschijningsvormen. In de transport-, horeca- en prostitutiesector is sprake van georganiseerde criminaliteit. Daarnaast zijn vormen van organisatiecriminaliteit aangetroffen in de afvalverwerkingsbranche waarbij het gaat om op zich legale ondernemingen die in het kader van de bedrijfsvoering misdrijven plegen.

 

In de bouwsector zijn vooralsnog geen criminele groepen actief. Er wordt echter gewezen op de grote kwetsbaarheid van de bouwsector. De signalen van omkoping en de situatie in het buitenland geven voldoende reden voor een preventieve aanpak.

2.2 Toepassingsbereik

Er is gekozen voor een beperkt toepassingsgebied van het Bibob-instrument. Het gaat niet alleen om sectoren waar reeds sprake is van criminele bemoeienis. Sectoren die bepaalde kenmerken vertonen die wijzen op kwetsbaarheid voor criminaliteit vallen vanuit preventief oogpunt onder het toepassingsbereik. Anderzijds moet er sprake zijn van grote belangen die op het spel staan.

 

Bij het aanwijzen van de gevallen waarin het Bibob-instrumentarium zou moeten worden ingezet, heeft de wetgever aansluiting gezocht bij het voorgaande. Niet alle bestuurlijke besluiten passen binnen het bereik van de Wet Bibob. Onder het bereik van de wet zijn gebracht:

  • 1.

    vergunningen;

  • 2.

    subsidies;

  • 3.

    aan te besteden overheidsopdrachten.

 

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de wet gebracht zijn. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of in het bij de wet behorend Besluit Bibob [2] 

Vergunningen (artikel 7, Wet Bibob)

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de milieuwetgeving, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Woningwet (bouwvergunning) onder de Wet Bibob. In het Besluit Bibob worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca, opgenomen in de APV), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en speelautomatenhallen onder de werking van de wet gebracht.

 

Subsidies (artikel 6, Wet Bibob)

Voor de subsidies geldt dat in de regeling zelf moet zijn opgenomen dat op de aanvraag of intrekking de Wet Bibob van toepassing is. De Wet Bibob geeft hiervoor geen limitatieve opsomming.

 

Overheidsopdrachten (artikel 5, Wet Bibob)

De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond van de wet zijn beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieubranche. Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met behulp van het Bibob-instrumentarium nadere invulling worden gegeven aan de daarin vermelde weigeringsgronden.

 

3.    Beleidslijn

 

Vanuit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is het aanbevelenswaardig om een beleidslijn op te stellen waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen het bestuursorgaan de Wet Bibob toepast en wanneer het daadwerkelijk een Bibob-advies aanvraagt bij het Landelijk Bureau. Hiermee wordt duidelijkheid geschept naar burgers en ondernemers die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.

3.1 Subsidiariteit-en proportionaliteitsbeginsel

Blijkens de Memorie van Toelichting[3] van de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het instrument Bibob dient dan ook een ultimum remedium te zijn. Het bestuursorgaan beoordeelt eerst zelf of er geen bestaande weigeringsgronden aanwezig zijn. Deze bestaande weigeringsgronden hebben ook betrekking op de integriteit van de aanvrager of vergunninghouder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn” of de eisen van het ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.

 

Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. Dit vindt plaats met behulp van de in artikel 30 van de Wet Bibob omschreven aanvraagformulieren. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene(n) zijn, en wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is.

Wanneer een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de vergunning.

 

Pas als de bestaande weigerings-en of intrekkingsgronden geen soelaas bieden kan toepassing van de Wet Bibob in beeld komen. De Wet Bibob is dus een ultimum remedium om een aanvraag te weigeren dan wel een vergunning in te trekken.

3.2 Terugwerkende kracht

Het is mogelijk Bibob met terugwerkende kracht toe te passen. Reeds afgegeven vergunningen kunnen worden herzien op de Bibob aspecten. Het zou ertoe leiden dat een reeds verleende vergunning ingetrokken wordt. Er zijn twee zwaarwegende aspecten die reden geven hiervan af te zien. Het toetsen van alle bestaande drank- en horeca en milieuvergunningen levert een overbelasting op voor het ambtelijk apparaat.

 

Daarnaast is met inachtneming van de historische werkelijkheid geen concrete aanleiding om de ondernemers die al jaren in Heerhugowaard zijn gevestigd plotseling te onderwerpen aan een zware Bibob-toets. Het zou kunnen leiden tot een vertrouwensbreuk tussen ondernemers en de gemeente.

3.3 Preventieve werking

De preventieve werking van het Bibob-instrumentarium uit zich op twee verschillende wijze. Enerzijds wordt de georganiseerde criminaliteit de mogelijkheid ontnomen zich te manifesteren binnen de gemeente en aan de hand van een beschikking criminele activiteiten te ontplooien. De criminele activiteiten worden van meet af aan in de kiem gesmoord. Daarmee wordt tevens voorkomen dat de gemeente in een kuil belandt waar het vervolgens met veel inspanning uit moet komen.

 

Daarnaast kan een betrokkene zelf besluiten een aanvraag om een vergunning niet in te dienen, dan wel een aangevraagde vergunning in te trekken indien blijkt dat een Bibob-toetsing plaats zal vinden.

 

Als gemeente Heerhugowaard kunnen wij niet achterblijven met een Bibob-beleid. Criminelen zoeken de weg van de minste weerstand en vertonen zogeheten ‘shop-gedrag’ waarbij zij van gemeente tot gemeente zoeken naar de aanwezigheid van Bibob in aanvraagprocedures.

3.4 Gelijke behandeling

Om willekeur bij de beoordeling van vergunningaanvragen te voorkomen heeft de gemeente de beleidslijn opgesteld. Daarin is vastgelegd wanneer en op welke wijze de toetsing van bedrijven en vergunninghouders zal plaatsvinden. Daarnaast wordt bepaald in welke gevallen advies zal worden gevraagd aan het landelijk Bureau Bibob.

 

De Wet Bibob gaat niet uit van de onschuldpresumptie een redelijkerwijs vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd door een persoon waarmee een vergunningsaanvrager/-houder in relatie staat, kan al voldoende zijn voor toepassing van artikel 3 van de Wet Bibob. Het is aan de vergunningaanvrager/-houder om middels het Bibob-vragenformulier en bescheiden aan te tonen dat hij of zij niet in relatie staat tot strafbare feiten.

3.5 Toepassingsgebieden

De implementatie van Bibob op overheidsopdrachten (aanbestedingen) hangt nauw samen met de Aanbestedingswet. In deze nieuwe wet wordt een verplichte toetsing van de integriteit van ondernemers en uitsluiting van niet-integere ondernemers geïntroduceerd. De zogeheten ‘Integriteitsverklaring aanbesteden’ (IVA).

Het wetsvoorstel is bij het schrijven van dit beleid in de ontwerpfase. De eerste opzet is verworpen en er volgt een aangepast voorstel. De Aanbestedingswet heeft waarschijnlijk invloed op de mogelijkheden van de Wet Bibob op dit terrein. De implementatie wordt uitgesteld in afwachting van ontwikkeling omtrent deze wet.

 

Subsidies is een relatief onbekend terrein in Bibob-land. Het bestuursorgaan heeft de vrijheid zelf te bepalen op welke subsidieregelingen de wet wordt toegepast. Voor opname van een Bibob-bepaling in gemeentelijke subsidieverordeningen is goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK vereist. Binnen de gemeente Amsterdam is op 1 juli 2009 een pilot van de Wet Bibob bij subsidieverstrekking van start gegaan. De duur van de pilot is bepaald op twee jaar. Na afloop van de pilot volgt een evaluatie, in afwachting van de uitkomsten van deze pilot zal een beleidslijn worden vastgesteld voor het Bibob-beleid voor subsidies in de gemeente Heerhugowaard.

 

Andere sectoren die door de onderzoeksgroep Fijnaut als gevoelig voor criminaliteit zijn bevonden worden door de overheid gereguleerd door middel van vergunningen. De beschikkingen ter zake een vergunning die vallen onder de reikwijdte van de Wet Bibob zijn als volgt:

  • - Artikel 3 van de Drank- en horecawet;

  • - Artikel 6 van de Opiumwet;

  • - Artikel 5, eerste en derde lid van de Wet goederenvervoer over de weg;

  • - Artikel 5 van de Wet personenvervoer;

  • - Artikel 8.1 van de Wet milieubeheer;

  • - Artikelen 40, eerste lid en 61a van de Woningwet.

  • - Artikel 3.2.1 van de APV gemeente Heerhugowaard

 

3.5.1 Horeca, coffeeshops, seksinrichtingen, escortbedrijven en speelautomatenhallen

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft in 1996 op verzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren (zie hdst. 2.2). Uit dat onderzoek bleek dat bepaalde branches, zoals horeca, prostitutie en speelautomatenhallen, criminogeen zijn, dat wil zeggen gevoelig voor criminaliteit. Wij hebben er reeds in 2005 voor gekozen om ondernemers in deze branches in principe altijd Bibob-formulieren te laten invullen. Deze beleidslijn beschrijft hoe de burgemeester van Heerhugowaard het Bibob instrumentarium zal toepassen met betrekking tot vergunningen voor horecabedrijven, coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

 

Horecabedrijven

  • - Vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • - Vergunningen op grond van artikel 2.3.1.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerhugowaard voor een exploitatievergunning horeca.

De gemeente Heerhugowaard telt ongeveer 100 (peiljaar 2008) horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële inrichten e.d.). In het vastgestelde horecabeleid “Horeca in goede handen” (d.d. 11 augustus 2004) is onder meer de regelgeving omtrent het verlenen van een exploitatievergunning vastgelegd. Het gebied Oud-centrum (Centrumwaard/ Middenweg) vormt vooralsnog het enige concentratiegebied. Binnen afzienbare tijd vormt zich een nieuw concentratiegebied bij het in ontwikkeling zijnde horecaplein in het gebied Stadshart. De horeca vervult daarmee een evenwichtige economische functie in het centrum van Heerhugowaard.

 

Op basis van gegevens in de periode tussen 2005 en 2008 is op te maken dat de gemeente gemiddeld genomen op jaarbasis 5 aanvragen ontvangt voor een drank- en horecavergunning.

 

Aanvragen voor een drank- en horecavergunning worden onderworpen aan een Bibob toets, met uitzondering van de volgende categorieën:

  • Slijtersbedrijven als bedoeld in artikel 1 van de drank- en horecawet.

 

In alle andere gevallen vindt een Bibob-toets plaats zoals beschreven in hoofdstuk 4 van dit beleid. Wanneer zich een wijziging in de bedrijfsvoering (bv. wijziging rechtsvorm of vergunninghouder) voordoet die in de vergunning vermeld moet worden wordt wel een Bibob-toets uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor een verlopen vergunning die opnieuw wordt aangevraagd.

 

Reeds afgegeven drank- en horecavergunningen worden in principe niet met terugwerkende kracht getoetst, tenzij bepaalde omstandigheden daar aanleiding toe geven.

 

Coffeeshops

  • - Vergunningen op grond van een gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop.

 

In Heerhugowaard mag zich volgens de “Beleidsnota Coffeeshops” één coffeeshop vestigen op een plek waarop de bestemming HORECA II ligt. Dit is vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard in het Coffeeshopbeleid (23 september 2003).

 

Op 3 mei 2005 is reeds de enige toegestane vergunning voor het exploiteren van een coffeeshop verleend. Dat maakt het niet mogelijk om nieuwe aanvragen voor een gedoogverklaring in behandeling te nemen. Mocht zich een vergunningsaanvraag voordoen die voldoet aan de gestelde normen van het coffeeshopbeleid wordt deze altijd onderworpen aan een Bibob-toets.

 

Seksinrichtingen en escortbedrijven

  • - Vergunningen op grond van artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerhugowaard voor het exploiteren van een seksinrichting of een escortservice.

 

Voor zover thans bij ons bekend bevinden er zich vooralsnog geen seksinrichtingen binnen de gemeente Heerhugowaard. Er zijn geen vergunningen verleend op grond van artikel 3.1.1. van de APV. Op 15 augustus 2000 heeft de Raad het prostitutiebeleid vastgesteld, daarin is beslist dat in Heerhugowaard maximaal twee besloten seksinrichtingen zijn toegestaan middels een ontheffing. Eén in het bestemmingsplangebied Beveland en eén in het bestemmingsplangebied Buitengebied.

 

Eventuele aanvragen worden getoetst aan artikel 3.1.1. e.v. van Hoofdstuk 3 van de APV ( Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.). Aangezien het een risicocategorie betreft worden alle aanvragen in ieder geval onderworpen aan een Bibob-toets zoals omschreven in hoofdstuk 4 van dit beleid.

 

In de evaluatie actualisatie van prostitutiebeleid (juni 2009) is gesteld dat het verlenen van een exploitatievergunning seksinrichting afhankelijk is gesteld van een positieve Bibob-toets. De APV (artikel 3.2.2) moet op dit punt nog worden aangepast.

 

Speelautomatenhallen

  • - Vergunningen op grond van artikel 2.3.3.1 van de APV van de gemeente Heerhugowaard voor het exploiteren van een speelautomatenhal.

 

Voor de exploitatie van een casino/speelautomatenhal in de gemeente Heerhugowaard is een vergunning nodig op grond van de Wet op de Kansspelen. Het systeem van de Wet op de kansspelen (artikel 30c, eerste lid sub c) is zodanig dat alleen een vergunning kan worden verleend voor een speelautomatenhal indien door de gemeenteraad een verordening is vastgesteld, waarin het exploiteren van een dergelijke hal is geregeld. In de gemeente Heerhugowaard is een dergelijke verordening niet van kracht.

 

Mocht door de gemeenteraad een verordening worden vastgesteld, waarin het exploiteren van een dergelijke hal is geregeld vindt bij alle aanvragen een Bibob-toets plaats.

 

3.5.2 Milieu

De Wet Bibob is in het kader van milieu van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 8.1 van de Wm. Er zijn twee leden aan het artikel toegevoegd die de weigeringsgrond voor Bibob geven. In artikel 8.25 Wm zijn daarnaast de gehele of gedeeltelijke intrekkingsgronden opgenomen.

 

In Heerhugowaard is de Wet Milieubeheer (Wm) op circa 1400 bedrijven van toepassing. Daarvan zijn circa 150 bedrijven vergunningsplichtig. De Zandhorst I, II en III vormen een concentratiegebieden ten aanzien van milieubedrijven. Op de bedrijven met een meldingsplicht is een Algemene Maatregel van Bestuur van toepassing, deze bedrijven vallen niet onder het toepassingsbereik. De Wet Bibob is uitsluitend van toepassing op de volgende categorie vergunningplichtige bedrijven:

 

  • - afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • - chemische bedrijven, zeefdrukkerijen, metaalbewerkingsbedrijven.

  • - autosloperijen en autoschadebedrijven

  • - vuurwerkopslagplaatsen

  • - schietbanen

 

Op basis van gegevens uit de periode 2005-2008 valt op te maken dat de gemeente gemiddeld genomen 5 vergunningaanvragen milieu op jaarbasis ontvangt.  Er heeft zich in deze periode geen enkele situatie voorgedaan waarbij een weigeringsgrond uit de wet Milieubeheer van toepassing is geweest.

 

Op alle nieuwe vergunningaanvragen in bovengenoemde categorieën wordt Bibob toegepast. Er is op de voorhand geen informatie beschikbaar op grond waarvan bepaalde sectoren uitgesloten kunnen worden.

 

Wijziging vergunninghouder

Op grond van artikel 8.20 Wm. tweede lid moet aan het bevoegd gezag worden gemeld wanneer een ander persoon de inrichting overneemt. Als het bedrijf betreft uit een categorie waarop Bibob van toepassing is vindt een Bibob-onderzoek plaats.

 

In beginsel wordt een milieuvergunning voor onbeperkte tijd verleend, in een aantal door de wetgever bepaalde gevallen is de geldigheidsduur beperkt tot tussen de drie of tien jaar.

 

Bevoegd gezag

Voor een aantal vergunningsplichtige milieubedrijven geldt dat zij onder het bevoegd gezag van de provincie Noord-Holland vallen. Het gaat in totaal om 15 bedrijven.  De provincie is in die gevallen verantwoordelijk voor het verrichten van een Bibob-onderzoek. De provincie is bezig met een traject voor het implementeren van de Wet Bibob. Naar verwachting is deze eind 2009 afgerond.

 

3.5.3 Bouwen

De Wet Bibob is alleen van toepassing op reguliere bouwvergunningen, zowel eerste en tweede fase (artikel 56a Woningwet).

In artikel 44a, eerste lid Woningwet, respectievelijk artikel 59, eerste lid onder f Woningwet is nu geregeld dat een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Met het van kracht worden van de Wet Bibob kan een bouwvergunning niet alleen geweigerd worden om onder meer planologische, welstands en bouwtechnische eisen.

 

Voor Heerhugowaard is het verstandig de Wet Bibob vooralsnog niet van toepassing te verklaren op bouwen. In afwachting van uitkomsten van regionale bijeenkomsten kan worden besloten dit alsnog in regionaal verband te doen. Derhalve is onderstaande opzet voor bouwvergunningen niet uit het beleid verwijderd.

 

De gemeente Heerhugowaard ontving in het jaar 2008 305 aanvragen voor een reguliere bouwvergunning. Daarvan zijn 7 aanvragen vergund met bouwkosten tussen de €500.000 en €1.000.000 en 12 aanvragen met bouwkosten boven de €1.000.000.

 

De zogeheten lichte bouwvergunningen vallen niet onder het toepassingsbereik. Desondanks zijn de toepassingsmogelijkheden uitgestrekt. De wens is om het instrument proportioneel in te zetten met zo min mogelijk administratieve lasten. De mate van risico wordt ten dele bepaald door omvang van de geldstromen die omgaan in een bouwproject. Er kan worden gesteld dat hoge bedragen een verhoogd risico met zich meebrengt. Door een aanneemsom als ondergrens in te stellen wordt getracht het aantal aanvragers dat te maken krijgt met de toepassing van Wet Bibob zoveel mogelijk te beperken in verband met de administratieve lasten.

 

Er wordt afgezien van het specifiek benoemen van categorieën in verband met de mogelijkheid tot omzeilen. Stel: persoon A zet een pand neer, enkele jaren later besluit hij het in te richten als een risicovolle categorie. De bouwvergunning is dan reeds verleend. De vraag is of deze op basis van artikel 59 ingetrokken kan worden. Wordt het pand ingericht als coffeeshop, horecabedrijf of seksinrichting dient een aparte vergunning te worden aangevraagd waarbij een Bibob-toets plaatsvindt.

 

Ten aanzien van de omgevingsvergunning Bouwen wordt een aanneemsom van €1.000.000 of hoger ingesteld als ondergrens. Indien een dergelijke aanvraag zich voordoet vindt in bijna alle gevallen een Bibob-toets plaats.

 

Uitzonderingen

Er zijn situaties waarbij het direct duidelijk is dat het niet nodig is een Bibob-toets uit te (laten) voeren. In afwijking van het hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunt wordt in de navolgende situaties geen Bibob-toets gedaan:

  • - aanvragen van bestuursorganen;

  • - semi-overheidsinstanties;

  • - Toegelaten woning(bouw)corporaties door Minister van VROM conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning.

  • - wanneer een vorige vergunningaanvraag niet ouder is dan 1 jaar én het opnieuw vragen van informatie geen nieuwe informatie zal opleveren én de eerder verkregen informatie geen aanleiding gaf om verder gebruik te maken van de mogelijkheden die de Wet Bibob biedt;

  • - indien maximaal 1 jaar voor indiening van de aanvraag reeds in verband met een eerdere aanvraag advies is gevraagd aan Bureau Bibob.

 

Er kan zich de situatie voordoen dat het Bibob-onderzoek nog loopt maar er reeds gestart is met bouwwerkzaamheden. In dat geval is de bouw voor het risico van de ondernemer. De gemeente dient wel kenbaar te hebben gemaakt dat een Bibob-onderzoek loopt en de gevolgen die een negatieve uitspraak heeft. 3.6 Termijnen

De termijn die staat voor de beslissing omtrent de aanvraag verschilt per vergunning, in de gemeente Heerhugowaard zijn de termijnen voor het verlenen van een vergunning als volgt:

 

Bouwvergunning

Twaalf weken na ontvangst van de aanvraag (artikel 46 eerste lid onder b Woningwet). Indien het een aanvraag om een reguliere bouwaanvraag betreft die overeenkomstig artikel 56a, eerste lid, in twee fasen wordt verleend, geldt telkens een termijn van zes weken na de ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd (artikel 46, tweede lid Woningwet).[4]

 

Milieuvergunning

Uiterlijk 6 maandenna ontvangst van de aanvraag dient een definitief besluit op de aanvraag te zijn genomen. Daarbij is het mogelijk om binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag te beslissen dat de genoemde termijnen van 12 weken en 6 maanden met een te noemen redelijke termijn verlengen.

 

Drank- en horecavergunning

Op een aanvraag wordt beslist binnen drie maanden na ontvangst van de volledige stukken (artikel 26, derde lid Drank- en horecawet).

 

Seksinrichtingen

Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen (artikel 3.3.1 APV gemeente Heerhugowaard).

 

Opschorten beslistermijn

Indien na eigen onderzoek door de gemeente wordt overgegaan tot het daadwerkelijk aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB), dient in afwachting van het Bibob-advies de beslistermijn te worden opgeschort. Op grond van artikel 32 uit de Wet Bibob moet het bestuursorgaan de betrokkene informeren over het feit dat het advies heeft gevraagd aan Bureau Bibob (mededelingsplicht).

 

Mocht dit onverhoopt door een bestuursorgaan “vergeten” worden dan zal het LBB het verzoek van het bestuursorgaan niet in behandeling nemen. Er moet een afschrift van deze mededelingsbrief bij het verzoekformulier worden gevoegd. De aanvrager kan tegen het aanvragen van een Bibob-advies door het bestuursorgaan geen bezwaar indienen. Wel kan hij besluiten zijn aanvraag in te trekken. De beslistermijn wordt opgeschort voor de duur van het onderzoek met een termijn van ten hoogste vier weken.

 

Wanneer bij het bestuursorgaan nog nadere gegevens worden verzocht door het Bureau, kan de termijn nog verder worden opgeschort (artikel 15 lid 2, Wet Bibob) tot het moment dat de gegevens bij het Bureau binnen zijn. In de praktijk zullen zich ongetwijfeld situaties voordoen, die advisering binnen de gestelde termijn van vier weken onmogelijk maken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er sprake is van een uitgebreid onderzoek naar ingewikkelde (fiscale) afschermingsconstructies.

 

Indien het advies niet binnen vier weken kan worden afgegeven, stelt het Bureau het bestuursorgaan daarvan in kennis en noemt daarbij een termijn waarbinnen het advies wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt niet meer dan vier weken (artikel 15 lid 3, Wet Bibob). Ook kan het Bureau een verlenging vragen van het onderzoek van eenmaal vier weken (artikel 15 lid 3, Wet Bibob). Bureau Bibob stelt deze vragen altijd via het bestuursorgaan.

 

Artikel 15 lid 2 van de Wet Bibob ziet er vervolgens op dat voor het stellen van deze nadere vragen de termijn voor Bureau Bibob jegens het bestuursorgaan opschort. De opschorting eindigt op de dag waarop de aanvullende gegevens door het Bureau zijn ontvangen.

 

Artikel 15 lid 2 ziet er verder op dat de termijn voor Bureau Bibob ook opschort wanneer gegevens ontbreken ten behoeve van het onderzoek door het Bureau, terwijl het bestuursorgaan die wel in het bezit heeft. Wanneer dit het geval is, mag Bureau Bibib de termijn opschorten terwijl het bestuursorgaan de beschikking wel binnen de wettelijke termijnen moet afgeven. Ook hier eindigt de opschorting op de dag waarop de gegevens door het Bureau zijn ontvangen.

4.     Implementatie

 

De implementatie van het Bibob-beleid behelst onder meer een beschrijving van de  procedures omtrent Bibob. De procedures worden doorgevoerd in de werkprocessen van de desbetreffende afdelingen om uitvoering te waarborgen. De communicatie, zowel intern als extern, en de inwerkingtreding van het Bibob-beleid zijn eveneens beschreven. In dit hoofdstuk worden de processen beschreven alsmede de taken en verantwoordelijken van de betrokken partijen bij de daadwerkelijke uitvoering.

4.1 Algemene beleidsindicatoren Heerhugowaard

Bij de beoordeling van een aanvraag zijn een aantal processen te onderscheiden. Er wordt een onderscheid te maken tussen “screening” een “lichte toets” en een “diepgaande toets”.[5] De overgang tussen de fases wordt bepaald door de aanwezigheid van een zekere mate van gevaar. De uitvoering wordt beschreven in hoofdstuk 4.2: taken en verantwoordelijkheden.

4.1.1 Screening

De screeningsfase is de zogeheten backoffice van de afdeling Omgevingsvergunning. Bij het inleveren van een vergunningsaanvraag wordt deze doorgaans doorlopen op volledigheid met een backofficemedewerker. Eventueel kan een gesprek dienen als intake waarbij de gemeente vragen kan stellen. Aan de hand van een taxatie van de aangeleverde gegevens en de mondelinge toelichting wordt bepaald of er indicaties zijn voor nader onderzoek. De uitvoering van deze fase ligt bij de afdeling Omgevingsvergunning.

 

In artikel 30 van de Wet Bibob is vastgelegd welke gegevens in ieder geval opgevraagd moeten worden. In Heerhugowaard wordt het landelijke vragenformulier gehanteerd.

 

4.1.2 Lichte toets

Met een lichte toets wordt een globaal onderzoek van de antwoorden op de vragen en van de overgelegde bescheiden bedoeld. De aangeleverde stukken worden door een geschoolde medewerker van de gemeente beoordeeld. De uitkomsten van deze beoordeling en screening kan aanleiding geven tot nader onderzoek om te komen tot een juiste afweging ten aanzien van de integriteit van een aanvrager van een beschikking of een aanbesteding. Het is hierbij van belang om over de juiste informatie te beschikken. Het zogeheten eigen huiswerk van de gemeente. De lichte toets wordt uitgevoerd door de afdeling financiën.

 

Behalve de gegevens die de aanvrager aanlevert kunnen een aantal bronnen geraadpleegd worden. Tot deze bronnen (open en half open) behoren:

 

  • Kamer van Koophandel (online)

  • Kadaster (online)

  • Hypotheekregister (online)

  • Internet in de ruimste zin van het woord (google, hyves, twitter, facebook)

  • Lexis/Nexis (licentie vereist)

  • Dun and Bradstreet (licentie vereist)

  • Gemeente Bevolkingsadministratie (GBA)

  • Afdeling Omgevingsvergunning

  • Afdeling Handhaving & Vastgoed

  • Sociale recherche (m.u.v. opsporingsinformatie)

  • De politie (m.b.t. sfeerrapportages)

 

Aangezien het privacy gevoelige informatie betreft is het van belang zorgvuldig om te gaan met de verkregen informatie. De medewerker die het onderzoek verricht is verantwoordelijk voor het voorkomen van privacyschendingen of dat informatie onrechtmatig bevraagd wordt. De bronnen die geraadpleegd worden moeten gemeld zijn bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CPB)

 

Het geldt in het bijzonder voor het raadplegen van gesloten bronnen door de gemeente. Er vindt door jurisprudentie verschuivingen plaats op dit gebied. Alvorens gesloten bronnen geraadpleegd worden is het van uitermate belang het af te stemmen met het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Tot de gesloten bronnen behoren onder andere:

 

  • Fiscale informatie van de belastingdienst op grond van artikel 43c, lid 1 onder i.

  • Informatie uit politieregisters (verloopt via RIEC)

  • Centraal Justitiële Documentatiedienst (CJD)

 

De lichte toets wordt uitgevoerd met behulp van een indicatorenlijst die landelijk is opgesteld. Komt daaruit iets opvallends naar voren, bijvoorbeeld een “merkwaardige” financiering, dan kunnen de bescheiden nauwkeuriger gecheckt worden. Dit is de diepgaande toets.

 

4.1.3 Diepgaande toets

Wanneer er op basis van de screening en lichte toets indicaties aanwezig zijn om te veronderstellen dat een of meerdere situaties zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob van toepassing zijn vindt een diepgaande toets plaats. De diepgaande toets is een verantwoordelijkheid voor het coördinatiepunt Bibob van de gemeente.

 

Indien er een bepaalde mate van gevaar of vermoedens worden vastgesteld en er een diepgaand onderzoek moet plaatsvinden geeft dit een piekbelasting voor de ambtelijke organisatie. De gemeente ontkomt er niet aan om externe expertise aan te wenden ter ondersteuning van een complex Bibob-proces. Daarmee is tevens geborgd dat het reguliere werkzaamheden niet achter blijven.

 

Allereerst dient een uitvoerig gesprek plaats te vinden tussen de gemeente (coördinatiepunt Bibob) en de desbetreffende aanvrager. Als er genoeg aanwijzingen aanwezig zijn om gemotiveerd aan te kunnen tonen dat er sprake is van ‘ernstig gevaar’ kan de vergunning direct, dus zonder advies van het Landelijke Bureau Bibob (LBB), worden geweigerd of ingetrokken op grond van de Wet Bibob.

 

Ter onderbouwing van het diepgaande onderzoek kan de geactiveerde tipfunctie (zie: 4.1.4 Tipfunctie Bibob-Officier van Justitie) in werking gezet worden door de gemeente. De Bibob-OvJ zal vervolgens adviseren of een adviesaanvraag bij het LBB noodzakelijk is.

 

Mochten er twijfels bestaan kan het LBB om advies gevraagd worden. Het LBB heeft als taak om de gemeente te adviseren over de mate van gevaar of de ernst van de feiten en omstandigheden.

 

In de volgende gevallen een adviesaanvraag aan het landelijk Bureau Bibob:

  • na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • de Officier van Justitie de gemeente adviseert om ingeval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

 

De gemeente is verplicht de aanvrager op de hoogte te stellen van de adviesaanvraag bij het LBB middels een notificatiebrief.

 

4.1.4 Tipfunctie Bibob-Officier van Justitie

Wanneer een officier van Justitie beschikt over gegevens die erop wijzen dat er verband bestaat tussen een betrokkene en strafbare feiten die gepleegd zijn of gaan worden, kan hij de gemeente adviseren een Bibob-advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob. Deze tipfunctie is verankerd in artikel 26 Wet Bibob.

 

Naast de Bibob-OvJ heeft ook de politie de mogelijkheid om op basis van artikel 15, lid 1b, van de Wet Politieregisters in bepaalde gevallen (openbare orde) de burgemeester te informeren, dergelijke zaken worden besproken in het lokale driehoeksoverleg. In de praktijk komt het voor dat de politie uit eigen beweging de gemeente in kennis stelt van ondernemers of eigenaren waarbij bestuurlijk optreden in de vergunningensfeer passend is. Omgekeerd gebeurt het ook dat de gemeente de politie benadert met het verzoek tot informatie vanwege bepaalde vergunningen.

 

De tipfunctie heeft kan drie verschillende manieren in werking gesteld worden:

 

Passieve tipfunctie

Na het uitvoeren van de lichte Bibob-toets heeft de gemeente een ‘onderbuikgevoel’ ten aanzien van de vergunningsaanvraag. De gemeente verzoekt zelfstandig of via het RIEC-NHN de politie in andere dan de reguliere politiesystemen (RBS/CIE) te kijken of er relevante informatie voorhanden is. Is dat het geval wordt de Bibob-OvJ van deze informatie in kennis gesteld. De Bibob-OvJ maakt dan de afweging of ten aanzien van deze informatie een tip wordt gestuurd naar de gemeente dat het wenselijk is ten aanzien van de bewuste vergunning advies te vragen aan het LBB.

 

Actieve tipfunctie

De politie genereert informatie die in relatie staat tot een actuele aanvraag of reeds afgegeven vergunning die onder de reikwijdte valt van de Wet Bibob. De politie legt deze informatie voor aan de Bibob-OvJ. De Bibob-OvJ maakt dan de afweging of ten aanzien van deze informatie een tip wordt gestuurd naar de gemeente dat het wenselijk is ten aanzien van de bewuste vergunning advies te vragen aan het LBB.

 

Geactiveerde tipfunctie

De gemeente heeft uit eigen wetenschap of via derden (bijvoorbeeld de pers) het gegeven ontvangen dat er mogelijk belastende informatie voorhanden is bij de politie en/of Justitie ten aanzien van een actuele aanvraag of reeds afgegeven vergunning die onder de reikwijdte valt van de Wet Bibob. De gemeente verzoekt zelfstandig of via het RIEC-NHN de politie in andere dan de reguliere politiesystemen (RBS/CIE) te kijken of er relevante informatie voorhanden is. Vervolgens verloopt het tracé op dezelfde wijze als de actieve tipfunctie.

 

Er vindt geen structureel overleg plaats tussen de gemeente Heerhugowaard en de OvJ-Bibob, waardoor de tipfunctie niet geheel uit de verf komt. Het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum is tussenkomende partij bij de tipfunctie richting zowel de politie als de Bibob-Officier van Justitie. Een convenant tussen het RIEC en de gemeente is daarbij een vereiste. In Limburg-Zuid heeft men zo een convenant afgesloten. Naar alle waarschijnlijkheid wordt het convenant tevens in de regio Noord-Holland Noord afgesloten. Het advies luidt als gemeente Heerhugowaard aan te sluiten op dit convenant om de informatie-uitwisseling te bevorderen.

 

4.1.5 Landelijk Bureau Bibob

Bij het Ministerie van Justitie is een Landelijk Bureau Bibob (LBB) opgericht. Dit Bureau heeft onder andere de taak bestuursorganen te adviseren en te begeleiden bij het toepassen van de wet. Zo worden bij het Bureau, in samenwerking met de Kopgroep[6], modelbeleidslijnen, modelhandleidingen en ander voorlichtingsmateriaal ontwikkeld die in een handboek zijn neergelegd.

 

Een andere belangrijke taak voor het Bureau is het op verzoek van bestuursorganen verrichten van onderzoeken naar eventuele criminele banden van aanvragers van een vergunning (of subsidie of van degene die in aanmerking wil komen voor een gunning van een aanbesteding). Ten behoeve van dit onderzoek kan het Bureau naast de openbare bronnen (bijvoorbeeld het Kadaster, de Kamer van Koophandel, internet) ook gesloten registraties, zoals die van de politie, justitie en fiscus, raadplegen.

Uiteraard wordt de betrokkene, de aanvrager van de vergunning zelf, onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek.

Het advies van het Bureau Bibob kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob (“gevaar van criminele banden”):

  • er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • er is sprake van mindere mate van gevaar;

  • er is sprake van ernstige mate van gevaar.

 

Het bestuursorgaan kan het advies al dan niet gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend. In het tweede en derde geval zal het bestuursorgaan een afweging dienen te maken of de vergunning wordt geweigerd c.q. ingetrokken of dat er wellicht extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Voor de inhoud van dat besluit blijft het bestuursorgaan verantwoordelijk.

 

Bij het advies geen gevaar wordt wel de volgende kanttekening geplaatst. Als een strafrechtelijk onderzoek loopt naar een persoon waar een adviesaanvraag voor wordt ingediend bij het LBB kunnen in het kader van strafrechtelijk onderzoek feiten achterwege gelaten worden. Bij het advies geen gevaar advies kan de Bibob-officier verzocht worden om te berichten over eventuele ontwikkelingen.

 

De procedure van adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob

De beslissing van het bestuursorgaan om een adviesaanvraag bij het Bureau Bibob in te dienen is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen kan daarom geen bezwaar en in een later stadium beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure. De aanvrager dient door het bestuursorgaan middels een notificatiebrief op de hoogte worden gesteld van de adviesaanvraag bij het LBB.

 

Het bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, de aanvrager/houder in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen; het Bibob-advies kan dan worden ingezien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij tegen bovengenoemd voornemen een negatieve beslissing te nemen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar alleen dat deel dat betrekking op hen heeft. Tegen de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan waarin een Bibob-advies is verwerkt kan wel bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.

 

Termijnen

Het Landelijk Bureau Bibob rondt het advies binnen een termijn van vier weken af. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd (artikel 15 Wet Bibob). In het geval van een adviesaanvraag aan het LBB, wordt de beslistermijn waarbinnen de gemeente een besluit dient te nemen, opgeschort (artikel 31 Wet Bibob). De geldigheidsduur van een advies van het LBB is op grond van artikel 29 Wet Bibob is 2 jaar.

 

Zienswijze

Artikel 33 van de Wet Bibob bepaalt dat voordat een bestuursorgaan een negatieve beslissing neemt, het de betrokkene in de gelegenheid moet stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen. Dit geldt ook voor derden genoemd in de motivering van het advies. Zij worden beschouwd als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De artikelen 4:8 tot en met 4:12 van de Awb zijn van toepassing.

 

Artikel 28 Wet Bibob bepaalt dat indien de betrokkene gebruik wenst te maken van diens recht om zijn zienswijze kenbaar te maken, hem door het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanbestedende dienst, de gelegenheid wordt geboden het advies in te zien. Hier dient het bestuursorgaan zorgvuldig mee om te gaan. Tegen het Bibob-advies zelf kan geen bezwaar- en/of beroepschrift worden ingediend, dit is namelijk geen beschikking in de zin van de Awb. Betrokkene zal moeten wachten op de beslissing van het bestuursorgaan.

 

Met betrokkene wordt de vergunningaanvrager bedoeld. Belanghebbenden zijn alle derden die worden genoemd in het advies (artikel 33, lid 2, Wet Bibob). Beiden worden door het bestuursorgaan in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze te geven over de voorgenomen beschikking.

 

Betrokkene

Indien een bestuursorgaan van plan is om een vergunning te weigeren op grond van het advies “ernstig gevaar” van Bureau Bibob is het verplicht de aanvrager in staat te stellen om hierover zijn zienswijze te geven (artikel 33, lid 1, Wet Bibob). De aanvrager mag dan voorafgaand aan de definitieve besluitvorming de gegevens inzien waarop de negatieve beschikking zal worden gebaseerd. De aanvrager heeft zo gelijk de kans om de juistheid van deze gegevens te controleren en eventueel ter discussie te stellen, zodat het bestuursorgaan haar beslissing kan heroverwegen. Dit betekent een extra controle op de bronbevraging door Bureau Bibob waarop het advies is gebaseerd. Het bestuursorgaan laat de aanvrager vervolgens weer weten of deze zienswijze de beschikking beïnvloedt. Hier gaat het dus alleen om een (voorgenomen) negatieve beschikking.

 

Belanghebbenden

Wanneer in de voorgenomen beschikking gegevens van derden zijn opgenomen waartegen deze redelijkerwijs bedenkingen zouden kunnen hebben, dan is het bestuursorgaan eveneens verplicht om deze derden naar hun zienswijze te vragen (artikel 4:8, AWB). Ook derden hebben op deze manier de kans om eventuele feitelijke onjuistheden in het advies te corrigeren. Het kan hier dus gaan om zowel positieve als negatieve beschikkingen alsook beschikkingen met aanvullende voorwaarden. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat in een positieve beschikking gegevens worden opgenomen van derden die deze in een ongunstig daglicht zouden kunnen stellen. 

Bezwaar en beroep

Een burger of ondernemer kan geen bezwaar indienen tegen een Bibob-onderzoek dat naar hem of haar wordt ingesteld. Het is wel mogelijk om in beroep te gaan tegen de uiteindelijke beschikking, inclusief het Bibob-advies. 

De gemeente is verantwoordelijk voor de genomen beslissing, inclusief de gegevens uit het advies. Het bestuursorgaan treedt dus op als tegenpartij in een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure. De bepalingen van hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn dan ook van toepassing.

 4.2 Taken en verantwoordelijkheden

Bij de uitvoering van het Bibob-beleid zijn zowel interne als externe partijen betrokken. Er volgt een opsomming met een korte omschrijving van de rol van de diverse partijen.

 

4.2.1 Ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid (OOV)

De Wet Bibob is een initiatief om het gevoel van onveiligheid te voorkomen of weg te nemen.  De burgemeester is portefeuillehouder en in hoge mate verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid heeft een adviserende en coördinerende rol ten aanzien van openbare orde en veiligheid. Met name de contacten met politie, justitie en de burgemeester maken de OOV tot een spil in het netwerk.

 

Het coördinatiepunt fungeert als contactpersoon en aanspreekpunt zowel intern als extern. In het kort de belangrijkste werkzaamheden van het coördinatiepunt op een rij:

 

  • Advisering bij Bibob onderzoeken;

  • Verantwoordelijk voor het uitvoeren van de diepgaande toets als bedoeld in hoofdstuk 4.1.3;

  • Controleren van de dossiers op inhoud: is het eigen instrumentarium optimaal toegepast?

  • Controleren of de aanvraagindicatoren die de behandelend ambtenaar heeft aangegeven, passen binnen de opgestelde beleidslijn. Komt dit verzoek in aanmerking voor een Bibob-onderzoek volgens de opgestelde beleidslijn?

  • Controleren van de dossiers op volledigheid: zitten alle benodigde documenten, diploma’s en overige papieren in het dossier? Is dit duidelijk aangegeven in een inhoudsopgave?

  • Op de hoogte stellen van de betrokkenen van de adviesaanvraag bij Bureau Bibob (mededelingsplicht) en het opschorten van de behandelingstermijn van de vergunningaanvraag (notificatiebrief).

  • Invullen van het verzoekformulier en het doorsturen van het verzoek naar Bureau Bibob.

  • Inschakelen extern adviesbureau bij een diepgaande Bibob toets.

 

4.2.2 Afdeling Omgevingsvergunning

De afdeling Omgevingsvergunning neemt een vergunningaanvraag in behandeling. Indien het een vergunning betreft die valt onder de reikwijdte van het Bibob-instrumentarium treedt de Bibob-procedure in werking. Naast de reguliere aanvraagformulieren wordt ook het Bibob-vragenformulier gevoegd. Het is raadzaam een voorlichtingsfolder aan het vragenformulier toe te voegen.

 

Zodra de aanvrager de bescheiden compleet heeft, kan op verzoek van de aanvrager een intakegesprek plaatsvinden. Tijdens het intake gesprek die aansluit op de gebruikelijke intake bij een Wabo aanvraag, wordt middels een quick scan op volledigheid gecontroleerd. Indien gegevens ontbreken wordt herstel-verzuim gegeven binnen een redelijke termijn. Het herstel-verzuim wordt schriftelijk bevestigd na het gesprek.

 

Niet meewerken aan het invullen van het Bibob-vragenformulier mag door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en kan dus direct leiden tot intrekking of weigering van de vergunning.

Het werkproces aangaande Bibob is stapsgewijs beschreven en wordt geïmplementeerd in de werkprocessen van de betrokken medewerkers van de afdeling Omgevingsvergunning. Tevens is de software (Squit) aangepast op deze processen.

 

Het proces van de aanvraag een drank- en horecavergunning ziet er schematisch als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

De afdeling omgevingsvergunning heeft globaal gezien de volgende taken in het kader van de Wet Bibob:

 

  • Bewaken van het vergunningverleningsproces als geheel en de toetsingsgrond Bibob als onderdeel daarvan.

  • Versturen van het Bibob-vragenformulier bij de aanvragen die vallen binnen de reikwijdte van de Wet Bibob als beschreven in de beleidslijn;

  • Controleren of de Bibob-vragenformulieren volledig zijn ingevuld.

  • Ontvangen vragenformulier en overige bescheiden ter inhoudelijke beoordeling uitzetten bij de afdeling Financiële Dienstverlening;

  • In geval van buiten behandeling stellen van aanvraag een brief sturen waarin aangegeven staat dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, of dat er een diepgaande Bibob-toets wordt uitgevoerd.

  • Indien er geen gevaar wordt vastgesteld de vergunningsprocedure op de gebruikelijke wijze voortzetten;

  • De afdeling omgevingsvergunning is verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen. Onderdeel daarvan is het afgeven van een vergunning binnen de gestelde termijnen.

 

4.2.3 Afdeling Financiële Dienstverlening

In den lande is bij een aantal gemeenten inmiddels de ervaring ontstaan dat vergunningverleners met moeite de lichte Bibob-toets inhoudelijk kunnen afwikkelen. In het onderzoek gehouden onder de vergunningverleners van de gemeente Heerhugowaard werd dit bevestigd. De huidige toetsingscriteria hebben betrekking op bestemmingsplannen en de inrichting van bedrijfsvoering en niet op de integriteit van de aanvrager. Het vereist dus een geheel andere kijk op een aanvraag. Het uitvoeren van de lichte toets ligt het meest in het verlengde van de afdeling Financiële Dienstverlening. Er wordt met name getoetst op de wijze van financiering van ondernemingen. Toevalligerwijs bevindt zich een medewerker met forensisch accountant als achtergrond. Het betreft een toevallige bezetting maar geeft wel een indicatie van de raakvlakken. Daarnaast is het vanuit privacy aspecten beter om een beperkte groep onderzoek te laten doen naar bepaalde personen.

 

Het proces wordt geïnitieerd door de afdeling Omgevingsvergunning door het uitzetten van de Bibob-vragenformulieren. De inhoudelijke beoordeling van de Bibob-vragenformulieren (lichte toets) wordt derhalve weggehaald bij de vergunningverleners en geconcentreerd bij een daartoe opgeleide en gespecialiseerde personen van de afdeling Financiële Dienstverlening. Zodra de aanvraag in behandeling is genomen wordt het ter advisering uitgezet bij de afdeling Financiële Dienstverlening. Er volgt een positief of negatief advies, afhankelijk daarvan wordt het dossier afgehandeld door respectievelijk de afdeling Omgevingsvergunning of Openbare Orde en Veiligheid.

 

Bij het toetsen van de aanvraag op Bibob wordt onder andere gebruik gemaakt van de indicatorenlijst. Uit verdere toetsing en onderzoek moet blijken welke beslissing er genomen kan worden op de aanvraag. De taken en verantwoordelijkheden van de afdeling Financiële Dienstverlening zijn als volgt:

 

  • Is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de lichte toets als bedoeld in hoofdstuk 4.1.2;

  • Brengt een positief of negatief advies uit aan de afdeling Omgevingsvergunning aan de hand van het Bibob-vragenformulier inclusief onderliggende documenten en onderzoek in openbare bronnen;

  • Bij een positief advies wordt het reguliere vergunningverleningsproces doorgezet, bij negatief advies wordt het coördinatiepunt Bibob van de gemeente ingeschakeld;

  • Er geldt een reactietermijn van 4 weken na ontvangst van de in behandeling genomen stukken;

  • Binnen de afdeling worden één of meerdere persoon aangewezen die de kennis en expertise heeft voor het uitvoeren van de screening;

  • Voor het uitvoeren van de taken worden de betrokken personen opgeleidt.

 

Tot een grens van 100 uur kunnen de werkzaamheden in het kader van de uitvoering van de Wet Bibob worden geïntegreerd binnen de bestaande werkzaamheden van de afdeling FD. Blijkt voorts dat het ontoereikend is zal moeten worden gekeken naar een uitbreiding van formatieplaats. Om te ervaren of de taken in de praktijk uitvoerbaar zijn wordt voorgesteld de rol van de afdeling FD voor een periode van één jaar proef te draaien, tot een grens van 100 uur.

 

Om een beeld te hebben van de tijd die gemoeid is met de praktijk van de Wet Bibob worden gedurende de periode de uren die gemaakt zijn in het kader van de Wet Bibob nauwkeurig geregistreerd door de betrokken personen.

 

4.2.5 Landelijk Bureau Bibob

Voordat het Landelijk Bureau Bibob kan worden ingeschakeld, moet de gemeente een

samenwerkingsprotocol hebben afgesloten met het bureau. Afspraken over aantallen, prijzen, contactpersonen dienen in een samenwerkingsprotocol te worden vastgelegd, zodat beide partijen precies weten waar ze aan toe zijn. Na vaststelling van de beleidsregel dient dit nog te gebeuren. Als contactpersoon namens de gemeente wordt de het coördinatiepunt Bibob aangesteld.

4.3 Financiële aspecten

De Wet Bibob vormt geen inkomstenbron voor de gemeente. De kosten van een Bibob-advies bedragen op dit moment voor een beschikking €500,- en voor een aanbesteding tenminste €500,- per te onderzoeken eenheid, met een maximum van €5000,- per advies. Het is onbekend hoe vaak een advies bij het bureau Bibob aangevraagd zal worden, dus het is lastig om een schatting te maken van de kosten.

Overwogen is om deze kosten op te nemen in de leges voor de betreffende vergunningen in de specifieke beleidslijn. Vervelend is dat deze leges enige jaren geleden flink verhoogd zijn en een nieuwe verhoging ligt gevoelig. Bovendien worden de kosten dan betaald door mensen die voor het grootste deel niks te verwijten valt (‘de goeden lijden onder de slechten’).

 

Geadviseerd wordt om de kosten voor een Bibob-advies tot een bedrag van €1.000 te dekken uit het budget Openbare Orde en Veiligheid onder de kostenplaats 4343799 “Overige goederen/diensten algemeen”. Indien het bedrag overschreden wordt moet gezocht worden naar andere middelen om de kosten te dekken. Naar schatting zou het budget toereikend moeten zijn.

 

In eerste instantie worden geen kosten doorberekend voor het uitvoeren van de lichte toets door de afdeling Financiële Dienstverlening. Het taakveld Bibob kan geïntegreerd worden binnen de bestaande werkzaamheden tot een maximum van 100 uur per jaar. Indien blijkt dat het aantal ingeruimde uren van 100 wordt overschreden zal moeten worden gekeken naar een eventuele uitbreiding van formatie.

 

Wanneer het coördinatiepunt te maken krijgt met een diepgaande toets luidt het advies een externe partij in te schakelen ter ondersteuning. Met de huidige capaciteit is deze piekbelasting nauwelijks op te vangen. De frequentie en kosten van externe partijen is op voorhand niet in te schatten. De kosten worden in eerste instantie gedekt uit het budget Openbare Orde en Veiligheid. Bij de evaluatie van het Bibob-beleid wordt gekeken of de kosten gedekt kunnen worden uit het budget of dat er een apart budget opgericht moet worden ten behoeve van Wet Bibob.

 

De Wet Bibob is een vorm van risicobeleid. Indien een uitspraak van de gemeente in een Bibob dossier leidt tot een rechtelijke uitspraak bestaat de mogelijkheid dat de gemeente als verliezende partij met een claim wordt geconfronteerd om geleden schade te vergoeden. Om rekening te houden met financiële risico’s wordt geadviseerd deze in het betreffende beleid van de gemeente op te nemen.

 

 Opleidingskosten

Ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wet Bibob gaan werken zal  daarvoor de benodigde kennis en expertise in huis moeten hebben. Pas dan kan er effectief en op de juiste wijze met het middel omgegaan worden. De desbetreffende personen zullen een basisopleiding Bibob volgen. Deze worden georganiseerd vanuit het RIEC en deelname is doorgaans kosteloos. De meeste kennis wordt echter opgedaan door in de praktijk met het instrument te werken.

 

Risico’s

De Wet Bibob is een vorm van risicobeleid. Indien een uitspraak van de gemeente in een Bibob dossier leidt tot een rechtelijke uitspraak bestaat de mogelijkheid dat de gemeente als verliezende partij met een claim wordt geconfronteerd om geleden schade te vergoeden.

Om rekening te houden met deze financiële risico’s wordt geadviseerd deze financiële op te nemen in het desbetreffende beleid.

 

5.    Overige aspecten

5.1 Regionaal Informatie- en Expertisecentrum

Op vrijdag 26 juni 2009 heeft het regionaal college Noord-Holland Noord ingestemd met het instellen van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) en bijbehorende knooppunten Alkmaar (Programmabureau Integrale Veiligheid NHN), Amsterdam, Haarlem en Zaanstad. Er komen door het hele land 10 RIEC’s. Het centrum van Noord-Holland is gevestigd in Amsterdam bij het van Traa Team.

 

Het RIEC is bedoeld om samenwerking en kennisoverdracht te organiseren op het gebied van bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, waaronder de Wet Bibob.

 

BZK financiert 50% van de kosten de overige 50% wordt door het programmabureau gefinancierd. Vooralsnog leidt het RIEC niet tot een extra bijdrage vanuit de gemeenten. De financiering is voor een periode van drie jaar (2009 t/m 2011) toegezegd.

 

Wat betreft Bibob kan het RIEC op de volgende wijze ondersteuning bieden:

 

  • Het vormen van een informatieknooppunt waarbinnen de informatie van verschillende handhavings- en opsporingsdiensten naast elkaar wordt gelegd;

  • Het van Traa-team van de gemeente Amsterdam fungeert als het kennisknooppunt Amsterdam en heeft gedurende de pilotperiode een permanent adviserende taak met betrekking tot brede bestuurlijke aanpak en meer specifiek Bibob.

  • Het ondersteunen van gemeenten bij de inzet van ter zake relevante bestaande instrumenten, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheden die de wet Bibob biedt;

  • Verrichten van een nulmeting op het gebied van kennis en implementatie om de stand van zaken per regio in beeld te brengen.

  • Het informeren van de veiligheidspartners over relevante informatie die binnen het bestuur aanwezig is. Voor de samenwerkingspartners wordt een convenant en privacyreglement opgesteld.

 

De regionale informatie- en expertisecentra vallen onder verantwoordelijkheid van een korpsbeheerder. Voor de dagelijkse aansturing is een projectleider aangewezen.

 

De exacte rol die het RIEC Noord-Holland Noord gaat vervullen is bij het schrijven van dit beleid nog niet uitgewerkt en is afhankelijk van de ontwikkelingen die het RIEC NHN de aankomende tijd gaat doormaken.

5.2 Bescherming persoonsgegevens

De in het kader van de Wet Bibob vergaarde informatie valt ook onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens. Aangezien de ingewonnen informatie privacygevoelig is, is een richtlijnen opgesteld hoe wordt omgegaan met deze gegevens. In deze richtlijn wordt tevens ingegaan op de (elektronische) opslag van de gegevens en op welke wijze deze beveiligd worden.

 

Er wordt geadviseerd Bibob-dossiers te archiveren in de kluis van de afdeling Burgerzaken. Daarnaast mag een advies van het Landelijk Bureau Bibob niet in Corsa verwerkt worden. Het is immers niet toegestaan kopieën van een Bibob-advies op te slaan.

 

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie. Op grond van het gestelde in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur vallen diverse in het kader van de Wet Bibob verstrekte gegevens niet onder de algemene informatieverstrekkingsplicht van deze wet.

 5.3 Bescherming van de organisatie

Met de Wet Bibob begeeft de gemeente zich min of meer op strafrechtelijk terrein. Als vanouds het terrein van politie, justitie en het Openbaar Ministerie. De gemeente en haar ambtenaren kunnen daarbij geconfronteerd worden met ongewenste situaties. In het kader van de Wet Bibob  kan de gemeente in aanraking komen met facetten van de georganiseerde criminaliteit.

 

De organisatie is er in de huidige situatie niet dusdanig op ingericht en voorbereidt dat er adequaat kan worden omgegaan met de risico‘s die het met zich meebrengt. Bij het weigeren van een beschikking onthoudt je criminelen van iets wat ze willem, hetgeen kan leiden tot bedreigingen en intimidatie richting een ambtenaar.

 

Het is van algemeen belang om te omschrijven hoe de gemeente handelt bij bedreiging of intimidatie van een ambtenaar.

 5.4 Communicatie

De communicatie rond de invoering van de Wet Bibob zal zowel intern als extern gericht zijn.

Intern zal aan de medewerkers voorlichting worden gegeven over de achtergronden en de uitvoering van de wet. Van belang is dat medewerkers zich ook realiseren dat de Wet Bibob een geheimhoudingsplicht bevat en overtreding van deze verplichting kan leiden tot strafvervolging. Extern zal de voorlichting gericht zijn op de ondernemers die te maken krijgen met de inzet van het Bibob instrumentarium. Aandachtspunt hierbij is te voorkomen dat ondernemers zich gecriminaliseerd voelen doordat zij het aanvraagformulier moeten invullen. Bij de communicatie richting deze doelgroepen zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande communicatiemiddelen (website en publicaties) en zal contact worden gezocht met de belangenvertegenwoordigers.

 5.5 Ontwikkelingen Wet Bibob

In 2008 hebben de ministers Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en Hirsch Ballin (Justitie) in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd de reikwijdte van de Wet Bibob te willen uitbreiden. Momenteel wordt onderzocht of de Wet in de toekomst toegepast kan worden op belwinkels, de vastgoedsector en op kansspelen.

 

Verder wordt onderzocht of de Wet verbeterd kan worden door:

  • het verstrekken van justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • nieuwe maatregelen ter verbetering van de toepassing van de tipfunctie door het Openbaar Ministerie (OM);

  • het opzetten van een landelijk register van Bibob-onderzoeken;

  • externe bezwarencommissies krijgen inzage in Bibob-adviezen;

  • direct belanghebbenden krijgen inzagerecht in Bibob-advies;

  • de invoering van een pilot implementatie Wet Bibob bij subsisieverstrekking;

  • regionale informatie- en expertisecentra krijgen inzage in Bibob-adviezen en kunnen deze aanvragen.

 5.6 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn is op 8 december 2009 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Bijlage 1. Bibob vragenformulier

 

             Algemeen Vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Invulinstructie

 

In dit formulier wordt onder meer gebruik gemaakt van meerkeuzevragen. Indien meer dan één keuze mogelijk is, staat dit aangegeven als ‘Meerdere keuzes mogelijk’. Let op! De vragen verwijzen naar bijlagen. Deze bijlagen moeten inclusief documenten worden teruggezonden. Een onvolledig ingeleverd aanvraagformulier en/of een weigering gegevens te verstrekken kan leiden tot het buiten behandeling laten van de aanvraag, dan wel het weigeren of intrekken van de vergunning (artikel 4 Wet Bibob).

 

 

 

 

 

 

1    De Vergunning

 

1A  Deze vergunning(aanvraag) betreft (vakje aankruisen):

 Vergunning artikel 3 Drank- en Horecawet

Exploitatievergunning t.b.v. horeca

Exploitatievergunning t.b.v. coffeeshop

Exploitatievergunning t.b.v. seksinrichting

Exploitatievergunning t.b.v. escortservice

Exploitatievergunning t.b.v. smart-, of growshop

Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning)

Artikel 61a Woningwet (vervreemding onroerende zaken woningcorporaties)

Artikel 8.1 Wet milieubeheer

-     de (aangevraagde) vergunning betreft een gecoördineerde vergunning(aanvraag) met:

-     een bouwvergunning

-     een lozingsvergunning

-     niet van toepassing

Artikel 5 Wet goederenvervoer

Artikel 5 Wet personenvervoer 2000

Artikel 6 Opiumwet (opiumontheffingen)

Anders, namelijk: ___________________________________________________________

 

In deze kolom zijn de bijlagen vermeld die bijgevoegd moeten worden.

 

U vindt deze op het bijlagenvel

 

1B  De (aangevraagde) vergunning voor deze locatie is

- een nieuwe vergunning een verlenging van de bestaande vergunning

- een wijziging of verandering van de bestaande vergunning

- een overname van een bestaande vergunning (de onderneming wordt daarmee de nieuwe drijver van de inrichting), ga door naar vraag 1c.

- Niet van toepassing (er is geen sprake van een vergunningaanvraag), ga door naar vraag 1d.

 

 

 

1C  Deze vraag enkel beantwoorden indien er sprake is van overname van de vergunning!

 

Vul de gegevens betreffende de overgenomen vergunning in:

Vergunningnr.: ________________________

Verleend op d.d.: ________________________

Naam vorige vergunninghouder: ________________________________________________________

 

Voeg bij deze vraag de in bijlage 1a genoemde documententoe.                                                              

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

Bijlage1a

 

 

1D  Het pand waarop deze vergunning van toepassing is

Wordt het pand waarin de onderneming wordt gevestigd gehuurd?

  Ja -> Voeg bij deze vraag de in bijlage 1b genoemde documententoe:                                       ►

 Nee -> Is het pand waarin de onderneming wordt / is gevestigd in eigendom van

aanvrager-/vergunninghouder? ->

     Ja ->            Wat was het aankoopbedrag van het pand?

         € ______________________

         Wat is de huidige WOZ-waarde van het pand?

         € ______________________

         Hoe heeft u dit toen gefinancierd?

         ____________________________________________________________________

         ____________________________________________________________________

         Voegnu de documenten genoemd in Bijlage 1c genummerd toe                                             ►

 

q     Nee à         beantwoord nu volgende vragen:

         U heeft aangegeven dat u het pand niet in eigendom heeft / huurt:

         Wie is dan de eigenaar van het pand?

         ____________________________________________________________________

         ____________________________________________________________________

         Wat voor een overeenkomst is er gesloten met betrekking tot het exploiteren van het pand?

         ____________________________________________________________________

         ____________________________________________________________________

 

         Voeg nu de documenten genoemd in Bijlage 1d genummerd toe.                                            ►

 

Ga naar

 Bijlage 1b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1c

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1d

 

1E  Deze vraag 1e enkel beantwoorden indien er sprake is van een bouwvergunning.

 

         Bent u eigenaar van het perceel waarop gebouwd dan wel verbouwd gaat worden?

 Nee à   wat is uw relatie met de eigenaar?

____________________________________________________________________

____________________________________________________________________

Heeft u toestemming van de eigenaar?

q           Nee

q            Ja àvoeg nu bijlage 1e toe.                                                                                                        ►

 Ja à      Wat zijn de verwachte bouwkosten?

€ ______________________

Waar zijn deze kosten op gebaseerd?

____________________________________________________________________

____________________________________________________________________

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1e

 

 

2        De onderneming

 

2A        Onderneming waarvoor de vergunning wordt aangevraagd of is verleend (hierna ‘de onderneming’)

 

Naam van de onderneming: __________________________________________________________

Handelsnaam: _____________________________________________________________________

Statutaire vestigingsplaats:___________________________________________________________

(is vermeld in de akte van oprichting)

Straat + huisnr. : ___________________________________________________________________

Postcode: __________________________________ Plaatsnaam: __________________________

Telefoonnr.: ________________________________  Fax: _________________________________

E-mail: ____________________________________ Burgerservicenr.:_______________________

KvK-nr.: ___________________________________

Contactpersoon : ___________________________________________________________________

Tel. contactpers: ___________________________________________________________________

 

 

 

2B  Betreft de onderneming een eenmanszaak?

 Ja à      vul hieronder uw persoonlijke gegevens in:

Achternaam: ____________________________________________________________________

Voorna(a)m(en): __________________________________________________________________

Geboortedatum:  ______ / ______/ 19 _______     Geboorteplaats: ________________________

Straat + huisnr.: _________________________________________________________________

Postcode: _______________________________   Plaatsnaam: ___________________________

Telefoonnr.: _____________________________ Fax: __________________________________

E-mail: _________________________________ Burgerservicenr.:________________________

 

Voeg nu bijlage 2a genummerd toe:                                                                                                                 ►

 Nee à   geef de ondernemingsvorm aan en vul de gegevens in:

q  Naamloze Vennootschap (NV)                             q         Besloten Vennootschap (BV)

Bij BV of NV, nr. verklaring van geen bezwaar verleend:  ________________________________

      (Dit gegeven is te vinden in de oprichtingsakte of de akte van statutenwijziging.)

q  Vennootschap Onder Firma (VOF)                       q         Commanditaire Vennootschap (CV)

q  Rechtspersoon naar buitenlands recht

      Zo ja, welk land?  __________________________________________________________

      Welke rechtsvorm?  ________________________________________________________

q  Stichting                                                                     q         Vereniging

q  Maatschap                                                                 q         Anders namelijk:

      ________________________________________________________________________

      ________________________________________________________________________

 

Voeg nu bijlage 2b genummerd toe:                                                                                                           ►

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 2a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 2b

 

2C       Bent u in de laatste drie jaren voorafgaand aan de ondertekening van dit formulier in loondienst werkzaam geweest:

 Ja à      Voeg nu bijlage 2c genummerd toe:                                                                                           ►

 Nee à   op welke wijze heeft de aanvrager / vergunninghouder in zijn/haar levenonderhoud voorzien?

q     als zelfstandig ondernemer

q     via een uitkering, namelijk: _________________________________________________

q     anders, namelijk: _______________________________________________________________________

 

 

Ga naar

 

 

Bijlage 2c

 

 

2D          Uw onderneming is een onderneming die:

 langer bestaat dan 1 jaar

         Voeg nu bijlage 2d genummerd toe:                                                                                                          ►

 korter bestaat dan 1 jaar

         Voeg nu bijlage 2e genummerd toe:                                                                                                          ►

 in de afgelopen 12 maanden is gewijzigd van ondernemingsvorm of statuten

         Voeg nu bijlage 2f genummerd toe:                                                                                                           ►

 

 

Ga naar

 

 

Bijlage 2d

 

 

Bijlage 2e

 

 

Bijlage 2f

 

 

3          Bestuur en zeggenschap

 

Geef aan welke natuurlijke- en rechtspersonen in de vijf jaar voorafgaand aan de ondertekening van dit formulier betrokken zijn (geweest) bij de onderneming, in één of meerdere van de volgende hoedanighedenFinancierBestuurder GevolmachtigdeVermogensbeheerderCommissarisProcuratiehouderBeheerderHouder van 5% of meer van de aandelen van de rechtspersoonEen andere hoedanigheid die leiding/zeggenschap/toezicht mogelijk maakt(e).

Geef dit aan in bijlage 3                                                                                                                                        

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3

 

 

4        Betrokkenheid bij andere ondernemingen

 

Is de onderneming in de afgelopen vijf jaar als bestuurder, aandeelhouder, maat of (stille) vennoot betrokken (geweest) bij andere onderneming(en),* zoals een NV, BV, CV, VOF, Stichting, rederij, maatschap of een rechtspersoon naar buitenlands recht?

*     Bijvoorbeeld als eigenaar / bestuurder / commissaris / (commanditaire en/of stille) vennoot /gevolmachtigde / beheerder / houder van 5% of meer van de aandelen van de rechtspersoon.

 Nee à                                                                                                                                       ga naar vraag 5

 Ja, de ondernemer(s) en/of onderneming zijn/is betrokken (geweest) bij andere ondernemingen:

Geef aan bij welke ondernemingen men betrokken is (geweest) en in welke hoedanigheid

in bijlage 4 en voegook de daar gevraagde documenten genummerd toe.                                            

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 4

 

 

5        Situatie van de onderneming

 

Heeft de onderneming of één of meerdere van de onder vraag 3 vermelde ondernemer(s) en/of onderneming(en) opeisbare schulden aan de Belastingdienst?

 Nee à                                                                                                                                       ga naar vraag 6

 Ja, wat voor schulden?

q   omzetbelasting

q   vennootschapsbelasting

q   inkomstenbelasting

q   anders:

      ________________________________________________________________________

      ________________________________________________________________________

      ________________________________________________________________________

 

Voeg nu de in bijlage 5 genoemde documenten genummerd toe                                                      

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 5

 

 

 

6        Wijze van financiering

 

Geef aan hoe de onderneming waarvoor de vergunning wordt aangevraagd is of wordt gefinancierd. Meerdere keuzes mogelijk.

 Door middel van een geldlening/krediet,aangegaan bij een (bank)instelling of een particulier:

 

          Voeg nu de in bijlage 6a genoemde documenten genummerd toe                                                    

 Door middel van eigen vermogen:

         Geef aan hoe dit eigen vermogen de vijf jaar voorafgaand aan de financiering is opgebouwd:

         ___________________________________________________________________________

         ___________________________________________________________________________

         ___________________________________________________________________________

 

          Voeg nu de in bijlage 6b genoemde documenten genummerd toe                                                    

 Door middel van eigen vermogen verkregen middels een erfenis of schenking:

 

          Voeg nu de in bijlage 6c genoemde documenten genummerd toe                                                    

 Anders:

         Geef aan hoe de onderneming gefinancierd is of wordt:

         ___________________________________________________________________________

         ___________________________________________________________________________

         ___________________________________________________________________________

 

          Voeg nu de in bijlage 6d genoemde documenten genummerd toe                                                    

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

Bijlage 6a

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 6b

 

 

 

Bijlage 6c

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 6d

 

 

7        Eerder aangevraagde en/of verleende vergunningen

 

7A        Hebben de ondernemer(s) en/of onderneming(en) binnen de afgelopen vijf jaar beschikt over een vergunning of een vergunning aangevraagd in het kader van:

 

Ga naar

 

 

Bijlage 7a

 

 

7B       Heeft de onderneming met betrekking tot een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals hierboven vermeld in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met één of meer van de volgende situaties?

1)         Weigering van de vergunning

2)         Intrekking van de vergunning

3)         Verstrekking onder voorwaarden

4)         Aanvraag, die nog in behandeling is

5)         Oplegging van een bestuurlijke boete

6)         Toepassing van bestuursdwang/last onder dwangsom

7)         Buiten behandeling stelling en/of intrekking van een aangevraagde vergunning

 Nee ->                                                                                                                                       ga naar vraag 8

 Ja, voeg nu de in bijlage 7b genoemde documenten genummerd toe                                              

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 7b

 

 

8        Strafrechtelijke onderzoeken en vervolging

 

Zijn de ondernemer(s) en/of onderneming(en) – genoemd bij de vragen 1 en 3 – de afgelopen vijfjaar veroordeeld, een schikking (transactie) aangegaan met het Openbaar Ministerie of anderszins in negatieve zin in aanraking geweest met Politie en/of Justitie?

 Nee ->                                                                                                                                       ga naar vraag 9

 Ja, vul de gegevens op bijlage 8 in                                                                                                            

 

 

Ga naar

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 8

 

 

9.    Verklaring

 

         De ondergetekenden verklaren: in hun hoedanigheid van bestuurders van de onderneming dan wel degene (adviseur/gemachtigde) die dit formulier namens de onderneming heeft ingevuld, dat dit formulier naar waarheid is ingevuld;dit op instructie van de bestuurders en namens de onderneming te hebben gedaan;dat zij weten volledig verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

 

 

Datum: __________________________________       Plaats: __________________________________

 

Handtekening(en), namen en hoedanigheid van de bestuurders van de onderneming:

 

 

Naam: __________________________________        Naam: __________________________________

Hoedanigheid: ____________________________       Hoedanigheid: ____________________________

 

Handtekening: ____________________________        Handtekening: ____________________________

 

Naam: __________________________________        Naam: __________________________________

Hoedanigheid: ____________________________       Hoedanigheid: ____________________________

 

Handtekening: ____________________________        Handtekening: ____________________________

 

NB:  Een onvolledig ingeleverd aanvraagformulier en/of een weigering gegevens te verstrekken kan leiden tot het buiten behandeling laten van de aanvraag, dan wel het weigeren of intrekken van de vergunning (artikel 4 Wet Bibob). Het bewust verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar in de zin van art. 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte) en kan leiden tot weigering dan wel intrekking van de vergunning (artikel 3 lid 6 Wet Bibob).