Regeling vervallen per 01-01-2016

Deelsubsidieverordening Sport

Geldend van 18-07-2012 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Deelsubsidieverordening Sport

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel d.d. 22 november 2011;

gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2011

b e s l u i t

vast te stellen de deelsubsidieverordening Sport

Deelsubsidieverordening Sport

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • ·

    a. Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2011

  • ·

    b. Instelling. Elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die zonder winstoogmerk de behartiging van door het gemeentebestuur erkende belangen als hoofddoel heeft.

  • ·

    c. Activiteiten. Activiteiten die zich richten op de inwoners van Heerhugowaard op het gebied van sport, .

  • ·

    d. Prestaties. De schriftelijk vastgelegde afspraken over de resultaten die met gesubsidieerde activiteiten moeten worden behaald. Hierbij kan de activiteit zelf de prestatie zijn of de concrete effecten van de activiteit.

  • ·

    e. Ontmoeting. Het in contact komen met anderen. Deze contacten kunnen incidenteel zijn maar ook uitmonden in een regelmatig contact, waardoor een sociaal netwerk ontstaat. Ontmoeting is voorloper van participatie en perspectief.

  • ·

    f. Participatie. Het stimuleren en bieden van mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en gebruik te maken van voorzieningen.

  • ·

    g. Perspectief. Het vergoten van kansen op studie, werk en een zinvolle tijdsbesteding.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • · 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverzoeken ten behoeve van activiteiten, gericht op inwoners van Heerhugowaard.

  • · 2. Deze verordening is niet van toepassing op regionale instellingen die vallen onder een zogenoemde gemeenschappelijke regeling.

  • · 3. Met de regionale instellingen die met een bedrijfsplan werken, worden in regionaal verband afspraken gemaakt. Deze afspraken kunnen afwijken van hetgeen in deze verordening is neergelegd. Dit laatste geldt ook voor afspraken van het college met door haar aangewezen instellingen.

  • · 4. Subsidie wordt voor een periode van maximaal vier jaar verleend.

  • · 5. De subsidie bedraagt niet meer dan het exploitatietekort van de instelling.

  • · 6. Het subsidiebedrag kan alleen op verzoek en na schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor andere dan de afgesproken activiteiten worden aangewend.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • · 1.Subsidie kan slechts voor een activiteit worden verleend, indien de activiteit bijdraagt aan:

  • · · Ontmoeting;

  • · · Participatie;

  • · · Perspectief.

Artikel 4 Algemene subsidievoorwaarden

1.De vraag.

De vraag / behoefte dient duidelijk door de aanvrager aangetoond en door het college van burgemeester en wethouders onderschreven te worden. Indien dit niet of onvoldoende het geval is, wordt geen subsidie verleend.

2.De financiële noodzaak.

Indien de activiteit, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, zichzelf kan bedruipen door bijv. het innen van contributies, het heffen van toegangsgelden, barinkomsten, sponsorgelden of andere vormen van inkomsten, en/of het bedrag van de egalisatiereserve hoger is dan de vastgestelde norm op basis van art. 14 lid 5, vindt geen subsidiëring plaats. Het college van burgemeester en wethouders kan ter ondersteuning daarvan normen vaststellen. Deze normen kunnen als bijlage bij de verordening worden gevoegd.

3.De markt.

Indien de markt mogelijkheden ziet om de activiteit aan te bieden, vindt geen subsidiëring plaats, tenzij het college van burgemeester en wethouders vindt dat het voor iedereen toegankelijk moet zijn. Onder de markt wordt verstaan alle aanbieders die niet van gemeentelijke subsidie afhankelijk zijn. Dat kunnen zowel commerciële als non-profit instellingen zijn.

4.De prestaties.

De aanvrager zal de te verwachten prestaties of resultaten aan moeten tonen. Vooraf wordt overeengekomen welke prestaties worden geleverd. Afhankelijk van de aard van de activiteit kunnen zowel input- als output-prestaties worden geëist.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in de artikel 4:35 van de algemene wet bestuursrecht en artikelen 8 en 9 van de algemene subsidieverordening wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • ·

    a. De activiteiten een overwegend religieus of politiek karakter hebben, hetgeen onder andere kan blijken uit de doelstelling, inhoud, accommodatie, doelgroep of toegankelijkheid.

  • ·

    b. De aanvrager de aanvraag of bijbehorende stukken te laat heeft ingediend;

  • ·

    c. De aanvrager beroepskrachten inschakelt die niet beschikken over een op de functie gerichte opleiding;

  • ·

    d. De aanvrager gebruik maakt van een accommodatie die voor de uitvoering van de activiteiten onvoldoende geschikt of toegerust is.

  • ·

    e. het algemene belang het lokale belang duidelijk overstijgt. Het gaat hierbij onder andere om bovenlokale liefdadigheidsinstellingen of belangengroeperingen.

Artikel 6 Doelgroep

  • · 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen (stichtingen en verenigingen) met notarieel vastgelegde statuten.

  • · 2. Een uitzondering kan worden gemaakt voor natuurlijke personen die niet meer dan € 1.000 subsidie vragen of ontvangen.

  • · 3. Landelijke of regionale instellingen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen indien het aanbod aanwijsbaar gericht is op de inwoners van Heerhugowaard én er een aantoonbare belangstelling of behoefte is vanuit de inwoners van Heerhugowaard.

Artikel 7 Procedurebepalingen

  • · 1. De aanvraag voor subsidie dient bij voorkeur voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, maar uiterlijk 14 weken voor aanvang van de activiteiten bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. De subsidie wordt aangevraagd op het daartoe door de gemeente verstrekte aanvraagformulier.

  • · 2. Voor instellingen van wie op grond van artikel 17 lid 2d van de algemene subsidieverordening een accountantsverklaring wordt verlangd geldt een uiterste indieningstermijn van 1 mei.

Artikel 8 Indieningsvereisten

  • ·

    1. In aanvulling op het gestelde in artikel 5 van de algemene subsidieverordening dienen aanvragen om subsidie vanaf € 50.000 vergezeld te gaan van een bedrijfsplan.

  • ·

    2. Een bedrijfsplan dient te bevatten:

    • o

      a. Beleidsplan:

      • · doelstelling organisatie

      • · beschrijving van de gestelde doelen, activiteiten en prestaties, alsmede de wijze waarop de prestaties worden gemeten en geregistreerd

      • · werkgebied

      • · doelgroepenbeleid

      • · toegankelijkheid van de voorziening (fysiek, financieel)

      • · afstemming van activiteiten in relatie tot andere beleidsvelden of instellingen

    • o

      b. Organisatieplan:

      • · bestuurs- en personeelsplan

      • · visie op vrijwilligersbeleid

      • · public relations en marketingplan

    • o

      c. Financieel plan:

      • · investerings-, reserverings- en onderhoudsplan, inclusief doelbeschrijving en termijnvisie

      • · exploitatiebegroting voor het eerstkomende jaar en een meerjarenraming voor de drie daaropvolgende jaren, waaronder financiële termijnvisie en toelichting

      • · balans

  • ·

    3. Het vigerende bedrijfsplan van een instelling geldt financieel als uitgangspunt voor de nieuw overeen te komen bedrijfsplanperiode.

De gemeentelijke kaders waarbinnen het bedrijfsplan opgesteld dient te worden, zijn:

    • o

      · bestuurlijke doelstellingen

    • o

      · beleidsplannen binnen diverse werkvelden

    • o

      · subsidiebeleid.

  • ·

    4. Voor het tot stand komen van een bedrijfsplan geldt de procedure in de bijlage van deze verordening.

Artikel 9 Berekening van de subsidie

  • · 1. De subsidie wordt berekend aan de hand van normen die als bijlage aan de verordening is toegevoegd.

  • · 2. In die gevallen waarin deze bijlage niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Betaling

De subsidie wordt betaalbaar gesteld, overeenkomstig onderstaand betaalschema.

  • ·

    a. Subsidiebedragen tot € 5.000 : betaling in de maand februari

  • ·

    b. Subsidiebedragen vanaf € 5.000 tot € 50.000 : betaling 50% in de maand februari : betaling 50% in de maand mei

  • ·

    c. Subsidiebedragen vanaf € 50.000 : betaling 25% in de maand februari : betaling 50% in de maand mei : betaling 25% in de maand september

Artikel 11 Vaststelling

Het bedrag van de subsidievaststelling is per instelling nooit hoger dan het bedrag van de subsidieverlening.

Artikel 12 Verdeling van het subsidieplafond

Indien het subsidiebedrag, voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen, het subsidieplafond overtreft, gelden achtereenvolgens de onderstaande verdeelregels:

  • ·

    1. Instellingen die vóór 1 april voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar, hun aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor instellingen die op of ná 1 april voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar hun aanvraag hebben ingediend (groep B);

  • ·

    2. Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep A het subsidieplafond overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de subsidieaanvragen van groep A.

  • ·

    3. Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep B ontoereikend is om alle aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen verdeeld.

  • ·

    4. Indien bij toepassing van lid 3 blijkt dat het resterende budget dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.

Artikel 13 Loon- en prijsstijgingen

  • · 1. De percentages voor loon- en prijsstijgingen wordt jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld als onderdeel van de uitgangspunten van de begroting van de gemeente.

  • · 2. Bij de bepaling van de loon- en prijscompensatie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsplangefinancierde instellingen en niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen.

  • · 3. Het bedrijfsplan, de begroting en jaarrekening van een bedrijfsplangefinancierde instelling dient inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven. De looncompensatievoor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het loongevoelige deel van hetsubsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X) en de prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt berekendover het prijsgevoelige deel van het subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X).

  • · 4. Binnen de niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die een subsidie ontvangen tot € 5.000,- per jaar en instellingen die € 5.000,- of meer subsidie ontvangen per jaar.

  • · 5. Instellingen met een subsidie tot € 5.000,- per jaar ontvangen alleen een prijscompensatie De prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het totale subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X).

  • · 6. Instellingen met een subsidie van € 5.000,- of hoger per jaar ontvangen conform lid 3 een loon- en prijscompensatie. De begroting en jaarrekening van deze instellingen dient inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven. 7.Indien de loon- en/of prijscompensatie hoger is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan dient het meerdere na afloop van het subsidiejaar te worden toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien de loon- en/of prijscompensatie lager is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan kan het tekort worden onttrokken aan de egalisatiereserve.

Artikel 14 Reserveringen en voorzieningen

  • · 1. Bestemmingsreserveringen en voorzieningen zijn alleen toegestaan indien zij onderdeel uitmaken van de subsidieaanvraag en in de beschikking tot toekenning zijn vermeld.

  • · 2. De volgende reserves en voorzieningen worden onderscheiden:

    • o

      · Egalisatiereserve: voor het opvangen van schommelingen in de exploitatie

    • o

      · Bestemmingsreserve: voor periodieke investeringen op basis van een meerjarenplan

    • o

      · Voorzieningen: voor redelijkerwijs te verwachten betalingsverplichtingen.

  • · 3. De hoogte van de toegestane reserves en voorzieningen is afhankelijk van de aard van de organisatie en haar activiteiten. Het college van burgemeester en wethouders kunnen hiervoor normen vaststellen.

  • · 4. Het is instellingen toegestaan het positieve verschil tussen het bedrag van de subsidieverlening en de (lagere) subsidievaststelling toe te voegen aan de egalisatiereserve.

  • · 5. De egalisatiereserve mag maximaal 10% bedragen van de gemiddelde inkomsten van de instelling over de afgelopen 4 jaar.

Artikel 15 Terugvordering

  • · 1. De instelling is bij beëindiging van de subsidie, bij vervreemding van roerende en onroerende zaken of bij wijziging van de bestemming, zoals deze door het college van burgemeester en wethouders met de instelling is overeengekomen, aan de gemeente Heerhugowaard een vergoeding verschuldigd, die na overleg met de instelling door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de desbetreffende raadscommissie(s) voor advies, wordt vastgesteld.

  • · 2. Bij de bepaling van de vergoeding houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de mate waarin de subsidie van de gemeente heeft bijgedragen tot het verwerven en/of verbeteren van de eigendommen en met eventuele bijdragen van andere geldschieters en van particulieren.

Artikel 16 Verplichtingen

Het college van burgemeester en wethouders kan aan de subsidiëring aanvullende voorwaarden verbinden, voor zover dit naar verwachting de kwaliteit verbetert of de resultaten beter zichtbaar en verantwoord kunnen worden.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 18 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de subsidieverordening waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 19 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Deelsubsidieverordening Sport

Heerhugowaard, 6 december 2011

Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard,

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1 Deelverordening Sport:

Normen voor berekenen subsidie conform artikel 9 lid 1.

Sport:

Buitensport

Criteria :

Minimum aantal leden: 50

De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt

opgebouwd :

Contributienorm jeugd

Contributienorm volwassenen

% neveninkomsten

Atletiek

60

100

30

Honk-/softbal

60

100

50

Handbal

60

100

50

Voetbal

60

100

65

Kanoën

60

100

30

Triathlon

60

90

15

Korfbal

58

115

30

Hockey

90

125

30

Roeien

90

125

30

Sport: Binnensport

Criteria :

Minimum aantal leden: 30

De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt opgebouwd :

Contributienorm jeugd

Contributienorm volwassenen

% neveninkomsten

Gymnastiek

60

100

15

Volleybal

58

100

15

Badminton

90

125

15

Zwem/polo

130

170

15

Basketbal

85

120

15

Bowls

60

100

15

Aangepast sporten

15

Zwemmen

55

85

15

Rolstoeldansen

45

80

15

Showdown

45

80

15

Subsidienorm:

Organisatiekosten: €17 per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afdracht centrale organen: €42 per lid (maximaal)

Kostennorm trainer senioren: €2.768 tot/per 100 leden

Kostennorm trainer junioren: €2.768 tot/per 100 leden

Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog een bijdrage van € 2.768

  • ·

    - alle hiervoor gehanteerde normbedragen/bedragen per lid e.d. zijn maximumbedragen, Indien de werkelijke kosten lager zijn, wordt van de werkelijke kosten uitgegaan.

  • ·

    - De percentages neveninkomsten zijn gebaseerd op ervaringsgetallen

  • ·

    - Heerhugowaardse verenigingen met leden van buiten de gemeente, kunnen aanspraak maken op de volledige bekostigingsbijdrage indien het aantal Heerhugowaardse leden minimaal 50% is. Er vindt een korting op de bijdrage plaats gelijk aan 3x het percentage van de niet-Heerhugowaardse leden boven de 50%. Voorbeeld: Een Heerhugowaardse vereniging met 70% leden van buiten de gemeente krijgt een korting op de bekostigingsbijdrage van 60%.

Bijlage 2 Deelverordening Sport:

procedure bedrijfsplan conform artikel 8 lid 4

Start: Twee jaar voor het verstrijken van de bedrijfsplanperiode

Periode januari tot juli:

De lopende bedrijfsplanperiode wordt met de instelling tussentijds geëvalueerd. De maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken bij de beleidsverwachting voor de nieuwe bedrijfsplanperiode.

Aansluitende periode juli tot oktober:

De instelling ontwikkelt op basis van het subsidiebeleid een concept-bedrijfsplan en geeft de financiële consequenties aan.

Aansluitende periode oktober en november:

  • ·

    - Gemeente en de instelling voeren overleg over het concept-bedrijfsplan en het budgettaire beslag;

  • ·

    - Over de uitvoering van gemeentelijk beleid en het daarop betrekking hebbend budget dient tussen gemeente en instelling consensus te worden bereikt.

Aansluitende periode december en januari:

-Het college van burgemeester en wethouders neemt een voorlopig standpunt in over het

concept-bedrijfsplan.

Aansluitende periode februari en maart:

De instelling stelt de definitieve versie van het bedrijfsplan op.

Aansluitende periode april tot en met december;

voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe bedrijfsplanperiode:

Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders vindt plaats binnen de procedure van de ASV.