Regeling vervallen per 12-05-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard houdende regels omtrent het objectenbeleid

Geldend van 05-06-2020 t/m 11-05-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard houdende regels omtrent het objectenbeleid

Objectenbeleid gemeente Heerhugowaard

Inleiding

Aanleiding voor deze beleidsnotitie is de grootschalige uitbreiding / renovatie van het stadshart van Heerhugowaard. Door deze ontwikkeling is de noodzaak om beleid rond uitstallingen en niet-horeca-terrasjes te formuleren naar voren gekomen.

Om samenhang en integraliteit van het beleid te waarborgen, zal de beleidsnotitie niet alleen betrekking hebben op uitstallingen, maar op àlle objecten die op of aan de weg worden geplaatst, zoals tijdelijke reclameborden, bouwborden en puincontainers.

De uitgangspunten voor het opstellen van het conceptbeleid zijn geweest:

  • -

    eenvoudig en begrijpelijk beleid;

  • -

    eenvoudig uit te voeren en te handhaven;

  • -

    draagvlak, zowel maatschappelijk, ambtelijk als politiek;

  • -

    verlaging van administratieve lasten voor burgers en organisatie;

  • -

    afstemming met bestaand, overig beleid van de gemeente, zoals het

    terrassenbeleid.

Daarbij is rekening gehouden met het feit dat gemeente Heerhugowaard zichzelf een opdracht tot deregulering heeft gesteld. In het geval van het plaatsen van objecten in de openbare buitenruimte kan dat worden bereikt door het vergunningstelsel uit de APV te halen en te vervangen door een stelsel van algemene regels, waaraan men zich moet houden. Met deze wijziging, die in 2010 is doorgevoerd, is de model Apv van de VNG gevolgd.

Artikel 2:10 van de APV luidt als volgt:

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, indien:

    • a.

      het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

    • b.

      het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden.

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; en

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening Noord-Holland.

  • 7.

    Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:10 van de Apv geeft een breed gestelde algemene regel. Er mogen voorwerpen worden geplaatst zolang de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht en aan de andere voorwaarden in het eerste lid wordt voldaan. Voordeel is dat het de klant gemakkelijker wordt gemaakt, omdat in de meeste gevallen geen vergunning of ontheffing meer hoeft te worden aangevraagd. Tegelijkertijd levert de wijziging een aanzienlijke vermindering van de werklast op voor de gemeente.

Mogelijk nadeel schuilt in het feit dat voortaan de burger zelf dient af te wegen of het plaatsen van een object de verkeersveiligheid in gevaar brengt, etc. De verantwoordelijkheid wordt met andere woorden in eerste instantie bij de burgers en bedrijven gelegd. Als de gemeente wenst op te treden omdat zij van mening is dat het verbod van het eerste lid wordt overtreden, zal de gemeente dat goed moeten motiveren. Het is duidelijk dat al snel discussie kan ontstaan. Het vraagt meer inschattingsvermogen van bewoners, bedrijven en van de (handhavers van de) gemeente.

Om al te veel discussie te voorkomen, kan het college van burgemeester en wethouders beleidsregels vaststellen ten aanzien van enkele veel voorkomende categorieën objecten die in de openbare ruimte worden geplaatst. Op deze wijze geeft de gemeente als het ware vooraf aan wanneer zij van mening is wanneer wel en wanneer niet aan de algemene regel van artikel 2:10, eerste lid, wordt voldaan. In deze notitie worden dergelijke beleidsregels gegeven en toegelicht.

Deze beleidregels zijn overigens geen nadere regels, zoals bedoeld in het voorgestelde nieuwe artikel 2:10, tweede lid, van de APV. Het verschil tussen beleidsregels en nadere regels, zit hem in de gebondenheid van het bestuur aan de betreffende regels. Nadere regels moeten worden beschouwd als ‘echte’ regelgeving, waarvan niet kan worden afgeweken. Beleidsregels zijn flexibeler. Van beleidsregels mag, moet zelfs, worden afgeweken indien toepassing gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Door met beleidsregels te werken behoudt de gemeente de mogelijkheid om maatwerk te blijven verrichten in individuele gevallen.

Overigens kunnen burgers en bedrijven, wanneer zij toch objecten willen plaatsen die niet binnen de door het college gestelde beleidsregels passen, altijd nog een ontheffing aanvragen op grond van artikel 2:10, derde lid. De gemeente kan vervolgens het concrete geval beoordelen.

Uitstallingen

Vooral bij ondernemers leeft de wens om voor hun winkel objecten te plaatsen die de aandacht op de onderneming vestigen. Te denken valt aan kledingrekken en -bakken, speelgoedtoestellen maar ook terrassen bij niet-horeca inrichtingen zoals bakkerswinkels of viswinkels. Dergelijke uitstallingen passen binnen een stedelijk gebied en verlevendigen ook het straatbeeld. Aan de andere kant moet er voor worden gewaakt dat in de openbare ruimte een wirwar van uitstallingen ontstaat. Het objectenbeleid beoogt een balans te vinden tussen enerzijds de belangen van ondernemers en anderzijds het algemeen belang van een ordelijke openbare ruimte.

Mede om die reden dienen de uitstallingen na sluitingstijd opgeruimd te worden. Het objectenbeleid ten aanzien van terrassen bij niet-horeca gelegenheden is, voor zover relevant, afgestemd op het terrassenbeleid voor horecagelegenheden.

Wat overigens belangrijk is om te realiseren, is dat de reikwijdte van artikel 2:10 van de Apv heel breed is. Het begrip “weg” is in de Apv ruim omschreven. Zo kan ook particulier terrein onder de werkingssfeer van de Apv vallen, namelijk wanneer de betreffende plaats feitelijk voor publiek toegankelijk is. Dat betekent dat de beleidsregels die in deze notitie zijn neergelegd, ook kunnen gelden voor het plaatsen van objecten op particulier terrein. Dat zal zich met name bij winkel-uitstallingen voordoen.

Uitstallingen binnen de bebouwde kom

Binnen de bebouwde kom is een goede ordening van de openbare ruimte van groot belang. Voorkomen moet worden dat door het plaatsen van uitstallingen voetgangers in het gedrang komen. Ook moet de vrije doorgang van hulpdiensten gewaarborgd blijven. Om dit te bereiken is een bepaling opgenomen dat het plaatsen van uitstallingen slechts is toegestaan indien de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid niet in het geding is. Onder de verkeersveiligheid wordt mede begrepen de vrije doorgang van hulpdiensten. In het belang van de voetgangers is opgenomen dat op het voetpad tenminste een vrije doorgang van 1.50 meter gewaarborgd moet zijn. Op die manier blijft het voetpad ook voor rolstoelgebruikers toegankelijk. De uitstalling mag voorts niet breder zijn dan de breedte van het pand waar het bij hoort en niet dieper dan 1.20 meter, gemeten vanaf de pui. Dit laatste is om te voorkomen dat, omdat de breedte van het voetpad het toelaat, er zeer grote uitstallingen geplaatst kunnen worden. Dit zou immers het uiterlijk van de openbare ruimte geen goed doen. De uitstallingen mogen ook niet geplaatst worden voor deuren en ramen die als vluchtweg gebruikt kunnen worden. Dit is uiteraard in het kader van de veiligheid. Tot slot zijn twee bepalingen opgenomen over het uiterlijk van de uitstalling. De uitstalling dient netjes en ordelijk te zijn en er mag geen sprake zijn van een welstandsexces. Deze laatste bepalingen zullen in de praktijk alleen gebruikt wordt indien er sprake is van extremiteiten.

Uitstallingen buiten de bebouwde kom

Buiten de bebouwde kom is in het algemeen meer ruimte voorhanden voor het plaatsen van uitstallingen. Daarbij is het vaak ook rustiger op de weg. Om die reden is voor uitstallingen buiten de bebouwde kom niet de voorwaarde opgenomen hoeveel vrije doorgang er op voetpaden moet worden overgelaten, wat de maximale diepte is van de uitstalling en dat de uitstalling niet breder mag zijn dan de breedte van het bedrijfspand. Verder gelden er voor uitstallingen buiten de bebouwde kom dezelfde regels als binnen de bebouwde kom.

Terrassen

In artikel 2:28 van de APV is de terrasvergunning geregeld. Dit artikel is alleen van toepassing op horecaondernemingen. Terrassen bij niet-horeca ondernemingen vallen niet onder deze bepalingen. Hierbij moet worden gedacht aan terrasjes bij viswinkels of bakkerswinkels. Het plaatsen van stoelen en tafels bij dit soort winkels vallen dan ook onder artikel 2:10 van de APV. Ook voor deze terrassen geldt dat ze de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid niet mogen belemmeren en dat de tafels en stoelen eenvoudig verplaatsbaar dienen te zijn.

De terrassen dienen na sluitingstijd van de onderneming opgeruimd te worden.

Verder is, voor zover mogelijk, aangehaakt bij het terrassenbeleid uit 2003 wat voor horeca terrassen van toepassing is. Zo is de minimale vrije doorgang op voetpaden van 1.50 meter gelijk aan het terrassenbeleid. Hetzelfde geldt voor de eis dat de tafels en stoelen van hoogwaardig, brandveilig materiaal moeten zijn en moeten passen bij het pand waartoe het terras behoort.

Overige objecten

Het voert te ver om alle mogelijke objecten te noemen in dit beleid. Feitelijk kan ieder object worden getoetst aan de algemene regels van artikel 3.1. Voor het plaatsen van overige objecten gelden grotendeels dezelfde regels als voor uitstallingen, alleen is hier geen onderscheid tussen binnen of buiten de bebouwde kom opgenomen. De regeling voor overige objecten is bijna gelijk aan de regeling voor uitstallingen binnen de bebouwde kom. Enkele bepalingen die specifiek op uitstallingen betrekking hebben, ontbreken bij de regeling voor overige objecten. Voor bouwobjecten is een speciaal regime opgesteld.

Bouwobjecten

Het komt regelmatig voor dat particulieren of aannemers ten behoeve van (ver)bouw- of sloopwerkzaamheden tijdelijk een puin- of opslagcontainer, een hoogwerker of kraan, een toiletunit of een (schaft)keet voor het perceel willen plaatsen. Deze bouwobjecten mogen alleen geplaatst worden op openbare parkeerplaatsen met als voorwaarde dat slechts twee parkeerplaatsen mogen worden bezet. Dit om de parkeerdruk in de wijken niet te veel te belasten. De bouwobjecten mogen slechts geplaatst worden tijdens de duur van de werkzaamheden met een maximum van 14 dagen. Dit om te voorkomen dat de parkeerplaatsen lang worden ingenomen door de objecten. Indien de objecten vanwege de duur van de werkzaamheden langer dan 14 dagen moeten blijven staan, moet een ontheffing worden aangevraagd. Om te voorkomen dat bewoners of bedrijven bij herhaling twee weken een container of ander bouwobject plaatsen, is bepaald dat de maximum periode van 14 dagen per bouwobject per jaar geldt.

De objecten mogen niet geplaatst worden op het voet- of rijpad. Indien dit bijvoorbeeld vanwege de inrichting van de straat of de noodzakelijke werkzaamheden toch noodzakelijk is, dan zal een ontheffing moeten worden aangevraagd. Opgemerkt dient te worden dat steigers voor de toepassing van dit beleid niet onder het begrip bouwobjecten vallen. Dit omdat steigers van nature tegen de gevel geplaatst dienen te worden. De plaatsing van steigers wordt getoetst aan de bepalingen van artikel 3.1. (overige objecten).

Ten aanzien van losse voorwerpen of stoffen die bewoners of aannemers kortstondig op de weg plaatsen bij de uitvoering van werkzaamheden, zoals gestort zand of een partij stenen, is het wenselijk een korte termijn te hanteren. Ten eerste is er doorgaans geen noodzaak om deze materialen zo lang op te slaan op de openbare weg. Ten tweede brengen dergelijke losse voorwerpen of stoffen de (verkeers)veiligheid eerder in gevaar dan duidelijk zichtbaar en moeilijk te verplaatsen objecten als containers en keten. Daarom geldt dat dergelijke losse voorwerpen of stoffen voor zonsondergang van de weg verwijderd moeten zijn. Voorts mogen in verband met de verkeersveiligheid geen losse voorwerpen of stoffen worden geplaatst op wegen waar 50 km/uur of harder gereden mag worden. Daarnaast wordt in de bermen een obstakelvrije zone van 60 centimeter aangehouden.

Tijdelijke reclameobjecten

Algemeen

In 2007 heeft het college van B&W het reclamebeleid vastgesteld. Dit beleid geldt alleen voor permanente reclames. Het tijdelijk plaatsen van reclameobjecten valt niet onder het reclamebeleid maar onder het objectenbeleid. In Heerhugowaard geldt het beleid dat het plaatsen van reclameobjecten alleen is toegestaan indien het gaat om het aankondigen van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard of Langedijk worden gehouden, dan wel om het vestigen van aandacht op een ideëel doel. Reclames of aankondigingen die een maatschappelijk belang dienen worden ook toegestaan.

Hoewel het gebruikelijk is om één evenement of activiteit op het reclameobject te vermelden, is het toegestaan meerdere evenementen of activiteiten op het reclameobject te vermelden. Ook is het toegestaan één activiteit of evenement dat op meerdere data plaatsvindt op het reclameobject te noemen. Te denken valt aan een aantal voorstellingen die door een schouwburg worden georganiseerd of een informatie-avond welke op meerdere dagen wordt gehouden. Het evenement dat of de activiteit die als eerste plaatsvindt is leidend voor de bepaling van het moment van plaatsen en verwijderen van de reclameobjecten.

Aanprijzing van producten (handelsreclame) wordt slechts mondjesmaat toegestaan op reclameobjecten, het mag nooit de overhand krijgen op de reclame-uiting.

Wanneer sprake is van de aankondiging van een incidenteel evenement of incidentele activiteit die in Heerhugowaard of Langedijk wordt gehouden wordt verwacht dat op het reclameobject de naam en contactgegevens van de organisator, de naam van het evenement of de activiteit en de datum van het evenement of de activiteit worden vermeld. Dit vergemakkelijkt immers de controle en de handhaving op tijdelijke reclameobjecten. Overige tijdelijke reclameobjecten bevatten de naam en contactgegevens van de organisator.

Tijdelijke reclameobjecten zien er ordelijk uit. Op basis van deze regel dient men bijvoorbeeld door weer en wind scheefgezakte reclameobjecten, door vandalisme kapotgemaakte reclameobjecten of posters die door de regen hebben losgelaten te herstellen. Deze regel komt de beeldkwaliteit ten goede en geldt gedurende de hele plaatsingsperiode.

Tenslotte worden reclame-uitingen in verband met verkiezingen niet toegestaan. Partijen kunnen hun affiches immers plaatsen op de speciaal daarvoor bestemde verkiezingsborden.

Tijdelijke reclameborden

Uitgangspunt is dat het maken van tijdelijke reclame alleen is toegestaan wanneer gebruik wordt gemaakt van sandwich- of driehoeksborden. Deze borden mogen alleen worden bevestigd aan de lichtmasten die daarvoor zijn geselecteerd, zie de bij dit beleid behorende lijst met straatnamen en lichtmastnummers en de kaart in de bijlage. Op straat zijn de geselecteerde lichtmasten voorzien van een sticker met daarop de tekst “Reclame”. Bij het selecteren van de lichtmasten is rekening gehouden met de geschiktheid van lichtmasten, de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid, gewijzigde lichtmastnummers, populariteit van locaties, nieuwbouw en verzoeken van bewoners.

Ook mag per lichtmast maximaal één bord worden geplaatst. Het bord mag alleen laag aan de lichtmast worden bevestigd. Het boven elkaar of op ooghoogte plaatsen van reclameborden is daarmee uitgesloten in verband met verkeersveiligheid en/of de beeldkwaliteit. Ook het over elkaar plaatsen van borden is niet toegestaan (beeldkwaliteit).

Verder zijn er eisen gesteld aan de grootte van de borden, het aantal en de duur dat de borden geplaatst mogen worden. Dit alles om te voorkomen dat ver van te voren al aankondigingen worden gedaan en dat ook na het aangekondigde evenement de borden blijven hangen. Ook voor deze borden geldt de eis dat ze alleen zijn toegestaan indien de plaatsing tot doel heeft het aankondigen van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard of Langedijk worden gehouden, dan wel het vestigen van aandacht op ideële doelen.

Met dit alles wordt geen wijziging van het tot nu toe gevoerde beleid beoogd, zij het dat geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Gevolg van het schrappen van de vergunningplicht betekent wel dat meer organisaties tegelijkertijd borden zouden kunnen plaatsen, terwijl voorheen maximaal twee vergunningen voor in totaal maximaal 40 borden per periode werden verleend. Dit kan met zich meebrengen dat het aantal van honderd geselecteerde lichtmasten in de toekomst moet worden aangepast.

Overige reclameobjecten

Zoals gezegd is het uitgangspunt dat voor tijdelijke reclame in principe gebruik moet worden gemaakt van sandwich- of driehoeksborden. Onder omstandigheden kan het voorkomen dat het plaatsen van reclameborden niet het geschikte middel is om de aandacht te vestigen. Dat doet zich voor wanneer men de aandacht wil vestigen op een activiteit die op een specifieke locatie plaatsvindt (bijv. de opening van een provinciale weg).

Pas wanneer met het plaatsen van borden het doel absoluut niet bereikt kan worden, is het toegestaan een andersoortig reclameobject te plaatsen, zoals een reclame-aanhangwagen of een zeppelin. Daarvoor dient dan wel een ontheffing te worden aangevraagd. Deze regel geldt overigens niet voor spandoeken, deze kunnen worden geplaatst ongeacht of er gebruik (kan) worden gemaakt van sandwich- of driehoeksborden. 

Een ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan de volgende regels. Plaatsing is uitsluitend toegestaan voor zover aankondiging wordt gedaan van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard of Langedijk worden gehouden, dan wel het vestigen van aandacht op ideële doelen. Voorts moet het gebruik van tijdelijke reclameborden ongeschikt zijn om de aandacht te vestigen op of het aankondigen van het evenement. Ook ten aanzien van deze overige reclameobjecten geldt dat zij maximaal 10 dagen mogen staan. Voorts mag de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid niet in gevaar worden gebracht. Het object zelf of onderdelen daarvan mogen ook geen gevaar vormen voor de volksgezondheid en veiligheid en het object dient binnen één dag na afloop van het evenement verwijderd te worden.

De gemeente is op deze manier in staat maatwerk te leveren. Spandoeken bijvoorbeeld zijn divers in hun uitvoering (onder andere grootte, materiaalgebruik), er zijn meerdere manieren van plaatsen (bevestigen aan straatmeubilair of bomen, plaatsen in de grond) en de windbelasting is hier een bijzondere factor. Daarom is het wenselijk per situatie een afweging te maken waarbij de eerder genoemde belangen worden meegewogen.

Verwijsborden

Het komt regelmatig voor dat bedrijven borden willen plaatsen om bezoekers naar hun pand te leiden, wanneer de verkeerssituatie naar de mening van die ondernemers om de een of andere reden onduidelijk is, bijvoorbeeld bij tijdelijke wegwerkzaamheden of verkeersomleidingen. Om te voorkomen dat er een wirwar van door bedrijven geplaatste verwijsborden ontstaat, is het plaatsen van verwijsborden anders dan door of in opdracht van de gemeente niet toegestaan. De gemeente kan besluiten om verwijsborden te (laten) plaatsen indien een verwijzing in het belang is van een goede verkeersdoorstroming. Door de gemeente in deze een monopolie te geven is een zekere uniformiteit van verwijsborden gewaarborgd, wat bijdraagt aan een overzichtelijke openbare ruimte.

Verlichte kerstbomen

Ieder jaar vraagt een aantal inwoners toestemming om een kerstboom met verlichting te plaatsen in de openbare buitenruimte. Omdat de plaatsing en de aansluiting van de verlichting uitsluitend door de gemeente mag worden verzorgd, is het vanuit het oogpunt van veiligheid niet wenselijk dat de plaatsing van dergelijke kerstbomen onder het objectenbeleid komt te vallen. Plaatsing is alleen toegestaan indien een ontheffing wordt verleend.

Bestemmingsplan

Alle objecten in de zin van dit beleid zijn in beginsel mobiel en in veel gevallen tijdelijk. Als het gaat om vergunningplichtige bouwwerken, is een omgevingsvergunning vereist. Dit is op grond van vaste jurisprudentie bijvoorbeeld het geval als objecten ten behoeve van de bouw langer dan 30 dagen ter plaatse aanwezig zijn. In dat geval vindt ook een toets aan het bestemmingsplan plaats. De toets in het kader van artikel 2:10 van de APV is een lichtere. Dat er mogelijk strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan optreedt, is inherent aan deze regeling. De bestemming zal in de meeste gevallen immers “verkeersareaal” of “openbare weg” zijn. Omdat het echter slechts om gebruiksvoorschriften gaat en de gemeente d.m.v. de APV en het Objectenbeleid wel degelijk regulerend optreedt (waarbij de doorstroming en veiligheid van het verkeer een belangrijke rol spelen), is strijd met (de voorschriften van) het bestemmingsplan niet als criterium in de APV opgenomen. Aangenomen wordt dat het plaatsen van objecten bovendien geen strijd oplevert met het bestemmingsplan, gelet op het mobiele en tijdelijke karakter ervan.

Overgangsbepaling

Op dit moment is voor een aantal objecten en uitstallingen een vergunning verleend. Door het vervallen van de vergunningplicht hebben deze vergunningen feitelijk geen waarde meer. Desondanks mag de vergunninghouder er in zekere mate op vertrouwen dat zij bepaalde verwachtingen mogen ontlenen aan de bepalingen in de vergunning. In de overgangsbepaling is dan ook opgenomen dat objecten waarvoor een rechtsgeldige vergunning is verleend het eerste jaar niet aan het beleid zullen worden getoetst, indien de voorwaarden uit de vergunning voor de houder gunstiger zijn dan deze beleidsregels. Aangezien het in de praktijk gaat om tijdelijke objecten dan wel objecten die eenvoudig verplaatsbaar zijn is de gegunde termijn meer dan redelijk.

Communicatie

Verschillende doelgroepen moeten op de hoogte worden gebracht van het objectenbeleid. Het objectenbeleid kan tot weerstand leiden, met name bij de ondernemers van Centrumwaard langs de Middenweg en op het plein. Het objectenbeleid heeft voor hen gevolgen die lang niet altijd in hun voordeel werken.

Naast de inwoners en de wijkpanels is het bedrijfsleven een belangrijke doelgroep. Het bedrijfsleven wordt in subgroepen verdeeld: Middenwaard, Centrumwaard en overig. Deze doelgroepen moeten op de hoogte worden gebracht van het objectenbeleid, uiteindelijk is het de bedoeling dat zij zich aan het objectenbeleid houden.

De vorm en wijze van communicatie wordt per subgroep afgestemd. De inwoners en wijkpanels worden op de gebruikelijke wijze geïnformeerd (officiële mededeling, artikel in Stadsnieuws, persbericht). De communicatie naar de ondernemers en winkeliers start zodra het beleid in concept is vastgesteld door het college en de raad (dus tijdens de inspraakprocedure). Voor de winkeliers in Middenwaard en Centrumwaard worden bijeenkomsten belegd. De Bedrijfskring en winkeliersverenigingen worden ook geconsulteerd tijdens de inspraakprocedure.

Handhaving

De wens om het onderhavige objectenbeleid te formuleren is niet ingegeven door de gedachte dat het slecht gesteld is met het naleefgedrag. Vaststelling van een objectenbeleid is primair bedoeld om een duidelijk beleidskader te stellen waaraan de gemeente verzoeken van inwoners en ondernemers kan toetsen. Dat neemt niet weg dat het vaststellen van regels weinig zinvol is wanneer deze niet gehandhaafd worden.

Op dit moment is er reeds handhavingscapaciteit beschikbaar voor diverse Apv-taken, waarvan handhaving op illegale objecten op de openbare weg er één van is. Deze handhavingsuren worden verder ingezet op caravans, aanhangers, wildplakken, en autowrakken

Zoals in de inleiding reeds is opgemerkt, betekent de wijziging van de Apv wel een verzwaring voor de taak van de handhavers. Het voorgestelde nieuwe artikel geeft een breed gestelde algemene regel, welke voor een aantal specifieke objecten verder is uitgewerkt in meer concrete beleidsregels. Wanneer de handhavers menen dat deze regels worden overtreden, zullen zij dit goed moeten motiveren. Wanneer de overtreding betwist wordt door de bewoner of ondernemer, zullen zij hun standpunt moeten verdedigen. Dit vraagt meer inzicht en inzet dan een eenvoudige controle op het hebben van een vergunning.

Ondanks dat de taak van de handhavers ingewikkelder wordt, kan niet op voorhand gezegd worden dat de huidige handhavingscapaciteit onvoldoende is. De verwachting is dat in de eerste periode na inwerkingtreding van het nieuwe beleid, meer toezicht en handhavingsinzet nodig is, maar dat dit na enkele maanden weer normaliseert.

Daarom wordt voorgesteld om de handhaving vooralsnog op te pakken binnen de bestaande capaciteit. Binnen een jaar na invoering van het nieuwe beleid wordt een evaluatie voorgelegd aan het college. Wanneer dan de conclusie moet worden getrokken dat het nieuwe beleid meer handhavingsinzet vergt, zal een voorstel worden gedaan. Daarbij wordt opgemerkt dat het nieuwe beleid juist een vermindering van de gemeentelijke lasten betekent, waar het de vergunningverlening betreft. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal nog een ontheffingaanvraag moeten worden behandeld.

Evaluatie

Om er zeker van te zijn dat het beleid nog recht doet aan de wensen van het college, de ondernemers en de bevolking én om te bezien hoe in de praktijk uitvoering aan het beleid wordt gegeven, is een evaluatie noodzakelijk. De evaluatie wordt naar behoefte uitgevoerd.

Artikelen Objectenbeleid Heerhugowaard

  • 1.

    ALGEMENE BEPALINGEN

    • 1.1Begripsomschrijvingen

    • a.

      Object: een voorwerp of stof dat op, aan of boven de weg is geplaatst, anders dan door de gemeente geplaatst in het kader van de uitvoering van haar publiekrechtelijke taak.

    • b.

      Bouwobject: puin- en opslagcontainers, (schaft)keten, toiletunits, hoogwerkers en kranen ten behoeve van sloop- en bouwwerkzaamheden.

    • c.

      Uitstalling:

    • -

      Een los element dat voor een pand in de openbare ruimte wordt geplaatst om de aandacht te vestigen op een winkel of onderneming die in dat pand gevestigd is of;

    • -

      Een los element dat op of aan de weg wordt geplaatst om de aandacht te vestigen op particuliere verkoopactiviteiten of;

    • -

      Terrassen, anders dan bedoeld in artikel 2:28 van de APV, ten behoeve van het kortstondig nuttigen van dranken of etenswaren ten behoeve van niet-horeca inrichtingen.

    • d.

      Bebouwde kom: de bebouwde kom als bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet.

    • e.

      Verwijsbord: een bord met daarop de naam en het soort onderneming, welke is bedoeld om voorbijgangers te leiden naar de ondernemingen binnen de gemeente Heerhugowaard.

    • f.

      Bouwterrein: een omsloten terrein waarop bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter uitvoering van een verleende bouwvergunning.

  • 2.

    UITSTALLINGEN

    2.1 Uitstallingen binnen de bebouwde kom

    Binnen de bebouwde kom zijn uitstallingen als bedoeld in artikel1.1.onder c toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd;

    • b.

      Het onderhoud van de weg en de openbare ruimte mag niet belemmerd worden. De uitstalling dient eenvoudig verplaatsbaar te zijn;

    • c.

      Er wordt op voetpaden ten minste 1.50 meter vrije doorgang overgelaten.

    • d.

      De maximale diepte van de uitstalling, gemeten van de pui, is 1.20 meter;

    • e.

      De uitstalling is niet breder dan de breedte van de het bedrijfspand, waarbij de uitstalling hoort;

    • f.

      Ramen, voor zover geschikt als vluchtweg, deuren en brandkranen worden vrijgelaten;

    • g.

      In de uitstalling bevinden zich geen voorwerpen die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid of veiligheid;

    • h.

      De uitstalling is netjes en ordelijk;

    • i.

      Er is geen sprake van een welstandsexces zoals bedoeld in artikel A8 van de welstandsnota Heerhugowaard 2006;

    • j.

      De uitstalling dient na sluitingstijd van het bedrijf opgeruimd te worden.

    • 2.2 Uitstallingen buiten de bebouwde kom

    Buiten de bebouwde kom zijn uitstallingen als bedoeld in artikel 1.1.onder c toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd;

    • b.

      Het onderhoud van de weg en de openbare ruimte mag niet belemmerd worden. De uitstalling dient eenvoudig verplaatsbaar te zijn;

    • c.

      Ramen, voor zover geschikt als vluchtweg, deuren en brandkranen worden vrijgelaten;

    • d.

      In de uitstalling bevinden zich geen voorwerpen die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid of veiligheid;

    • e.

      De uitstalling is netjes en ordelijk;.

    • f.

      Er is geen sprake van een welstandsexces zoals bedoeld in artikel A8 van de welstandsnota Heerhugowaard 2006.

    2.3 Terrassen

    Terrassen als bedoeld in artikel 1.1 onder c zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd;

    • b.

      Het onderhoud van de weg en de openbare ruimte mag niet belemmerd worden. Tafels en stoelen dienen eenvoudig verplaatsbaar te zijn;

    • c.

      Brandkranen moeten vrij toegankelijk zijn voor hulpverleningsdiensten;

    • d.

      Ramen, voor zover geschikt als vluchtweg, en deuren worden vrijgelaten;

    • e.

      De maximale diepte van het terras, gemeten van de pui, is 2.50 meter;

    • f.

      Het terras is niet breder dan de breedte van de het bedrijfspand, waarbij het terras hoort;

    • g.

      Er wordt op voetpaden ten minste 1.50 meter vrije doorgang overgelaten;

    • h.

      Er mogen slechts tafels en stoelen gebruikt worden van hoogwaardig brandveilig materiaal, die passen bij het pand waartoe het terras behoort;

    • i.

      Het terras dient na sluitingstijd van het bedrijf opgeruimd te worden.

3.OVERIGE OBJECTEN

3.1 Algemeen

Het plaatsen van objecten is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd;

  • b.

    Het onderhoud van de weg en de openbare ruimte mag niet belemmerd worden. De objecten dienen eenvoudig verplaatsbaar te zijn;

  • c.

    Er wordt op voetpaden ten minste 1.50 meter vrije doorgang overgelaten;

  • d.

    De maximale diepte, gemeten van de pui, is 1.20 meter;

  • e.

    Ramen, voor zover geschikt als vluchtweg, en deuren worden vrijgelaten;

  • f.

    Het object zelf of onderdelen daarvan mogen geen gevaar vormen voor de volksgezondheid of veiligheid;

  • g.

    Het object is netjes en ordelijk;

  • h.

    Er is geen sprake van een welstandsexces zoals bedoeld in artikel A8 van de welstandsnota Heerhugowaard 2006.

3.2 Bouwobjecten

Het plaatsen van bouwobjecten is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.Het bouwobject mag geplaatst worden voor de duur van de werkzaamheden met een maximum van 14 aaneengesloten dagen. Dit maximum van 14 aaneengesloten dagen geldt per bouwobject per jaar.

  • b.

    Het bouwobject mag alleen geplaatst worden op openbare parkeerplaatsen en dient dusdanig geplaatst te worden dat maximaal twee parkeerplaatsen niet meer voor parkeren gebruikt kunnen worden

  • c.

    De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd;

  • d.

    Het plaatsen van bouwobjecten op voet- of rijpaden is niet toegestaan.

  • e.

    De minimale afstand tot de gevel bedraagt vijf meter;

  • f.

    Op het materiaal ter afsluiting van het bouwterrein zelf is artikel 3.1 van toepassing;

  • g.

    Losse voorwerpen of stoffen, die in verband met werkzaamheden noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan, dienen onmiddellijk na het beëindigen van de werkzaamheden, en in elk geval voor zonsondergang, van de weg verwijderd te worden. Op wegen waar 50 km/uur of harder gereden mag worden, worden deze losse voorwerpen of stoffen niet toegestaan. In de bermen geldt een obstakelvrije zone van 60 centimeter.

4.RECLAMEOBJECTEN

  • 4.1 Algemeen

    1. Het plaatsen van objecten waar reclame mee gemaakt wordt of een aankondiging mee wordt gedaan is slechts toegestaan indien:

    • a.

      het object wordt gebruikt voor het aankondigen van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard of Langedijk worden gehouden, of voor het vestigen van aandacht op ideële doelen, of;

    • b.

      de reclame of de aankondiging een duidelijk maatschappelijk belang dient.

  • 2.

    Voor zover sprake is van de aankondiging van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard of Langedijk worden gehouden, wordt op het reclameobject de naam van de organisator, diens contactgegevens, de naam van het evenement of de activiteit en de datum van het evenement of de activiteit vermeld.

  • 3.

    Voor zover sprake is van het vestigen van aandacht op een ideëel doel of van reclame of een aankondiging welke een duidelijk maatschappelijk belang dient, worden op het reclameobject de naam en contactgegevens van de organisator vermeld.

  • 4.

    Het reclameobject wordt tussen 9:00 en 16:00 uur geplaatst en op zodanige wijze dat de verkeersveiligheid in acht wordt genomen en de doorstroming van het verkeer zo min mogelijk wordt gehinderd.

  • 5.

    Het reclameobject oogt netjes en ordelijk en wordt gedurende de plaatsingsperiode onderhouden.

  • 6.

    Reclameobjecten in verband met verkiezingen, anders dan de daarvoor bestemde verkiezingsborden, worden niet toegestaan.

  • 7.

    Het object wordt gebruikt voor het aankondigen van incidentele evenementen of activiteiten die in Heerhugowaard worden gehouden, of voor het vestigen van aandacht op ideële doelen, of;

  • 8.

    De reclame of de aankondiging een duidelijk maatschappelijk belang dient.

4.2 Tijdelijke reclameborden

Het plaatsen van tijdelijke reclameborden is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.1, slechts onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • a.

    Er wordt gebruik gemaakt van sandwich- of driehoeksborden;

  • b.

    De borden hebben een maximale afmeting van 120 centimeter hoogte bij 95 centimeter breedte;

  • c.

    Per evenement mogen maximaal 20 borden geplaatst worden op de locaties zoals aangegeven in de bij dit beleid horende bijlagen;

  • d.

    Per locatie wordt slechts één tijdelijk reclamebord geplaatst op een hoogte van maximaal 1,50 meter;

  • e.

    De borden mogen maximaal 10 aaneengesloten dagen geplaatst worden;

  • f.

    De borden dienen binnen één dag na afloop van het evenement verwijderd te worden.

  • 4.3 Overige reclameobjecten

  • 1.

    Voor het plaatsen van één andersoortig reclameobject dient ontheffing te worden aangevraagd.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in lid 1, wordt met inachtneming van het

    bepaalde in artikel 4.1 slechts onder de volgende voorwaarden verleend;

    • a.

      Het gebruik van tijdelijke reclameborden als bedoeld in artikel 4.2 is ongeschikt om de aandacht te vestigen op of het aankondigen van het evenement;

    • b.

      De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid mogen niet in gevaar worden gebracht of gehinderd

    • c.

      Het object zelf of onderdelen daarvan mogen geen gevaar vormen voor de volksgezondheid of veiligheid

    • d.

      Het object mag maximaal 10 aaneengesloten dagen geplaatst worden;

    • e.

      Het object dient binnen één dag na afloop van het evenement verwijderd te worden;

    • f.

      Het objecten mag niet geplaatst worden op het Stadsplein nabij winkelcentrum Middenwaard en ter hoogte van scholen;

    • g.

      Het gestelde onder het tweede lid, onder a, is niet van toepassing op spandoeken.

4.4 Bouwborden

Het plaatsen van bouwborden is alleen toegestaan indien het bouwbord informatie verschaft over het bouwplan en deze informatie een duidelijk maatschappelijk belang dient.

4.5 Verwijsborden

Het anders dan door of in opdracht van de gemeente plaatsen van verwijsborden is niet toegestaan.

5.SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

5.1Objecten die al aanwezig zijn bij het van kracht worden van deze beleidsregels en waarvoor een geldige vergunning is verstrekt, worden tot deze vergunning vervalt, doch uiterlijk 1 jaar na vaststelling van deze nota, niet aan deze beleidsregels getoetst indien de in de vergunning opgenomen voorwaarden voor vergunninghouder gunstiger zijn dan de in dit beleid genoemde voorwaarden.

5.2Deze beleidsnota kan worden aangehaald als: “Objectenbeleid gemeente Heerhugowaard.”

5.3Deze beleidsregels treden in werking acht dagen na publicatie.

kaart aanwijzing lichtmasten

lijst lichtmasten 2016