Regeling vervallen per 01-01-2024

Inrichtingsplan Stationsweg- en jaarmarkt

Geldend van 06-05-2016 t/m 31-12-2023

Intitulé

Inrichtingsplan Stationsweg- en jaarmarkt

Inrichtingsplan Stationsweg- en Jaarmarkt

zoals bedoeld in artikel 2 van de Marktverordening gemeente Heerhugowaard 2014

Artikel 1. Plaats en markttijden

  • 1. De Stationswegmarkt vindt plaats op elke eerste zaterdag van de maand juni van 09.00 uur tot 16.30 uur aan de Stationsweg zoals aangegeven op bijbehorende kaart (bijlage 1).

  • 2. De Jaarmarkt vindt plaats op elke derde maandag van de maand september van 09.00 uur tot 16.30 uur aan de Middenweg, Raadhuisstraat, Raadhuisplein, Bickerstraat, Van Loonstraat en Cromhoutstraat. zoals aangegeven op bijbehorende kaart (bijlage 2).

  • 3. In afwijking van lid 1 en 2 kan het college op grond van onvoorziene en bijzondere omstandigheden bepalen dat de markt niet zal plaatsvinden dan wel tijdelijk zal plaatsvinden op een andere plaats, dag en/of tijd en indien nodig vergunninghouders een andere standplaats toewijzen dan die waarvoor zij vergunning hebben.

Artikel 2. Afgelasting markt

1.Indien bij aanvang van de markt of gedurende de tijdsperiode waarop de markt wordt gehouden, weersinvloeden, calamiteiten e.d. de orde op de markt kunnen verstoren, er direct gevaar dreigt voor de vergunninghouder, marktbezoekers en/of objecten in de nabijheid van het marktterrein, waardoor de openbare orde in gevaar komt of schade kan worden toegebracht aan derden, kan de marktmeester besluiten:

  • a.

    de vergunninghouder te verplichten de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te treffen;

  • b.

    de markt anders op te stellen c.q. in te richten;

  • c.

    de markt niet te laten aanvangen;

  • d.

    de markt onmiddellijk te beëindigen.

Artikel 3. Inrichting van de markt

  • 1. De afmeting van een standplaats is bepaald op minimaal 9m2 en maximaal 72m2.

  • 2. Het college kan bij de toewijzing van de standplaatsen afwijken van de standaardmaten.

Artikel 4. Vergunningen

1.Op de Stationswegmarkt en Jaarmarkt zijn alleen dagplaats- en standwerkplaatsvergunningen toegestaan. Er worden geen vaste standplaatsen afgegeven.

Artikel 5. Aanvraag en behandeling van de aanvraag om een vergunning voor de Stationwegmarkt en/of Jaarmarkt

  • 1. Een aanvraag om een vergunning wordt alleen in behandeling genomen indien documenten, of kopieën daarvan, worden overlegd waaruit blijkt dat de aanvrager persoonlijk aan de vereisten uit de marktverordening Heerhugowaard 2014 voldoet en tevens een goed gelijkende pasfoto van de aanvrager is bijgevoegd.

  • 2. De aanvraag voor de Stationswegmarkt dient op de 1e maandag van week 6 ontvangen te zijn.

  • 3. Als een aanvraag te vroeg wordt ingediend wordt deze beschouwd als zijnde ontvangen op de 1e maandag van week 6 en een gemotiveerde mededeling daarvan wordt gedaan aan de aanvrager.

  • 4. Uiterlijk de 1e maandag van week 14 wordt de aanvraag om een vergunning afgehandeld.

  • 5. De aanvraag voor de Jaarmarkt dient op de 1e maandag van week 20 ontvangen te zijn.

  • 6. Als een aanvraag te vroeg wordt ingediend wordt deze beschouwd als zijnde ontvangen op de 1e maandag van week 20 en een gemotiveerde mededeling daarvan wordt gedaan aan de aanvrager.

  • 7. Uiterlijk de 1e maandag van week 28 wordt de aanvraag om een vergunning afgehandeld.

Artikel 6. Toewijzing van standplaatsen op Stationswegmarkt en Jaarmarkt

  • 1.

    Toewijzing van een standplaats op de Stationswegmarkt en/of de jaarmarkt vindt plaats na tijdige indiening van de aanvraag conform artikel 5 en in onderstaande volgorde :

    • a.

      De ondernemers in het marktgebied wordt de mogelijkheid geboden om voor hun pand een standplaats in te nemen;

    • b.

      Marktkooplieden op de weekmarkt in Heerhugowaard mogen hun voorkeur voor een standplaats aangeven, hiermee zal bij de indeling van de markten zo veel als mogelijk rekening gehouden worden rekening houden met de anciënniteitslijst;

    • c.

      Overige toewijzingen worden geselecteerd op basis van branche-indeling;

    • d.

      Overblijvende standplaatsen worden door de marktmeester verloot uiterlijk een half uur voor aanvang van de markt

  • 2.

    Op basis van de gemaakte selectie maakt de marktmeester een indeling van de markt met als uitgangspositie de volgorde genoemd in lid 2 van dit artikel. Vervolgens let de marktmeester bij de indeling op een goede verdeling van branche/artikel, aanzicht, diversiteit en aantrekkelijkheid van de markt en kan op grond daarvan aanvragen afwijzen en uitsluiten van de markt.

3.Het college kan deelnemers van voorgaande jaren uitsluiten van deelname aan de markten gelet op het gestelde in artikel 12, lid 2 en 3 en artikel 13, lid 1 van de marktverordening gemeente Heerhugowaard 2014. Aanvullende gronden voor uitsluiting zijn:

  • a.

    niet als standwerker actief op de toegewezen standwerkersplaats;

  • b.

    bij twee jaar achtereen te laat betalen van het verschuldigde marktgeld voor de Stationswegmarkt en/of Jaarmarkt.

Uitsluiting kan alleen plaatsvinden indien de deelnemer na afloop van de vorige markt schriftelijk op de hoogte is gesteld van het geconstateerde feit.

Artikel 7. Gebruik standplaats

  • 1. De vergunninghouder maakt gebruik van de kraam die van de door het college aangewezen kramenverhuurder kan worden gehuurd.

  • 2. Op verzoek kan een vaste standplaatshouder ontheffing worden verleend om met eigen materiaal de standplaats in te nemen.

  • 3. Het in het vorige lid vermelde verzoek omvat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a. een opgave van de lengte, hoogte en breedte van het eigen materiaal;

  • b. een gedetailleerde tekening of foto’s van het eigen materiaal;

  • c. indien het eigen materiaal is voorzien van installaties waarin gekookt, gebakken, gebraden en/of gefrituurd of waarmee verwarmd kan worden, moet een bewijs van veiligheid van het te gebruiken eigen materiaal, evenals de te gebruiken apparatuur, worden overlegd.

  • 4. Het in het derde lid, sub c genoemde bewijs wordt jaarlijks opnieuw overlegd, waarbij de laatste keuring van het materiaal niet langer dan één jaar geleden heeft plaatsgevonden.

  • 5. De ontheffing uit lid 2, wordt in ieder geval geweigerd, indien het eigen materiaal de door het college vastgestelde maximumafmeting van de standplaats overschrijdt, dan wel technisch niet inpasbaar is binnen de beschikbare ruimte op de markt, zoals aangegeven op de in artikel 1 genoemde tekening. Aan de ontheffing verbindt het college nadere voorschriften ten aanzien van het te gebruiken materiaal en het aanzien.

  • 6. Het is mogelijk borden, vlaggen, kraamverlengingen e.d. aan de luifels van de kramen aan te brengen zolang de veiligheid en het functioneren van de markt hierdoor niet worden belemmerd. Dit ter beoordeling van de marktmeester.

  • 7. De aanrijdroutes moeten te allen tijde ten minste 3,50 meter breed zijn en over een hoogte van 4,20 meter vrij van obstakels. De aanrijdroutes voor hulpverlening is op de bijgevoegde kaarten aangeven.

  • 8. Tijdens de markturen moet de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein vrij zijn. Dit ter beoordeling van de marktmeester.

  • 9. De vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 10. De vergunninghouder is verplicht zijn kraam aan de voorzijde tussen verkoopblad en grond af te schermen.

  • 11. De marktmeester is belast met de handhaving van de orde op en het beheer van de markt. Aanwijzingen door of vanwege de marktmeester, politie en/of brandweer gegeven, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

  • 11. Het is de vergunninghouder verboden:

  • a. zich behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders langer dan 15 minuten van zijn uitstalling te verwijderen. Gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten;

  • b. op het marktterrein op een andere dan voor de markt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren;

  • c. tijdens de markten andere artikelen te verkopen dan waarvoor hem vergunning is verleend.

  • d. tijdens de markten artikelen uit te stallen, te verkopen of af te leveren op een andere plaats dan waarvoor hem vergunning is verleend.

  • e. de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

  • f. meer ruimte in te nemen dan hem is toegewezen;

  • g. de standplaats als opslagruimte te gebruiken.

  • h. voor de verlichting van de standplaats gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting. Te gebruiken lampen dienen spaar- of ledlampen te zijn.

  • i. aan de op het marktterrein geplaatste opstallen en de aangebrachte verlichting wijziging aan te brengen of voorzieningen te treffen, die niet door of vanwege burgemeester en wethouders zijn toegestaan.

Artikel 9. Tijdstip van het innemen van de standplaats en aan- en afvoer van goederen

  • 1. Vervoermiddelen die niet noodzakelijk zijn voor directe verkoop moeten voor het aanvangstijdstip van en gedurende de markt van het marktterrein zijn verwijderd.

  • 2. De marktmeester kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen voor zover de vervoermiddelen de verkoopactiviteiten op het marktterrein niet nadelig beïnvloeden.

  • 3. Dagplaatshouders moeten hun vervoermiddelen die niet noodzakelijk zijn voor de directe verkoop uiterlijk een uur na het aanvangstijdstip van de markt van het marktterrein hebben verwijderd.

  • 4. Standwerkers dienen hun standwerkerplaats een half uur voor het sluitingstijdstip van de markt te hebben ontruimd en verlaten.

Artikel 10. Gebruik van geluidsapparatuur

  • 1. Het gebruikmaken van geluidsapparatuur is alleen toegestaan na verleende schriftelijke toestemming.

  • 2. Overige standplaatshouders of bezoekers van de markt mogen van het gebruik van de geluidsapparatuur geen hinder ondervinden.

Artikel 11. Meet- en weegwerktuigen

1.De vergunninghouder is, onverminderd het bepaalde in de IJkwet en het IJkreglement, verplicht:

  • a.

    Voor zover goederen per maat of gewicht worden verkocht, ervoor te zorgen dat de gebruikte meet- en/of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren.

  • b.

    Het weegwerktuig zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats te plaatsen, dat het daarop bij weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.

Artikel 12. Afval, Hygiëne en reiniging van de standplaats

  • 1. De vergunninghouder is verplicht wanneer aan hem een vergunning is verleend om op zijn standplaats eet- en drinkwaren te verkopen welke direct voor consumptie gereed zijn, aan de voorzijde van de marktkraam of eigen materiaal voldoende korven of bakken te plaatsen voor het verzamelen van afval. Dit afval dient, overeenkomstig het overige bedrijfsafval, door de vergunninghouder afgevoerd te worden.

  • 2. Een vergunninghouder die handel drijft in artikelen van een branche waaruit zou kunnen voortvloeien dat de ondergrond en omgeving van zijn standplaats vervuild raakt, dient maatregelen te treffen om dit te voorkomen. De te treffen maatregelen behoeven de voorafgaande goedkeuring van de marktmeester en worden kort daarna uitgevoerd.

  • 3. Indien er afvalwater geloosd moet worden dient dit te gebeuren via het vuilwaterriool.

  • 4. Het is verboden om bedrijfsafvalwater dat bedrijfsafvalstoffen bevat, die door versnijdende apparatuur zijn versneden of door vermalende apparatuur zijn vermalen of waarvan kan worden voorkomen dat ze in het bedrijfsafvalwater terecht komen, in een riolering te brengen.

Artikel 13. Plaatsing Mobiele bakkramen

  • 1. De mobiele bakkramen moeten zijn opgesteld op een afstand van tenminste 5 meter vanaf enig bouwwerk, tenzij in de aangrenzende gevel geen ramen zijn aangebracht.

  • 2. De mobiele bakkramen moeten zodanig zijn geplaatst dat alle in- en uitgangen van bedrijven / winkels vrij toegankelijk zijn.

  • 3. Ondergrondse brandkranen dienen te allen tijde van obstakels vrijgehouden te worden.

  • 4. De mobile bakkraam c.q. vetwagen moet deugdelijk en goed onderhouden zijn.

Artikel 14. Gasinstallatie

  • 1.

    Bij een bakkraam/bakwagen mogen niet meer losse gasflessen/gastanks aanwezig zijn dan als werkvoorraad voor één dag nodig is.

  • 2.

    De waterinhoud van losse gasflessen/gastanks mag niet groter zijn dan 115 liter.

  • 3.

    De LPG-systemen ten behoeve van kook- en verwarmingsdoeleinden in bak- en frituurvoertuigen dienen te voldoen aan het gestelde in NPR 2577 (Mobiele verwarmingssystemen – Eisen voor installaties van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen, caravans, bakwagens en andere voertuigen). Waar de richtlijn NPR 2577 conflicteert met de norm NEN-EN 1949 (Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor huishoudelijk gebruik en vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen) geldt de norm.

  • 4.

    Het gebruik van LPG: Het voorhanden hebben en het gebruik van autogas, handelspropaan of –butaan in autogastanks, anders dan voor de tractie van motor voertuigen, is verboden.

  • 5.

    Gasflessen moeten zijn voorzien van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk of het Europese keurmerk PIE () volgens de Europese richtlijn 1999/36/EG.

  • 6.

    De aanwezigheid van gasflessen waarvan de goedkeuring volgens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is verboden. Voor Shell-benegas en Primagas flessen is dit 15 jaar.

  • 7.

    Gasflessen en gastanks mogen slechts tot 80% worden gevuld.

  • 8.

    Een lege gasfles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard.

  • 9.

    Afsluiters moeten tegen beschadigen worden beschermd. Als de bescherming uit een afneembare kop bestaat, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn aangebracht.

  • 10.

    Het gebruik van een reduceerventiel (drukregelaar) dat ouder is dan 5 jaar is verboden.

  • 11.

    Een verbruikstoestel mag uitsluitend op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde zijn gesloten.

  • 12.

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn of voorzien van een Gastec QA.

  • 13.

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste leiding van metaal. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden.

  • 14.

    Het gebruik van een gasslang is alleen toegestaan:

    • -

      voor het aansluiten van een verbruikstoestel op het leidingnet;

    • -

      als koppelslang tussen een gasfles/gastank en het leidingnet;

    • -

      als koppelslang tussen een gasfles/gastank en een manifold.

  • 15.

    Elke verbindingsslang tussen een drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:

    • -

      voorzien zijn van het opschrift “butaangas of propaangas” en voldoen aan de eisen, gesteld in de normen,NEN-EN 559 / NEN-EN 1763 of NEN 5654;

    • -

      zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen en niet ouder zijn dan twee jaar;

    • -

      door middel van slangklemmen op slangpilaren zijn bevestigd;

    • -

      vrij en ongespannen zijn aangelegd;

    • -

      zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;

    • -

      zo kort mogelijk zijn gehouden.

De slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag maximaal 10 m bedragen.

NB Propaanslangen zijn er in twee uitvoeringen: de oranje/bruin gekleurde, met op de slang het jaar van aanmaak aangegeven en de zwarte slang met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hier ingeponst op de metalen koppeling.

  • 16.

    Het leidingnet met toebehoren moet iedere twee jaar en zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties), worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende en door de vergunninghouder mede ondertekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn. De keuring en beproeving moeten bevatten:

  • -

    controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen;

  • -

    controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren;

  • -

    beproeving van de installatie met lucht of een inert gas.

  • 17.

    Het leidingsysteem met toebehoren moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren.

Artikel 15. Elektrische installatie

  • 1. De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 en de nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf.

  • 2. De elektrische installatie moet zijn voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

  • 3. De verplaatsbare leiding (verlengsnoer) van een bakkraam/bakwagen naar een aansluitpunt voor elektriciteit moet:

  • - minstens 3 aderig zijn, met een nominale kerndoorsnede van 2½ mm²;

  • - zijn beschermd door een ommanteling van neopreen, die geen beschadigingen of gebreken vertoont.

  • 4. De lengte van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) mag ten hoogste 25 m bedragen en moet geheel zijn uitgerold.

  • 5. De plaats en de bevestiging van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) moet zodanig zijn, dat er niemand over kan struikelen.

Artikel 16. Afvoer van verbrandingsgassen en dampen

  • 1. De verbrandingsgassen van bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. Wand- en dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nisbus.

  • 2. Binnen een afstand van 0,3 m van een afvoerleiding voor bakdampen en een afvoerleiding voor verbrandingsgassen, mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn, tenzij deze zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal.

  • 3. Afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen door één leiding is toegestaan, mits de temperatuur van de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst, niet hoger is 200°C.

  • 4. De filters van de luchtreiniginginstallatie moeten zo vaak gereinigd/vervangen worden als voor de goede werking noodzakelijk is.

Artikel 17. Rijdende Verkoop

  • 1. Tijdens de rit moet(en) de deksel(s) van de frituurpan(nen) zijn geblokkeerd en mag alleen de waakvlam branden.

  • 2. Aan de deksels moet een kraag van ten minste 10 centimeter zijn aangebracht.

  • 3. De hoogte van de olie / vetten in de frituurpan(nen) dient, gemeten vanaf de bodem, niet meer dan 15 centimeter te zijn.

Artikel 18. Blusmiddelen

  • 1. Nabij ieder verkooppunt waar voedings- en genotmiddelen worden gebakken of gekookt, dient het volgende aanwezig te zijn:

  • - een goed gekeurd handbrandblusmiddel (koolzuursneeuwblustoestel, inhoud 5 kg);

  • - goed passende deksels om de pannen, bij brand, te kunnen afdekken.

  • 2. De in de bakkraam aanwezige blusmiddelen moeten steeds onbelemmerd bereikt kunnen worden, te allen tijde tot onmiddellijk gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren. Twee jaarlijks moeten zij worden gecontroleerd, conform het gestelde in NEN-2559, door een door burgemeester en wethouders bevoegd te achten deskundige. Van elke controle moet aantekening worden gemaakt op een bij het apparaat ter inzage aanwezige registratiekaart.

Artikel 19. Eisen ten aanzien van het gebruik van grondankers

  • 1.

    Het verankeren van kramen, alsook de kleppen van verkoopwagens en markavans is verplicht bij windkracht 5 Beaufort en hoger.

  • 2.

    Het verankeren van kramen, alsook de kleppen van verkoopwagens en markavans, dient te worden uitgevoerd door gebruikmaking van spanbanden met beveiliging met een voldoende sterkte.

  • 3.

    De noodzaak tot het verankeren van kramen, alsook de kleppen van verkoopwagens en markavans, wordt per marktdag bepaald door middel van een computerberekening van de regionale weerrapportages van een Meteorologisch instituut. De uitkomsten van deze berekening zijn bindend voor de betreffende marktdag.

  • 4.

    De houder van een vaste standplaats, degenen die voor een dagplaats in aanmerking komen, alsmede degenen die als standwerker een plaats op de markt innemen, zijn te allen tijde verplicht voldoende goedgekeurde verankeringsmaterialen bij zich te hebben; en zijn verplicht deze materialen op aanwijzing van de marktmeester te gebruiken.

  • 5.

    Degenen genoemd onder punt d, die de vereiste verankeringsmaterialen niet bij zich hebben, worden geacht onverzekerd te zijn en krijgen daardoor geen plaats op de markt.

Heerhugowaard, februari 2016

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard,

de secretaris, de burgemeester,

J.G. den Hertog H.M.W. ter Heegde

Bijlage 1 - Behorende bij het Inrichtingsplan voor de Jaar- en Stationswegmarkt

Tekening Jaarmarkt Heerhugowaard – apart pdf bestand

Tekening Jaarmarkt

Tekening Stationswegmarkt Heerhugowaard – apart pdf bestand

Tekening Stationswegmarkt

[Klik hier om het document te downloaden]