Regeling vervallen per 01-01-2011

Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard

Geldend van 23-09-2009 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 23-06-2009

Intitulé

Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard

Nr.2009-060

de Raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 april 2009

gelet op het advies van de commissie MO d.d. 11 mei 2009

b e s l u i t

De (nieuwe) Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard vast te stellen met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 onder gelijktijdige intrekking van de (huidige) Subsidieverordening Welzijn

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

Subsidiëring van activiteiten geschiedt door de gemeente Heerhugowaard op basis van de bepalingen van deze verordening en op basis van het Subsidiebeleid Welzijn.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Subsidie. Subsidie als bedoeld in artikel 4:21 AWB, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • b.

    Subsidiebeleid Welzijn. Het door de Raad d.d. 23-01-2001 vastgestelde subsidiebeleid.

  • c.

    Subsidiebudget. De totaal verleende subsidies voor enig jaar vormen het subsidiebudget, als overzicht op te nemen in het Integraal Subsidieplan Welzijn (ISP). Het ISP wordt jaarlijks als onderdeel van de gemeentebegroting vastgesteld.

  • d.

    Subsidieplafond. Het door de raad voor aanvang van ieder begrotingsjaar vast te stellen bedrag dat voor dat jaar ten hoogste beschikbaar is voor verlening van subsidies, op grond van artikel 4:25 van de AWB.

  • e.

    Begrotingsjaar. Het jaar waarvoor de begroting is opgesteld.

  • f.

    Bedrijfsplan. In het bedrijfsplan legt de instelling de bedrijfsvoering en uit te voeren activiteiten vast voor een vooraf overeengekomen aantal jaren. Dit plan dient als basis voor de bepaling van het budgetniveau voor de betreffende periode.

  • g.

    Instelling. Elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die zonder winstoogmerk de behartiging van door het gemeentebestuur erkende belangen als hoofddoel heeft.

  • h.

    Welzijnsactiviteiten. Activiteiten die zich richten op de inwoners van Heerhugowaard op het gebied van welzijn, sport, recreatie, kunst, cultuur en zorg.

  • i.

    Prestaties. De schriftelijk vastgelegde afspraken over de resultaten die met gesubsidieerde activiteiten moeten worden behaald. Hierbij kan de activiteit zelf de prestatie zijn of de concrete effecten van de activiteit.

  • j.

    Ontmoeting is het in contact komen met anderen. Deze contacten kunnen incidenteel zijn maar ook uitmonden in een regelmatig contact, waardoor een sociaal netwerk ontstaat. Ontmoeting is voorloper van participatie en perspectief.

  • k.

    Participatie is het stimuleren en bieden van mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en gebruik te maken van voorzieningen.

  • l.

    Perspectief is het vergoten van kansen op studie, werk en een zinvolle tijdsbesteding.

Artikel 3

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverzoeken ten behoeve van welzijnsactiviteiten, gericht op inwoners van Heerhugowaard.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op regionale instellingen die vallen onder een zogenoemde gemeenschappelijke regeling.

  • 3. Met de regionale instellingen die met een bedrijfsplan werken, worden in regionaal verband afspraken gemaakt. Deze afspraken kunnen afwijken van hetgeen in deze verordening is neergelegd.

Artikel 4

  • 1. Subsidie wordt alleen verleend aan rechtspersonen (stichtingen en verenigingen) met notarieel vastgelegde statuten.

  • 2. Een uitzondering kan worden gemaakt voor natuurlijke personen die niet meer dan € 1.000 subsidie vragen of ontvangen.

Artikel 5

  • 1. Verlening van een subsidie geschiedt na toetsing aan het Subsidiebeleid Welzijn door het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Verlening van subsidie geschiedt altijd onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting.

  • 3. Verlening van subsidie geschiedt uitsluitend indien het subsidieplafond nog niet is bereikt.

  • 4. Subsidie wordt voor een periode van maximaal vier jaar verleend.

  • 5. De subsidie bedraagt niet meer dan het exploitatietekort van de instelling.

Artikel 6

  • 1. De subsidie kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal of kan voldoen aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn;

    • d.

      De activiteiten een overwegend religieus of politiek karakter hebben, hetgeen o.a. kan blijken uit de doelstelling, inhoud, accommodatie, doelgroep of toegankelijkheid.

  • 2. De subsidie kan ook in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c.

      de aanvraag of bijbehorende stukken te laat heeft ingediend;

    • d.

      beroepskrachten inschakelt die niet beschikken over een op de functie gerichte opleiding;

    • e.

      gebruik maakt van een accommodatie die voor de uitvoering van de activiteiten onvoldoende geschikt of toegerust is.

Hoofdstuk II Algemene subsidievoorwaarden

Artikel 7

Subsidie kan slechts voor een activiteit worden verleend, indien de activiteit bijdraagt aan:

  • ·

    ontmoeting

  • ·

    participatie

  • ·

    perspectief.

Artikel 8

  • 1. Landelijke of regionale instellingen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen indien het aanbod aanwijsbaar gericht is op de inwoners van Heerhugowaard én er een aantoonbare belangstelling of behoefte is vanuit de inwoners van Heerhugowaard.

  • 2. Indien het algemeen belang het lokale belang duidelijk overstijgt, komen instellingen niet voor subsidie in aanmerking. Het gaat hierbij o.a. om bovenlokale liefdadigheidsinstellingen of belangengroeperingen.

Artikel 9

1.De vraag.

De vraag / behoefte dient duidelijk door de aanvrageraangetoond en door het college van burgemeester en wethouders onderschreven te worden. Indien dit niet of onvoldoende het geval is, wordt geen subsidie verleend.

2.De financiële noodzaak .

Indien de activiteit, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, zichzelf kan bedruipen door bijv. het innen van contributies, het heffen van toegangsgelden, barinkomsten, sponsorgelden of andere vormen van inkomsten, en/of het bedrag van de egalisatiereserve hoger is dan de vastgestelde norm op basis van art. 13 lid 5, vindt geen subsidiëring plaats. Het college van burgemeester en wethouders kunnen ter ondersteuning daarvan normen vaststellen. Deze normen kunnen als bijlage bij de verordening worden gevoegd.

3.De markt.

Indien de markt mogelijkheden ziet om de activiteit aan te bieden, vindt geen subsidiëring plaats, tenzij het college van burgemeester en wethouders vinden dat het voor iedereen toegankelijk moet zijn. Onder de markt verstaan wij alle aanbieders die niet van gemeentelijke subsidie afhankelijk zijn. Dat kunnen zowel commerciële als non-profit instellingen zijn.

4.De prestaties.

De aanvrager zal de te verwachten prestaties of resultaten aan moeten tonen. Vooraf wordt overeengekomen welke prestaties worden geleverd. Afhankelijk van de aard van de activiteit kunnen zowel input- als output-prestaties worden geëist.

Artikel 10

  • 1. De raad stelt jaarlijks in haar begrotingsvergadering de hoogte van het subsidiebudget voor het volgende jaar vast. Dit budget dient als subsidieplafond voor dat begrotingsjaar.

  • 2. Het subsidieplafond kan vastgesteld en verdeeld worden per werkveld. In dat geval geeft de raad de volgorde in prioriteiten per werkveld aan.

Artikel 11

Indien het subsidiebedrag, voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen, het subsidieplafond overtreft, moeten prioriteiten worden gesteld. Daarvoor gelden achtereenvolgens de onderstaande verdeelregels:

  • 1.

    Instellingen die vóór 1 april voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar, hun aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor instellingen die op of ná 1 april voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar hun aanvraag hebben ingediend (groep B);

  • 2.

    Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep A het subsidieplafond overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de subsidieaanvragen van groep A.

  • 3.

    Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen van groep B ontoereikend is om alle aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen.

  • 4.

    Indien bij toepassing van lid 3 blijkt dat het resterende budget dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.

Artikel 12

  • 1.

    De percentages voor loon- en prijsstijgingen wordt jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld als onderdeel van de uitgangspunten van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    Bij de bepaling van de loon- en prijscompensatie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsplangefinancierde instellingen en niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen.

  • 3.

    Het bedrijfsplan, de begroting en jaarrekening van een bedrijfsplangefinancierde instelling dient inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven. De looncompensatievoor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het loongevoelige deel van hetsubsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X) en de

prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt berekendover het prijsgevoelige deel van het subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X).

  • 4.

    Binnen de niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die een subsidie ontvangen tot € 5.000,- per jaar en instellingen die € 5.000,- of meer subsidie ontvangen per jaar.

  • 5.

    Instellingen met een subsidie tot € 5.000,- per jaar ontvangen alleen een prijscompensatie De prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het totale subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X).

  • 6.

    Instellingen met een subsidie van € 5.000,- of hoger per jaar ontvangen conform lid 3 een loon- en prijscompensatie. De begroting en jaarrekening van deze instellingen dient inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven.

  • 7.

    Indien de loon- en/of prijscompensatie hoger is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan dient het meerdere na afloop van het subsidiejaar te worden toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien de loon- en/of prijscompensatie lager is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan kan het tekort worden onttrokken aan de egalisatiereserve.

Artikel 13

  • 1. Bestemmingsreserveringen en voorzieningen zijn alleen toegestaan indien zij onderdeel uitmaken van de subsidieaanvraag en in de beschikking tot toekenning zijn vermeld.

  • 2. De volgende reserves en voorzieningen worden onderscheiden:

  • · Egalisatiereserve: voor het opvangen van schommelingen in de exploitatie

  • · Bestemmingsreserve: voor periodieke investeringen op basis van een meerjarenplan

  • · Voorzieningen: voor redelijkerwijs te verwachten betalingsverplichtingen.

  • 3. De hoogte van de toegestane reserves en voorzieningen is afhankelijk van de aard van de organisatie en haar activiteiten. Het college van burgemeester en wethouders kunnen hiervoor normen vaststellen.

  • 4. Het is instellingen toegestaan het positieve verschil tussen het bedrag van de subsidieverlening en de (lagere) subsidievaststelling toe te voegen aan de egalisatiereserve.

  • 5. De egalisatiereserve mag maximaal 10% bedragen van de gemiddelde inkomsten van de instelling over de afgelopen 4 jaar.

Artikel 14

Het subsidiebedrag kan alleen op verzoek en na schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor andere dan de afgesproken activiteiten worden aangewend.

Artikel 15

  • 1. De instelling is bij beëindiging van de subsidie op grond van artikel 22 lid 1, bij vervreemding van roerende en onroerende zaken of bij wijziging van de bestemming, zoals deze door het college van burgemeester en wethouders met de instelling is overeengekomen, aan de gemeente Heerhugowaard een vergoeding verschuldigd, die na overleg met de instelling door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de desbetreffende raadscommissie(s) voor advies, wordt vastgesteld.

  • 2. Bij de bepaling van de vergoeding houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de mate waarin de subsidie van de gemeente heeft bijgedragen tot het verwerven en/of verbeteren van de eigendommen en met eventuele bijdragen van andere geldschieters en van particulieren.

Artikel 16

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de subsidiëring aanvullende voorwaarden verbinden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van hetgeen in deze verordening is geregeld, na overleg met de desbetreffende raadscommissie(s) voor advies.

Hoofdstuk III Aanvraag en verlening

De aanvraag

Artikel 17

  • 1. De aanvraag geldt voor een periode van maximaal vier jaar;

  • 2. De aanvraag voor subsidie dient bij voorkeur voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het eerste subsidiejaar, maar uiterlijk 14 weken voor aanvang van de activiteiten bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. De subsidie wordt aangevraagd op het daartoe door de gemeente verstrekte aanvraagformulier.

Artikel 18

  • 1. Aanvragen om subsidie vanaf € 50.000 dienen vergezeld te gaan van een bedrijfsplan.

  • 2. Een bedrijfsplan dient te bevatten:

  • a. Beleidsplan:

  • · doelstelling organisatie

  • · beschrijving van de gestelde doelen, activiteiten en prestaties, alsmede de wijze waarop de prestaties worden gemeten en geregistreerd

  • · werkgebied

  • · doelgroepenbeleid

  • · toegankelijkheid van de voorziening (fysiek, financieel)

  • · afstemming van activiteiten in relatie tot andere beleidsvelden of instellingen

  • b. Organisatieplan:

  • · bestuurs- en personeelsplan

  • · visie op vrijwilligersbeleid

  • · public relations en marketingplan

  • c. Financieel plan:

  • · investerings-, reserverings- en onderhoudsplan, inclusief doelbeschrijving en termijnvisie

  • · exploitatiebegroting voor het eerstkomende jaar en een meerjarenraming voor de drie daaropvolgende jaren, waaronder financiële termijnvisie en toelichting

  • · balans

  • 3. Het vigerende bedrijfsplan van een instelling geldt financieel als uitgangspunt voor de nieuw overeen te komen bedrijfsplanperiode.

    De gemeentelijke kaders waarbinnen het bedrijfsplan opgesteld dient te worden, zijn:

  • · bestuurlijke doelstellingen

  • · beleidsplannen binnen diverse werkvelden

  • · subsidiebeleid.

  • 4. Voor het tot stand komen van een bedrijfsplan geldt de procedure in de bijlage van deze verordening.

De verlening

Artikel 19

1.Het college van burgemeester en wethouders deelt het besluit op de aanvraag uiterlijk 14 weken na ontvangst van de complete aanvraag aan de instelling mee.

2 In de toekenning wordt de hoogte van het subsidie, de te leveren prestaties, de

subsidieperiode, toegestane reserveringen en eventuele aanvullende voorwaarden vermeld.

  • 3.

    Het subsidie wordt betaalbaar gesteld, overeenkomstig het betaalschema in de bijlage van deze verordening.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen tot welk bedrag gelijktijdig tot subsidieverlening en vaststelling kan worden besloten.

Hoofdstuk IV verantwoording en vaststelling

Rekening en verantwoording

Artikel 20

  • 1.

    Uiterlijk 31 maart van het jaar, volgend op ieder subsidiejaar, dient bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend:

  • a.

    een financieel verslag;

  • b.

    de balans plus toelichting, waaronder overzicht van reserves en voorzieningen;

  • c.

    een inhoudelijk verslag;

Voor instellingen van wie op grond van lid 4 een accountantsverklaring wordt verlangd geldt een uiterste indieningstermijn van 1 mei.

  • 2.

    Het financieel verslag dient zodanig ingericht te zijn dat per activiteit kan worden beoordeeld hoeveel subsidie is aangewend.

  • 3.

    In het inhoudelijk verslag van de activiteiten dient duidelijk aangegeven te worden of de resultaten voldoen aan de vooraf overeengekomen prestaties.

  • 4.

    Een accountantsverklaring wordt verlangd met betrekking tot die activiteiten en/of projecten die tenminste € 50.000 subsidie hebben ontvangen (bedrijfsplan gefinancierde instellingen). De verklaring geeft o.a. een oordeel over de juistheid, tijdigheid, volledigheid en rechtmatigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie. De accountant dient te verklaren dat de gestelde subsidievoorwaarden zijn nageleefd en de ontvangen subsidiegelden zijn aangewend voor het beoogde doel.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan instellingen verplichten volledige inzage in de boekhouding te verlenen.

Vaststelling van subsidie

Artikel 21

  • 1. De subsidievaststelling vindt plaats na afloop van de afgesproken subsidieperiode op basis van de ingeleverde rekening en verantwoording.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders deelt het besluit op de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk 14 weken na ontvangst van de complete aanvraag aan de instelling mee.

  • 3. Het bedrag van de subsidievaststelling is per instelling nooit hoger dan bedrag van de subsidieverlening.

Hoofdstuk V Terugvordering van subsidie

Artikel 22

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Onder andere, indien:

  • a. de geleverde prestaties niet volledig voldaan hebben aan de vooraf overeengekomen prestaties;

  • b. in het inhoudelijk verslag opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie wordt verstrekt;

  • c. in het financieel verslag opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie wordt verstrekt;

  • d. het subsidie zonder schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders aan andere doeleinden is of wordt besteed dan waarvoor het is verleend;

  • e. er sprake is van opheffing, faillissement of surséance van betaling.

  • 2. Terugvordering kan jaarlijks plaats vinden, ongeacht de afgesproken subsidieperiode.

  • 3. Bij toepassing van het eerste lid kan aan de betreffende instelling de verplichting worden opgelegd een accountantsverklaring in te leveren.

Hoofdstuk VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard’.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 januari 2009 en vervangt de Subsidieverordening Welzijn.

  • 3.

    In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De Algemene Wet Bestuursrecht titel 4.2 is van toepassing.

Ondertekening

Heerhugowaard, 23 juni 2009
De Raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage subsidieverordening normen voor berekenen subsidie conform artikel 9.2.

Emancipatie

Criteria:

Minimum aantal deelnemers: 15

Contributienorm: €3,-- per persoon per jaar

Bijdrage in vormende activiteiten: 50% van de uitgaven

subsidienorm:

Organisatiekosten: €409,--

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afdracht overkoepelend orgaan: de werkelijke kosten

Activiteiten: €227,-- per vormende activiteit met een maximum van 2 activiteiten.

Amateurkunst: Koren

Criteria:

Minimum aantal leden: 15

Contributienorm: € 55,-- per persoon per jaar voor volwassenen en

€ 25,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar

Contributienorm professioneel koor: € 137,--per persoon per jaar voor volwassenen

Neveninkomsten: 15% van de totale minimum contributienorm

Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie per jaar

Subsidienorm:

Organisatiekosten: €14,--per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Kostennorm dirigent: €2.269,--voor volwassenenkoor en

€1.816,-- voor jongerenkoor

Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van

€ 2.269,--.

Amateurkunst: Muziek

Criteria:

Minimum aantal leden: 15

Contributienorm: € 69,-- per persoon per jaar voor volwassenen en

€ 57,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar

Contributienorm fanfare: € 91,-- per persoon per jaar voor volwassenen

Neveninkomsten: 15% van de totale minimum contributienorm

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,--per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Kostennorm dirigent: € 3.177,--voor het eerste orkest en

€ 1.135,-- voor elk volgend orkest

Kostennorm kleding/instrumenten: € 2.269,--

Kostennorm optredens: € 227,--per openbare manifestatie met een maximum van 5 presentaties.

Amateurkunst: Toneel

Criteria:

Minimum aantal leden: 15

Contributienorm: € 91,--per persoon per jaar

Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm

Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie per jaar

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,--per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Kostennorm regisseur: € 1.362,--

Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van

€ 2.269,--.

Amateurkunst: Straattheater Stoepjee

Criteria:

Minimum aantal leden: 3

Contributienorm: € 196,--per persoon per jaar

Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven

Amateurkunst: Volksdansen

Criteria:

Minimum aantal leden: 15

Contributienorm: € 69,-- per persoon per jaar voor volwassenen en

€ 35,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar

Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm

Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie

per jaar

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14, - - per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Kostennorm instructeur: € 1.135,--

Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van

€ 1.135,--.

Jeugdwerk

Binnen het jeugdwerk wordt onderscheid gemaakt in:

  • ·

    verenigingen met leden die wekelijks een activiteit hebben

  • ·

    verenigingen die een paar keer per jaar een activiteit hebben waar incidenteel aan deelgenomen kan worden

  • ·

    het Zeekadettenkorps die een hele speciale plaats inneemt, omdat hier activiteiten plaatsvinden op en bij het schip. De leden betalen een fors hogere contributie. De contributienorm is hierop gebaseerd en bedraagt € 125,-- per persoon per jaar voor volwassenen en € 91, - - per persoon per jaar voor jongeren. Voor het overige worden de criteria gevolgd van de jeugdverenigingen met leden.

Criteria:

Minimum aantal leden: 25

Contributienorm: € 14,--per persoon per jaar

Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,--per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afschrijvingskosten: € 7,-- per lid

organisatie met leden: € 681,-- per organisatie.

organisatie zonder leden: € 454,-- per organisatie

Sport: Buitensport

Criteria:

Minimum aantal leden: 50

De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt opgebouwd:

contributienorm contributienorm % neven-

jeugd volwassenen inkomsten

Atletiek € 46,--€ 69,--30

Honk-/softbal € 46,--€ 69,-- 50

Handbal € 46,--€ 69,-- 50

Voetbal € 46,--€ 69,--65

Kanoën € 46,--€ 69,-- 15

Dutch Triathion C € 46,--€ 69,-- 15

Korfbal € 46,--€ 91,--30

Hockey € 46,--€ 91,--30

Roeien € 69,--€ 91,--15

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,--per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afdracht centrale organen: € 35,-- per lid

Kostennorm trainer senioren: € 2.269,-- tot/per 100 leden

Kostennorm trainer jeugd: € 2.269,-- tot/per 100 leden

Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog een bijdrage

Van € 2.269,-.

Sport: Binnensport

Criteria:

Minimum aantal leden: 30

De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt opgebouwd:

contributienorm contributienorm % neven-

jeugd volwassenen inkomsten

Reddingsbrigade € 35,--€ 69,--15

Gymnastiek € 35,--€ 69,--15

Tafeltennis € 35,--€ 69,--15

Volleybal € 46,--€ 69,--15

Badminton € 69,--€ 91,--15

Zwemmen en waterpolo € 100,--€ 130,--15

Basketbal € 69,--€ 103,--15

Aangepaste Sporten € 69,--15

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14, - - per lid

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afdracht centrale organen: € 35, - - per lid

Kostennorm trainer senioren: € 2.269,--tot/per 100 leden

Kostennorm trainer jeugd: € 2.269,-- tot/per 100 leden

Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog een bijdrage

Van€ 2.269,--.

Peuterspeelzaalwerk

Het peuterspeelzaalwerk wordt onderverdeeld in peuterspeelzalen met betaalde krachten en zonder betaalde krachten. Voor de peuterspeelzalen met betaalde krachten wordt geen contributienorm gehanteerd, omdat de ouderbijdragen de kosten van de leidsters moeten dekken.

Criteria peuterspeelzalen met betaalde krachten:

Minimum aantal peuters: 15

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,--per kind

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afschrijvingskosten: € 681,--per groep

Criteria peuterspeelzalen zonder betaalde krachten:

Minimum aantal peuters: 15

Norm ouderbijdrage: € 14,--voor 2 dagdelen per kind per maand

Subsidienorm:

Organisatiekosten: € 14,-- per kind

Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten

Afschrijvingskosten: € 681,-- per groep

Algemeen:

  • ·

    Algemeen dient nog gesteld te worden, dat de bijdrage voor de onderscheiden werkvelden nooit meer kan zijn dan het exploitatietekort.

  • ·

    Alle hiervoor gehanteerde normbedragen / bedragen per lid e.d. zijn maximumbedragen. Indien de werkelijke kosten lager zijn, wordt van de werkelijke kosten uitgegaan.

  • ·

    De percentages neveninkomsten zijn gebaseerd op ervaringsgetallen.

  • ·

    Heerhugowaardse verenigingen, met leden van buiten de gemeente, kunnen aanspraak maken op de volledige bekostigingsbijdrage indien het aantal Heerhugowaardse leden minimaal 50% is.Er vindt een korting op de bijdrage plaats gelijk aan 3x het percentage van de niet-Heerhugowaardse leden boven de 50%.

    Voorbeeld:Een Heerhugowaardse vereniging met 70% leden van buiten de gemeente krijgt een korting op de bekostigingsbijdrage van 60%.

Bijlage subsidieverordening: procedure bedrijfsplan conform artikel 18.4

Bijlage subsidieverordening: procedure bedrijfsplan conform artikel 18.4

Start: Twee jaar voor het verstrijken van de bedrijfsplanperiode

Periode januari tot juli:

-De lopende bedrijfsplanperiode wordt met de instelling tussentijds geëvalueerd. De maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken bij de beleidsverwachting voor de nieuwe bedrijfsplanperiode.

Aansluitende periode juli tot oktober:

-De instelling ontwikkelt op basis van het subsidiebeleid een concept-bedrijfsplan en geeft de financiële consequenties aan.

Aansluitende periode oktober en november:

  • -

    Gemeente en de instelling voeren overleg over het concept-bedrijfsplan en het budgettaire beslag;

  • -

    Over de uitvoering van gemeentelijk beleid en het daarop betrekking hebbend budget dient tussen gemeente en instelling consensus te worden bereikt.

Aansluitende periode december en januari:

-Het college van burgemeester en wethouders neemt een voorlopig standpunt in over het concept-bedrijfsplan.

Aansluitende periode februari en maart:

-De instelling stelt de definitieve versie van het bedrijfsplan op.

Aansluitende periode april tot en met december;

voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe bedrijfsplanperiode:

Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders vindt plaats binnen de procedure van het Integraal Subsidieplan Welzijn (ISP).

Bijlage subsidieverordening: betaalschema conform artikel 19.3

Subsidiebedragen tot € 5.000 : betaling in de maand februari

Subsidiebedragen vanaf € 5.000 tot € 50.000 : betaling 50% in de maand februari

: betaling 50% in de maand mei

Subsidiebedragen vanaf € 50.000 : betaling 25% in de maand februari

: betaling 50% in de maand mei

: betaling 25% in de maand september