Regeling vervallen per 27-03-2013

Beleidsregel Terugvordering WWB

Geldend van 01-05-2010 t/m 26-03-2013

Intitulé

Beleidsregel Terugvordering WWB

Nr.BW10-0297

de Raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel

b e s l u i t

vast te stellen

Beleidsregel Terugvordering WWB Algemeen

1. Wettelijke bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de wettelijke bevoegdheid genoemd in de volgende wetten WWB, WIJ, IOAW/IOAZ, en Bbz.

Herziening en intrekking

2. Herziening of intrekking van het toekenningbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

  • 1.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting, voortvloeiend uit 1 van de wetten zoals genoemd in artikel 1 van dit beleid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

  • 2.

    anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Terugvordering

3. Terugvordering

Bijstand dan wel terug te vorderen gelden worden teruggevorderd door gebruik te maken van de bevoegdheden zoals genoemd in de wetten van artikel 1.

4. Aangiftegrens:

Het college doet aangifte bij de officier van justitie, als er sprake is van bijstandsfraude. Aangifte wordt gedaan als het bedrag van de fraude gelijk is aan of meer bedraagt dan € 10.000,- danwel sprake is van recidive.

5. Uitstel van betaling

Op grond van artikel 4:94 lid 1 Awb maakt het college gebruik van de bevoegdheid om uitstel van betaling te verlenen. In dat geval, moet in ieder geval aan 1 van de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • 1.

    de debiteur kan schriftelijk een verzoek tot uitstel van betaling indienen. Op individuele basis dient bezien te worden of en hoe vaak uitstel van betaling wordt verleend. Afwegingen welke hierbij in acht worden genomen zijn onder meer; de betalingshistorie, de aard van de vordering, de hoogte van de vordering;

  • 2.

    wanneer de debiteur verzoekt om een betalingsregeling of wanneer er op termijn een betaling te verwachten is, waarmee de vordering ineens voldaan kan worden;

  • 3.

    wanneer kortdurend uitstel van betaling wordt gevraagd, bedraagt deze 6 weken.

    Binnen deze termijn moet het onderzoek naar de financiële situatie van de debiteur afgerond zijn;

  • 4.

    wanneer langdurig uitstel van betaling (met een maximum van 1 jaar), wordt gevraagd, moet individueel beoordeeld worden waarom en voor hoelang het uitstel noodzakelijk is.

6. Intrekken uitstel van betaling ineens (artikel 4:96 Awb):

Op grond van artikel 4:96 Awb kan het college de beschikking tot uitstel van betaling intrekken of wijzigen:

  • 1.

    indien de voorschriften niet worden nageleefd of;

  • 2.

    indien de debiteur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid, of;

  • 3.

    voor zover veranderde omstandigheden zich verzetten tegen voortduring van het uitstel onderscheidenlijk tegen de verlening van het voorschot.

7 Verrekening op grond van de in artikel 1 genoemde wetten

Het college maakt maximaal gebruik van deze bevoegdheid:

  • 1.

    de in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen worden verrekend met de algemene bijstand / inkomensvoorziening;

  • 2.

    indien de kosten van bijstand of een inkomensvoorziening worden teruggevorderd, mogen die kosten worden verrekend met de algemene bijstand of uitkering;

  • 3.

    een uitkering verleend in een vorm van een geldlening wordt verrekend met de algemene bijstand of uitkering;

  • 4.

    toegekende activeringspremies, langdurigheidstoeslag danwel andere doeluitkeringen worden, na toestemming van de debiteur, verrekend met openstaande vorderingen;

  • 5.

    de kosten van aanmaning, verschuldigde rente, kosten van dwangbevel en invorderingskosten mogen worden verrekend met de verstrekte bijstand/uitkering;

  • 6.

    met toepassing van artikel 4:124 Awb vindt verrekening van een WWB vordering, met een uitkering op grond van de WIJ plaats, op grond van artikel 6:127 BW.

8. Brutering

  • 1.

    Bij niet voldoen van de vordering in het jaar waarin de vordering is ontstaan, wordt de vordering verhoogd met loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, voor zover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.

  • 2.

    Indien het ontstaan van de vordering niet aan belanghebbende te wijten is, kan het college, indien dit onredelijk belastend is voor belanghebbende, afzien van voornoemde verhoging. (zie toelichting)

9. Wettelijke rente en kosten

De debiteur is in verzuim indien hij / zij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald. In die gevallen wordt de vordering verhoogd met de volgende kosten, zolang het verzuim strekt:

  • 1.

    Wettelijke rente (artikel 4:97 Awb);

  • 2.

    Aanmaningskosten ( artikel 4:98 Awb);

  • 3.

    Buitengerechtelijke kosten bij dwangbevel 15%;

  • 4.

    De uitvaardiging en ten uitvoerlegging van het dwangbevel geschieden op kosten van de debiteur (artikel 4:113 Awb).

10. Aanmaning

Het college verzendt een aanmaning, als belanghebbende niet binnen 6 weken na verzending van de beschikking bestuursrechtelijke geldsom, tot terugbetaling is overgegaan, of indien belanghebbende onvoldoende inzage geeft in zijn/haar financiële situatie.

11. Dwanginvordering

Het college gaat over tot dwanginvordering, nadat de termijn zoals genoemd in de aanmaning is verstreken en belanghebbende niet tot terugbetaling is overgegaan, of onvoldoende inzage geeft in zijn/haar financiële situatie.

12. Vervallen bescherming beslagvrije voet

Indien debiteur in het kader van invordering door middel van verrekening of beslaglegging de bescherming van de beslagvrije voet geniet, vervalt deze bescherming indien hij/zij de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt.

Indien na het verstrijken van de hersteltermijn de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt, zal per individueel geval worden bekeken of de bescherming van de beslagvrije voet alsnog wordt hersteld.

13. Afzien van terugvordering

Het college ziet af van terug- en/of invordering, indien uit de belangenafweging blijkt dat hiervoor een dringende reden aanwezig is.

Kwijtschelding

14. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van de artikelen 3 t/m 13 kan het college besluiten dat onder voorbehoud, geheel of

gedeeltelijk tot kwijtschelding wordt overgegaan, indien:

  • 1.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • 2.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen zonder een zodanig besluit niet tot stand komt, en

  • 3.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang, en

  • 4.

    de schuldenregeling tot stand wordt gebracht door een erkende schuldhulpverlener. Het verzoek tot kwijtschelding moet namens de debiteur door de schuldhulpverlener worden gedaan.

15. Geen kwijtschelding

Kwijtschelding als bedoeld als in artikel 14 vindt niet plaats indien:

  • 1.

    De vordering door pand of hypotheek op een zaak of zaken zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die zaken verhaald kunnen worden.

  • 2.

    De vordering is ontstaan als gevolg van verwijtbaar gedrag van belanghebbende(n). In dat geval gaat het college slechts akkoord met een minnelijke schuldregeling indien te verwachten is dat het bedrag dat via de schuldregeling wordt ontvangen, hoger is dan het bedrag dat redelijkerwijs bij het reguliere invorderingtraject, als genoemd in de artikelen 21 t/m 23, wordt ontvangen.

16. Inwerkingtreding van het kwijtscheldingsbesluit:

Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als genoemd in artikel 14, treedt niet in werking voordat een schuldenregeling tot stand is gekomen.

17. Intrekking van het kwijtscheldingbesluit:

Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als genoemd in artikel 14, wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende(n) gewijzigd, indien:

  • 1.

    niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen, of

  • 2.

    de belanghebbende(n) zijn of haar schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of

  • 3.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid, of

  • 4.

    de belanghebbende(n) gedurende de looptijd van de schuldregeling nieuwe schulden heeft gemaakt.

18. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingverplichting

  • 1.

    In afwijking van artikel 14, kan het college besluiten om van (verdere) terugvordering af te zien indien de belanghebbende:

    a gedurende 60 maanden volledig aan zijn/haar betalingverplichtingen, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering hebbende kosten heeft voldaan, of;

    b niet gedurende 60 maanden volledig aan zijn/haar betalingverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering hebbende kosten, alsnog heeft betaald, of;

    c gedurende 60 maanden geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat belanghebbende(n) deze op enig moment zal gaan verrichten, of;

    d een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

    Hierbij geldt de restrictie, dat het bedrag van de afkoop hoger dient te zijn, dan het bedrag dat redelijkerwijs van belanghebbende wordt ontvangen bij het reguliere invorderingtraject, als genoemd in de artikelen 21 t/m 23.

  • 2.

    Het verzoek om kwijtschelding van het restant dient van belanghebbende(n) te komen.

  • 3.

    Een periode van uitstel telt niet mee in de aflossingduur.

  • 4.

    Als (een gedeelte van) de vordering(en) via incassomaatregelen is geïnd, wordt de maximale aflossingtermijn als genoemd in artikel 18, lid 1 verlengd met 36 maanden. Deze verlenging is van toepassing op de oorspronkelijke vordering en staat los van de op de incasso betrekking hebbende kosten die eveneens in rekening worden gebracht en die niet voor afkoop in aanmerking komen.

19. Fraudevorderingen:

Vordering(en) ontstaan als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingen-verplichting dienen volledig voldaan te worden.

Invordering van terug te vorderen bijstand

20. Bestuursrechtelijke geldsom

In de beschikking bestuursrechtelijke geldsom deelt het college aan de belanghebbende mede:

  • 1.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • 2.

    de termijn(en) waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • 3.

    de terugvorderingsgrond.

21. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in een beschikking bestuursrechtelijke geldsom of betalingsbeschikking geldt als een opgelegde betalingsverplichting. Aan de hand van de bij deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften gevoegde draagkrachtberekening wordt het aflossingbedrag vastgesteld.

  • 2.

    Op verzoek van de belanghebbende(n) kan het college het aflossingsbedrag herzien.

  • 3.

    Tenminste één keer per 12 maanden verricht het college onderzoek naar de financiële situatie van belanghebbende(n). Indien de situatie daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

  • 4.

    Indien alle vorderingen met de afgesproken betalingsregeling, binnen 60 maanden volledig afgelost zullen zijn, kan bij het nakomen van de betalingsregeling, afgezien worden van het wijzigen van de betalingsverplichting.

  • 5.

    Onderzoek naar de financiële situatie van belanghebbende(n) kan achterwege blijven indien met belanghebbende(n) een regeling kan worden getroffen waarmee de (rest-) vordering binnen 12 maandelijkse termijnen zal worden afgelost.

  • 6.

    Indien een geldlening is verstrekt in verband met een eigen woning, zal aflossing plaatsvinden conform de Beleidsregels vermogen in eigen woning en Richtlijn Krediethypotheek.

22. Beslaglegging

Indien de belanghebbende(n) onvoldoende bereid is tot het treffen van een betalingsregeling, een eerder opgelegde betalingsverplichting onvoldoende nakomt, of ter zekerheidstelling van de aflossing van een (te stellen) vordering dan wordt het dwangbevel / de terugvorderingbeschikking, tenuitvoergelegd door middel van:

  • 1.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikel 479 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • 2.

    beslag door de deurwaarder overeenkomstig artikel 439 (op roerende en onroerende zaken) en 475 (loonbeslag) van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • 3.

    het verzoeken van verlof tot het leggen van conservatoir beslag.

Overige bepalingen

23. Preferentie

  • 1.

    Vorderingen op grond van de in artikel 1 genoemde wetgeving zijn preferent. Bij de invordering heeft dat tot gevolg dat de aanwezige betalingsruimte voor concurrente vorderingen wordt ingenomen.

  • 2.

    Van preferentie kan tijdelijk worden afgezien als daardoor onevenredig nadeel voor de belanghebbende ontstaat doordat hij niet in staat is gemaakte betalingsafspraken na te komen in het kader van een huur- of energieschuld.

  • 3.

    De preferentie van de vordering blijft overeind als een huur- of energieschuld ontstaat na de ingang van de betalingsverplichting op grond van vorderingen ontstaan uit de wetten zoals genoemd in artikel 1.

  • 4.

    Het college ziet tijdelijk af van invordering als de betalingsruimte van de belanghebbende geheel in beslag wordt genomen door een aflossingsverplichting aan Kredietbank Noord-West terwijl de gemeente een garantstelling voor die lening heeft afgegeven op grond van de wetten zoals genoemd in artikel 1.

24. Schorsende werking

  • 1.

    Een bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende(n) tegen een bestuursrechtelijke geldsom of dwangbevel heeft geen schorsende werking.

  • 2.

    Het college kan de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift opschorten als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de belanghebbende(n).

25. Belangenafweging :

In geval van een beschikking bestuursrechtelijke geldsom en/of herziening wordt een belangenafweging gemaakt, waarbij toetsing aan ondermeer de volgende criteria plaatsvindt:

  • 1.

    de reden van terugvordering, herziening en/of invordering;

  • 2.

    de mate van verwijtbaarheid;

  • 3.

    de persoonlijke omstandigheden;

  • 4.

    dringende redenen.

26. Overgangsrecht :

Op een verplichting tot betalen van een geldsom aan of door het college die is vastgesteld of ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit beleid, blijft het beleid gelden zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit beleid.

27. Inwerkingtreding :

Deze beleidsregel terugvordering treedt in werking vanaf datum bekendmaking.

Toelichting

Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden.

In de WWB zijn het terugvorderen van teveel en ten onrechte verleende bijstand en verhaal van bijstand op onderhoudsplichtigen bevoegdheden van burgemeester en wethouders.

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheden in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

Met ingang van 1 juli 2009 is de Algemene wet bestuursrecht opnieuw aangepast dan wel verder uitgebouwd: de 4e tranche. De veranderingen liggen voornamelijk op het terrein van geldschulden en hebben directe relevantie voor het debiteurenbeleid van de gemeente Heerhugowaard, afdeling Sociale Zaken.

De beleidsregels richten zich op invordering van vorderingen op grond van de WWB, IOAW, IOAZ, BBZ, en de WIJ. De WIJ (Wet investeren in jongeren) is op 1 oktober 2009 in werking getreden.

Het wetsvoorstel houdende bundeling van uitkering inkomensvoorziening is op 1 januari 2010 van kracht geworden. De verplichting van terugvordering IOAW/Z wordt veranderd in een bevoegdheid van het college.

Het uitgangspunt van het beleid terugvordering is dat iedere vordering in beginsel ineens wordt ingevorderd en dat fraude niet mag lonen.

Herziening en intrekking

2. Herziening of intrekking van het toekenningbesluit

Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herziening- of intrekkingbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders maken gebruik van deze bevoegdheid. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen, gebruik van deze bevoegdheid.

Als er na onderzoek over een periode:

  • ·

    minder recht op bijstand is, wordt het recht over die periode herzien.

  • ·

    geen recht op bijstand is, wordt het recht over die periode ingetrokken.

Als achteraf geconstateerd wordt dat vanaf een bepaalde datum in het geheel geen recht op bijstand bestaat, wordt het recht op bijstand vanaf die datum ingetrokken. De bijstanduitkering wordt dan dus niet beëindigd met ingang van de eerste datum waarop geen bijstand meer verstrekt wordt, maar ingetrokken vanaf de eerste datum dat in het geheel geen recht op bijstand bestond.

Als het recht op bijstand is ingetrokken en de belanghebbende wenst aanspraak te maken op een uitkering, moet de belanghebbende bij de nieuwe aanvraag nadrukkelijk aantonen dat er sprake is van bijstandbehoevende omstandigheden. Als er in het verleden een onjuist toekenningbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan toch sprake zijn van herziening of intrekking van het besluit.

a.Per 01-01-2002 geeft de gemeente uitvoering aan de wet SUWI. Gelet op artikel 2 Invoeringswet WWB jo. artikel 2 Inwerkingtredingsbesluit WWB en Invoeringswet WWB jo. artikel 2 Invoeringsregeling WWB, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard besloten om per 1 oktober 2004 uitvoering te geven aan artikel 17 van de WWB.

Er is ook één geval waarin de wet herziening of intrekking verplicht voorschrijft. Het gaat om artikel 40 lid 6 WWB. Op grond van dit artikellid dient het college het recht op bijstand te herzien of in te trekken, indien de belanghebbende niet voldoet aan het verzoek om de in het GBA opgenomen adresgegevens in overeenstemming te doen brengen met de feitelijke woonsituatie. Het verzoek daartoe wordt gedaan op grond van artikel 40 lid 3 en lid 5 WWB. Tegelijkertijd wordt in dat geval het recht op bijstand opgeschort. De eventuele herziening of intrekking vindt plaats met ingang van de datum waarop het recht op bijstand is opgeschort; hierdoor is terugvordering niet aan de orde.

Herzien/intrekking zes maanden jurisprudentie:

De zes maanden- jurisprudentie heeft betrekking op herziening/intrekking en terugvordering en niet op grond van het schenden van de inlichtingenplicht, maar in situaties van anderszins onverschuldigd is betaald. De zesmaanden- jurisprudentie heeft in het beginsel slechts betrekking op een terugvorderingsbesluit op grond van artikel 54 lid 3 onder b jo. 58 lid 1 onder a WWB.

Het betreft die gevallen dat het betrokkene redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat teveel bijstand is verstrekt zonder dat hem/haar daarvan een verwijt gemaakt kan worden. Als er sprake is van terugvordering op grond van artikel 54 lid 3 onderdeel b WWB dan kan niet meer worden teruggevorderd dan hetgeen is betaald gedurende zes maanden na binnenkomst van een signaal. Het gaat om exact zes maanden, wat gerekend moet worden vanaf de datum van het eerste concrete signaal.

Dat signaal kan bijv. zijn:

  • ·

    een mededeling tijdens een heronderzoeksgesprek;

  • ·

    schriftelijk verstrekte informatie van de klant;

  • ·

    een mededeling tijdens het intakegesprek;

  • ·

    een GBA-melding over leef-woonsituatie of leeftijd kind;

  • ·

    andere interne signalen die van belang zijn voor het recht op uitkering.

Zesmaanden jurisprudentie:

Er wordt van belanghebbende een ondubbelzinnig signaal ontvangen waaruit duidelijk blijkt dat er teveel bijstand wordt betaald. Als de gemeente desondanks langer dan 6 maanden wacht om de uitkering aan te passen, matigt de gemeente de terugvordering tot het bedrag dat in de eerste 6 maanden na ontvangst van het signaal ten onrechte is betaald.

Terugvordering

3. Ten onrechte verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voor zover deze

bijstand:

  • 1.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend (artikel 58 lid 1 a WWB en artikel 54 lid 1 a WIJ);

  • 2.

    in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen (artikel 58 lid 1 b WWB);

  • 3.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht (artikel 58 lid 1 c WWB);

  • 4.

    ingevolge artikel 52 WWB en artikel 37 WIJ bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat (artikel 58 lid 1 d WWB) of nadien is vastgesteld dat geen recht op inkomensvoorziening bestaat (artikel 54 lid 1 b WIJ);

  • 5.

    anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen (artikel 58 lid 1 e WWB en artikel 54 lid 1 d WIJ), of

  • 6.

    anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

1 de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de WWB, beschikt of kan beschikken (artikel 58 lid 1 f sub 1) of omdat de jongere naderhand met betrekking tot de periode waarover de inkomensvoorziening is verleend, over in aanmerking te nemen vermogen of inkomen beschikt of kan beschikken (artikel 54 lid 1 c);

2 bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

4. Aangiftegrens

Dit criterium voor een strafrechtelijke afdoening is neergelegd in de frauderichtlijn van de procureurs-generaal.

5. Uitstel van betaling

Gedurende het uitstel gaat het college niet over tot aanmanen of invorderen. Uitstel van betaling geschiedt door middel van een beschikking. Hoewel de bevoegdheid tot verrekening blijft bestaan, kan het college gedurende de termijn waarvoor uitstel van betaling is verleend niet aanmanen of (dwang)invorderen. Vrijwillige betalingen kunnen uiteraard wel in ontvangst worden genomen.

Doordat de beschikking de termijn waarvoor het uitstel geldt dient te vermelden, is het voor betrokkene duidelijk wanneer met het aanmanings- dan wel invorderingstraject (eventueel/weer) zal worden aangevangen. Het is mogelijk om aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften te verbinden, zoals een betalingsregeling of zekerheidsstelling.

Doordat het verzuim zal zijn ingetreden, is over de termijn van uitstel in beginsel wettelijke rente verschuldigd. De betrokkene is immers in verzuim wanneer hij niet binnen de reguliere termijn heeft betaald.

Wanneer het niet de bedoeling is dat de wettelijke rente gedurende het uitstel doorloopt, kan door het college op grond van artikel 4:101 Awb, in de beschikking anders worden bepaald.

Er kunnen zich verschillende situaties voordoen waarin de betrokkene de verschuldigde geldsom niet binnen de gestelde termijn kan voldoen en betaling van hem ook in redelijkheid niet kan worden gevergd. Niet uitgesloten is bijvoorbeeld dat het college uitstel van betaling verleent om de betrokkene de gelegenheid te geven de periode van bezwaar en beroep te kunnen overbruggen. Dit kan wenselijk zijn aangezien bezwaar en beroep geen schorsende werking hebben.

Tevens kan een situatie zich voordoen waarbij de vordering ineens voldaan kan worden echter de gelden nog niet vrijgekomen zijn. Te denken in het geval van erfenis en de daaruit vrij te komen nalatenschap, verkoop van een woning, nabetaling UWV, afkoop, schenking enz.

Dan kan het voorkomen dat uitstel van betaling wordt verleend voor de duur zolang dit nodig is.

Indien daartoe aanleiding bestaat kan het college, het uitstel, tussentijds beëindigen. Beëindiging van het uitstel doet de betalingsverplichting onverkort herleven en vergt een nieuwe beschikking van het opheffen van de uitstel tot betaling. Pas na bekendmaking van deze beschikking kan de invorderingsprocedure worden gestart of worden hervat. Ingeval een aan het uitstel verbonden voorschrift deels niet wordt nagekomen – bijvoorbeeld door het niet tijdig voldoen van één termijnbetaling – kan ervoor worden gekozen dit gedeelte na aanmaning in te vorderen.

Artikel 4:96 Awb geeft onder meer aan, dat indien de wederpartij onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid, het college overgaat tot intrekking van de beschikking tot uitstel van betaling.

7. Verrekening op grond van de in artikel 1 genoemde wetten

Verrekening moet bij beschikking plaatsvinden. De verrekening gebeurt conform de wetsartikelen zoals genoemd in artikel 1. Indien uitstel van betaling is verleend, blijft de bevoegdheid tot verrekening bestaan. Het college kan het recht tot verrekening in het algemeen na vijf jaar niet meer uitoefenen, tenzij de rechtsvordering wordt gestuit. Opgemerkt wordt dat de WIJ een uitzondering is. Met toepassing van artikel 4:124 Awb vindt verrekening van een WWB vordering, met een uitkering op grond van de WIJ plaats, met toepassing van artikel 6:127 BW. Dit totdat anders bepaald wordt.

8. Brutering

  • 1.

    In de WWB is het bruteren van de bijstandvordering over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd in artikel 58 lid 4 WWB. Burgemeester en wethouders maken gebruik van deze bevoegdheid. Het uitgangspunt is dat de vordering die niet binnen het kalenderjaar wordt terugbetaald, wordt gebruteerd. Dit, omdat de gemaakte kosten van bijstand, mede omvatten, de daarover verschuldigde loonbelasting en premies.

  • 2.

    Indien de vordering niet aan belanghebbende is te wijten, kan op grond van bijzondere omstandigheden afgeweken worden van bovengenoemde verhogingen. Daartoe is allereerst van belang dat belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de vordering omdat belanghebbende de inlichtingen tijdig op de daarvoor bestemde wijze aan het College heeft kenbaar gemaakt. Van schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17, eerste lid WWB, rustende inlichtingenplicht is dan ook geen sprake. Voorts kan belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat de vordering niet reeds in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft is voldaan. (CRvB 28-11-2006 LJN AZ3437)

9. Wettelijke rente en kosten

Indien er sprake is van verzuim zal de gemeente Heerhugowaard de wettelijke rente en aanmaningskosten in rekening brengen conform de regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Toepassing wordt gegeven aan het besluit van 25 juni 2009, houdende nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten ten uitvoering van dwangbevelen. (Besluit buitengerechtelijke kosten)

In artikel 1 van voornoemd besluit is bepaald dat de kosten in rekening gebracht kunnen worden voor zover zij redelijk zijn. De Buitengerechtelijke kosten bedragen ten hoogste 15 % van de geldsom, als bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht.

Indien wijziging van het genoemd percentage plaatsvindt, zal per die datum van wijziging het dan geldende percentage danwel geldbedrag in rekening worden gebracht.

De kosten zijn ook verschuldigd indien het dwangbevel door betaling van de verschuldigde bedragen niet of niet volledig ten uitvoer is gelegd (art 4:120 Awb)

10. Aanmaning

Het verzenden van een aanmaning is in feite niet meer dan een betalingsherinnering. Het zenden van een aanmaning tot betaling is echter ook een vereiste alvorens tot invordering bij dwangbevel kan worden overgegaan. Het spreekt voor zich dat er dan een betalingsverzuim is en de termijn van de wettelijke rente is gaan lopen.

11. Dwanginvordering

Nadat de aanmaningstermijn is verstreken en de geldschuld nog niet (volledig) is betaald, kan een schriftelijk dwangbevel door het college worden afgegeven dat ertoe strekt de betaling ervan af te dwingen.

Onder dwangbevel wordt verstaan: een schriftelijk bevel van een bestuursorgaan dat ertoe strekt de betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht af te dwingen. Een dwangbevel levert een executoriale titel op. De tenuitvoerlegging (executie) van een dwangbevel vindt plaats conform artikel 60 WWB.

Met ingang van 1 juli 2009 is het besluit buitengerechtelijk kosten in werking getreden. Het besluit geeft nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen.

De buitengerechtelijke kosten, bedoeld in artikel 4:120 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen in rekening worden gebracht voor zover zij redelijk zijn. De buitengerechtelijke kosten bedragen ten hoogste 15% van de geldsom, bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht.

Een gerechtsdeurwaarder wordt alleen ingeschakeld wanneer beslag moet worden gelegd op een roerend goed, onroerend goed of bankrekening danwel eigen beslag geen doel treft.

12. Vervallen bescherming beslagvrije voet

Voorafgaand aan het vervallen van de bescherming van de beslagvrije voet wordt de debiteur van het voornemen hiertoe en de consequenties hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

13. Afzien van terugvordering

1.Bij de afweging van belangen, genoemd in artikel 25, wordt onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van dringende redenen op basis waarvan kan worden afgezien van (verdere) invordering. Artikel 13 maakt een uitzondering mogelijk op de in artikelen 3 t/m 12 omschreven uitvoering van de bevoegdheid tot terugvordering. Gezien de omstandigheden van persoon en gezin kunnen er dringende redenen zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Indien terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie zou kunnen hebben, dient toepassing van artikel 25 sub 1 te worden overwogen. De vraag wat dringende redenen in de zin van de wet zijn om van terugvordering af te zien, kan moeilijk in zijn algemeenheid worden beantwoord. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de betrokkene moet worden beoordeeld. Dit lid strekt er dus niet toe om een algemene of categoriale mogelijkheid te bieden om van terugvordering af te zien.

Kwijtschelding

14. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Dit artikel heeft betrekking op een namens belanghebbende aangeboden schuldenregeling, waarbij gedurende 3 jaar alles boven het budgetinkomen wordt gereserveerd ter aflossing van alle schulden. Na afloop van deze periode wordt aan belanghebbende finale kwijting verleend.

  • 1.

    Indien belanghebbende in beginsel in staat moet worden geacht zijn schulden binnen een redelijke periode te kunnen voldoen, is er geen reden om af te zien van terugvordering. Pas als voorzienbaar is dat belanghebbende niet zal kunnen doorgaan met het betalen van zijn schulden kan er aanleiding zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

  • 2.

    Daar volgens de ‘Gedragscode Schuldregeling Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet’ schuldhulpverlenende instellingen slechts meewerken indien de gehele schuldenlast kan worden gesaneerd, stemt de gemeente slechts toe indien alle schuldeisers meewerken.

  • 3.

    De gemeente die bijstandschulden terugvordert wordt als preferente schuldeiser aangemerkt. Om akkoord te kunnen gaan met een voorstel, dient aan de gemeente derhalve een dubbel percentage aangeboden te worden ten opzichte van concurrente schuldeisers.

  • 4.

    Bij de erkenning van de schuldhulpverlener, wordt aansluiting gezocht bij de richtlijn voor schuldhulpverleners. Deze stelt onder meer dat een schuldhulpverleningsvoorstel gedaan moet worden door een schuldhulpverlener die direct is aangesloten bij een gemeente, of door een organisatie die door de gemeente is gemandateerd of aangesteld is door de rechtbank.

Bij belanghebbenden met een lopende uitkering, kan het zijn dat er voor de overbrugginguitkering nog geen terugbetaalverplichting is. Indien er nog geen terugvorderingbesluit is afgegeven, wordt evengoed de overbruggingsvordering ingediend bij de bewindvoerder. Ook in dit geval dient de gemeente als preferente schuldeiser aangemerkt te worden op grond van het gestelde in artikel 60 lid 4 WWB en artikel 56 lid 6 WIJ.

15. Geen kwijtschelding

  • 1.

    Indien er pand of hypotheek is gevestigd gaat de gemeente niet akkoord met een minnelijke schuldregeling, daar de teruggevorderde uitkering niet zou zijn verstrekt zonder het vestigen van pand of hypotheek. Indien de zaak na verkoop onvoldoende opbrengt, kan de resterende schuld wel worden betrokken bij een minnelijke schuldregeling. De gemeente gaat niet akkoord met een voor de gemeente nadelige wijziging in rangorde van de schuldeisers.

    Tot de invoering van de WWB werden in de Abw krediethypotheken gevestigd op de overwaarde van het in eigendom toehorende registergoed (woonhuis of woonboot) van de bijstandpartij. Met de invoering van de WWB is dit niet meer het geval. Artikel 7 van het BBZ 2004 bepaalt dat vermogen in de woning die door bijstandpartij wordt bewoond niet tot het vermogen behoort. Voor de aflossing van op grond van artikel 50 WWB toegekende geldleningen zijn nadere regels gesteld. Terugbetaling hiervan zal geschieden conform de Beleidsregel vermogen in eigen woning en Richtlijn Krediethypotheek (Vastgesteld d.d. 27-1-2009, ingangsdatum 01-02-2009), zie artikel 23 sub 6.

  • 2.

    Gezien het feit dat op grond van artikel 19, voor fraudevorderingen een langere termijn is gesteld van het voldoen aan de betaalverplichting, ligt het in de lijn om ook voor kwijtschelding wegens schuldenproblematiek, bij fraudevorderingen, voor een strengere aanpak te kiezen. Om deze reden wordt slechts akkoord gegaan met een voorstel, indien vooraf al vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering, minder oplevert dan de minnelijke schuldregeling.

16. Inwerkingtreding van het kwijtscheldingsbesluit:

Eerst indien, van de bewindvoerder van belanghebbende een brief is ontvangen met de strekking dat er een schuldenregeling overeenkomstig artikel 14 tot stand is gekomen, treedt het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering in werking. Dit houdt o.m. in dat de activiteiten ter invordering van het verschuldigde, niet worden opgeschort zolang bovenvermelde brief niet is ontvangen.

18. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingverplichting:

  • 1.

    a Een periode van nihilstelling (onvoldoende draagkracht) telt mee in de duur van de aflossing.

    b Indien er door belanghebbende over de voorliggende periode van 60 maanden niet volledig is voldaan aan de aflossingregeling(en), maar het nog verschuldigde inclusief de bijkomende kosten en rente volledig wordt voldaan, kan belanghebbende in aanmerking komen voor kwijtschelding van het restant.

    c Indien niet aannemelijk is dat belanghebbende ooit zal gaan betalen, kan ambtshalve kwijtschelding worden verleend.

    d Er dient bij de mogelijkheid tot afkoop zeer terughoudend te worden omgegaan. De belanghebbende kan in aanmerking komen indien vooraf al vrijwel vast staat dat het bedrag dat middels de afkoop wordt ontvangen, hoger is dan het bedrag dat redelijkerwijs wordt ontvangen bij reguliere wijze van invordering, als genoemd in de artikelen 21 t/m 23.

  • 3.

    Met een periode van uitstel wordt bedoeld:

    • ·

      een verleende tijdelijke opschorting van de betaalverplichting, of

    • ·

      een periode dat belanghebbende zonder akkoord van de gemeente verzuimd heeft aan zijn betalingverplichting te voldoen.

19. Fraudevorderingen.

Onverminderd het overige bepaalde omtrent terugbetaling, is de maximale aflossingduur voor niet-fraude vorderingen 60 maanden. Aflossing van fraude vorderingen dient volledig plaats te vinden. Onder fraude vordering wordt verstaan:

  • -

    Een verwijtbare vordering

  • -

    Een vordering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de

    inlichtingenverplichting.

Invordering van terug te vorderen bijstand

20. Bestuursrechtelijke geldsom

De hoogte van de maandelijkse aflossingsbedragen is afhankelijk van de aflossingscapaciteit van belanghebbende, (zie toelichting bij) artikel 21. Er is echter geen reden om niet van belanghebbende te verlangen dat hij ook vrijgelaten middelen (waaronder vermogen) aanwendt om de terugvorderingschuld te betalen. Deze middelen zou hij immers ook moeten aanwenden ter voldoening van 'gewone' schulden en terugvordering van bijstandschulden is zelfs een bevoorrechte vordering. Evenmin kan de aflossingscapaciteit van belanghebbende worden verminderd met bedragen welke belanghebbende bij wijze van morele verplichting als onderhoudsbijdrage aan familieleden betaalt (zie CRvB 16-06-2004, nr. 01/4872 NABW).

21. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

Om te kunnen vaststellen wat het aflossingbedrag moet zijn, is inzicht in de financiële

omstandigheden nodig. Deze worden inzichtelijk door het “onderzoeksformulier debiteuren” dat de belanghebbende moet invullen, onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. Onder andere aan de hand van dit formulier wordt de maandelijkse aflossingsverplichting bepaald.

  • 1.

    Aan de hand van een draagkrachtberekening wordt het maandelijkse aflossingsbedrag vastgesteld. Dit wordt per besluit aan belanghebbende kenbaar gemaakt. Er wordt onder meer rekening gehouden met alle heffingkortingen die voor de leefvorm van toepassing zijn.

  • 3.

    Er wordt eens per 12 maanden een onderzoek uitgevoerd naar de financiële situatie van de belanghebbende. Indien de financiële situatie is gewijzigd, wordt de verplichting conform de nieuwe situatie gewijzigd. Indien de belanghebbende geen, of een onbekende inkomstenbron heeft, wordt bij het periodieke heronderzoek, inieder geval informatie ingewonnen bij onze SUWI-net inkijk, de Kamer van koophandel (KvK), de belastingdienst en het gemeentelijke bevolkingsregister.

  • 1.

    Indien er een regeling is vastgesteld waarmee alle vorderingen binnen 60 maanden zijn afgelost, beperkt het 12-maandelijkse onderzoek zich tot het controleren of de regeling goed wordt nagekomen. Indien dit het geval is, kan de aflossingregeling ongewijzigd gecontinueerd worden.

Vaststelling aflossingsbedrag

Burgemeester en wethouders maken onderscheid tussen verwijtbare en niet verwijtbare vorderingen.

  • ·

    Verwijtbaar:

    In geval van verwijtbare vorderingen, wordt 60 % van het meerinkomen (inkomen boven de bijstandsnorm) alsmede 10 % (inclusief VT) van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm aangewend, ter aflossing van de vordering. In geval van bijstandsverlening wordt de gereserveerd staande VT aangewend ter aflossing van de vordering.

  • ·

    Niet verwijtbaar:

In geval van niet verwijtbare vorderingen, wordt 40 % van het meerinkomen (inkomen boven de bijstandsnorm) alsmede 10 % (exclusief VT) van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm aangewend ter aflossing van de vordering. Het te reserveren VT wordt niet aangewend ter aflossing en zal bij de uitbetaling hiervan, aan belanghebbende worden overgemaakt. Gekozen is voor een mildere variant omdat de ontstane schuld niet aan belanghebbende te wijten is.

22. Beslaglegging

Burgemeester en wethouders kunnen bij bijstandgerechtigden overgaan tot dwanginvordering.

Dit door middel van verrekening. Voor de vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

  • ·

    Er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan (de door de belanghebbende te ontvangen bijstand en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld).

  • ·

    Er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend.

  • ·

    Er moet een bevoegdheid zijn om de betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging.

  • ·

    Bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet.

  • ·

    Verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).

Bijstandsgerechtigden

Voor de invordering bij bijstandgerechtigden maken Burgemeester en wethouders onderscheid tussen verwijtbare en niet verwijtbare vorderingen.

  • ·

    Verwijtbaar:

    In geval van verwijtbare vorderingen, wordt 10 % van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm verrekend ter aflossing van de openstaande vordering. Deze 10 % is inclusief de maandelijks te reserveren vakantietoeslag (VT) van belanghebbende. Bij de uitbetaling hiervan, wordt, indien de vordering nog niet is afgelost, de gereserveerd staande VT aangewend ter aflossing van deze vordering.

  • ·

    Niet verwijtbaar met een bijstandsuitkering:

In geval van niet verwijtbare vorderingen, is gekozen voor een mildere variant omdat de ontstane de ontstane schuld niet aan belanghebbende te wijten is. Om deze reden wordt op dezelfde wijze als bovenvermeld verrekend, op de te reserveren VT na. De VT wordt niet aangewend ter aflossing en zal bij de uitbetaling hiervan, aan belanghebbende worden overgemaakt.

Ex bijstandsgerechtigden en dwanginvordering.

Burgemeester en wethouders kunnen bij ex-bijstandgerechtigden overgaan tot dwanginvordering.

Tenuitvoerlegging door middel van vereenvoudigd derdenbeslag geschiedt conform de regels

van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente kan vereenvoudigd

derdenbeslag leggen op loon, uitkering of eenmalige betalingen.

De procedure hiervan is als volgt:

  • ·

    De gemeente stuurt met een kennisgeving van vereenvoudigd derdenbeslag een afschrift van het terugvorderingbesluit /dwangbevel naar degene van wie de debiteur loon/een uitkering ontvangt.

  • ·

    Hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven. Al hetgeen belanghebbende meer ontvangt dan de voor belanghebbende geldende beslagvrije voet dient overgemaakt te worden aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Heerhugowaard.

  • ·

    De derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden naar de gemeente

  • ·

    De gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van de kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan de debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Overige bepalingen

23. Preferentie

In de Algemene wet bestuursrecht wordt aangegeven dat uitvoering van een besluit geen onevenredig nadeel voor de belanghebbende met zich mag meebrengen (artikel 3:4 lid 2 Awb). Als de regel wordt toegepast op de invordering kan gesteld worden dat er van onevenredig nadeel sprake is als door de invordering van een bijstandsschuld de belanghebbende gemaakte betalingsafspraken ter voorkoming van een ontruiming of energieafsluiting niet meer kan nakomen.

24. Schorsende werking

Individuele beoordeling vindt plaats door de behandelend ambtenaar. Indien er dringende

redenen zijn om de invordering op te schorten, kan de gemeente de invordering opschorten

totdat het advies van de bezwaarcommissie is ontvangen.

25. Belangenafweging

Voorafgaand aan besluit tot herziening en/of het afgegeven van een bestuursrechtelijke geldsom, moet er een belangenafweging plaatsvinden. Deze afweging kan ertoe leiden dat er wordt besloten om niet of juist wel tot herziening/terugvordering of invordering over te gaan. Bij de belangenafweging mogen de uitgangspunten dat fraude niet lonend mag zijn en dat er zo veel mogelijk sprake moet zijn van gelijke behandeling, niet uit het oog worden verloren. In deze regel wordt aangegeven aan welke criteria onder meer wordt getoetst.

  • a.

    het waarom van de herziening/terugvordering/invordering maar ook de redelijkheid hiervan staan bij dit criterium centraal

  • b.

    de schuldvraag is hier van belang => in hoeverre kan gesproken worden over verwijtbaarheid, had het voorkomen kunnen worden, had de persoon in kwestie kunnen weten dat etc.

  • c.

    er kunnen zich allerlei persoonlijke situaties/omstandigheden voordoen die er toe zouden kunnen leiden om niet tot herziening/terugvordering/invordering over te gaan.

Opgemerkt moet worden dat het hier een niet limitatieve opsomming van criteria betreft (criteria die niet zijn opgenomen kunnen ook worden meegenomen in de belangenafweging).

26. Overgangsrecht

Er is voor gekozen de nieuwe regeling eerbiedigende werking te geven: op geldschulden die vóór de inwerkingtreding van de vierde tranche bij beschikking zijn vastgesteld, dan wel rechtstreeks uit een wettelijk voorschrift zijn ontstaan, blijft het oude recht en beleid van toepassing.

Bezwaar en beroep: 4:125 Awb

De bestuursrechtelijke geldschuldenregeling kent vele beslismomenten met bijbehorende beschikkingen waartegen bezwaar dan wel beroep mogelijk is. Eerst moet de verplichting tot betalen bij beschikking worden vastgesteld. Hiernaast kunnen bijkomende beschikkingen worden afgegeven. De beschikkingenreeks ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Vaststellen van de verplichting tot betaling van een geldsom.

  • 2.

    bijkomende beschikkingen:

    • ·

      verrekening;

    • ·

      verlenen van uitstel van betaling;

    • ·

      vaststellen van het bedrag van de verschuldigde wettelijke rente;

    • ·

      gehele of gedeeltelijke kwijtschelding;

    • ·

      betalingsbeschikking.

Op grond van artikel 8:4 Awb zijn de aanmaning en het dwangbevel uitgesloten voor bezwaar en beroep.

De strekking van het artikel is dat hangende de procedure tegen de betalingsbeschikking geen afzonderlijke beroep tegen de bijkomende beschikking meer mogelijk is.

Als echter op het tijdstip waarop de bijkomende beschikking wordt gegeven geen procedure tegen de betalingsbeschikking (meer) aanhangig is, kan tegen de bijkomende beschikking wel afzonderlijk bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.

Verjaring

De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken en niet is gestuit.

Het bestuursorgaan kan de verjaring stuiten door een stuitende handeling, zoals verzending van een aanmaning, verzending van een beschikking tot verrekening, verzending van een dwangbevel, erkenning van de schuld door belanghebbende of een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Hierdoor begint er een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag. De nieuwe termijn is gelijk aan de oorspronkelijke.

Terugvordering van gezinsleden (Art 59 WWB)

Indien bijstand op grond van artikel 18 vierde lid WWB, als gezinsbijstand is of wordt verleend, wordt het gezin, als één bijstandpartij gezien. Derhalve:

  • 1.

    wordt bij verstrekking van bijstand rekening gehouden met alle, tot het gezin behorende, personen. Om deze reden is ook de terugvordering van de bijstand gericht op alle personen die in de gezinsbijstand zijn begrepen.

  • 2.

    Hiermee wordt beoogd om, indien het voeren van een gezamenlijke huishouding niet of niet tijdig aan burgemeester en wethouders is gemeld, de kosten van bijstand mede terug te kunnen vorderen van de meeprofiterende partner van belanghebbende.

Heerhugowaard, 27 april 2010

Burgemeester en wethouders van

Heerhugowaard,

de secretaris,

de burgemeester,