Regeling vervallen per 01-01-2015

Langdurigheidstoeslag 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Langdurigheidstoeslag 2014

verordening

Langdurigheidstoeslag 2014 gemeente Heerlen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      langdurigheidstoeslag: de bijzondere bijstand op grond van artikel

      36 van de wet in relatie tot deze verordening;

    • c.

      langdurig: een ononderbroken periode van zesendertig maanden

voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag langdurigheidstoeslag wordt ingediend;

  • d.

    laag inkomen: het inkomen inclusief vakantietoeslag dat per maand

    niet hoger is dan honderd procent van de voor een aanvrager

    toepasselijke maandelijkse bijstandsnorm, daargelaten marginale

    inkomens-overschrijdingen.

    • 2.

      In deze verordening wordt onder belanghebbende mede het gezin verstaan.

    • 3.

      In deze verordening wordt verstaan onder het in aanmerking te nemen vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.

    • 4.

      Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 recht op langdurigheidstoeslag

  • 1.

    Recht op langdurigheidstoeslag op grond van de wet en deze verordening heeft de belanghebbende die:

    • a.

      langdurig een laag inkomen heeft;

    • b.

      op de dag van een aanvraag voor langdurigheidstoeslag geen in

      aanmerking te nemen vermogen, zoals bedoeld in artikel 1, derde

      lid, van deze verordening heeft;

    • c.

      geen zicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2.

    Geen langdurigheidstoeslag wordt toegekend wanneer belanghebbende in de afgelopen 36 maanden:

    • a.

      wegens een gedraging van de 4de categorie een maatregel opgelegd heeft gekregen; of

    • b.

      wegens tekort schietend besef van verantwoordelijkheid een

maatregel opgelegd heeft gekregen; of

  • c.

    wegens het verlies van een passende en toereikende voorliggende

    voorziening door toepassing van de bestuurlijke boete een maatregel opgelegd heeft gekregen; of

  • c.

    een maatregel opgelegd heeft gedragen op grond van het zeer ernstig misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren; of

  • d.

    een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van schending van de inlichtingenplicht die geleid heeft tot een benadelingsbedrag

Artikel 3 uitsluitingen

  • 1. Een belanghebbende is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, indien:

    • a.

      deze op enig moment gedurende de periode zoals bedoeld in artikel

      1, eerste lid, onder c van deze verordening niet als Nederlander, of

      daaraan gelijkgesteld in de zin van artikel 11 van de wet, kan

      worden aangemerkt, of;

    • b.

      deze op enig moment gedurende de periode zoals bedoeld in artikel

      1, eerste lid, onder c van deze verordening één van de

      uitsluitingsgronden, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef

      onder a tot en met e van de wet, van toepassing is;

    • c.

      deze tijdens of na afloop van de in artikel 1, aanhef en onder c

      genoemde periode uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt.

  • 2. Kortdurende detentie en een kortdurende overschrijding van de gebruikelijke vakantieduur in de zin van artikel 13, eerste lid, onder a, respectievelijk artikel 13, eerste lid, onder d van de wet zijn geen reden om een belanghebbende uit te sluiten van het recht op langdurigheidstoeslag.

  • 3. Onder kortdurend in de zin van het tweede lid wordt verstaan: een termijn van maximaal negentig dagen gedurende 36 maanden.

Artikel 4 hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. Het jaarlijkse recht op langdurigheidstoeslag bedraagt in de volgende

    leefsituaties:

    • a.

      gezin: €530,00

    • b.

      alleenstaande ouder: €475,00

    • c.

      alleenstaande: €371,00

  • 2. De leefsituatie op datum aanvraag is bepalend voor de hoogte van de

    Langdurigheidstoeslag.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de alimentatie-index en afgerond op hele euro’s.

Artikel 5 inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 in werking.

Artikel 6 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2014 gemeente Heerlen.

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 1 juli 2014.

griffier, burgemeester,

1. Toelichting

1.1 Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 heeft wetsvoorstel 31 441 kracht van wet gekregen. Door de inwerkingtreding van voorgenoemd wetsvoorstel is artikel 36 WWB ingrijpend gewijzigd. Met het nieuwe artikel 36 WWB is de langdurigheidstoeslag in beleidsmatige en financiële zin gedecentraliseerd naar de gemeenten. De langdurigheidstoeslag is een vorm van categoriale bijzondere bijstand geworden.

De doestelling van de toeslag is om personen met een langdurig laag inkomen en beperkte reserveringscapaciteit extra financiële ondersteuning te bieden.

1.2 Bevoegdheid gemeente

In het artikel 36, eerste lid, is de rechtsgrond voor de langdurigheidstoeslag

opgenomen: “Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een

laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen, als bedoeld in artikel 34 WWB, heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”

Artikel 8, eerste lid, onder d WWB bepaalt dat de gemeenteraad via een

verordening regels stelt met betrekking tot het verlenen van een

langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 WWB. De raad is dus via delegatie aangewezen om regels te stellen. Dit is een exclusieve aan de raad voorbehouden bevoegdheid. Het college mag dus geen regels stellen, tenzij het beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, Awb betreft.

In artikel 8, tweede lid, onder b WWB is bepaald dat die regels in ieder geval

betrekking moeten hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. De raad is dus in ieder geval verplicht om een verordening met betrekking tot het verlenen van langdurigheidstoeslag op genoemde punten in het leven te roepen.

1.3 Hoogte langdurigheidstoeslag

Hoewel de raad vrij is om te bepalen hoe hoog de langdurigheidstoeslag zal zijn, dient het uitgangspunt te zijn dat deze ook daadwerkelijk kan dienen als

reservering voor onverwachte uitgaven. Aangesloten kan worden bij de wettelijke bedragen van langdurigheidstoeslag zoals deze golden voor het artikel 36 WWB, dat op 1 januari 2009 is gewijzigd.

1.4 Langdurig

De eerdere, in artikel 36 van de WWB bepaalde beoordelingsperiode, destijds ook wel referteperiode genoemd, was vijf jaar. Het staat de gemeenteraad echter vrij om een andere beoordelingsperiode te benoemen. In de verordening wordt die periode op 36 maanden vastgesteld. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat bij een minimuminkomen (toepasselijke bijstandsnorm) na drie jaar de capaciteit om te reserveren voor vervangingsuitgaven niet langer aanwezig is. Vanaf dat moment is extra inkomensondersteuning gewenst.

1.5 Laag inkomen

Gemeenten hebben de vrijheid om zelf een inkomensgrens te kiezen. In de

verordening wordt gekozen voor een inkomensgrens die honderd procent van de voor een belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, uitgezonderd marginale overschrijdingen.

Daarnaast worden de volgende inkomsten buiten beschouwing gelaten:

  • a.

    een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag;

  • b.

    premies verstrekt wegens maatschappelijke participatie of re-integratie activiteiten;

  • c.

    huurtoeslag, zorgtoeslag, Kindgebondenbudget en kinderopvangtoeslag;

  • d.

    andere vrijlatingen op grond van artikel 31 lid 2 WWB.

1.6 Wetswijziging 1 juli 2013

Langdurigheidstoeslag wordt niet meer met terugwerkende kracht toegekend. In de voorgaande verordening (2013/1736) was opgenomen dat er geen langdurigheidstoeslag werd toegekend over een langere periode dan

drie jaren voorafgaande aan het jaar waarin de aanvraag werd gedaan.

Rechthebbenden konden dus 3 jaar (exclusief aanvraagjaar) recht hebben op langdurigheidstoeslag indien voldaan werd aan alle eisen.

Vanaf 1 juli 2013 is dit niet meer mogelijk. De terugwerkende kracht komt per deze datum te vervallen en langdurigheidstoeslag wordt alleen nog maar toegekend vanaf het moment dat de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd. Dit betekent dat de referteperiode van 1 januari vervangen wordt door de aanvraagdatum.

2. Toelichting per artikel van de verordening

2.1 Artikel 1 begripsomschrijvingen

Eerste lid (ad c)

In artikel 1, eerste lid is vastgelegd dat iemand een langdurig laag inkomen heeft als deze ononderbroken gedurende 36 maanden voorafgaande de maand waarin de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd een laag inkomen heeft.

Als iemand bijvoorbeeld op 15 september 2013 langdurigheidstoeslag aanvraagt, zal hij over een aaneengesloten periode van 36 maanden vóór 1 september 2013 aan alle voorwaarden moeten voldoen om recht te hebben op de toeslag; vanaf 1 oktober 2010 dus in dit voorbeeld.

De toeslag wordt dan toegekend op 15 september 2013. Om reden van praktische uitvoerbaarheid is er voor gekozen alleen met volledige maanden te rekenen bij het vaststellen van het inkomen.

Op zijn vroegst 12 maanden na 15 september 2013 kan aanvrager uit dit voorbeeld opnieuw in aanmerking komen voor een toeslag. Als hij bijvoorbeeld pas op 15 november 2015 weer aanvraagt kan ook op zijn vroegst per 15 november 2015 worden toegekend. Aanvrager wordt er daarom in de toekennende beschikking op gewezen dat hij op tijd een nieuwe aanvraag moet indienen.

Dit uitgangspunt kan worden gebillijkt vanuit het uitgangspunt van de wetgever dat het thans aan de raad is om te bepalen wat deze onder “langdurig” verstaat en daarbij die beoordelingsperiode af te bakenen.

Eerste lid (ad d)

Het begrip ‘laag’ inkomen wordt gedefinieerd als een inkomen niet hoger dan

honderd procent van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van die grens kunnen worden genegeerd. Onder marginaal moet worden verstaan: een geringe overschrijding van het inkomen (netto) in enig jaar, als gevolg van belastingteruggave of een hogere vakantietoeslag. Het moet gaan om een overschrijding van maximaal € 10,00.

De raad kiest bewust ervoor om het recht op langdurigheidstoeslag niet toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Ten eerste omdat dit mogelijk ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Weliswaar doen de

armoedevaleffecten zich ook voor bij de grens van honderd procent van de

bijstandsnorm, maar zullen belanghebbenden die uitstromen doorgaans een

dermate hoger inkomen ontvangen, dat het verlies van de langdurigheidstoeslag feitelijk minder wordt gevoeld. Ten tweede is de gedachte achter de langdurigheidstoeslag juist dat mensen die langdurig een inkomen op een sociaal minimum hebben geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. De wetgever heeft dus al geduid dat het sociale minimum de grens vormt.

Derde lid

Als wordt uitgegaan van het begrip “vermogen” zoals bedoeld in artikel 34 WWB gelden uiteraard ook de in dat artikel genoemde vrijlatingen en vermogensgrenzen.

2.2 Artikel 2 recht op langdurigheidstoeslag

Eerste lid (ad b)

Er wordt voor wat betreft de vermogensbepaling in het kader van het recht op langdurigheidstoeslag altijd uitgegaan van de aanvraagdatum. Dit is ten gunste van aanvragers. Vermogensoverschrijdingen in de langdurige periode spelen dus geen rol. Er wordt alleen gekeken naar het vermogen op datum aanvraag.

Eerste lid (ad c)

De wettelijke toelichting geeft als voorbeeld van aanvragers die zicht hebben op inkomensverbetering: studenten met een uitkering op grond van de WSF. Deze kunnen in staat worden geacht na hun opleiding een zekere inkomensverbetering te bereiken.

Tweede lid

Er bestaat geen recht op langdurigheidstoeslag, gedurende 36 maanden vanaf het jaar dat een maatregel is opgelegd van de 4de categorie of een maatregel wegens tekort schietend besef van verantwoordelijkheid is opgelegd. Hieronder wordt o.a. verstaan;

het verwijtbaar niet behouden van arbeid, het verwijtbaar niet aanvaarden van arbeid. De langdurigheidstoeslag is niet bedoeld om de verlaging van de uitkering door middel van de aan belanghebbende opgelegde maatregel te compenseren met langdurigheidstoeslag. Deze maatregel wordt immers opgelegd omdat de gemeente Heerlen voorgenoemde gedragingen niet accepteert. Bijvoorbeeld op 14 augustus 2013 heeft belanghebbende een maatregel opgelegd gekregen van de 4de categorie. Dit houdt in dat belanghebbende op 14 augustus 2017 weer in aanmerking komt voor langdurigheidstoeslag.

Artikel 2 lid 2 is uitgebreid met een aantal gedragingen van de zwaarste categorie die in hoogte gelijk zijn aan de maatregel van de 4de categorie:  

·wegens tekort schietend besef van verantwoordelijkheid een

  maatregel opgelegd heeft gekregen; of

  • ·

    wegens het verlies van een passende en toereikende voorliggende 

           voorziening door toepassing van de bestuurlijke boete een maatregel

    opgelegd heeft gekregen; of

  • ·

    een maatregel opgelegd heeft gedragen op grond van het zeer ernstig misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren; of

  • ·

    een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van schending van de inlichtingenplicht die geleid heeft tot een benadelingsbedrag

2.3 Artikel 3 uitsluitingen

Eerste lid

Vanwege het feit dat de langdurigheidstoeslag per 1 januari 2009 een vorm van bijstand is geworden, zijn tevens de in de WWB geldende gronden van uitsluiting van toepassing.

Tweede lid

Bij de in het tweede lid genoemde gevallen zou het niet terecht zijn iemand uit te sluiten van een langdurigheidstoeslag. In dat geval moet voorbij worden gegaan aan de uitsluiting.

Derde lid

Een termijn van negentig dagen gedurende 36 maanden kan als redelijk worden gezien. In de praktijk doet zich namelijk vaak het geval voor dat belanghebbenden kortdurend zijn gedetineerd of kortdurend (te lang) in het buitenland hebben verbleven. In dat geval zou het onredelijk zijn om die betreffende periode van invloed te laten zijn op het bepalen van het recht op langdurigheidstoeslag.

2.4 artikel 4 hoogte van de toeslag

Eerste lid (ad d en e)

Uit het eerste lid vloeit voort dat in de gevallen, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 3 van de verordening, een langdurigheidstoeslag naar gehuwdenhoogte kan worden toegekend.