Centrumregeling Inkoop Jeugdzorg regio Zuid-Limburg

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Centrumregeling Inkoop Jeugdzorg regio Zuid-Limburg

CENTRUMREGELING INKOOP JEUGDZORG REGIO ZUID-LIMBURG

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek, Brunssum, Eijsden-

Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth,

Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en

Voerendaal;

Overwegende dat:

  • -

    zij al langere tijd samenwerken bij de voorbereiding op de decentralisaties in het sociaal domein;

  • -

    zij zich realiseren dat zij deze opgave op onderdelen niet alleen kunnen en willen voorbereiden;

  • -

    de nieuwe Jeugdwet met zich meebrengt dat de colleges van een regio met elkaar samenwerken in de uitvoering van de nieuwe jeugdzorgtaken (artikel 2.8 lid 1 van de Jeugdwet);

  • -

    dit heeft geleid tot een Regionaal transitiearrangement Jeugdzorg Zuid-Limburg en gezamenlijke beleidsontwikkeling door de 18 gemeenten voor 2015;

  • -

    de raden van de onderscheidenlijke gemeenten hebben besloten de zwaar gespecialiseerde jeugdzorg gezamenlijk in te kopen;

  • -

    de portefeuillehouders Jeugd van de onderscheidenlijke gemeenten daarnaast de behoefte hebben de overige jeugdzorgtaken, zoals omschreven in het Regionaal transitiearrangement Jeugdzorg Zuid-Limburg, voor 2015 gezamenlijk in te kopen;

  • -

    de raden van de onderscheidenlijke gemeenten een voorkeur hebben aangegeven voor een structuur die gekenmerkt wordt als ‘zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig’, passend binnen het regionaal gedragen principe: lokaal wat kan en regionaal waar het moet of waar het effectief en efficiënt is;

  • -

    zij zich hebben uitgesproken voor een centrumconstructie als bestuurlijke vorm, omdat dit zorgt voor eenduidigheid en een beperking van kosten en administratieve lasten;

  • -

    het nu nodig is een gezamenlijke keuze te maken voor de inrichting van de regionale inkoop van de dienstverlening ten behoeve van de Jeugdzorg vanaf 1 januari 2015 vanwege de termijnen die gepaard gaan met een ordentelijk inkoopproces;

  • -

    zij de gezamenlijk inkoop willen vormgeven door gebruik te maken van de gemeente Maastricht als centrumgemeente;

Gelet op:

  • -

    de Jeugdwet;

  • -

    het bepaalde in artikel 1 en 8, derde lid, van de WGR;

  • -

    de toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de WGR

Besluiten:

tot het aangaan van de “Centrumregeling Inkoop Jeugdzorg regio Zuid-Limburg”,

waarvan de inhoud als volgt luidt:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepaling

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    centrumregeling: de Centrumregeling Inkoop Jeugdzorg regio Zuid-Limburg;

  • b.

    deelnemende gemeenten: de gemeenten die aan deze regeling deelnemen;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg;

  • d.

    WGR: de Wet gemeenschappelijke regelingen, laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2013, Stbl. 2013-258;

  • e.

    portefeuillehouder jeugd: het collegelid van een deelnemende gemeente, verantwoordelijk voor de jeugdzorg;

  • f.

    centrumgemeente: de gemeente Maastricht waarvan het college namens de colleges van de andere deelnemende gemeenten de jeugdzorg inkoopt zoals omschreven in artikel 4 van deze regeling en overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de WGR;

  • g.

    regionale jeugdzorgtaken: taken in het kader van de Jeugdwet (wet van 14 maart 2014, Stbl. 2014-105) waarvan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten in gezamenlijkheid hebben vastgesteld dat deze regionaal worden uitgevoerd;

  • h.

    regionaal transitiearrangement: het Regionaal transitiearrangement Jeugdzorg Zuid-Limburg;

  • i.

    stuurgroep: de stuurgroep Decentralisatie Jeugdzorg Zuid-Limburg, die bestaat uit een vertegenwoordiging van portefeuillehouders jeugd van de deelnemende gemeenten en toeziet op de uitvoering van de gemaakte afspraken inzake regionale beleidsvoorbereiding en regionale uitvoering van de decentralisatie jeugdzorg;

  • j.

    bestuurlijk overleg: overleg van de portefeuillehouders jeugd van alle deelnemende gemeenten.

Artikel 2 - Doelstelling en uitgangspunten van de centrumregeling

De deelnemende gemeenten gaan door middel van deze centrumregeling onderlinge samenwerking

aan met de doelstellingen zoals verwoord onder 1 en 2 en uitgangspunten zoals verwoord onder 3 tot en met 6:

  • 1.

    Het zorg dragen voor een kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van de jeugdzorgtaken, zoals vastgelegd in de beleidsplannen Jeugd van de deelnemende gemeenten, met inachtneming van de bepalingen van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het delen van kennis en expertise in de regio die nodig zijn voor de uitvoering.

  • 3.

    De samenwerking wordt zodanig ingericht dat zij garant staat voor continuïteit en duurzaamheid van de jeugdzorg.

  • 4.

    In de vormgeving van deze gezamenlijk uit te voeren jeugdzorg wordt maximaal aangesloten op de wijze van inrichting van de lokale jeugdzorgtaken in de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    De deelnemende gemeenten behouden hun eigen bestuurlijke structuur, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, gericht op een goede dienstverlening aan de eigen bevolking en ruimte voor het behoud van eigen identiteit in de uitvoering van de nieuwe jeugdzorgtaken.

  • 6.

    Deze centrumregeling is gericht op de inkoop van de dienstverlening van de jeugdzorg zoals omschreven in artikel 4 ten behoeve van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 - Centrumconstructie

  • 1. De regionale inkoop van de jeugdzorg wordt uitgevoerd door de centrumgemeente. Deze gemeente treedt namens de gemeenten op als inkopende partij.

  • 2. De deelnemende gemeenten verlenen de centrumgemeente opdracht tot het inkopen van de in artikel 4 genoemde taken namens de deelnemende gemeenten.

  • 3. De centrumgemeente aanvaardt deze opdracht en richt daartoe een inkoopteam in binnen de eigen ambtelijke organisatie waarbij de deelnemende gemeenten inhoudelijke input leveren.

Artikel 4 – Taken van de centrumgemeente

  • 1. De taken van de centrumgemeente omvatten de regionale inkoop van de zware gespecialiseerde jeugdzorg, inclusief contractbeheer en monitoring van de contractafspraken, voor in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      alle vormen van Jeugdzorg (daghulp t/m 24 uur) die noodzakelijkerwijs gegeven moet worden in een residentiële voorziening of klinische setting, waaronder:

    • -

      jeugd en opvoedhulp;

    • -

      jeugdzorg voor verstandelijk, lichamelijk of zintuiglijke beperkte jeugdigen;

    • -

      jeugd geestelijke gezondheidszorg (jGGZ);

    • -

      gesloten jeugdzorg.

    • b.

      pleegzorg

    • c.

      jeugdbescherming en jeugdreclassering

    • d.

      crisishulp

  • 2. Voor 2015 geldt dat de centrumgemeente daarnaast alle jeugdhulp inkoopt die voortvloeit uit het Regionaal Transitiearrangement Zuid-Limburg.

  • 3. De regionale inkoop betreft alleen het organiseren van het aanbod aan jeugdhulp door middel van contractering. Iedere deelnemende gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor de keuze wanneer dit aanbod in te zetten: de toegang is lokaal georganiseerd.

  • 4. De afhandeling van facturen van aanbieders van jeugdhulp gebeurt door de centrumgemeente. De administratie van de betalingen en de verrekening daarvan met de deelnemende gemeenten wordt eveneens afgehandeld door de centrumgemeente.

Hoofdstuk 2. Bestuurlijke afstemming

Artikel 5 – Bestuurlijk overleg

  • 1. De stuurgroep voert ten minste twee keer per jaar overleg over de uitvoering van de in artikel 4 van deze regeling genoemde taken. Het overleg is gericht op:

    • a.

      het monitoren van de voortgang van uitvoering van de taken door de centrumgemeente, zoals omschreven in artikel vier en bespreken van eventuele knelpunten die zich daarin voordoen;

    • b.

      informatie-uitwisseling over gemeentelijke activiteiten op het terrein van deze regeling die voor de regio van belang zijn of kunnen zijn;

    • c.

      afstemming en het ontwikkelen van voorstellen over eventuele aanpassingen en verbeteringen die gewenst of nodig zijn in het belang van een effectieve en efficiënte uitvoering van de inkoop.

  • 2. Tenminste één keer per jaar vindt er bestuurlijk overleg plaats over de uitvoering van de in artikel 4 van deze regeling benoemde taken, voorbereid door de stuurgroep, die blijft functioneren als overlegorgaan ten behoeve van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het bestuurlijk overleg vindt voorts plaats wanneer één van de portefeuillehouders jeugd, onder opgaaf van redenen, daar schriftelijk om verzoekt. Een dergelijk extra bestuurlijk overleg wordt uiterlijk binnen vijf werkdagen na ontvangst van dit verzoek door de stuurgroep belegd.

Artikel 6 – Uitvoeringsplan

  • 1. De centrumgemeente stelt jaarlijks een uitvoeringsplan op, om de afspraken over de uitvoering van taken door de centrumgemeente concreet uit te werken en jaarlijks te actualiseren.

  • 2. In het uitvoeringsplan worden in ieder geval afspraken vastgelegd met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten, zowel voor het verstrekken van de voorschotten aan de aanbieders via de centrumgemeente als voor de uitvoeringskosten van de centrumgemeente voor de inkoop van de taken zoals genoemd in artikel 4.

    • b.

      de wijze waarop deelnemende gemeenten input leveren aan het inkoopteam van de centrumgemeente;

    • c.

      de wijze waarop het inkoopteam output levert aan de deelnemende gemeenten;

    • d.

      de financiële gevolgen bij uittreding;

    • e.

      de inzet van personele bijdragen;

    • f.

      de organisatie van de ICT;

    • g.

      hoe om te gaan met vigerend (lokaal) inkoop- en aanbestedingsbeleid.

  • 3. De centrumgemeente bespreekt het uitvoeringsplan met de overige deelnemende gemeenten, alvorens dit wordt goedgekeurd door het bestuurlijk overleg.

  • 4. Het jaarlijks uitvoeringsplan wordt uiterlijk op 1 oktober vastgesteld, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het uitvoeringsplan betrekking heeft.

Hoofdstuk 3. Informatie en verantwoording

Artikel 7 - Informatie en verantwoording door de centrumgemeente

  • 1. De regels die ingevolge de artikelen 212 en 213 Gemeentewet zijn gesteld door de raad van de centrumgemeente, zijn van overeenkomstige toepassing op de regeling.

  • 2. De centrumgemeente verstrekt de portefeuillehouders jeugd schriftelijk dan wel langs elektronische weg de inlichtingen die nodig zijn voor het goed kunnen vervullen van hun bestuurlijke verantwoordelijkheid. Daartoe wordt in ieder geval verstaan de actieve verstrekking van:

    • a.

      het budgettair kader voor de uit te voeren taken door de centrumgemeente, uiterlijk in de maand september, voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop het kader betrekking heeft;

    • b.

      een jaarlijks op te stellen uitvoeringsplan;

    • c.

      een financieel en inhoudelijk jaarverslag, uiterlijk per 1 mei van het daaropvolgende jaar;

    • d.

      een halfjaarlijks verslag van de voortgang;

    • e.

      per kwartaal een afwijkingenrapportage.

  • 3. De colleges van de deelnemende gemeenten leggen verantwoording af aan de raad van de eigen gemeente over de uitvoering van de in deze regeling genoemde taken.

  • 4. De colleges van de deelnemende gemeenten kunnen de centrumgemeente om aanvullende inlichtingen verzoeken. Een verzoek om aanvullende inlichtingen dient schriftelijk dan wel langs elektronische weg te worden ingediend bij het college van de centrumgemeente.

Hoofdstuk 4. Financiële bepalingen

Artikel 8 - Kostentoerekening

  • 1. Deelnemende gemeenten betalen voor de op basis van artikel 4 ingekochte zorg op basis van feitelijk gebruik.

  • 2. Daarbij worden de afspraken die zijn gemaakt met aanbieders in het Regionaal transitiearrangement over de continuering van zorg in 2015 in acht genomen. Wanneer in de praktijk niet wordt voldaan aan de omzetgaranties die de regio als geheel heeft gegeven aan de aanbieders, omdat het feitelijk gebruik daarbij achterblijft, wordt een analyse gemaakt van de oorzaken. In het uitvoeringsplan voor 2015 worden afspraken gemaakt over de verrekening per gemeente wanneer niet aan de regionale omzetverplichting richting aanbieders wordt voldaan.

  • 3. Deelnemende gemeenten betalen de centrumgemeente een voorschot op basis van geraamd zorggebruik. De centrumgemeente bekostigt hiermee de aanbieders, eveneens op voorschotbasis.

  • 4. De centrumgemeente verrekent met de deelnemende gemeenten het verschil tussen het voorschot en het feitelijk gebruik van jeugdzorg.

  • 5. De deelnemende gemeenten betalen de centrumgemeente voor de te verrichten werkzaamheden een voorschot gebaseerd op het budgettair kader in het uitvoeringsplan.

  • 6. De frequentie van de bevoorschotting zoals bedoeld in de leden 3 en 5 en de verrekening zoals bedoeld in lid 4 van de deelnemende gemeenten richting de centrumgemeente worden bepaald op basis van de frequentie van bevoorschotting die wordt afgesproken met de aanbieders door de centrumgemeente en de wijze waarop de verrekening met de aanbieders wordt vormgegeven. Deze wordt vastgelegd in het jaarlijks uitvoeringsplan.

Artikel 9 – Facturering en verrekening

  • 1. De afhandeling van facturen van aanbieders van de in artikel 4 genoemde zorg vindt plaats door de centrumgemeente.

  • 2. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor een deugdelijke geautomatiseerde verwerking van facturen van aanbieders en deelt deze informatie met de deelnemende gemeenten.

  • 3. De uitvoeringskosten van de centrumgemeente als genoemd in artikel 6 worden verrekend met de deelnemende gemeenten naar rato van het budget Jeugd als onderdeel van het sociaal deelfonds per gemeente.

Hoofdstuk 5. Toetreden, wijzigen, uittreden

Artikel 10 - Toetreden

  • 1. Andere gemeenten kunnen toetreden tot deze centrumregeling indien daartoe door de deelnemende gemeenten bij unanimiteit wordt besloten, door middel van gelijkluidende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het college van de centrumgemeente regelt de gevolgen van de toetreding en kan hieraan voorwaarden verbinden.

Artikel 11 - Wijzigen

  • 1. De centrumregeling kan worden gewijzigd indien daartoe wordt besloten bij unanimiteit, door middel van gelijkluidende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten na daartoe verkregen toestemming van de desbetreffende raden.

  • 2. Het college van de centrumgemeente regelt de gevolgen van de wijziging van de centrumregeling.

Artikel 12 – Uittreden

  • 1. Een aan de centrumregeling deelnemende gemeente kan uit de centrumregeling treden door een daartoe strekkend besluit van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente en na verkregen toestemming van de desbetreffende raad. Deze besluiten worden direct ter kennis van andere deelnemende gemeenten gebracht.

  • 2. Een deelnemende gemeente kan uitsluitend per 1 januari van een kalenderjaar uittreden. Het voornemen tot uittreding wordt door de deelnemende gemeente minimaal één jaar van te voren kenbaar gemaakt aan de centrumgemeente.

  • 3. De centrumgemeente regelt in overleg met de deelnemende gemeenten de financiële gevolgen en de overige gevolgen van uittreding. De directe en indirecte kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de uittreding komen ten laste van de uittredende gemeente(n).

  • 4. Voor de uittredende gemeente geldt een inspanningsverplichting om gedwongen ontslagen ten gevolge van de uittreding bij de centrumgemeente te voorkomen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13 - Looptijd en evaluatie

  • 1. Deze centrumregeling treedt in werking op 1 januari 2015 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2018.

  • 2. De regeling wordt jaarlijks geëvalueerd, de eerste keer in het eerste kwartaal van 2016.

  • 3. De deelnemende gemeenten treden tijdig voor het einde van de looptijd met elkaar in overleg over het eventuele voortzetten van de centrumregeling.

Artikel 14 - Geschillen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28 WGR, verplichten de deelnemende gemeenten zich om in geval van geschillen over de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden, waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.

Artikel 15 – Archief

De centrumgemeente is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en beheer van de archiefbescheiden. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften van de centrumgemeente van toepassing.

Artikel 16 - Toezending aan Gedeputeerde Staten en aan de gemeenten

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente wordt aangewezen als gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de WGR.

  • 2. De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten verrichten de inschrijving in hun register van gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in artikel 27, tweede lid WGR.

  • 3. De centrumgemeente draagt op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

Artikel 17 - Slotbepaling

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, treden de deelnemende gemeenten met elkaar in overleg.

Artikel 18 - Citeertitel

Deze centrumregeling wordt aangehaald als: Centrumregeling Inkoop Jeugdzorg regio Zuid-Limburg.

Aldus vastgesteld door:

Het college van de gemeente Beek in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Brunssum in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Eijsden-Margraten in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Gulpen-Wittem in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Heerlen in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Kerkrade in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Landgraaf in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Maastricht in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Meerssen in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Nuth in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Onderbanken in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Schinnen in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Simpelveld in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Sittard-Geleen in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Stein in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Vaals in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Valkenburg aan de Geul in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Het college van de gemeente Voerendaal in de vergadering van <dag-maand-jaar>

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting op de centrumregeling inkoop jeugdzorg regio Zuid-Limburg

Algemeen

Vanaf 1 januari 2015 zullen de gemeenten verantwoordelijk worden voor alle jeugdhulp. In artikel 2.8 lid 1 van de Jeugdwet is bepaald dat de colleges met elkaar samenwerken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet aangewezen is. De centrumregeling inkoop jeugdzorg Zuid-Limburg is een uitwerking van deze bepaling.

De centrumregeling inkoop jeugdzorg regio Zuid-Limburg , hierna te noemen: de regeling, regelt de samenwerking tussen de gemeenten Beek , Brunssum , Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal inzake de inkoop van de jeugdzorg.

De regeling is een initiatief van de colleges. De achttien colleges in Zuid-Limburg hebben de (vrijwillige) centrumconstructie gekozen voor de vormgeving van de jeugdzorgaken op regionaal niveau. Dit zorgt voor eenduidigheid, beperkt de kosten en voorkomt bureaucratie en bestuurlijke drukte. De Zuid-Limburgse gemeenten hebben de voorkeur uitgesproken voor een ‘lichte’ vorm van samenwerking. De deelnemende gemeenten mandateren bevoegdheden aan de centrumgemeente. Dit voorkomt dat er een extra openbaar lichaam nodig is met een eigen bestuur. Doordat er geen nieuw bestuursorgaan nodig is, voorkomt dit een toename van bestuurlijke drukte De keuze voor een publiekrechtelijke vorm van samenwerking heeft te maken met het feit dat het hier om de uitvoering van taken gaat waarmee een groot publiek belang is gemoeid.

In de formuleringen die zijn gekozen in de centrumregeling, is zoveel mogelijk aangesloten bij de keuzes die in een eerder fase al zijn gemaakt door de colleges en raden van de 18 deelnemende gemeente in het Regionaal Transitiearrangement Zuid-Limburg (hierna: regionaal transitiearrangement) en de beleidsplannen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, onder i:

De stuurgroep bestaat uit zes leden, te weten de portefeuillehouders verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Drie daarvan zijn afkomstig van de Tripoolgemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht. De overige drie leden zijn afkomstig uit de drie subregio’s respectievelijk Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek.

Artikel 2

De deelnemende gemeenten gaan door middel van deze centrumregeling onderlinge samenwerking aan om te zorgen voor een goede en efficiënte uitvoering van de inkoop van dienstverlening gericht op de uitvoering van de jeugdzorgtaken. Gezien de korte doorlooptijd tot 1 januari 2015 is het voor nu van belang om een aantal zaken goed vast te leggen. Dit staat beschreven in deze regeling. Het jaar 2015 is voor gemeenten een transitiejaar. Dit betekent eveneens dat de regeling ook een transitie- en ontwikkelkarakter heeft. Dit komt o.a. tot uitdrukking in de beperkte looptijd van de regeling (zie artikel 13) en de mogelijkheid die wordt geboden om afspraken in het jaarlijks uitvoeringsplan nader in te vullen en te actualiseren.

Artikel 3

Deze regeling beschrijft de constructie van een vrijwillige centrumgemeente. De centrumgemeente is in dit geval geen verplichte samenwerkingsvorm, maar de achttien colleges hebben hier zelf voor gekozen. De gemeente Maastricht richt een inkoopteam in binnen haar eigen ambtelijke organisatie, dat in opdracht van de andere deelnemende gemeenten de jeugdzorg gaat inkopen. Een ambtelijke werkgroep voorbereiding inkoop, bestaande uit projectleiders jeugd van de deelnemende gemeenten aangevuld met regionale inkopers, formuleert daarbij de inhoudelijke input.

Aangezien de bevoegdheden voor de uitvoering van het inkoopproces voor de dienstverlening met deze regeling worden gemandateerd aan de publieke rechtspersoon de gemeente Maastricht, hoeft er geen apart openbaar lichaam opgericht. Dit betekent eveneens dat er geen apart gemeenschappelijk orgaan en geen aparte regionale begroting hoeven te komen.

Artikel 4

De taken van de centrumgemeente zijn gebaseerd op de goedgekeurde beleidsplannen van de achttien gemeenten en het regionaal transitiearrangement. De taken omschreven in het regionale transitiearrangement moeten nog wel verder gepreciseerd worden. De precieze taken worden opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsplan, dat uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het betrekking heeft wordt vastgesteld in het bestuurlijk overleg.

De regeling onderscheidt twee type taken. De specialistische zware jeugdzorgtaken zullen gezamenlijk worden ingekocht voor de periode 2015-2018. In het transitiejaar 2015 worden ook alle jeugdzorgtaken die deel uitmaken van het regionaal transitiearrangement gezamenlijk ingekocht.

Voor een aantal van de in artikel 4 lid 1 genoemde vormen van jeugdzorg heeft het Rijk de verplichting opgelegd deze landelijk in te kopen. Deze vormen van zeer specialistische zorg met een landelijk werkingsgebied zijn opgenomen in het landelijk transitiearrangement en vallen uiteraard niet onder de inkooptaken van de centrumgemeente.

Artikel 5

De regeling is bestuurlijk gezien een ‘lichte’ regeling. Dit betekent dat er wat betreft bevoegdheden weinig verandert: alleen de mandatering van de inkoopbevoegdheden aan de centrumgemeente. Goed bestuurlijk overleg is daarom van belang. In de regeling is bepaald dat de stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de portefeuillehouders jeugd, ten minste twee keer per jaar overleg voeren over de uitvoering van de taken. Daarnaast minstens één maal per jaar alle portefeuillehouders. Bij het kiezen van de momenten van samenkomst kan worden aangesloten bij belangrijke besluitvormingsmomenten in de planning- en controlcyclus. In ieder geval is het nodig dat het bestuurlijk overleg voor 1 oktober van het kalenderjaar samenkomt om het budgettaire kader en jaarlijks uitvoeringsplan vast te stellen. De ambtelijke projectgroep, bestaande uit een vertegenwoordiging van de projectleiders jeugd van de deelnemende gemeenten, bereidt de vergadering van de stuurgroep en het bestuurlijk overleg inhoudelijk voor.

Artikel 6

De regeling schetst de kaders voor de samenwerking van de inkoop voor de jeugdzorg. De samenwerkingsafspraken zoals die nu bekend zijn staan in de regeling beschreven.. In het jaarlijkse uitvoeringsplan wordt de precieze invulling vastgelegd. Het uitvoeringsplan biedt gemeenten de flexibiliteit om per jaar de invulling van de samenwerkingsafspraken bij te stellen.

Artikel 7

Door het uitbesteden van de inkoop komt de uitvoering ervan op afstand van de individuele gemeenten te staan. Om de democratische legitimiteit te waarborgen is een goede informatievoorziening van essentieel belang. De individuele gemeenten hebben daarnaast de mogelijkheid om jaarlijks hun inbreng te leveren bij het vaststellen van het uitvoeringsplan.

Artikel 8

Dit artikel regelt de bekostiging van de taken van de centrumgemeente, die plaatsvindt op basis van het profijtbeginsel. Uit het oogpunt van efficiëntie betalen de deelnemende gemeenten de centrumgemeente een voorschot, om de betaling van aanbieders gestroomlijnd via de centrumgemeente te kunnen laten verlopen. Over de bevoorschotting van de aanbieders moeten nog afspraken worden gemaakt in de komende maanden. Afhankelijk daarvan wordt ook de frequentie van de bevoorschotting door de deelnemende gemeenten aan de centrumgemeente vastgesteld, uiterlijk per 1 oktober in het uitvoeringsplan. Daarbij geldt dat voor 2015 moet worden voldaan aan de afspraken die zijn gemaakt met aanbieders over omzetgaranties.

Om de administratieve lasten te beperken vindt tegelijk met de bevoorschotting aan de dienstverleners ook de bevoorschotting aan de centrumgemeente voor diens werkzaamheden plaats.

In lijn met het profijtbeginsel hebben de Zuid-Limburgse gemeenten ervoor gekozen geen gezamenlijke riscoverevening (d.w.z. solidariteit) toe te passen. Dit betekent dat de individuele gemeenten verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de financiële risico’s door het aanleggen van buffers.

Artikel 9

In dit artikel is bepaald dat de centrumgemeente de facturen met de aanbieders afhandelt. Het is van belang dat dit gebeurt met een daarvoor toegeruste financiële administratie en factureringssysteem. Hierbij wordt maximaal aangesloten op hetgeen hiervoor landelijk wordt voorbereid waaronder de aansluiting op de huidige declaratiesystematiek voor Zvw en Awbz en de standaardisatie van administratieve processen in het sociaal domein (VNG 18 juni jl.).

Qua frequentie van de facturering en onderlinge verrekening geldt dat deze zullen worden vastgesteld conform de frequentie van de bevoorschotting genoemd in artikel 8.

Artikel 10

Dit artikel biedt de mogelijkheid dat ook een andere gemeente dan de 18 kan toetreden tot de centrumregeling. De centrumregeling tussen de huidige 18 gemeenten is een omvangrijke samenwerking die al heel wat zal vragen van de deelnemers. Uitbreiding van het aantal deelnemende gemeenten is een mogelijkheid, maar daarom alleen wanneer alle 18 gemeenten het daarmee eens zijn.

Artikel 11

Evenals in artikel 10 is in artikel 11 geregeld dat er unanimiteit voor nodig is om de regeling te wijzingen. Dit gezien de beperkte doorlooptijd van de regeling tot eind 2018, de mogelijkheid om jaarlijks het uitvoeringsplan vast te stellen en de jaarlijkse evaluatie.

Artikel 12

Dit artikel biedt de mogelijkheid dat een gemeente kan uittreden uit de centrumregeling. Dit moet wel ruim van te voren bekend worden gemaakt aan de centrumgemeente, die investeert in de opbouw van capaciteit en ver vooruit moet kunnen plannen. Bij uittreden moeten de uittredende gemeenten de kosten compenseren die voortvloeien uit de uittreding.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2018.

Artikel 16

Artikel 26 Wet gemeenschappelijke regelingen verlangt dat in de gemeenschappelijke

regeling een deelnemende gemeente wordt aangewezen – als ‘penvoerende gemeente’ -

om (onder andere) de regeling naar het provinciebestuur te zenden. Het is in dit geval logisch daarvoor het college van de centrumgemeente aan te wijzen.