Regeling vervallen per 12-03-2013

Verordening op de gedragscode wethouders

Geldend van 03-08-2005 t/m 11-03-2013

Intitulé

Verordening op de gedragscode wethouders

HOOFDSTUK I

Kernbegrippen.

De wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer voor de wethouders.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collegeleden of de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie wethouders hun functie vervullen en door middel van het burgerjaarverslag van de burgemeester.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief. Waar daarin sprake is van “handelen van een wethouder”, heeft dit primair betrekking op het “handelen als wethouder”. In de bestuurlijk-politieke praktijk is echter niet uit te sluiten dat handelingen in de privé-sfeer ook van invloed kunnen zijn op de waardering van het handelen als wethouder. Ook het persoonlijke is politiek.

Dienstbaarheid.

Het handelen van een wethouder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit.

Het handelen van een wethouder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid.

Het handelen van een wethouder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid.

Het handelen van een wethouder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de wethouder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid.

Op een wethouder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid.

Het handelen van een wethouder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

HOOFDSTUK II

Bepalingen.

  • 1.

    Algemene bepalingen.

  • 1.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

  • 2.

    De code wordt actief openbaar gemaakt en is door derden te raadplegen.

  • 3.

    De wethouders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

    • 2. Belangenverstrengeling en aanbesteding.

    • 1.

      Een wethouder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. Onder financiële belangen wordt niet verstaan het aandelenbezit van beursgenoteerde ondernemingen. De opgave wordt actief openbaar gemaakt en is door derden te raadplegen.

    • 2.

      Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de wethouder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

    • 3.

      Een wethouder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

    • 4.

      Een wethouder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

    • 5.

      Een wethouder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

    • 3. Nevenfuncties.

    1. Een wethouder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

    2. Een wethouder maakt bij de secretaris melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden actief openbaar gemaakt en zijn door derden te raadplegen.

    3. De kosten die een wethouder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

    4. De bezoldiging die een wethouder geniet in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, of uitgeoefend in reguliere werktijden voor de gemeente, vloeit in de gemeentekas.

    5. Een wethouder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

    4. Informatie.

    1. Een wethouder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt.

    2. Een wethouder verstrekt geen geheime informatie, of informatie die geen algemene bekendheid heeft, geen openbaar karakter heeft of die gezien de inhoud vertrouwelijk is. Publieke informatie die via de pers of anderszins verkregen is, mag door hem altijd en overal gebruikt worden mits dit zorgvuldig en correct geschiedt.

    3. Een wethouder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

    4. Een wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

    5. Aannemen van geschenken.

    1. Geschenken en giften die een wethouder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

    2. Een wethouder meldt geschenken of giften die een waarde van meer dan € 50,- vertegenwoordigen aan de secretaris. Elk kwartaal maakt de secretaris de lijst actief openbaar. De lijst is te allen tijde door derden te raadplegen.

    6. Bestuurlijke uitgaven.

    1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

    2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    - met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

    - de uitgave vloeit voort uit de functie.

    7. Declaraties.

    1. De wethouder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

    2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe door de Algemeen Directeur vastgestelde administratieve procedure.

    3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

    4. Gemaakte kosten worden binnen een kwartaal gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

    5. De Algemeen Directeur is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

    6. In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester ter beslissing.

    8. Creditcards.

    Een wethouder kan geen gebruik maken van creditcards van de gemeente.

    9. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen.

    1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

    2. Wethouders kunnen op basis van een overeenkomst terzake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

    3. Als het belang van de gemeente daarmee is gediend kan het college besluiten dat wethouders voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd. Het college kan bepalen dat in bijzondere gevallen van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q.-nevenfuncties.

    10. Dienstreizen buitenland.

    1. Een wethouder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld door middel van de openbare besluitenlijst.

    2. Een wethouder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

    3. De voorgaande leden en het vijfde lid zijn niet van toepassing op ééndaagse reizen, alsmede op bezoeken aan projecten waarbij sprake is van Europese samenwerking en financiering.

    4. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

    5. Van de dienstreis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse dienstreizen worden vermeld in het Burgerjaarverslag.

    6. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een wethouder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

    7. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

    8. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de wethouder.

    9. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

    10. Reizen die plaatsvinden binnen een straal van 150 kilometer van Heerlen worden niet als buitenlandse dienstreis aangemerkt.

    Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 14 juni 2005

    griffier, voorzitter,