Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening van de gemeenteraad van Heerlen houdende regels omtrent de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. (Financiële verordening gemeente Heerlen 2018)

Geldend van 25-12-2018 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Heerlen houdende regels omtrent de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. (Financiële verordening gemeente Heerlen 2018)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

- afdeling/domein: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

- inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

- overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

- Een programma kan bestaan uit een of meerdere kernthema’s. Een kernthema bestaat op haar beurt uit meerdere taakvelden.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de kernthema’s per programma vast.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

4. a. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

b. De paragrafen moeten toegankelijk en sturend zijn. De BBV onderdelen van de paragrafen worden in de bijlagen verwerkt.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. a. Bij de begroting en de jaarstukken worden bij het totaaloverzicht van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen, overzicht kosten van overhead en het bedrag voor de heffing van de vennootschapsbelasting weergegeven. Onder elk van de programma’s worden de baten en lasten per kernthema weergegeven.

b. Er moet een overzicht worden gepresenteerd over reëel en structureel evenwicht. Als structurele lasten gedekt zijn door structurele baten is er sprake van structureel evenwicht. Het reële evenwicht houdt in dat ramingen volledig, realistisch en haalbaar zijn.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Ook wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college biedt uiterlijk op 1 juni aan de raad een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kaderbrief voor het zomerreces vast. In het eerste jaar van een nieuw college wordt er geen kaderbrief gemaakt, maar een meerjarenbeleidsplan vastgesteld op basis van het coalitieakkoord.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien van de totale lasten opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerd investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden (zie artikel 6 lid 1). De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het per programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerd investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden, inclusief bedragen uit maand 5 > € 500.000 en de eerste negen maanden en inclusief bedragen uit maand 10 > € 500.000 van het lopende boekjaar en indien van toepassing een meerjarige doorkijk.

3. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar kernthema’s;

b. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

c. het resultaat,

d. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

4. In de tussenrapportages worden afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma groter dan € 50.000 en investeringskredieten groter dan € 250.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit – tenzij in de begroting opgenomen – niet over:

a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan

€ 100.000;

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven per 1 januari van jaar T+1 na afronding investering, volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair afgeschreven, met een looptijd die maximaal gelijk is aan de looptijd van de betreffende lening.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

a. Onroerende zaakbelastingen;

b. precariobelasting;

c. hondenbelasting;

d. parkeerbelasting;

e. rioolheffing;

f. afvalstoffenheffing; en

g. bijstandsvertrekking,

wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 100.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves (behalve de reserves ter dekking van kapitaallasten) en voorzieningen plaats.

2. Het college biedt de raad in ieder geval eens in de 8 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze termijn kan korter zijn bij veranderingen in wetgeving en indien wijzigingen benodigd zijn vanwege de politieke actualiteit.

3. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen.

4. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en

d. de maximale looptijd.

5. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale las-ten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

7. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves in de omslagrente voor de kostprijsberekening, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

8. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

9. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen.

2. Het college biedt de raad eens in de 8 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. Deze termijn kan korter zijn bij veranderingen in wetgeving en indien wijzigingen benodigd zijn vanwege de politieke actualiteit.

3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

1. Het college vraagt voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar ten minste twee prijsopgaven aan bij verschillende financiële instellingen.

2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, achtste en negende lid;

b. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid;

c. de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Deze paragraaf geeft de actuele stand van het weerstandsvermogen en de risico’s van de gemeente Heerlen weer. Het weerstandsvermogen geeft de mate aan, waarin de gemeente in staat is om de nadelige gevolgen van risico’s (financiële tegenvallers) op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. Het geeft tevens inzicht in de robuustheid van de financiële positie van de gemeente. Het weerstandsvermogen is afhankelijk van de benodigde weerstandscapaciteit (de ingeschatte risico’s) en de beschikbare weerstandscapaciteit (de middelen die beschikbaar zijn om eventuele tegenvallers op te vangen).

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

3. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 19. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de 8 jaar een nota grondbeleid aan, tenzij er veranderingen zijn in wetgeving of als de politieke actualiteit hier om vraagt. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad;

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten.

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college draagt zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteuren-vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De Financiële verordening gemeente Heerlen 2017 in te trekken.

2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Heerlen 2011 van toepassing, zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerlen 2018.

Afschrijvingstabel activa ≥ € 25.000

Balanscategorie

Omschrijving

2018 en doorkijk

Activa met een verkrijgingsprijs

< € 25.000

Niet

Financiële vaste activa

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Zie afschrijvingstermijnen materiële vaste activa

Materiële vaste activa

Activa met economisch nut

Gronden en terreinen

Bedrijfsgebouwen; ondergrond

Niet

(Onder)Gronden

Niet

Woonruimten

Woonwagenlocaties

vervallen

Gebouwen

Bedrijfsgebouwen

40

Bedrijfsgebouwen; opstal

30

Bedrijfsgebouwen; semipermanent

20

Verbouwing bedrijfsgebouwen, renovatie (mits levensduur verlengend)

10-40

Parkeren; parkeergarages

50

Onderwijshuisvesting; Gebouwen

40 (annuïtair)

Onderwijshuisvesting; noodlokalen, niet locatie gebonden

15

Onderwijshuisvesting; verbouwing, renovatie (mits levensduur verlengend)

10-40 (annuïtair)

Onderwijshuisvesting; techniek

10

Onderwijshuisvesting; inrichting en omheining speelplaatsen

20

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Sportterreinen; toplaag kunstgrasvelden

15

Sportterreinen; fundering kunstgrasvelden

30

Sportterreinen; natuurgrasvelden

15

Sportterreinen; lichtmasten

25

Sportterreinen; verharding

25

Grond- en bouwwerken

40

Machines, apparaten en installaties

Archiefinrichting; paternosterkasten

10

Archiefinrichting; rolstellingen

10

Datacommunicatieapparatuur

5

Kantoorapparatuur; kasregisters

Niet

Kantoorapparatuur; pc's (cluster aankopen)

5

Kantoorapparatuur, tablets /devices (cluster aankopen)

3

Kantoorapparatuur; software algemeen

5

Koffieautomaten

Niet

Netwerkapparatuur

5

Netwerkcomponenten; ICT Heerlen

5

Parkeerapparatuur; betaald parkeerterrein

15

Reprografie; dtp voorziening

3

Reprografie; lichtdruk-/kopieermachines/plotters

5

Reprografie; snij-/bindmachines/afwerkapparatuur

5

Servers; ICT Heerlen

5

Software

5

(vanaf 2019: 7 jaar)

Technische installaties; middel-langlopend

10

Technische installaties; langlopend

20

Telefooncentrale

6

Overige materiële vaste activa

Onderwijshuisvesting; Kantoormeubilair en ov inrichting

Niet

Presentatie; Kasteel Hoensbroek

10

Presentatie; Thermenmuseum

10

Vaste inrichting/stoffering

10

Eerste inrichting (cluster aankopen)

10

Meubilair/inventaris

Niet

Armaturen kantoorverlichting

5

Vervoermiddelen

Vervoermiddelen; aanhangwagens

Niet

Vervoermiddelen; bestelauto's/kleine vrachtauto's

6

Vervoermiddelen; dienstauto bestuur

4

Vervoermiddelen; Electro wagens (begraafplaats)

10

Vervoermiddelen; overige personenauto's

6

Vervoermiddelen; tractoren

10

Activa met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Riolering; bergbezinkbassins

80

Riolering; renovatie, reparatie, vervanging

40

(vanaf 2019: 60 jaar)

Begraafplaatsen; grafstenen

30

Begraafplaatsen; hekwerken

20

Begraafplaatsen; plantsoenen

30

Begraafplaatsen; straatmeubilair

15

Begraafplaatsen; wegen/voetpaden

25

Activa met maatschappelijk nut

Grond-, weg en waterbouwkundige werken

Monumenten; niet zijnde panden, bv kapelletjes

30

Openbaar Groen

25

Openbare verlichting; armaturen

20

Openbare verlichting; masten

40

Parkeren; open parkeerterrein

25

Speelvoorzieningen; openbaar

10

Verkeersregelinstallaties

16

Wegen, straten, pleinen, trottoirs

25

Wegmeubilair (incl. A.N.W.B.; palen en borden)

15

Verkeersregelinstallaties

16

  • Afschrijvingen vinden lineair plaats, tenzij:

  • Wettelijke voorschriften een andere afschrijving voorschrijven.

  • Lasten van investeringen worden doorberekend naar de burger en een lineaire afschrijving leidt tot forse schommelingen in de kosten: In dat geval mag afgeweken worden.

  • Het investeringen betreft waarbij slijtage en/of afschrijvingstermijn een annuïtaire afschrijving rechtvaardigen.

  • Afschrijving verband houden met de opstal van onderwijshuisvesting. In dat geval vindt annuïtaire afschrijving plaats.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 19 december 2018.

griffier,

drs. T.W. Zwemmer

voorzitter, 

E.G.M. Roemer

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9