Beleidsregel van burgemeester en wethouders van Heerlen inhoudende Toezicht- en handhavingsbeleid 2019-2022 WABO

Geldend van 02-03-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van burgemeester en wethouders van Heerlen inhoudende Toezicht- en handhavingsbeleid 2019-2022 WABO

1.Inleiding

Voor u ligt het toezicht- en handhavingsbeleid 2019-2022 Wabo voor de gemeente Heerlen.

Dit beleidsplan bouwt voort op het Toezicht- en Handhavingsbeleid 2016-2018 dat op 1 januari 2019 expireerde. De gemeente is verplicht handhavingsbeleid vast te stellen voor de Wabo-taken (bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en milieu) conform de proceskwaliteitscriteria voor toezicht en handhaving in hoofdstuk 7.2 van het Besluit omgevingsrecht. Met onderhavig handhavingsbeleid voldoen we hieraan.

Conform het coalitieakkoord “Samen doorbouwen met lef” en het Meerjarig Bestuurlijk Programma 2019-2022 (MBP) gaan we met toezicht- en handhaving van de Wabo-taken door op de koers van de afgelopen 4 jaren. Dit stuk beantwoordt de vragen wat willen we de komende vier jaar met toezicht- en handhaving van de Wabo bereiken en wat doen we daarvoor.

Met onderhavig handhavingsbeleidsplan is:

  • een kader geschapen voor toezicht en handhaving van de Wabo-taken;

  • een minimaal uitvoeringsniveau bepaald voor de taken toezicht en handhaving op het gebied van bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en milieu en de prioriteiten voor de komende vier jaar;

  • de kwaliteit van toezicht en handhaving geborgd;

  • uniformiteit aangebracht voor de manier van toezicht en handhaving;

Als basis zijn in hoofdstuk 2 de uitgangspunten voor toezicht en handhaving geformuleerd en in hoofdstuk 3 de doelen. In hoofdstuk 4 staat de beleidscyclus met een beschrijving van de probleemanalyse, prioriteiten, het uitvoeringsprogramma, monitoring en de jaarlijkse rapportage van de uitvoering van de taken. In hoofdstuk 5 staat de strategie en werkwijze. De uitvoeringsorganisatie van toezicht en handhaving komt in hoofdstuk 6 aan de orde. In dit hoofdstuk gaan we ook in op een aantal wettelijke vereisten, zoals de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gebaseerd op een mandaatregeling, interne en externe afstemming, kwaliteitsborging en een zichtbare borging van mensen en middelen in de begroting. Tot slot beschrijven we in hoofdstuk 7 een aantal landelijke ontwikkelingen.

2. Visie en beleidsuitgangspunten toezicht en handhaving Wabo

De gemeente Heerlen heeft de volgende visie op toezicht en handhaving van de Wabo:

Wij zien Heerlen als een veilige en leefbare stad waar inwoners, ondernemers en bezoekers duurzaam, veilig en gezond wonen, . werken en verblijven. Het houden van zorgvuldig toezicht en handhaving draagt hiertoe in grote mate bij. Een en ander volgt uit het Meerjarig Bestuurlijk Programma 2019 – 2022.

We hanteren de volgende uitgangspunten:

  • Burgers, bedrijven en instellingen zijn en blijven verantwoordelijk voor de naleving van regels. Dit geldt ook voor de gemeente Heerlen als privaatrechtelijk orgaan (als eigenaar, beheerder of verhuurder van panden en gronden).

  • Wat we oppakken maken we ook af. Het is nodig door te pakken en zaken af te maken in verband met de geloofwaardigheid van de overheid. Het feit dat we onvoldoende capaciteit hebben om alles op te pakken maakt dat het college keuzes moet maken, zodanig dat we hetgeen we oppakken ook kunnen afmaken.

  • Slecht naleefgedrag pakken we aan. Voorwaarde voor het vastleggen van het naleefgedrag is goede monitoring met behulp van een adequaat ICT-systeem.

  • We ondernemen actie naar aanleiding van overtredingen van wettelijke voorschriften en inschatbare risico’s. Primair treden we bestuursrechtelijk op waarbij we, op grond van de Landelijke handhavingstrategie, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen. Als het noodzakelijk is (o.a. bij grove nalatigheid, onomkeerbare milieuschade, grote risico’s voor de volksgezondheid, calculerende en/of malafide overtreder) vragen we de politie om proces-verbaal op te maken.

  • Door consequent handelen roepen we een halt toe aan precedentwerking. Hiermee vergroten we de rechtszekerheid en geloofwaardigheid van de overheid.

  • Gedogen van overtredingen gebeurt bij wijze van uitzondering en is dan ook expliciet, gemotiveerd en aan tijd gebonden.

  • Door gerichte preventieve controles uit te voeren (daar waar de grootste risico’s zijn) proberen we normovertredingen zoveel mogelijk te voorkomen en de handhavingslast zoveel mogelijk te beperken.

  • Toezicht en handhaving moet op een klantgerichte manier uitgevoerd worden. In termen van duidelijkheid, zo min mogelijk willekeur, afspraak is afspraak, handhaven met reden en waar mogelijk integraal.

  • We passen een sluitende beleids- en operationele cyclus toe, die begint met een strategisch beleidskader (probleemanalyse, doelstellingen, prioriteiten), overgaat in de daadwerkelijke uitvoering van toezicht en handhaving (planmatig geborgd in een uitvoeringsprogramma), monitoren van de geleverde prestaties en eindigt (c.q. begint opnieuw) met het bijstellen van het beleid naar aanleiding van de ervaringen in de praktijk (zie verder hoofdstuk 4 in dit stuk)

  • Toezicht en handhaving van de Wabo taken vindt plaats op een minimaal uitvoeringsniveau dat wordt vastgelegd in onderhavig handhavingsbeleid.

  • De prioriteiten worden op basis van een risicoanalyse bepaald en vastgelegd in onderhavig handhavingsbeleid en jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.

3. Doel voor toezicht en handhaving

Het algemene doel van toezicht en handhaving is (vrijwillige) naleving van wet- en regelgeving. Door toezicht te houden op de naleving van verleende vergunningen en wet en regelgeving te handhaven, leveren we een bijdrage aan het in stand houden of verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

4. Beleidscyclus toezicht en handhaving

De beleidscyclus van de gemeentelijke organisatie voor de toezicht- en handhavingstaken van het omgevingsrecht moet voldoen aan bepaalde wettelijke eisen .

4.1 Beleidscyclus

In de afbeelding hieronder is de beleidscyclus in een model weergegeven. Het model wordt ook wel de ‘dubbele regelkring’ of ‘Big 8’ genoemd.

Onder de afbeelding staat wat de stappen uit de ‘dubbele regelkring’ inhouden. In de volgende paragrafen komen de verschillende stappen uitvoeriger aan bod.

Figuur 1: ‘dubbele regelkring’

afbeelding binnen de regeling

Strategisch beleidskader

Dit zijn de beleidsuitgangspunten en doelstellingen voor handhaving. Daar hoort een probleemanalyse/risicoanalyse bij voor de taken. Aan de hand van de uitkomsten hiervan moeten we prioriteiten bepalen. Voor de prioriteiten leggen we de geplande personele en financiële capaciteit in de begroting vast.

Operationeel beleidskader

Het operationele beleidskader bevat uitvoeringsbeleid dat nodig is om te bepalen hoe we toetsen in voorkomende gevallen, zoals basiswerkwijzen vaststellen bij toezicht en handhaving (strategie).

Planning & control

Dit vormt het hart van de ‘dubbele regelkring’. Jaarlijks moeten we een uitvoeringsprogramma opstellen waarin de activiteiten zijn opgenomen voor de taken, met welke inzet van mensen en hulpmiddelen. Periodiek volgen of en in welke mate de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en geformuleerde doelen zijn gehaald.

Voorbereiden

In het programma staan de voorgenomen activiteiten. De manier waarop we de activiteiten uitvoeren is vastgelegd in protocollen en geautomatiseerde werkprocessen. Op deze manier borgen we enerzijds de uniformiteit en anderzijds de kwaliteit.

Uitvoeren

De activiteiten voeren we uit volgens de protocollen en werkprocessen. Van belang is dat daarvoor voldoende hulpmiddelen beschikbaar zijn, zoals ICT, budgetten, meetapparatuur etc.

Monitoren

Het laatste onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring. Hiermee volgen we de uitvoering van het programma en ook of en in welke mate de doelstellingen zijn gehaald zodat (tussentijds) bijsturen mogelijk is. Om goed te kunnen monitoren zijn een goed werkend geautomatiseerd monitorings- en registratiesysteem voor alle taakvelden die vallen onder de Wabo noodzakelijk.

Rapportage & evaluatie

Aan het einde van de eerste cyclus evalueren we het hele proces. Daarbij is de belangrijkste vraag: “zijn de doelen gehaald?”. Verder is het belangrijk om onder meer te weten wat goed is gegaan, wat minder goed of fout is gegaan, wat beter zou kunnen en of het mogelijk is om efficiënter te werken. Een mogelijke uitkomst van de evaluatie is dat we een deel van de prioriteiten en doelen moeten bijstellen. Het nieuwe programma passen we daarop aan en zo begint de volgende cyclus.

In de volgende paragrafen gaan we uitvoerig in op hoe de gemeente Heerlen in de komende beleidsperiode (2019-2022) uitvoering geeft aan de stappen uit bovengenoemde ‘dubbele regelkring’.

4.2 Probleemanalyse, minimaal uitvoeringsniveau en prioriteiten 2019-2022

Belangrijk onderdeel van het beleid is het bepalen van de risico’s, die met niet naleving van de regels zijn gemoeid. Hiertoe moeten we een probleemanalyse (=risicoanalyse) opstellen. Omdat het met de beschikbare capaciteit voor toezicht en handhaving onmogelijk is alle handhavingstaken optimaal uit te voeren, moet het college keuzes maken. Dit gebeurt door het vaststellen van een minimaal uitvoeringsniveau van de wettelijke taken voor toezicht en handhaving en bestuurlijke prioriteiten. Het bestuurlijk minimale vastgestelde uitvoeringsniveau samen met de bestuurlijk vastgestelde prioriteiten vormen de basis voor het beleid en voor het jaarlijkse toezicht- en handhavingsprogramma.

In deze stukken staat welke keuzes zijn gemaakt om met de bestaande capaciteit de taken zo uit te voeren dat we inzetten op risico’s en prioriteiten. Er is ook (beperkt) capaciteit beschikbaar voor ad hoc prioriteiten.

4.2.1 Risicoanalyse

Voor de beleidsperiode 2019-2022 maken we gebruik van de al eerder uitgevoerde risicoanalyse voor milieu, bouw en ruimtelijke ordening (zie bijlage 1 en 2).

De hoogste risicoscores uit de risicoanalyse van milieu betreffen:

  • Controles bij bedrijven met het aspect externe veiligheid en vuurwerkbedrijven;

  • Evenementen- en horecacontroles ;

  • Periodieke controles milieu-inrichtingen (categorie 3 en 4 hoog risico en categorie 1 en 2 lager risico). De milieu-inrichtingen zijn ingedeeld in vier categorieën (1 t/m 4) op basis van de milieubelasting van de bedrijfsactiviteiten. De meest complexe bedrijven zijn categorie 4 bedrijven (chemische industrie, grote complexen als het ziekenhuis). Categorie 3 bevat een groot aantal bedrijven met een hoge milieubelasting, bijvoorbeeld auto- en motorrepara-tiebedrijven, metaalbewerkings-bedrijven en tankstations. Categorie 2 zijn onder andere bedrijven met veel overlast voor de omgeving, zoals de horeca. Eenvoudige bedrijven met geen tot weinig milieubelasting zoals winkels zijn categorie 1.

Uit de risicoanalyse bouw en ruimtelijke ordening scoren de volgende 9 categorieën bouw in volgorde van aflopend risico. De scores staan tussen haakjes.

1. nieuw- / verbouw gebouwen met nachtverblijf (86),

2. nieuw- / verbouw gestapelde woningen (85),

3. nieuw- / verbouw detailhandel- en horecagebouwen (73),

4. nieuw- / verbouw overige gebouwen (71),

5. nieuwbouw grondgebonden woningen (61),

6. nieuw- / verbouw industrie- en bedrijfsgebouwen (59),

7. kleine bouwwerken bij woonfunctie met veiligheidsrisico’s (32),

8. grotere bouwwerken, geen gebouw zijnde (25),

9. kleine bouwwerken zonder veiligheidsrisico’s (20).

Brandveiligheid en constructieve veiligheid scoren als hoogste risico bij het toezicht op bouwen.

Daarnaast scoort risicovolle sloopvergunning als hoogste risico.

Voor de basistaken die verplicht bij de RUD zijn ondergebracht (voor Heerlen is dat vergunningverlening en toezicht en handhaving van 133 complexe milieubedrijven en ketenbeheer asbest ) moet op Zuid-Limburgse schaal een regionale risicoanalyse uitgevoerd worden en een uniform bouwstenen model voor een VTH-beleidsplan opgesteld worden.

4.2.2 minimaal uitvoeringsniveau 2019-2022

Het minimale uitvoeringsniveau voor de beleidsperiode 2019-2022 is:

  • Van de nieuwe omgevingsvergunningen met activiteit bouwen, strijdig gebruik, slopen, kappen en inritten en reclame (voor zover bouwregelgeving) controleren we alleen de activiteit bouwen en complexe/zeer risicovolle (asbest)sloop.

  • Bij de activiteit bouwen houden we naast brandveiligheid, constructieve veiligheid én energiezuinigheid ook (beperkt) toezicht op de aspecten gezondheid en bruikbaarheid. Het streven is om in de loop van 2019 toezicht te houden conform het minimum uitvoeringsniveau in het Landelijk Toezichtsprotocol bouwen (voor meer info zie & 5.2).

  • Periodieke milieucontroles bij bedrijven voeren we met een lagere controlefrequentie uit dan de landelijk adequate norm . Het betreft 1500 bedrijven die niet onder de RUD vallen en die we zelf periodiek controleren. 133 bedrijven in categorie 3 en 4 hebben we verplicht ondergebracht bij de RUD Zuid Limburg. De RUD hanteerde voor deze bedrijven eerdere jaren wel de landelijk als adequaat aangemerkte controlefrequentie. Momenteel moeten gemeenten (als opdrachtgever) jaarlijks aangeven aan de RUD of zij per bedrijf een hogere controlefrequentie willen dan de door de RUD gehanteerde controlefrequentie (= type B-bedrijven 34 maanden en type C-bedrijven 16 maanden).

  • Alle klachten en meldingen op het gebied van brandveiligheid en constructieve veiligheid van gebouwen en asbest hebben prioriteit en handelen we met voorrang af.

  • Niet geprioriteerde klachten en meldingen nemen we in behandeling en handelen we af als ze zijn gefilterd op ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke impact en er sprake is van een duidelijke bestuurlijke keuze.

  • Alle klachten en meldingen ongewone voorvallen Wabo deelactiviteit milieu (bedrijven) handelen we af.

  • Alle verzoeken om handhaving betreffende de Wabo handelen we af conform de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

4.2.3 Prioriteiten 2019-2022

Als we de taken alleen op een minimaal uitvoeringsniveau uitvoeren, zijn de risico’s te groot. De capaciteit die we over hebben door een minimaal uitvoeringsniveau aan te houden, besteden we aan bestuurlijke keuzes om de risico’s te verkleinen en acceptabel te maken. Hierbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij de landelijke en regionale prioriteiten (energiebesparing en asbestsanering) en lokale aandachtspunten die om prioriteit vragen. Het nieuwe coalitieakkoord is hierbij leidend. De volgende keuzes en prioriteiten gelden voor de periode 2019-2022.

Prioriteiten 2019-2022:

  • Vergroten energiebesparing en duurzaamheid bij bedrijven o.a. in Parkstad verband (Palet) en samen met de RUD Zuid Limburg branchegerichte energiecontroles/audits uitvoeren.

  • Inzicht en beheersbaarheid van het bedrijvenbestand. Door preventief aandacht te geven via controlerondes (bij bedrijfsterreinen) krijgen we meer zicht op de actualiteit van ons bedrijvenbestand.

  • Horecacontroles (horecawetgeving, milieu, geluid) ter voorkoming van overlast in het kader van het project Veilig Uitgaan.

  • Brandveiligheid en constructieve veiligheid van gebouwen waar grote groepen mensen verblijven waarbij vanwege de aard van het gebruik een gevaar voor een verminderde zelfredzaamheid bestaat (kamerverhuur, hotels en woonboulevard) en gebouwen waarin mensen verblijven met een verminderde zelfredzaamheid (kinderdagverblijf, verpleeghuis en zorginstellingen).

  • Brandveiligheid van gevels. Bij de brand in de Grenfell Tower in Londen breidde de brand zich razendsnel uit langs de gevel, waardoor tientallen bewoners zijn omgekomen. Naar aanleiding daarvan zijn er ook maatschappelijke zorgen over de brandveiligheid van gevels in Nederland. Daarom heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in afstemming met de VNG op 30 november 2018 alle gemeenten in Nederland gevraagd om bij de meest risicovolle gebouwen onderzoek in gang te zetten.

  • Evenementencontroles, om veiligheid en leefbaarheid te waarborgen op het gebied van brandveiligheid, constructie, geluid en drank- en horecawetgeving. Conform het sectoraal geluidbeleid is een beheersbare geluidbelasting op de omgeving noodzakelijk door het afstellen van geluidbegrenzers, geluidmetingen en controles tijdens een evenement. Maatschappelijk is er een toenemende druk op de gemeente om evenementen veilig en met zo min mogelijk overlast te laten verlopen. Daarnaast is er sprake van een toename van het aantal grote evenementen in Heerlen waardoor een toename van toezicht en handhaving ook noodzakelijk is.

  • Project herstructurering Vrieheide-de Stack met additionele bouwhandhavingscapaciteit met name voor het aspect woonoverlast. Tegengaan van verloedering van de bebouwde omgeving en van woonoverlast is één van de kernpunten van het project herstructurering.

  • Asbest in verband met wettelijk verplichte sanering 31 december 2024. Particulieren, bedrijven en (overheids-)instellingen mogen op 31 december 2024 geen asbestdaken meer bezitten. Wie na 2024 nog een asbestdak heeft, moet dit verwijderen. Het verbod geldt voor asbestdaken die in contact staan met de buitenlucht. Gemeenten zijn het bevoegd gezag voor toezicht en handhaving. Dit betekent dat zij vanaf 2025 handhavend kunnen optreden (opleggen last onder dwangsom etc.) om eigenaren te dwingen hun asbestdak te verwijderen. De insteek in Heerlen is om in de beleidsperiode 2019-2022 extra in te zetten op preventieve handhaving (geven van voorlichting over asbestsanering, mogelijkheden onderzoeken voor het uitvoeren van een pilot etc.) om zoveel mogelijk repressieve handhaving te voorkomen.

  • Brandveiligheidscontroles in verband met de carnaval (jaarlijks); controles van de brandweer bij horeca en gemeenschapshuizen op een beperkt aantal aspecten.

  • Projectmatige aanpak van specifieke aandachtsgebieden Uit een plan van aanpak voor zo een project moet volgen hoeveel capaciteit en budget BMH nodig heeft. Indien noodzakelijk moet dit worden vrijgemaakt. Regulier is dat namelijk niet beschikbaar.

  • Na-ijlende effecten steenkolenwinning voormalige mijngemeenten/Mijnschade.

  • BAG: Woningsplitsing/wonen niet-woongebouwen (achterstand). Via de BAG-meldingen is een lijst ontstaan van (mogelijke) woningsplitsingen en wonen niet woongebouwen. In 2017 is deze lijst geanalyseerd en in 2018 is in nauwe samenwerking met de afdeling Publiekzaken een start gemaakt met het aanpakken van deze “oude gevallen” van illegale woningsplitsing. In 2019-2022 gaan we hiermee door. Nieuwe gevallen van woningsplitsing of wonen in niet-woongebouwen die we constateren naar aanleiding van klachten of tijdens (reguliere) bouw- en/of brandveiligheidscontroles pakken we ook op, voor zover de beschikbare capaciteit dit toelaat.

  • Projectmatige aanpak van nog niet gesaneerde ondergrondse tanks; samen met REO (bodem) voeren we een 0-meting uit om te beschikken over een actuele lijst van ondergrondse tanks die nog niet gesaneerd zijn en een gevaar vormen voor het milieu (bodemverontreiniging) in Heerlen. Aan de hand van de uitkomsten hiervan stellen we een planmatige aanpak op voor de beleidsperiode 2019-2022.

  • Signaleringsfunctie bij ondermijning. We worden steeds meer geconfronteerd met georganiseerde criminaliteit die onze samenleving ondermijnt door illegaliteiten en witwaspraktijken. BMH vervult daarin een signalerende rol bij het uitvoeren van haar reguliere werkzaamheden. Hieruit voortvloeiende overtredingen op grond van de Wabo-regelgeving worden geprioriteerd en binnen de beschikbare capaciteit afgehandeld. Zodra ondermijning projectmatig wordt aangepakt geldt de werkwijze zoals hierboven beschreven onder “projectmatige aanpak van specifieke aandachtsgebieden”.

4.3 Restrisico

Wat er daarna overblijft aan taken, dus behalve minimaal uitvoeringsniveau plus bestuurlijke keuzes/prioriteiten, noemen we het restrisico. Dit zijn de taken die we in 2019 niet actief uitvoeren (behalve als er sprake is van een geprioriteerde of gefilterde klacht of als er een verzoek om handhaving binnen komt).

Taken die we niet uitvoeren in de periode 2019-2022:

  • Toezicht op vergunningen met activiteit reclame (behalve als constructieve veiligheid in het geding is), kappen, inritten en strijdig gebruik (behalve als brand- of constructieve veiligheid in het geding is). Gevolg: dit kan leiden tot slechter naleefgedrag en klachten en een achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit.

  • Klachten met betrekking tot vervuiling, verrommeling, overlast, gezondheid, beeldkwaliteit, cultuurhistorische waarden afhandelen (tenzij er sprake is van een handhavingsverzoek of als de ruimtelijke en/of sociaal-maatschappelijke impact van de overtreding zo groot is dat handhavend optreden nodig is). Gevolg: niet of beperkt controleren op voornoemde aspecten kan leiden tot slechter naleefgedrag, een toename van gezondheidsklachten, een achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit en een toename van de verrommeling.

  • Bedrijven categorie 1 (lage milieubelasting) controleren we niet meer periodiek (in controlecyclus van 1 keer per 10 jaar). Gevolg: bedrijven in categorie 1 niet meer controleren heeft naar inschatting geen grote milieu-impact. Wel verliezen we het actuele overzicht van deze bedrijven en bij deze bedrijven gebeuren mogelijk illegale activiteiten die we niet tegenkomen bij periodieke controles.

  • Milieucontroles van categorie 2 en 3 bedrijven gebeuren niet conform de landelijk adequate frequentie. We passen een lagere controlefrequentie toe dan de landelijke. Gevolg: vanwege de lagere controlefrequentie dan de landelijke adequate frequentie, is er een verhoogd milieurisico: kans dat deze bedrijven de milieuwetgeving niet naleven en daarmee de kans op schade aan het milieu, leefomgeving, natuur en landschap vergroten. Bedrijven in categorie 2 bezoeken we nu 1 keer per 10 jaar in plaats van 1 keer per 5 jaar. Door deze grote tijdsspanne is er nauwelijks toezicht op het correct melden van bedrijfsveranderingen of nieuwe bedrijven. De mogelijke schade aan het milieu, leefomgeving, natuur en landschap monitoren we niet. De verwachting is dat de opgebouwde milieukwaliteit afneemt. Er zijn 133 bedrijven in categorieën 3 en 4 bij de RUD ondergebracht en deze hadden bij de oprichting van de RUD een controle-frequentie conform de landelijke controlefrequentie. Hierdoor werden risico’s deels opgevangen. Momenteel moeten gemeenten (als opdrachtgever) jaarlijks aangeven aan de RUD of zij per bedrijf een hogere controlefrequentie willen dan de door de RUD gehanteerde, aangepaste controlefrequentie (= type B-bedrijven 34 maanden en type C-bedrijven 16 maanden).

  • Onaangekondigde veldcontroles (buitengebied, gezamenlijk met partners). Gevolg: geen zicht op wat er gebeurt in het buitengebied en op bedrijventerreinen. Minder synergie met partners.

  • Toezicht op (asbest)sloopmeldingen/-vergunningen met een laag of gemiddeld risico. Gevolg: geen toezicht houden op (asbest)sloopmeldingen met een laag of gemiddeld risico, heeft naar onze inschatting geen grote impact op de gezondheid of op het milieu.

4.4 Jaarlijks uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving

Aan de hand van de hierboven genoemde probleemanalyse, het bestuurlijk vastgestelde minimale uitvoeringsniveau en prioriteiten voor de beleidsperiode 2019-2022 stelt het college per jaar een uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving vast voor de beleidsvelden milieu, bouwen en ruimtelijke ordening. Hierin staat per taakveld duidelijk wat de verwachte werkzaamheden (soort en aantal controles etc.) zijn en zetten we de hierbij behorende tijdsbesteding af tegen de beschikbare capaciteit waarbij keuzes worden gemaakt (over o.a. de diepgang van toetsing en het aantal controles).

Burgemeester en wethouders brengen het uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving ter kennis van de raad.

4.5 Monitoring

De doelstellingen uit ons handhavingsbeleid en de uitvoering van het programma monitoren we. Zo kunnen we volgen of en in welke mate alles volgens planning verloopt en of er tussentijds bijstelling nodig is.

Voor de toezichtstrategie houden we de volgende aspecten bij :

  • Hoeveel controles zijn uitgevoerd?

  • Hoeveel uren zijn aan toezicht besteed?

  • Op welke manier hebben we toezicht gehouden?

  • Wie heeft toezicht uitgeoefend?

  • Hoeveel en welke overtredingen hebben we geconstateerd?

Voor de sanctiestrategie houden we de volgende aspecten bij:

  • Welk bestuursrechtelijk instrument is gebruikt ten behoeve van de beëindiging van de overtreding?

  • Hebben de toegepaste instrumenten ertoe geleid dat de overtreding is beëindigd?

  • Hoeveel uren zijn aan het handhavingstraject besteed?

Bij de gedoogstrategie houden we bij:

  • Welke overtredingen zijn gedoogd?

  • Hoeveel overtredingen zijn gedoogd?

  • Hoe lang zijn deze gedoogd?

  • Is de overtreding beëindigd?

Monitoring in 2019-2022 gebeurt met het registratiesysteem Key-2.

4.6 Rapportage over inzet, prestaties en resultaten toezicht en handhaving

Het college brengt jaarlijks een verslag uit over de uitvoering van het toezicht- en handhavingsprogramma Wabo, dat het ter kennis brengt van de gemeenteraad. Het jaarverslag geeft weer hoe we onderhavig toezicht- en handhavingsbeleidsplan en het hieraan gekoppelde toezicht- en handhavingsuitvoeringsprogramma hebben uitgevoerd en wat de uitkomsten daarvan zijn. De verantwoording van inzet, prestaties en resultaten gebeurt conform de wettelijke eisen . Dit houdt in dat we verantwoording afleggen over:

  • Het bereiken van de geformuleerde doelstellingen.

  • De uitvoering van afspraken met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving over de samenwerking en de afstemming van handhavingswerkzaamheden.

  • Prestaties van handhaving, zoals aantal controles per categorie, de mate waarin de toezicht- en sanctiestrategie is toegepast, de realisatie van geplande bezoekfrequenties, het naleefgedrag en de evaluatie van de handhavingsresultaten uitmondend in verbeteringen ten aanzien van de handhavings(beleids)cyclus.

De jaarlijkse evaluatie kan leiden tot bijstelling van doelstellingen, beleid en of prioriteiten.

Rapportage over de uitvoering van de toezicht- en handhavingstaken van de Wabo is van belang voor de managementsturing. Zij geeft inzicht over of we op schema liggen en in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het bereiken van de gestelde doelen.

5. Strategie en werkwijze toezicht en handhaving

5.1 Nalevingsstrategie

De gemeente Heerlen zet verschillende toezicht- en handhavingsinstrumenten in om een goed naleefgedrag te bereiken. Met vijf methoden kunnen we het naleefgedrag verbeteren:

  • 1.

    actuele, heldere en handhaafbare vergunningsvoorschriften waardoor het voor de vergunning- en toezichthouder duidelijk is wat er vergund is en onder welke voorwaarden en actueel beleid.

  • 2.

    toezicht houden (conform toezichtstrategie);

  • 3.

    burgers en bedrijven actief informeren en voorlichten over wet- en regelgeving en beleid;

  • 4.

    repressief optreden (handhaving; opleggen van sancties conform de sanctiestrategie);

  • 5.

    opschorten van acties (gedogen), waarmee we duidelijk maken dat de situatie in strijd is met wet- en regelgeving ook al treden we niet op.

We streven naar maximale beïnvloeding van het naleefgedrag door in de diverse fasen het meest geëigende instrument in te zetten. Dat begint in de vergunningsfase met een heldere en eenduidige vergunning en goed te begrijpen voorschriften. Hiermee stimuleren we naleefgedrag. Het naleefgedrag van de overtreder en de aard en de ernst van de overtreding is in de toezichtfase bepalend voor de keuze van het meest effectieve of passende instrument. In de handhavingsfase baseren we de inzet van een bepaald handhavingsinstrument op de grootte van het risico dat met de overtreding gemoeid is en op het naleefgedrag. We treden mild op waar het kan en streng waar het moet.

5.2 Toezichtstrategie

Om professioneel te werken, hebben we een toezichtstrategie. Hierin staat welke vormen van toezicht er zijn en wat de basiswerkwijze daarbij is, (uitgewerkt in protocollen). In ons Toezicht- en Handhavingsbeleid 2016-2018 Wabo stond al een toezichtstrategie voor milieu (zie bijlage 4) en voor bouwen en ro (zie bijlage 5). Deze is werkbaar en hanteren we daarom ook in de periode 2019-2022. Onze ambitie is om in de beleidsperiode 2019-2022 voor toezicht bouwen het landelijk integraal toezichtsprotocol BWT (iTP), te hanteren waarbij we gebruik maken van digitaal toezicht (met behulp van een tablet). Randvoorwaarden zijn:

  • voldoende budget om het programma BRIS-toezicht aan te schaffen;

  • ICT-ondersteuning daarbij.

De systematiek van iTP gaat uit van objectcategorieën op basis van gebruik/activiteit, een toezichtmatrix die diepgang per thema en frequentie vastlegt en een projectgebonden checklist voor de inspectie. Dit heeft gevolgen voor de huidige werkwijze van de toezichthouders bouwen en de capaciteit voor de controles. In het Handhavingsuitvoeringsprogramma staan jaarlijks de aantallen controles met de capaciteit die daarvoor nodig is.

De basiswerkwijze voor de verschillende vormen van toezicht voor bouwen en milieu zijn in het VeToH project, waarin het automatiseringsproces van de WABO-taken in 2016 opnieuw is ingericht vanuit het principe zaakgericht werken, opgenomen (in Key-2). We actualiseren ze jaarlijks.

5.3 Sanctiestrategie

In onze sanctiestrategie is de basisaanpak voor bestuursrechtelijke en strafrechtelijke optreden bij overtredingen vastgelegd. Dus hoe en wanneer we de diverse instrumenten inzetten, gelet op de zwaarte van de overtreding en de termijn waarbinnen een overtreding moet zijn beëindigd. Landelijk is een sanctiestrategie ontwikkeld zodat alle handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de politie dan op eenzelfde manier optreden bij geconstateerde overtredingen. Zo ontstaat een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving veilig, schoon en gezond. Voor de basistaken (o.a. toezicht op complexe milieuinrichtingen) die de RUD Zuid-Limburg uitvoert is de landelijke sanctiestrategie verplicht . Voor de niet basistaken (zijn de taken die de gemeente zelf uitvoert, zoals toezicht en handhaving bouwen en ro en toezicht bij niet complexe milieuinrichtingen) mag de gemeente zelf haar sanctiestrategie bepalen.

Bij overtredingen van de Wabo en de hieraan gerelateerde wet- en regelgeving passen we het stappenplan uit hoofdstuk 3 van de Landelijke Handhavingsstrategie toe voor de bestuursrechtelijke handhaving (zie bijlage 6). De Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) gaat uit van het principe zo licht mogelijk starten met interveniёren, gericht op herstel en vervolgens snel inzetten op zwaardere interventies als naleving uitblijft. Op hoofdlijnen hanteren we de volgende werkwijze. Bestuursrechtelijk waarschuwen we de overtreder in beginsel één keer om binnen een bepaalde termijn de overtreding ongedaan te maken. Blijkt bij hercontrole dat de overtreding voortduurt, dan bereiden we in de regel een bestuursrechtelijke maatregel voor. Overigens kunnen er redenen bestaan om meer dan één hercontrole uit te voeren of de overtreder meer tijd te gunnen om de overtreding te beëindigen. Anderzijds kan er aanleiding bestaan om direct tot een bestuursrechtelijke maatregel te besluiten. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als illegaal wordt gebouwd, de volksgezondheid of veiligheid ernstig in het geding is of onomkeerbare en ongewenste effecten dreigen. Afhankelijk van de situatie treden we bestuursrechtelijk op: bestuursdwang toepassen, of, in plaats daarvan, een last onder dwangsom opleggen. Voordat we deze instrumenten toepassen, moeten we de overtreder (en/of degene die bij machte is om een einde aan de overtreding te maken) in de gelegenheid stellen zijn zienswijze uit te brengen over de voorgenomen handhaving. Uitzondering hierop vormt een spoedeisende last. Daarmee bestaat bestuursrechtelijke handhaving uit meerdere stappen. Uitgangspunt bij het handhavingstraject is dat we een eenmaal gestarte procedure ook helemaal doorlopen totdat de overtreding is beëindigd; als we A zeggen, zeggen we ook B. Op die manier bereiken we de doelstellingen ‘naleving van wet- en regelgeving’ en ‘een overheid met gezag’.

Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag hebben we een ruime mate van beleidsvrijheid. De hoogte van de dwangsom stemmen we af op de ernst van de overtreding (evenredigheid) en heeft tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit) . Landelijk is er een Leidraad opgesteld die handhavers enige houvast biedt bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom, het maximum te verbeuren bedrag en de termijn voor de begunstigingstermijn. Deze leidraad is niet uitputtend bedoeld maar als voorbeeld bij het bepalen van de hoogte van dwangsommen in de beleidsperiode 2019-2022.

In de LHS staat wanneer we het strafrecht (politie/BOA domein II) moeten inzetten (zgn. flankerend optreden). Omdat op dit moment nog onduidelijk is wat de gevolgen zijn van het strafrechtelijk onderdeel uit de LHS, volgen we het strafrechtelijk onderdeel van de LHS niet in de beleidsperiode 2019-2022. Als het noodzakelijk is (o.a. bij grove nalatigheid, onomkeerbare milieuschade, grote risico’s voor de volksgezondheid, calculerende en/of malafide overtreder) vragen we de politie om proces-verbaal op te maken.

5.4 Privaatrechtelijke handhaving

We hebben ook bevoegdheden uit het privaatrecht om de naleving van rechtsregels te bevorderen. Deze taak valt onder de verantwoordelijkheid van de afdeling REO. Als we handhaven, kunnen we niet zomaar kiezen om publiekrechtelijk of privaatrechtelijk op te treden. Privaatrechtelijk handhaven mag niet als we hetzelfde resultaat kunnen bereiken via de Bestuursrechtelijke handhaven moet als we hetzelfde resultaat kunnen bereiken via de privaatrechtelijke weg.

5.5 Gedogen

Gedogen houdt in dat we niet optreden tegen een situatie die strijdig is met de geldende regels. We willen hier zo min mogelijk gebruik van maken; alleen in uitzonderlijke situaties:

  • 1.

    Overmachtsituaties.Het gaat hierbij om onvoorziene situaties (bijvoorbeeld calamiteiten), die niet voor legalisatie in aanmerking komen, maar waarbij de overtreder niet verwijtbaar is. De belangenafweging maakt dat we de overtreding dan tijdelijk gedogen.

  • 2.

    Situaties waarin handhavend optreden onevenredig is.Er is geen sprake van overmacht of van zicht op legalisatie van de overtreding op afzienbare termijn, maar wel van één of meer zodanig bijzondere omstandigheden, dat de belangenafweging aanleiding geeft om af te zien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. Na afweging van de betrokken belangen is handhavend optreden onevenredig is en hoort daarom niet.

  • 3.

    Situaties waarin sprake is van concreet zicht op legalisatie.Concreet zicht op legalisatie van de overtreding is de voornaamste bijzondere omstandigheid die leidt tot afzien van handhavend optreden. Het belang om handhavend op te treden is relatief gering en daarom onrechtmatig.

Wij willen alleen actief gedogen, op basis van een besluit. Een gedoogbeschikking verlenen we voor een zo kort mogelijke, concrete termijn. Alleen in uitzonderingsgevallen voor bepaalde duur (bij geringe inbreuk) of is er een persoonsgebonden gedoogbeschikking mogelijk.

6. Organisatie toezicht en handhaving

6.1 Reorganisatie

Na het niet doorgaan van de herindeling met de gemeente Landgraaf heeft de nieuwe coalitie in haar akkoord opgenomen dat de tijd rijp is voor een herbezinning op de organisatie. In 2018 is de reorganisatie gestart. Om een heldere taak- en bevoegdheidsverdeling in te richten, wordt de hoofdstructuur van de organisatie gewijzigd. We gaan van vijf naar drie managementlagen. De algemeen directeur/gemeentesecretaris vormt samen met 6 domeinmanagers het besluitvormend MT. Vervolgens geven per domein een aantal teamleiders rechtstreeks leiding aan medewerkers. In de indeling naar domeinen worden samenhangende organisatieonderdelen bij elkaar gebracht.

Het huidige bureau BMH dat momenteel onderdeel uit maakt van de afdeling Integrale Veiligheid wordt ondergebracht bij het nieuwe Domein Ruimte. De huidige organisatie gaat op 1 juli 2019 feitelijk om naar het nieuwe organisatiemodel.

6.2 Bureau BMH

Tot de reorganisatie (1 juli 2019) maakt BMH onderdeel uit van de afdeling Integrale Veiligheid. BMH voert toezicht- en handhavingstaken van het omgevingsrecht (milieu, bouwen, ro en brandveiligheid) uit. Binnen de taken van bureau Bouw- en Milieuhandhaving onderscheiden we primaire taken en secundaire taken.

De primaire taken betreffen de directe uitvoering, zoals toezicht bij nieuwbouw en complexe asbestsloop, reguliere milieucontroles van bedrijven, passieve handhaving (afhandelen van klachten over gebouwen en bedrijven) en actieve handhaving (projectmatig oppakken bestaande bouw en bedrijven). Het zijn zowel de technische als juridische aspecten van deze taken, inclusief juridische procedures. Binnen de secundaire taken vallen de taken die nodig zijn om de primaire taken uit te kunnen voeren. De secundaire taken bestaan uit: sturen en faciliteren, opstellen beleid en uitvoeringsprogramma’s (wettelijke verplichting), interpreteren en implementeren van nieuwe ontwikkelingen, monitoren effect inzet primaire taken, evaluatie en jaarverslag (wettelijke verplichting), afstemmen met andere afdelingen en handhavingspartners.

De huidige formatie binnen BMH bestaat uit 20 FTE structureel en 1 FTE additioneel. In totaal 21 FTE. Daarnaast is er een structureel budget beschikbaar voor de taken die in de RUD belegd zijn voor 1,5 fte. De capaciteit is als volgt verdeeld :

Capaciteit Bureau BMH 2019

Primaire taken

Secundaire taken

Bouwtoezicht en handhaving: 9,5 fte

Milieutoezicht en handhaving: 5,9 fte.

Regionale Uitvoeringsdienst (RUD): 1,5 fte

(1,5 fte als budget overgedragen).

Toezicht Drank- en Horecawet: 2 fte.

Herstructureringsproject 1 fte additioneel.

2,6 fte

6.3 Scheiding tussen vergunningverlening en handhaving

Vergunningverlening en toezicht en handhaving moeten zo optimaal mogelijk zijn gescheiden . De functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving draagt bij aan de objectiviteit van de handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden.

Onze organisatie is zo ingericht dat alle Wabo vergunningverlening en handhaving gescheiden zijn op organisatorisch en persoonsniveau. Daarnaast moet er volgens de kwaliteitscriteria voor de juristen minimaal een scheiding op objectniveau zijn. Aan deze eis voldoen wij. Binnen BMH werken 4 juristen.

6.4 Roulatiesysteem

Eigenlijk horen we te beschikken over een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd . Dit om te voorkomen dat een toezichthouder niet voortdurend toezicht houdt bij dezelfde inrichting. Wij hebben nog geen roulatiesysteem. Wel hebben we in de tussentijd gerouleerd vanwege personeelswisselingen binnen BMH. We nemen ‘verkennen van de mogelijkheden voor het opstellen van een roulatiesysteem’ binnen BMH op als actiepunt in het uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving voor 2019.

6.5 Bereikbaarheid- en beschikbaarheidsregeling

In sommige gevallen is het uitermate belangrijk dat we snel handelen en optreden. Als iemand constateert dat een situatie vraagt om directe actie, moet deze persoon ook bij ons terecht kunnen om dit te melden. Omdat met het melden de nood nog niet is weggenomen, moet er iemand beschikbaar zijn om te acteren. We beschikken niet over een 24 uurs beschikbaar- en bereikbaarheidsregeling. Meldingen met betrekking tot bouwen en milieu kunnen overdag binnenkomen bij het callcenter. Het stuurt de melding door naar BMH die deze afhandelt. Daarnaast kunnen meldingen ook direct bij BMH binnenkomen. BMH is tijdens kantooruren altijd bereikbaar. Bij sommige evenementen (waar o.a. avond- en nachtmetingen plaatsvinden) is er wel sprake van beschikbaarheid en bereikbaarheid in de avond- en nachturen. Ook is er een meldkamer die ook buiten kantooruren te bereiken is onder het nummer 5900. Echter niet voor meldingen met betrekkingen tot milieu en bouwen. Voor calamiteiten is er een 24-uurs bereikbaarheid- en beschikbaarheid geregeld via de Veiligheidsregio. Voor de zwaardere milieubelastende bedrijven (die als basistaak bij de RUD zijn belegd) is de beschikbaar- en bereikbaarheidsregeling van de RUD van toepassing.

6.6 Mandaat bij toezicht en handhaving Wabo

Het college is bevoegd om handhavend op te treden tegen overtredingen. Deze bevoegdheid is gemandateerd aan de ambtelijke organisatie, met een mandaatregeling . Mandaat is primair gelegd op het niveau van de algemeen directeur. Bevoegdheden tot het handhavend optreden zijn door gemandateerd tot het niveau van bureauhoofd BMH.

6.7 Interne afstemming

Hieronder wordt de portefeuilleverdeling voor de taken die BMH uitvoert weergegeven en de interne afstemmingsoverleggen.

Wethouder Frank Simons: bouw, sloop (inclusief asbest in gebouwen en op de grond), wonen, RO, kappen en geluid bij gebouwen (isolatiemetingen). Twee wekelijks vindt portefeuillehoudersoverleg bouwen en ro plaats.

Wethouder Charles Claessens: milieu bij bedrijven (incl. asbest in bedrijfsgebouwen en op de grond), geluid bij bedrijven (inclusief horeca) en geluidsbeleid bij evenementen. Twee wekelijks vindt portefeuillehoudersoverleg milieu plaats.

Burgemeester: grote evenementen waar veiligheid speelt, Drank- en horecawet en APV-vergunningen op het gebied van horeca (HEV, WOK, terras) en coördinatie / secundaire taken, op onderstaande 3 punten:

  • 1.

    Kwaliteit van handhaving (consistentie, handhavingsbeleid, manier van communicatie over handhaving van individuele gevallen, enz.)

  • 2.

    Verdeling van handhavingscapaciteit (bestuursrechtelijke handhaving <-> pv’s / strafrecht)

  • 3.

    Dossiers met raakvlakken in verschillende portefeuilles / disciplines.

Vierwekelijks vindt overleg plaats met de burgemeester over o.a. horeca en evenementen en coördinatie.

Overleg met bestuursteam: zeswekelijks met de burgemeester, wethouder Charles Claessens en wethouder Frank Simons.

Bureau overleg BMH: tweemaandelijks, om lopende projecten/zaken en nieuwe ontwikkelingen met elkaar te bespreken.

Milieuoverleg: tweewekelijks werkoverleg tussen de technische en juridische medewerkers werkoverleg.

Bouwoverleg: tweewekelijks werk- en casusoverleg tussen de technische en juridische medewerkers werkoverleg.

Evenementenoverleg: tweewekelijks met de afdeling PZ, brandweer en de politie.

Overleg met PZ en REO: themagericht op basis van casuïstiek.

6.8 Samenwerking met andere partners

Met handhavingspartners streven we een gezamenlijk doel na, waardoor we efficiënt samen willen werken en synergie zoeken. Dan kunnen we rendement halen uit onze gezamenlijke inzet. Hiervoor moeten we duidelijke afspraken maken zodat we onze beperkte capaciteit zo goed mogelijk inzetten en elkaar als handhavingspartner kunnen aanvullen. Hieronder is een aantal handhavingspartners uitgelicht.

Samenwerking met de brandweer

De brandweer is een externe adviseur. De brandweer voert samen met de gemeente controles uit in het kader van toezicht op nieuwbouw en bij projecten (o.a. veiligheidscontroles bij bestaande gebouwen waar grote groepen mensen bijeen komen die gebrek hebben aan zelfredzaamheid). Aangezien ook de brandweer kampt met een capaciteitsprobleem en moet prioriteren, is het nodig intern goed af te stemmen. We stemmen jaarlijks met de brandweer ons uitvoeringsprogramma af met de hierin opgenomen prioritering. De brandweer heeft ingestemd met onze prioritering en werkwijze tot en met 2022. Afgesproken is: uitvoering van een bepaald aantal taken en ‘wat we oppakken maken we af’.

De brandweer heeft voor Heerlen een bepaald aantal uren beschikbaar voor de taken. De brandweer is 1 keer per week in het gemeentehuis aanwezig voor afstemming over toezicht op vergunningen plus 1 keer om gezamenlijk toezicht uit te oefenen. Daarnaast vindt er 2 keer per jaar met de burgemeester, de brandweer en de veiligheidscoӧrdinator IV overleg plaats over de rapportage en de capaciteitsinzet van de brandweer bij (bepaalde) projecten.

Samenwerking met de politie

Een andere externe handhavingspartner is de politie. Zij draagt zorg voor het strafrechtelijk traject dat samen met het bestuursrechtelijk traject nodig is om slecht naleefgedrag adequaat aan te kunnen pakken. Dit gebeurt in het kader van de sanctie- en gedoogstrategie (zie Hoofdstuk 5). De politie draagt ook signalen aan over zaken die we samen kunnen oppakken. Met de politie vindt ad hoc casusoverleg plaats op het moment dat er zaken spelen. Er is geen structureel afstemmingsoverleg.

Samenwerking flexteam

BMH en het flexteam voeren gezamenlijk controles uit als er panden zijn waar zowel (druggerelateerde) overlast als zaken op het gebied van milieu, brandveiligheid of constructieve veiligheid spelen. Als het nodig is, neemt bureau BMH dan ook de brandweer mee. Om zo efficiënt mogelijk te werken, zijn er werkafspraken gemaakt. Het flexteam pakt ook juridische aanschrijvingen op (bestuursrechtelijke handhaving) naar aanleiding van controles van de Drank- en horecawet (DHW) door de boa’s van het team BMH. De boa’s bij het bureau BMH controleren onder andere op de Drank- en horecawet (DHW) en de APV (Horeca-exploitatievergunningen, terrasvergunningen en vergunningen Wet op de kansspelen).

Samenwerking Drank- en horecawet

De Drank- en Horecawet maakt geen onderdeel uit van de Wabo. BMH voert wel de controles in het kader van deze wet uit en werkt daarbij zoveel mogelijk samen met milieu- en bouwinspecteurs en andere handhavingspartners. In 2018 is het Preventie- en Handhavingsplan Jeugd, Alcohol & Omgeving door de gemeenteraad van Heerlen vastgesteld voor de periode 2019 tot 2022. Voor de uitvoering stellen we jaarlijks een uitvoeringsprogramma op, waarin de prioriteiten zijn gesteld voor de controles en handhaving van de Drank- en Horecawet. Binnen Parkstad en Zuid-Limburg stemmen we hierover af, omdat het nalevingsonderzoek op de schaal van Zuid-Limburg werd uitgevoerd.

Samenwerking met de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD)

De afgelopen jaren zijn op aanwijzing van het rijk en onder regie van de provincie regionale uitvoeringsdiensten (RUD) tot stand gekomen. Dit heeft in Limburg geresulteerd in een RUD Zuid-Limburg en een (netwerk)RUD Noord- en Midden-Limburg. Doel van de RUD’s is om de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving van complexe en bovenlokale milieugerelateerde uitvoeringstaken te verbeteren. Per 1 juli 2013 zijn de basistaken inclusief specialistische milieutaken overgedragen aan de RUD. Voor Heerlen zijn van de in totaal 1633 Heerlense bedrijven 133 bedrijven over gegaan naar de RUD. BMH heeft per 1 januari 2018 1fte overgedragen aan de RUD om deze 133 bedrijven periodiek te controleren. De juridische ondersteuning bij de milieutoezichttaak van deze bedrijven plus de taak ‘ketenbeheer asbest’ voert de RUD ook uit. Hiervoor dragen we in de beleidsperiode 2019-2022 jaarlijks circa 0,5 fte als budget over aan de RUD (0,2 fte ketenbeheer asbest en 0,25 fte juridische ondersteuning). Juridische handhaving (sanctionering) blijft BMH uitvoeren. De RUD zorgt voor het technisch advies bij handhavingsprocedures van de 133 bedrijven.

Accountmanagement voor alle taken die aan de RUD zijn gemandateerd, is belegd bij BMH. Periodiek stemmen we af over de uit te voeren taken in accountgesprekken.

Om goed te kunnen afstemmen met de RUD is ICT-ondersteuning een voorwaarde. De ICT systemen van de gemeente Heerlen en de RUD Zuid Limburg sluiten vanaf de oprichting van de RUD niet op elkaar aan. Dat betekent voortdurend 2 ICT-systemen bijhouden en raadplegen: niet efficiënt. We hebben bovendien geen rechten om in het RUD systeem te werken of overzichten te genereren. Vanaf de oprichting in 2013 is de RUD Zuid Limburg bezig met het op orde brengen van hun informatievoorziening. In 2016 is gestart met het proces om te komen tot één nieuw ICT-pakket voor Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving (VTH-pakket), voor de RUD, de provincie en voor gemeenten. De provincie verzocht medio 2018 alle gemeenten in Limburg om, vooruitlopend op de Omgevingswet, mee te doen met de aanbesteding van een gemeenschappelijke applicatie voor Vergunning-Toezicht- en Handhaving in Limburg. De gemeente Heerlen heeft in 2018 nog geen besluit genomen over deelname. In 2019 nemen we hierover een besluit. Inmiddels hebben 24 overheidsorganisaties in Limburg, waaronder gemeenten uit Noord-Midden- en Zuid-Limburg, De RUD Limburg Noord, de RUD Zuid-Limburg, beide Veiligheidsregio’s en de provincie Limburg een aanbestedingstraject uitgevoerd om te komen tot een gemeenschappelijke informatievoorziening voor VTH in Limburg. Op 17 oktober 2018 heeft de definitieve gunning plaatsgevonden aan de leverancier ROXIT BV. De komende 2 jaar (2019-2020) sluiten de deelnemers gefaseerd, vóór het in werking treden van de Omgevingswet, aan op de gemeenschappelijke voorziening.

Medewerkers van de RUD hebben als pilot een applicatie ingericht om een aantal toezichttaken digitaal te ondersteunen (zoals milieu- en bodemcontroles). Wij onderzoeken ook of digitaal milieutoezicht bij bepaalde controles mogelijk is en welke applicatie dit ondersteunt.

De RUD Zuid-Limburg stelt jaarlijks een werkprogramma op in overleg met en onder goedkeuring van ons.

6.9 Kwaliteitsborging

6.9.1 Wet verbetering Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)

Op 14 april 2016 is de Wet Verbetering Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (wet VTH) in werking getreden. De wet VTH beoogt een professionele kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving en maakt hierbij een onderscheid in basistaken en niet-basistaken. Basistaken zijn taken die verplicht bij de RUD zijn ondergebracht en betreffen onder andere ketenbeheer asbest, milieuvergunningverlening en milieutoezicht en handhaving van een aantal zware bedrijven (betreft 133 bedrijven in Heerlen).

Niet-basistaken (thuistaken) voert de gemeente zelf uit, voor wat betreft vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu, bouwen en ro.

De kwaliteitscriteria voor de basistaken moeten volgens de wet VTH worden vastgelegd in een verordening. In de regio Zuid Limburg heeft een werkgroep (bestaande uit 18 gemeenten waaronder Heerlen, de RUD en de provincie) een uniforme modelverordening voor de gemeenten in Zuid Limburg opgesteld. Daarnaast moet voor de uitvoering en het toezicht en de handhaving van de basistaken uniform beleid opgesteld worden, gebaseerd op een regionale risicoanalyse. In 2018 was gepland om op Zuid-Limburgse schaal een regionale risicoanalyse uit te voeren voor de VTH-taken en te komen tot een uniform bouwstenen model voor een VTH-beleidsplan voor de basistaken. Dit is nog niet gelukt. In 2019 wordt dit verder opgepakt. Daarnaast nemen wij sinds begin 2018 deel aan een werkgroep die beleid voor de taak toezicht op asbestsaneringen opstelt, op Zuid-Limburgse schaal (samen met de gemeenten Brunssum, Landgraaf, Heerlen, Beek, Gulpen-Wittem en de RUD).

De wet VTH bepaalt dat de gemeente voor de thuistaken (= niet-basistaken) een zorgplicht heeft voor een goede kwaliteit van de uitvoering hiervan. Op Zuid Limburgse schaal is in 2016 een ambtelijke werkgroep “kwaliteit VTH taken” opgericht. Deze werkgroep onderzoekt op welke onderdelen procesmatig dan wel vakinhoudelijk al dan niet regionaal (of met een andere gemeente of meerdere gemeenten) samengewerkt kan worden. Voor wat betreft toezicht en handhaving is er vooral behoefte aan kennisdeling. Inzake de kritieke massa criteria is er behoefte aan een overzicht van specialismen die bij de verschillende gemeenten aanwezig zijn, zodat gemeenten die een specialisme niet in huis hebben of als dat niet aan de kwaliteitscriteria voldoet, kunnen kijken of een andere gemeente (incidenteel) kan ondersteunen. Een ambtelijke vertegenwoordiging van de gemeente Heerlen van de afdeling PZ en BMH neemt net als in voorgaande jaren deel aan de ambtelijke werkgroep “kwaliteit VTH taken”, voor zover er concrete acties worden ondernomen.

6.9.2 Protocollen voor toezicht en handhaving

Conform de eisen uit het Besluit omgevingsrecht en de landelijke kwaliteitscriteria moet de gemeente Heerlen als handhavend bevoegd gezag handelen op grond van protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haar Wabo taken. Dit om de kwaliteit van de handhaving te borgen. De volgende processen voor toezicht en handhaving van de Wabo moeten worden vastgelegd.

  • Voorbereiden van controles;

  • Uitvoeren van controles;

  • Versturen verslag en brief;

  • Toepassen van sancties.

In het kader van het VeToH traject dat in 2016 is afgerond zijn deze processen reeds beschreven. De protocollen worden jaarlijks geëvalueerd waarbij bekeken wordt of de beschrijvingen geactualiseerd en/of aangevuld moeten worden op basis van gewijzigde regelgeving of aanpassingen binnen het team en/of de rest van de organisatie. De jaarlijkse evaluatie en de hieruit voorvloeiende werkzaamheden worden opgenomen in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving.

6.10 Borging capaciteit en middelen

De taken die voortvloeien uit het vastgestelde minimale uitvoeringsniveau en de bestuurlijk vastgestelde prioriteiten voeren we uit met de reguliere bezetting, met uitzondering van de taken voor de projecten Hertructurering Vrieheide de Stack (hiervoor is een apart projectbudget beschikbaar).

7. Landelijke ontwikkelingen van belang voor toezicht en handhaving

Hieronder gaan we in op de ontwikkelingen die landelijk, regionaal en lokaal spelen.

In het uitvoeringsprogramma toezicht- en handhaving Wabo staat de invloed ervan op de taken, of deze prioriteit krijgen en zo ja hoeveel extra capaciteit het college hiervoor beschikbaar stelt. Op dit moment hebben we er geen extra capaciteit voor.

7.1 Omgevingswet

Naar verwachting treedt de Omgevingswet (hierna: OW) op 1 januari 2021 in werking. De komst van de Omgevingswet heeft veel impact op beleid, vergunningverlening en handhaving van de fysieke ruimte. De OW vervangt een groot aantal wetten (onder andere de Wabo, Wro, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming en Wet geluidhinder). Dit betekent onder meer een dereguleringsslag. Het gevolg daarvan is dat veel zaken niet meer vergunningsplichtig zijn, maar aan algemene regels moeten voldoen. De verwachting is dat toezicht en handhaving onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet, met meer algemene regels en minder vergunningen, een grote(re) rol speelt. Een nieuw stelstel waarbij er minder vergunningen zijn, meer zorgplichten en meer algemene regels leidt tot achteraf toetsen, in plaats van vooraf. Dit betekent een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving. De Omgevingswet heeft een grote impact op de uitvoeringspraktijk. Het is belangrijk om de verbeterdoelen van de wet te realiseren en de implementatie goed te organiseren.

afbeelding binnen de regeling

De implementatie is ondergebracht bij een procesmanager Omgevingswet. Een coördinatiegroep en een werkgroep ondersteunen hem inhoudelijk. Zij volgen voor de gemeente Heerlen in 2019 de ontwikkelingen van de Omgevingswet en stemmen intern af en betrekken, voor zover nodig, externe partners bij het proces. Een afvaardiging van BMH neemt deel aan overleg van de coördinatiegroep en werkgroep. Ook levert BMH een inhoudelijke bijdrage aan het gemeentelijk kernteam Omgevingsvisie en aan de pilot Omgevingsplan Hoensbroek Centrum (= experiment opstellen bestemmingsplan met verbrede reikwijdte). Tenslotte levert BMH via de werkgroep Omgevingswet een actieve bijdrage aan de organisatie van cursussen/kennis voor medewerkers van de gemeente Heerlen en informatie aan de raad en het college over de Omgevingswet, om zo de impact van deze nieuwe wetgeving onder de aandacht te brengen en houden.

Het Uitvoeringsprogramma 2019 bevindt zich in het hart van de BIG-8 (zie figuur 1 pagina 5). Ook de Omgevingswet volgt de beleidscyclus. De beleidscyclus biedt een structuur om de instrumenten van de Omgevingswet te ordenen. Bovenstaande figuur maakt inzichtelijk hoe instrumenten van de Omgevingswet in de beleidscyclus geplaatst worden.

7.2. Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (privatisering Bouw- en woningtoezicht)

Sinds een aantal jaren is een nieuwe wet in voorbereiding voor de Kwaliteitsborging voor het bouwen (verder afgekort: Wkb). Doel is de bouwkwaliteit te verbeteren. Het idee is de papieren toets op het bouwplan vooraf te vervangen door toetsing in de praktijk op het bouwwerk zoals gebouwd. De vergunninghouder is dan verplicht een onafhankelijke kwaliteitsborger in te schakelen die tijdens de bouw op conformiteit met de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 toetst en verklaart of de getoetste onderdelen aan de voorschriften voldoen. Dit laat onverlet de belangrijke rol van het bevoegd gezag. Publiek toezicht door gemeenten is en blijft ook in het nieuwe stelsel onmisbaar. Wel verandert de werkwijze bij de vergunningverlening en de handhaving.

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 21 februari 2017 aangenomen. Echter de Eerste Kamer heeft op 11 juli 2017 besloten om -de stemming over de Wet aan te houden. Er waren nog te veel vragen en onduidelijkheden over de wet. De VNG gaf aan de wet onuitvoerbaar te vinden voor gemeenten en marktpartijen gaven aan nog lang niet klaar te zijn voor de wet. De geplande voorbereiding van deze wet is vervolgens in 2017 op een laag pitje gezet, maar in de loop van 2018 heeft de huidige minister Ollongren de voorbereidinghervat. Eind juni 2018 heeft minister Ollongren de Eerste Kamer in een brief op de hoogte gebracht van de stand van zaken van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen en de Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel te hervatten. In de brief benadrukt de minister dat de kwaliteitsborger niet de handhavingstaak van de gemeente overneemt. De gemeente blijft het bevoegd gezag. Het kan zo nodig de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 handhaven. De minister wil in 2019 met nieuwe proefprojecten aan de slag om voldoende zekerheid te verkrijgen dat we met de nieuwe wet een goed werkend stelsel krijgen dat ook leidt tot betere bouwkwaliteit tegen aanvaardbare kosten. Daarnaast concludeert de minister in haar brief dat geen novelle (wetsvoorstel dat aanpassingen aanbrengt in het wetsvoorstel Wkb) noodzakelijk is. Dit betekent dat de minister de Eerste Kamer voorstelt het wetsvoorstel ongewijzigd aan te nemen. De minister is voornemens de Wet Kwaliteitsborging gelijk met de nieuwe Omgevingswet in te laten gaan (de beoogde invoeringsdatum is halverwege 2021) en adviseert de Eerste Kamer de behandeling van de Wkb voort te zetten. De Eerste Kamer wil echter eerst een ingelast debat in de Tweede Kamer afwachten, alvorens de wet inhoudelijk te behandelen. Wanneer dit debat plaats vindt is op dit moment nog niet bekend. Het proces om te komen tot bestuurlijke afspraken tussen de VNG en de minister over onder andere de bevoegdheidsverdeling tussen het “bevoegd gezag” en de kwaliteitsborgers is inmiddels afgerond. Op 17 januari 2019 is de bestuursovereenkomst hierover getekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd over de nieuwe werkwijze bij vergunningverlening en handhaving, de rol die het bevoegd gezag en de kwaliteitsborger binnen het nieuwe stelsel spelen, de waarborgen die er zijn voor onafhankelijke waarneming en interventie van het bevoegd gezag en de wijze waarop dit nieuwe stelsel geïmplementeerd kan worden. In 2019 onderzoeken wij concreet wat de gevolgen van de gemaakte afspraken in voornoemde bestuursovereenkomst voor de gemeente zijn, mocht de wet in zijn huidige omvang/opzet worden aangenomen door de 1e Kamer.

7.3 Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. In deze wet wordt de aansluiting bij natuur in de omgevingsvergunning versterkt: bij omgevingsvergunningplichtige activiteiten is het aanhaken van de natuurwetgeving niet meer optioneel maar verplicht. Ontwikkelingen moeten getoetst worden aan de Wet natuurbescherming. Onder de Wet natuurbescherming hebben gemeenten een belangrijke signaleringsrol. De gemeente moet kennis in huis hebben om aanvragen te toetsen op volledigheid en te weten wanneer ze een ‘verklaring van geen bedenkingen’ (vvgb) moet aanvragen bij de provincie. Ook moet de gemeente toezicht houden en handhaven bij projecten waarvoor zij het bevoegd gezag is. Het kabinet heeft besloten dat de natuurbeschermingsregels overgaan in het stelsel van de Omgevingswet. De Aanvullingswet natuur voorziet in wijzigingen van de Omgevingswet, zodat die wet straks over de bevoegdheden en instrumenten beschikt om regels te stellen en maatregelen te treffen voor de bescherming van de natuur. De meeste inhoudelijke regels voor de bescherming van de natuur uit de Wet natuurbescherming zullen via het Aanvullingsbesluit natuur een plaats krijgen in drie algemene maatregelen van bestuur van de Omgevingswet: het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit.

In 2019 onderzoeken wij intern wat dit concreet voor onze gemeente tot nu toe heeft betekent en wat de verdere gevolgen zijn voor toezicht en handhaving.

7.4 Overige gemeentelijke beleidsontwikkelingen

Naast bovengenoemde landelijke ontwikkelingen zijn er ook de volgende gemeentelijke beleidsontwikkelingen die van invloed zijn op de werkzaamheden van BMH in 2019-2022:

BMH neemt deel aan de interne werkgroepen voor het opstellen van een Omgevingsvisie- en een Omgevingsplan. Ook levert BMH een bijdrage aan de actualisatie van het beleid op het gebied van Externe Veiligheid en R.O. en de actualisatie van het Evenementenbeleid en geluidsbeleid bij evenementen. Tenslotte neemt BMH deel aan de (integrale) horecawerkgroep als vervolg op de uitvoering van de in november 2018 vastgestelde Horecavisie en Kadernota horecabeleid. De pilot vrijlaten openingstijden wordt regelmatig besproken in de (integrale) horecawerkgroep.

Ondertekening

Bijlage 1: Risicoanalyse milieu

Prioriteit uit risicoanalyse

Besluit Voorzieningen en installaties milieubeheer

Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

Besluit tankstations milieubeheer

Besluit LPG-tankstations milieubeheer

Besluit Opslag- en transportbedrijven milieubeheer (NB: alleen categorie 3 bedrijven)

Gezondheidszorg

Vervaardiging rubber- en kunststofproducten

Vervaardiging metaalproducten

Gebouwen voor verrichten van (para)medische controles

Scholen en opleidingscentra

Auto- en motorreparatiebedrijven

Benzinetankstations

Autospuiterijen

Opslag en gebruik gevaarlijke (afval)stoffen

Geluid en horeca

Onderhoud installaties

Winning grondstoffen (o.a. zand en klei)

Vervaardiging voedingsmiddelen

Autotest en keuringstations

Hout- en kunststofbewerkende bedrijven

Supermarkten

Gemeentelijke inrichtingen

Vuurwerk: betreft controle vuurwerkopslagen bij inrichtingen.

Evenementen (geluid)

Bijlage 2: Risicoanalyse bouwen

Brandveiligheid en constructieve veiligheid scoren het hoogste.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Afhandeling van klachten en handhavingsverzoeken

Werkwijze

In eerste instantie wordt bekeken of een klacht of verzoek om handhaving thuishoort bij bureau Bouw- en Milieuhandhaving. Dan wordt de klacht of het handhavingsverzoek geregistreerd in ons backoffice-systeem. Klachten en handhavingsverzoeken die schriftelijk binnenkomen worden tevens geregistreerd in het postregistratiesysteem Join.

Er is een verschil in de afhandeling en procedure van een klacht of een handhavingsverzoek.

Indien wordt vermoed dat voorschriften niet worden nageleefd, kan een belanghebbende een (schriftelijk) verzoek doen tot handhaving. Door een dergelijk verzoek worden wij gevraagd om een besluit te nemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen. De beslissing op het handhavingsverzoek moet binnen een wettelijke termijn gebeuren en kan bestaan uit het besluit om handhavend op te treden, daarvan af te zien of te gedogen (in bijzondere omstandigheden). Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk.

Voor de afhandeling van een klacht (schriftelijk of mondeling) geldt bovengenoemde wettelijke procedure niet.

Technisch medewerkers voeren (indien nodig) bij klachten en handhavingsverzoeken eerst een inspectie uit.

Klachten over bouw- of ruimtelijke ordening worden geprioriteerd opgepakt, dat wil zeggen dat klachten over constructieve veiligheid of brandveiligheid direct worden opgepakt. Ook niet geprioriteerde klachten worden in behandeling genomen . Klachten en meldingen die niet onder de prioritering vallen worden gefilterd op ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke impact en met een duidelijke bestuurlijke keuze. Deze klachten worden afgehandeld.

Milieugerelateerde klachten (klachten over bedrijven) worden altijd opgepakt.

De technisch medewerker bekijkt of de klacht of het handhavingsverzoek gegrond is. Dat betekent dat duidelijk moet worden of er sprake is van een overtreding van de wet- en regelgeving. In een aantal gevallen is naast de technisch medewerker ook nog een advies nodig van de constructeur, brandweer of een geluidmeting/advies nodig van de geluidmedewerker om te bepalen of er sprake is van een overtreding. Is er geen overtreding dan wordt zowel de klager als de eigenaar van een pand of bedrijf bericht over de inspectie. Is er wel een (geprioriteerde) overtreding dan wordt de klager bericht over het handhavingstraject.

Als er sprake is van een handhavingsverzoek dan dient naar aanleiding van het onderzoek van de technisch medewerker en het eventueel ingewonnen advies een schriftelijk besluit te worden genomen (uitvoering door juristen bureau BMH). Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk. De afhandeling van de bezwaar- en beroepschriften gebeurt door de afd. Jurap.

Burenruzies

Bij klachten of handhavingsverzoeken is het van belang oog te hebben voor mogelijke burenruzies. Als het ontstaan van een klacht of het handhavingsverzoek bekend is kan hier namelijk gericht het handhavingsinstrumentarium op worden ingezet en worden (indien mogelijk) onnodige handhavingsprocedures voorkomen. Klachten en handhavingsverzoeken die binnenkomen worden uitgefilterd of er (mogelijk) sprake is van een burenruzie waarbij ook onderzocht wordt hoe de klacht is ontstaan. Hierbij vindt eventueel intern afstemming plaats en ook met andere handhavingspartners zoals de politie. Aan de hand van de uitkomsten wordt bepaald welk(e) handhavingsinstrument(en) (communicatie, dwangsom etc.) het beste ingezet kunnen worden.

Blijvende klachten

Mocht over de afgesloten zaak opnieuw een klacht binnenkomen, dan is het zaak eerst te bekijken of er op grond van nieuwe informatie of op grond van nieuwe aspecten in de klacht opnieuw een onderzoek of handhavingstraject moet worden doorlopen. Dat is een wettelijke verplichting.

Is er geen nieuwe informatie en zijn er geen nieuwe aspecten in de klacht, dan kan de klacht snel worden afgedaan met een verwijzing naar de laatste brief in de zaak.

Ook al gaat het om burenruzies, we zullen elke klacht toch serieus moeten behandelen. Wel aandacht besteden aan het feit dat er sprake is van een burenruzie en in uitzonderlijke gevallen daarop acteren door bijvoorbeeld in overleg met het bestuur een sterker communicatietraject / mediation te adviseren.

Zodra het mogelijk is, sluiten we klachten af.

Bijlage 4:Toezichtstrategie milieu

Toezichtstrategie

Onder toezicht wordt verstaan het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd. Doel hiervan is de (vrijwillige) naleving van wet- en regelgeving.

Toezicht vindt plaats op basis van programma's, in het kader van projecten en naar aanleiding van meldingen, klachten en calamiteiten.

Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Deze vormen van toezicht moeten zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Door het verrassingselement wordt een vollediger beeld verkregen. Toezicht moet gedifferentieerd en gecombineerd worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld op grond van kenmerken van de vergunninghouder en de handhavingshistorie. De gemeente Heerlen hanteert de volgende vormen van (milieu)toezicht:

Programmatisch toezicht:

  • 1.

    integrale controle

  • 2.

    controle in het kader van een projectmatige aanpak

  • 3.

    administratieve controle

  • 4.

    aspectcontrole

Ad hoc toezicht:

  • 5.

    controle naar aanleiding van een ongeval/incident

  • 6.

    verzoek tot handhaving

  • 7.

    behandeling melding van ongewone voorvallen

  • 8.

    behandeling klacht

Deze vormen van toezicht zijn uitgewerkt in de toezichtstrategie. Hieronder staan samengevat een aantal basisuitgangspunten.

Cluster 1: Vergunning- en meldingsgericht werken

Zoals de benaming al aangeeft, staat bij vergunning- en meldingsgericht werken een bepaalde vergunning of melding centraal. Van hieruit worden controle en toezicht uitgeoefend en volgen eventuele handhavingsacties. Daarbij wordt rekening gehouden met de regels en normen, die aan de desbetreffende vergunning of melding zijn verbonden.

De prioriteitenstelling bepaalt in welke fasen van de uitvoering (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd, op welke thema’s en met welke diepgang.

Arrangement

Toelichting

Integrale inspectie

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau

Representatief/beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog.

Steekproefsgewijs

Er vinden geen of steekproefsgewijs inspecties plaats

Cluster 2: Objectgericht werken

Bij objectgericht werken wordt gehandeld vanuit bepaalde objecten. De objecten vormen het vertrekpunt en alle van toepassing zijnde regels worden op naleving gecontroleerd.

De prioriteitenstelling bepaalt hoe frequent een object wordt gecontroleerd en met welke diepgang.

Arrangement

Toelichting

Integrale controle

(On-)aangekondigde controle op alle aspecten c.q. handhavingsthema’s

Aspectcontrole

(On-)aangekondigde controle op een of een beperkt aantal aspecten c.q. handhavingsthema’s

Ad-hoc controle

Controle op basis van een klacht of melding

Cluster 3: Gebiedsgericht werken

Gebiedsgericht werken gaat voor toezicht en controle uit van een bepaald gebied, alwaar wordt toegezien op de naleving van de voor dat gebied van toepassing zijnde regels en normen.

De prioriteitenstelling bepaalt hoe vaak en op welke thema’s een gebied wordt gecontroleerd.

Arrangement

Toelichting

Recherchemodel

Gericht specifieke overtredingen opsporen op thema of straat.

Patrouillemodel

Controle op direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, (brom-)fiets of lopend )

Uitrukmodel

Controle op basis van klachten of meldingen

Bijlage 5. Toezichtstrategie bouw- en ruimtelijke ordening

Toezichtstrategie

Onder toezicht verstaan we het controleren of en in hoeverre men wettelijke bepalingen naleeft.

Doel hiervan is de (vrijwillige) naleving van wet- en regelgeving. Toezicht vindt plaats op basis van verleende vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen, in het kader van projecten, naar aanleiding van meldingen, klachten en calamiteiten en door opname van de activiteit in een uitvoeringsprogramma.

Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Deze vormen van toezicht moeten zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden, op onderdelen en integraal. Door het verrassingselement ontstaat een vollediger beeld. De gemeente gebruikt voor de volgende activiteiten verschillende vormen van toezicht:

Cluster 1: vergunningsgericht werken

De toezichtstrategie bij vergunningsgericht werken bestaat uit een aantal elementen. Gedeeltelijk zijn deze elementen afgeleid van het landelijke Toezichtprotocol van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. We onderscheiden de volgende elementen:

Voorgedefinieerde werkniveaus

Niveau

Naam

Omschrijving

4

Integraal

Beoordelen van alle onderdelen op detailniveau. Controles op het oog en met de benodigde hulpmiddelen tot op detailniveau uitvoeren. Alle projectspecifieke tekeningen en detailtekeningen raadplegen.

3

Representatief

Beoordelen op hoofdlijnen en kenmerkende details. Elementaire controles op het oog en met eenvoudige hulpmiddelen uitvoeren. Daarnaast enkele kritische detailleringen in detail beoordelen. Algemene projectspecifieke tekeningen en detailtekeningen van kritische detailleringen raadplegen.

2

Beperkt

Beoordelen op hoofdlijnen. Elementaire controles op het oog en met eenvoudige hulpmiddelen uitvoeren. Alleen algemene projectspecifieke tekeningen raadplegen. Bij twijfel detailtekeningen raadplegen.

1

Marginaal

Visuele controle, vluchtig beoordelen op het oog op basis van kennis en ervaring zonder projectspecifieke tekeningen of details te raadplegen en of hulpmiddelen (bijvoorbeeld meetlat) te gebruiken.

S

Steekproefsgewijs

Geen of steekproefsgewijs controleren.

2. Een conversietabel, die een koppeling legt tussen risico en werkniveau.

KANS x EFFECT

EFFECT

E. Zeer ernstig

5

5

10

15

20

25

D. Ernstig

4

4

8

12

16

20

C. Groot

3

3

6

9

12

15

B. Matig

2

2

4

6

8

10

A. Klein

1

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

A. Zeer klein

B. Af en toe

C. Geregeld

D. Zeer vaak

E. Vrijwel zeker

KANS

Werkniveau

4

Integraal; Integrale controle op alle onderdelen

3

Representatief; Hoofdlijnen en kenmerkende details

2

Beperkt; Hoofdlijnen en Hoofdaspecten

1

Marginaal; Visuele controle (Quick Scan)

Werkniveau 4 komt in Heerlen niet voor. Wel kan het voorkomen dat steekproefsgewijs toezicht wordt gehouden op dit niveau.

Op basis van deze elementen bepalen we op welke thema’s en met welke diepgang, hoe vaak en hoe lang we controleren. De technisch medewerkers houden daarbij uiteraard rekening met de fasen van de uitvoering (aanloop, onderbouw, bovenbouw, gevel / dak, afbouw, vooroplevering, oplevering).

Cluster 2: objectgericht werken

Voor het objectgericht werken hebben we een aantal toezichtarrangementen geformuleerd, namelijk:

Arrangement

Toelichting

Uitrukmodel

toezicht op basis van klachten of meldingen

Aspectcontrole

(on)aangekondigd toezicht gericht op een beperkt aantal handhavingsthema’s / onderwerpen

Integrale controle

(on)aangekondigd toezicht gericht op meerdere handhavingsthema’s / onderwerpen

Cluster 3. Gebiedsgericht werken

Voor het gebiedsgericht werken hebben we ook een aantal toezichtarrangementen geformuleerd, namelijk:

Arrangement

Toelichting

Uitrukmodel

toezicht op basis van klachten of meldingen

Routinecontrolemodel

toezicht op basis van direct opvallende zaken, de technisch medewerker is onderweg om bouw- en sloopvergunningen te controleren en neemt het gebiedsgerichte toezicht gelijktijdig mee;

Patrouillemodel

toezicht op basis van direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, lopend of fiets)

Recherchemodel

gericht specifieke overtredingen opsporen, bijvoorbeeld thema- of straatgewijs (eventueel in combinatie met 1 t/m 3)

Bijlage 6 Landelijke Handhaving Strategie (LHS)

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7: Asbest

Met betrekking tot de taak sloop asbest wordt risicogericht toezicht gehouden op basis van onderstaande risicomatrix (dit betekent niet alle sloopmeldingen controleren maar controleren op basis van grootte van het risico). Deze risico-analyse is tot stand gekomen in de regionale werkgroep asbest (medio oktober 2018) en gebaseerd op het model uit het regionaal uitvoeringsbeleid asbest Zuid-Oost Brabant d.d. 20 mei 2017. Hoe groter het risico hoe hoger de prioriteit om een controle uit te voeren. Voor toezicht op de sloopmelding met betrekking tot het onderdeel asbest wordt in Heerlen de onderstaande risico-matrix gehanteerd. De risicomatrix bestaat uit een aantal risicofactoren met een puntenscore die samen de grootte van het risico van de sloopmelding bepalen (laag risico = groen, beperkt risico= geel en groot risico= rood). Aan de hand van de uitkomst hiervan (hoogte van het risico) en het naaleefgedrag wordt bepaald bij welke asbestsloopmelding een controle wordt uitgevoerd.

Risicomatrix asbestsaneringen

Dossiernummer :

 

 

 

 

Adres :

 

 

 

 

Wat is de locatie van de sanering ?

waarde

score

 

binnen bebouwde kom

10

 

buiten bebouwde kom (afst < 50 m t.o.v bewoning derden)

5

 

 

buiten bebouwde kom (afst > 50 mt t.o.v. bewoning derden)

0

 

 

 

Wat is gebruik van het te saneren object?

 

 

 

Publieksfunctie

 

10

 

Wonen

 

5

 

 

Anders (loods, berging)

0

 

 

 

Is het bouwwerk ( of een deel daarvan) nog toegankelijk/in gebruik tijdens de werkzaamheden?

 

 

ja

 

5

 

nee

 

-5

 

 

 

Wat is de omvang van de sanering?

 

 

 

Inpandig

 

0

 

Buiten < 35 m2

 

5

 

 

Buiten > 35 m2 < 200 m2

5

 

 

Buiten > 200 m2

 

10

 

 

 

Wat is de risicoklasse?

 

 

 

Risicoklasse 1

 

0

 

 

Risicoklasse 2

 

5

 

Risicoklasse 2a

 

10

 

 

 

Is er een signaalfunctie vanuit de eigenaar (woningcoöperatie zonder bevoegdheden)?

 

 

ja

 

-5

 

 

nee

 

0

 

 

 

 

RESULTAAT

 

 

0

 

eindscore 0 t/m 10

risico laag

 

0

 

eindscore 11 t/m 20

risico gemiddeld

 

0

 

eindscore 21 +

risico hoog

 

0