Beleidsregels van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende bepalingen inzake toekenning inzamelmiddelen huishoudelijk restafval en plaatsing ondergrondse containers (beleidsregels inzamelmiddelen)

Geldend van 24-04-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende bepalingen inzake toekenning inzamelmiddelen huishoudelijk restafval en plaatsing ondergrondse containers (beleidsregels inzamelmiddelen)

Besluit tot het vaststellen van de beleidsregels inzamelmiddelen en plaatsing ondergrondse containers in de gemeente Heerlen

Het college van de gemeente Heerlen;

gelet op artikel 10 van de afvalstoffenverordening Heerlen 2019;

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels te stellen voor de eenduidige toekenning van inzamelmiddelen en de plaatsing van ondergrondse containers.

1. Standaardpakket inzamelmiddelen

Uitgangspunt is dat bij huisaansluitingen waar afvalstoffenheffing wordt geheven, één minicontainer wordt geplaatst voor het inzamelen van huishoudelijk restafval en één minicontainer voor groente-, fruit- en tuinafval (GFT). Dit is het standaardpakket. De inwoner kan hierbij voor zowel huishoudelijk restafval als GFT een keuze maken tussen een kleine – 140 liter – minicontainer of een grote – 240 liter – minicontainer. Meerdere containers voor één afvalstroom zijn toegestaan. Hieraan zijn extra kosten verbonden.

Daar waar door plaatsgebrek het plaatsen van één of meerdere minicontainers niet mogelijk is, kan voor het inzamelen van restafval in overleg met de eigenaar en gemeente gekozen worden voor ondergrondse verzamelcontainers of cocons of bij uitzondering voor het gebruik van gekenmerkte afvalzakken. Indien gekozen wordt voor afvalinzameling via ondergrondse inzamelsystemen geldt een eenmalige vaste bijdrage van de eigenaar per geplaatste ondergrondse container.

Daar waar de inzameling van restafval in verzamelcontainers of gekenmerkte huisvuilzakken plaatsvindt, vindt geen separate gft-inzameling plaats. Wel bestaat de mogelijkheid om GFT in te zamelen door middel van een gezamenlijke minicontainer (10, 20 140 of 240 liter).

2. Toewijzing inzamelmiddelen bestaande situatie

2.1 Laagbouw

De inzameling hiervan gebeurt met behulp van minicontainers, één container voor restafval (140 of 240 liter) en één container voor GFT-afval (140 of 240 liter). Bij de bouwvergunningsaanvraag moet vermeld worden, welke ruimte op eigen terrein gereserveerd is voor het tijdelijk opslaan van afval in minicontainers (dit kan zowel in- als uitpandig) plaatsvinden. In de woning dient voldoende ruimte te zijn voor 1 minicontainer voor GFT en 1 minicontainer voor restafval.

2.2 Stapelbouw

Hiervoor geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  • 1.

    opslag van afvalfracties in minicontainers

  • 2.

    collectieve opslag van afvalfracties in ondergrondse voorziening die afsluitbaar is en toegankelijk is met een pasje

  • 3.

    gekenmerkte afvalzak

Waar door plaatsgebrek het plaatsen van één of meerdere minicontainers niet mogelijk is, kan voor het inzamelen van restafval in overleg met de eigenaar en gemeente worden gekozen voor ondergrondse verzamelcontainers of bij uitzondering voor het gebruik van gekenmerkte afvalzakken. De gemerkte zak kan tegen betaling worden aangeschaft.

2.3 Hoogbouw

Hiervoor geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  • 1.

    collectieve opslag van afvalfracties in ondergrondse afvalvoorziening die afsluitbaar is en toegankelijk is met een pasje

  • 2.

    opslag van afvalfracties in minicontainers

  • 3.

    gekenmerkte afvalzak

De inzameling hiervan gebeurt in principe met de ondergrondse verzamelcontainer. Indien de eigenaar (woningstichting of VVE) niet kiest voor ondergrondse afvalcontainers dan bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor minicontainers of gekenmerkte afvalzak.

3. Nieuwbouw en renovatie

Bij nieuwbouw en renovatie van stapelbouw- en hoogbouwwoningen geldt dat alleen ondergrondse inzamelvoorziening mogen worden geplaatst. Dat betekent dat geen inpandige voorzieningen worden toegestaan. Voor maximaal 25 aansluitingen kan een 2,5 m3 ondergrondse container worden geplaatst en voor ongeveer 60 aansluitingen kan een 5 m3 ondergrondse container worden geplaatst. Hierbij wordt zo veel als mogelijk rekening gehouden met een maximale loopafstand van 75 meter van de woonlocatie. In het uiterste geval kan deze afstand maximaal 125 meter zijn. De eigenaar (woningstichting of vereniging van eigenaren) moet een vaste eenmalige bijdrage betalen per geplaatste ondergrondse container.

4. Voorwaarden uitpandige collectieve voorzieningen

De aanleg van uitpandige voorzieningen is mogelijk, mits het een afsluitbare voorziening betreft van duurzaam materiaal, die alleen toegankelijk is voor de bewoners. Daarbij gelden bij de situering van deze voorziening de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de voorziening ligt op maximaal 75 meter van de perceelgrens van de woningen die er gebruik van maken;

  • 2.

    de voorziening ligt op maximaal 10 meter van de plaats waar de inzamelwagen kan komen; zonder achteruitsteken en keren. In bijzondere gevallen kan hiervan, bij wijze van uitzondering worden afgeweken;

  • 3.

    de bestrating moet geschikt zijn voor een inzamelvoertuig van 30 ton;

  • 4.

    de voorziening mag alleen toegankelijk zijn voor de bewoners waarvoor deze voorziening is aangewezen.

5. Financiële aspecten

Het uitgangspunt is dat de financiering bij nieuwbouw en renovatieprojecten volledig op het project moet plaatsvinden.

Bij bestaande bouw is de financiering als volgt:

  • 1.

    de woningbouwvereniging of VVE betaalt de voorziening;

  • 2.

    de gemeente betaalt het registratiesysteem;

  • 3.

    de buitenbak en aanpassing van de omgeving komt voor rekening van de woningbouwvereniging/VVE;

  • 4.

    de kosten van de binnenbak komt voor rekening van de gemeente. Hierbij geldt een eenmalige bijdrage van de woningbouwvereniging/VVE per geplaatste ondergrondse container.

6. Toewijzing ondergrondse afvalcontainer

In Heerlen is de frequentie voor het inzamelen van restafval per 1 juli 2018 verlaagd van éénmaal in de 2 weken naar éénmaal in de 4 weken. Als flankerend beleid kunnen huishoudens met meer dan gemiddelde hoeveelheden afval, bijvoorbeeld gezinnen met luier dragende kinderen – op aanvraag – gebruik maken van de dichtstbijzijnde ondergrondse restafvalcontainers in de buurt.

7. Afwijkende situaties

Locaties waar het gebruik van minicontainers, door obstakels of plaatsgebrek, niet mogelijk is zal de gemeente een alternatief inzamelmiddel of inzamelvoorziening toewijzen. Hierbij kan de opslag van afval, rekening houdend met de geldende regelgeving, zowel inpandig als uitpandig in boven- of ondergrondse afvalcontainers plaatsvinden. De voorkeur gaat uit naar het gebruik van ondergrondse verzamelcontainers waarop meerdere huishoudens kunnen worden aangesloten.

Indien het gebruik van minicontainers en ook het plaatsen van verzamelsystemen niet mogelijk is kan gekozen worden voor het alternatief waarbij gebruik wordt gemaakt van een gekenmerkte huisvuilzak met een inhoud van 60 liter.

8. Criteria afwijkende situaties

Indien niet conflicterend met het nieuwe inzamelsysteem vindt de afvalinzameling plaats in de huidige inzamelmiddelen. Voor bestaande aansluitingen waar de in gebruik zijnde inzamelmiddelen niet geschikt zijn of bij nieuwe aansluitingen gelden voor het toekennen van inzamelmiddelen de onderstaande richtlijnen. Uitgangspunten hierbij zijn:

  • 1.

    het afval per adres traceerbaar moet zijn

  • 2.

    een op adres toegewezen inzamelmiddel moet kunnen afgeschermd worden voor gebruik door derden.

  • 3.

    Er wordt onderscheid gemaakt in de onderstaande woontypes:

Type 1 Flats en woningen met kelder of berging die groter is dan 4 m2 met als voorwaarde dat:

deze ruimtes vrij toegankelijk zijn (geen obstakels of trappen);

deze ruimtes niet rechtstreeks in verbinding staat met een centraal trappenhuis;

deze ruimtes bereikbaar zijn via een gescheiden ingang (niet via de woning, voordeur).

Type 2 Flats zonder kelder, tuin, garage of berging. Flats en woningen waarbij de kelder, berging vrij toegankelijk is en groter dan 4m2 is maar waarbij deze in rechtstreekse verbinding met het trappenhuis staat.

Type 3 Woningen zonder kelder, tuin, garage of berging of woningen met een berging, kelder of tuin maar deze niet toegankelijk zijn voor minicontainers (geen gescheiden ingang, trappen of andere obstakels).

Type 4 Type 3 in een winkelgebied of waar geen verzamelcontainer staat of bij locaties waar het trottoir te smal is voor een mini cocon. Dit wil zeggen dat minimaal een breedte moet overblijven voor doorgang van rolstoelgebruikers (minimale breedte van 90 cm).

Mini containers

ondergrondse Restafval

Gekenmerkte huisvuilzak

Voorkeursvolgorde

1

2

3

Type 1

X

Type 2

X

Type 3

X

Type 4

X

9. Voorwaarden voor plaatsing ondergrondse containers

  • 1.

    De ondergrondse container ligt op maximaal 75 meter van de perceelgrens van de woningen die er gebruik van maken. Indien noodzakelijk, kan deze afstand worden verlengd tot maximaal 125 meter. De afstand wordt gerekend vanaf de plaats waar het perceel (waartoe de woning behoort) met een toegang (deur of hek) grenst aan de openbare ruimte tot aan de ondergrondse container. Bij vrijwillig gebruik van de container geldt geen restrictie in loopafstand tot de container;

  • 2.

    De bestrating rondom de ondergrondse container moet geschikt zijn voor een inzamelvoertuig van 30 ton;

  • 3.

    De ondergrondse container wordt zoveel mogelijk centraal geplaatst ten opzichte van de woningen die gebruik maken van de inzamelvoorziening;

  • 4.

    De ondergrondse container wordt zodanig geplaatst dat deze goed bereikbaar is voor een inzamelvoertuig, mede rekening houdend met aan- en afrijroutes en verkeersveiligheid;

  • 5.

    De ondergrondse container moet voor gebruikers bereikbaar zijn zonder een drukke straat te hoeven oversteken;

  • 6.

    Bij het plaatsen van een ondergrondse container moet er een vrije boven-ruimte zijn van acht meter, ten behoeve van de inzameling;

  • 7.

    De ondergrondse container wordt niet geplaatst op een plek met obstakels als bomen en lichtmasten en op locaties waar zich ondergrondse kabels en/of leidingen bevinden;

  • 8.

    in principe vervallen er geen parkeerplaatsen;

  • 9.

    direct zicht op de container vanuit een woning wordt zoveel mogelijk beperkt;

  • 10.

    plaatsing vindt niet plaats binnen 3 meter van een gevel of balkon.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 16april 2019.

de wnd. burgemeester,

E.G.M. Roemer

de gemeentesecretaris a.i.,

M.L. Wilke

Ondertekening