Verordening overleg Lokaal Educatief Beleid voor 0-27 jarigen

Geldend van 14-05-1998 t/m heden

Intitulé

Verordening overleg Lokaal Educatief Beleid voor 0-27 jarigen

HOOFDSTUK 1

BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 1

Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het basisonderwijs, de Interim wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, die gelegen is op het grondgebied van de gemeente;

  • b.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.

  • c.

    raad: de gemeenteraad van Heerlen.

  • d.

    overlegstructuur: het geheel van de via deze verordening in te stellen en ingestelde overleggremia waarin burgemeester en wethouders met de schoolbesturen overleg voeren inzake lokaal educatief beleid voor 0-27 jarigen, met uitzondering van het huisvestingsbeleid.

  • e.

    kadernota en nota lokaal educatief beleid: de bundeling van plannen die in de overlegstructuur tot stand zijn gekomen.

  • f.

    advies: het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de Interim wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onder wijs.

HOOFDSTUK 2

OVERLEG

PARAGRAAF 2.1

OVERLEG LOKAAL EDUCATIEF BELEID

ARTIKEL 2

Functie overleg

  • 1.

    Er is een overlegstructuur lokaal educatief beleid, waarin burgemeester en wethouders overleg voeren met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen over de voorbereiding en uitvoering van lokaal educatief beleid voor de doelgroep 0-27 jarigen, met uitzondering van het huisvestingsbeleid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders hebben de regiefunctie bij het tot stand brengen van het lokaal educatief beleid, de specifieke inbreng vanuit het openbaar onderwijs geschiedt door de afvaardiging vanuit de bestuurscommissie openbaar onderwijs.

  • 3.

    De afstemming met het gemeentelijk beleid op de terreinen leerplicht, jeugd en specifieke doelgroepen wordt via burgemeester en wethouders in het overleg ingebracht.

ARTIKEL 3

Overlegstructuur

  • 1.

    De overlegstructuur lokaal educatief beleid bestaat uit de volgende overleggremia:

    • a.

      een platform 0-12 jarigen;

    • b.

      een platform 12+;

    • c.

      een afstemmingsoverleg.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders worden in de overleggremia vertegenwoordigd door de wethouder onderwijs en/of een door deze aangewezen afvaardiging.

  • 3.

    De wethouder of de door deze aangewezen afvaardiging fungeert als voorzitter van de overleggremia.

  • 4.

    In de overleggremia komen aan de orde:

    • a.

      de onderwerpen waarover het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de Interim wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet spe ciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, met uitzondering van het huisvestingsbeleid;

    • b.

      overige onderwerpen van overleg aangaande lokaal educatief beleid, die nader worden gespecificeerd in de per vier jaar vast te stellen nota lokaal educatief beleid;

    • c.

      op de onderwerpen als genoemd onder b is artikel 11 niet van toepassing

  • 5.

    Het afstemmingsoverleg heeft de nadrukkelijke functie van afstemmingsoverleg, er heeft geen besluitvorming plaats. Om de resultaten van het afstemmingsoverleg te kunnen betrekken bij de besluitvorming heeft afstemmingsoverleg steeds plaats voorafgaand aan de finale besluitvorming in de platforms.

ARTIKEL 4

Samenstelling van het platform 0-12

  • 1.

    De samenstelling van het platform 0-12 jarigen en de afvaardiging van deelnemers daarin is op de navolgende wijze geregeld:

    • a.

      De schoolbesturen van scholen voor primair onderwijs hebben zitting in het platform 012, waarbij hun afvaardiging, op basis van het aantal scholen, als volgt is bepaald:

aantal scholen afvaardiging

1-3 scholen 2 deelnemers

4-7 scholen 4 deelnemers

8 of meer scholen 6 deelnemers

Een overzicht van de schoolbesturen en de omvang van hun afvaardiging is opgenomen in de nota lokaal educatief beleid

  • b.

    Voor het overige worden afgevaardigd met adviserende stem:

    • -

      Onderwijs Begeleidingsdienst OZL;

    • -

      Onderwijsvoorrang OZL;

    • -

      Federatie Peuterspeelzaalwerk Heerlen;

    • -

      Tracee.

  • c.

    Andere disciplines kunnen op verzoek van het platform, al dan niet incidenteel, met adviserende stem deelnemen aan het overleg.

ARTIKEL 5

Samenstelling platform 12+

  • 1.

    De samenstelling van het platform 12-27 jarigen en de afvaardiging van de deelnemers daarbinnen is op de navolgende wijze geregeld:

    • a.

      De schoolbesturen met scholen:

      • -

        voor Voortgezet Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs (Mavo, Havo, VWO, VSO-LOM, VSO-MLK, VSO-ZMOK, VSO-ZMLK)

      • -

        Voorbereidend Beroepsonderwijs (VBO, OAC) hebben zitting in het platform waarbij hun afvaardiging wordt bepaald door het aantal in Heerlen woonachtige leerlingen per school teldatum 1 oktober 1997, als volgt:

aantal leerlingen afvaardiging

tot 500 1

500-1000 2

vanaf 1000 3

Een overzicht van de schoolbesturen, de onder hun gezag ressorterende schoolsoorten en scholen, het aantal leerlingen en de daaruit volgende afvaardiging is opgenomen in de nota lokaal educatief beleid.

  • b.

    Voor het overige worden afgevaardigd met adviserende stem:

    • -

      Adeona;

    • -

      Regionaal Opleidingen Centrum Zuid Limburg (volwasseneneducatie en middelbaar beroepsonderwijs);

    • -

      Samenwerkingsverband V.O./VSO;

    • -

      Overleggroep Minderheden;

    • -

      Onderwijsvoorrang OZL;

    • -

      Tracee.

  • c.

    Andere disciplines kunnen op verzoek van het platform, al dan niet incidenteel, met adviserende stem deelnemen aan het overleg.

ARTIKEL 6

Samenstelling van het afstemmingsoverleg

Het afstemmingsoverleg is samengesteld uit een afvaardiging uit het Platform 0-12 en het platform 12+. De afvaardiging bestaat voor elk platform uit drie personen.

ARTIKEL 7

Werkgroepen

Ter voorbereiding van het overleg, dan wel ten behoeve van de uitwerking en voorbereiding van voorstellen, kunnen de overleggremia werkgroepen instellen.

ARTIKEL 8

Besluitvorming van de overleggremia

  • 1.

    De besluitvorming binnen de overleggremia vindt als volgt plaats:

    • a.

      Over de uitgangspunten en hoofdlijnen van beleid dient volledige overeenstemming te bestaan, c.q. te worden bereikt tussen burgemeester en wethouders en de schoolbesturen.

    • b.

      De definitieve uitgangspunten en hoofdlijnen van beleid worden opgenomen in de nota lokaal educatief beleid. Hangende de vaststelling daarvan, worden de basisuitgangspunten en hoofdlijnen thans nader omschreven in een kadernota lokaal educatief beleid behorend bij deze verordening.

    • c.

      Op uitwerkingsaspecten van de hoofdlijnen wordt eveneens volledige overeenstemming nagestreefd. In geval ten aanzien van deze aspecten geen overeenstemming wordt bereikt, kan om stemming worden verzocht, waarbij een meerderheid van stemmen beslist.

    • d.

      Een verzoek om stemming kan eerst worden gedaan, nadat in voldoende mate is getracht door overleg tot overeenstemming te komen door horen en overwegen van elkaars standpunten.

    • e.

      Stemming geschiedt in het platform 0-12 door het bevoegd gezag, waarbij de verdeling van het stemgewicht als volgt is bepaald:

aantal scholen: stemgewicht:

1-3 scholen 1 stem

4-7 scholen 3 stemmen

8 of meer scholen 5 stemmen

  • f.

    Stemming geschiedt in het platform 12+ door het bevoegd gezag. De verdeling van het stemgewicht is analoog aan de zetelverdeling.

  • g.

    Bij afwezigheid van een schoolbestuur gaat de toebedeelde stemmenwaarde verloren.

Bij aanwezigheid van één van de afgevaardigden van een schoolbestuur, wordt het totale stemgewicht van het bestuur in acht genomen.

PARAGRAAF 2.2

VOORBEREIDING EN VERSLAGLEGGING OVERLEG

ARTIKEL 9

Uitnodiging

  • 1.

    De uitnodiging voor het overleg van de diverse overleggremia geschiedt onder bekendmaking van de agenda, de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg zal plaatsvinden.

  • 2.

    Tussen de datum van de toezending van de agenda en de datum van het overleg liggen tenminste twee weken. Bij gebleken noodzaak, kan in overleg met de diverse overleggremia hiervan worden afgeweken.

  • 3.

    De agenda van het overleg vermeldt per agendapunt of er ten aanzien daarvan sprake is van meningsvorming dan wel besluitvorming.

  • 4.

    De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg, kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan de voorzitter. De voorzitter stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

ARTIKEL 10

Ondersteuning en Verslaglegging

  • 1.

    De overleggremia ontvangen vanuit het gemeentelijk apparaat secretariële en administratieve ondersteuning.

  • 2.

    Van het overleg in de diverse overleggremia (zoals genoemd in art. 3, lid 1) worden notulen gemaakt, die een overzicht bevatten van de besproken onderwerpen.

  • 3.

    De overleggremia stellen de notulen vast, waarna deze ter kennis worden gebracht van de raad.

PARAGRAAF 2.3

UITVOERING OVERLEG

ARTIKEL 11

Advies Onderwijsraad

  • 1.

    Indien één of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies van de Onderwijsraad wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.

  • 2.

    Alle vertegenwoordigers in het overleg worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Zij doen dit uiterlijk binnen twee weken na afloop van het overleg, waarin om het advies is gevraagd. Daarbij informeren zij de Onderwijsraad tevens over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4.

    De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die de Onderwijsraad nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5.

    De raad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

  • 7.

    Het overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats nadat de Onderwijsraad zijn advies heeft uitgebracht.

ARTIKEL 12

Nota en verslag ten behoeve van raad

  • 1.

    Het resultaat van het in de overleggremia gevoerde overleg wordt verwoord in een nota lokaal educatief beleid. Deze nota lokaal educatief beleid wordt via Burgemeester en Wethouders aangeboden aan de raad ter vaststelling. Bij het voorstel voor de nota lokaal educatief beleid is het verslag gevoegd van de beraadslagingen, die geleid hebben tot de in de nota verwoorde conclusies.

  • 2.

    Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

    • a.

      of het bepaalde in artikel 3, vierde lid, onder a of b van toepassing is;

    • b.

      of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

    • c.

      de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en - indien van toepassing - de zienswijzen als bedoeld in artikel 9, vierde lid.

Indien artikel 11, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3.

    De overleggremia stellen het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedheidshalve het verslag voor commentaar toezenden aan de overleggremia. Binnen 10 dagen na de dag waarop het verslag is toegezonden, maken de leden van de overleggremia schriftelijk hun opmerkingen over het concept kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslag dan vast met inachtneming van deze opmerkingen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders leggen de nota lokaal educatief beleid ter vaststelling voor aan de raad. Het verslag van het overleg dat geleid heeft tot de vaststelling van de nota en de naar aanleiding van het verslag gemaakte opmerkingen is daarbij gevoegd ter kennisname van de raad. Voor zover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad. Daarbij zijn de redenen gevoegd die geleid hebben tot het niet of niet geheel overnemen van de zienswijzen van de overleggremia.

ARTIKEL 13

Heropening overleg

  • 1.

    Indien uit het oordeel van de raad, blijkt dat de meerderheid van de raad of een deel van de raad dat volgens burgemeester en wethouders geacht kan worden een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel op een of meer onderdelen inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaats vinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Het overleg wordt in ieder geval heropend indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 3 vierde lid, onder a, waarover overeenstemming was bereikt in de overleggremia.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen dan roepen zij de overleggremia zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk voor het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het lokaal educatief plan. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raad. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op de nota en het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming ten aanzien van de nota Lokaal Educatief Beleid.

PARAGRAAF 2.4

EVALUATIE

ARTIKEL 14

Evaluatie overlegstructuur en lokaal educatief plan

Deze verordening wordt evenals het lokaal educatief plan voor de duur van vier jaar vastgesteld.

Gedurende deze periode van vier jaren wordt het werken met de verordening getest en geëvalueerd. Na afloop van deze periode vindt de eindevaluatie plaats, van de nota lokaal educatief beleid zowel als van de daarbij gehanteerde structuur en de werkwijze. De inhoud van de thans voorliggende verordening zal alsdan aangepast worden op basis van de ervaringen. Beleidsmatig wordt ernaar gestreefd om dan te komen tot één overlegorgaan en een integrale verordening

HOOFDSTUK 3

SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 15

Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de overleggremia.

ARTIKEL 16

Citeertitel; inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1.

    De verordening kan aangehaald worden als: verordening overleg Lokaal Educatief Beleid voor 0-27 jarigen gemeente Heerlen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening vervalt uiterlijk vier kalenderjaren na datum van inwerkingtreding.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 7 april 1998.

de secretaris, de voorzitter,

ir J. de Lang drs J.B.V.N. Pleumeekers