Regeling vervallen per 01-05-2021

Gemeente Heerlen - Wijzigen van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg

Geldend van 28-11-2020 t/m 30-04-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Gemeente Heerlen - Wijzigen van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal

overwegende dat:

  • in het jaar 2014 de raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal respectievelijk ieder voor zover het hun taken en bevoegdheden betrof en gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet, besloten hebben om:

  • de Plusregio Stadsregio Parkstad Limburg op te heffen en dit, op grond van artikel 110 juncto artikel 108, tweede lid, Wgr mede te delen aan Gedeputeerde Staten van Limburg en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • de “gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg” (vastgesteld op 22 februari 2010) te wijzigen in een regeling die uitsluitend wordt getroffen door colleges van burgemeester en wethouders en die op 23 juni 2014 in werking is getreden;

  • toestemming te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders, op grond van artikel 1, tweede lid, Wgr, tot het treffen van een gewijzigde gemeenschappelijke regeling;

  • toestemming te verlenen aan het Algemeen Bestuur van de Stadsregio Parkstad Limburg, als bedoeld in artikel 25, tweede lid, Wgr, voor het instellen van bestuurscommissies;

  • naar aanleiding van een wijziging in de Wet gemeenschappelijke regelingen de regeling per 1 januari 2016 is aangepast;

  • met ingang van 1 januari 2019 de gemeenten Nuth en Onderbanken samen met de gemeente Schinnen zijn opgegaan in de nieuwe gemeente Beekdaelen en deze gemeente de rechtsopvolger van deze gemeenten is;

  • de gemeente Beekdaelen in december 2019 besloten heeft om deelnemer aan deze gemeenschappelijke regeling te blijven, hetgeen tot aanpassing van de naamgeving van deze deelnemer leidt en

  • dat op 1 januari 2020 de “Wet normalisering rechtpositie ambtenaren’ in werking is getreden hetgeen een technische aanpassing van de regeling vereist voor wat betreft de rechtspositie van de medewerkers

  • en verder gelet op:

  • de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet,

  • de verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraden

besluiten:

tot wijziging van de ”gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg” (in werking getreden op 1 januari 2016) door deze te vervangen door de onderstaande regeling en als volgt vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de (vigerende) Wet gemeenschappelijke regelingen

  • b.

    de Regeling: de gemeenschappelijke regeling “Stadsregio Parkstad Limburg”;

  • c.

    de (deelnemende) Gemeente(n): een (of alle) aan de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg deelnemende gemeente(n);

  • d.

    de Kern-agenda: onderwerpen die worden aangewezen door het Algemeen Bestuur, ter zake waarvan de colleges van alle deelnemende gemeenten:

  • I.

    bevoegdheden hebben overgedragen dan wel overdragen en

  • II.

    hebben bepaald dat deze bevoegdheden behoren tot een onderwerp dat deel dient uit te maken van de Kern-agenda;

  • e.

    de Keuze-agenda: onderwerpen die worden aangewezen door het Algemeen Bestuur, nadat de colleges van ten minste twee deelnemende gemeenten hebben verzocht deze aan de Keuze-agenda toe te voegen en indien nodig ter zake bevoegdheden hebben overgedragen dan wel gaan overdragen;

  • f.

    het Regiobureau: de organisatie die onder verantwoordelijkheid van de directeur/secretaris werkt;

  • g.

    Bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wet, ingesteld door het Algemeen Bestuur.

  • h.

    Blauwe Schema: schema waarin kernagenda-onderwerpen zijn uitgewerkt.

  • 2.

    Waar in de Regeling een wet of regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in de plaats van de gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris c.q. griffier onderscheidenlijk gelezen het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur/de Bestuurscommissie, de voorzitter en de directeur/secretaris van het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg.

Artikel 2 Doelstelling/te behartigen belangen

  • 1.

    Stadsregio Parkstad Limburg heeft tot doel om op basis van de onderwerpen genoemd in de Kern-agenda en de Keuze-agenda de samenwerking tussen de deelnemende Gemeenten te faciliteren en te komen tot een samenhangend beleid en uitvoering daarvan op de gebieden van ruimte, mobiliteit, economie & toerisme, wonen & herstructurering, energie en duurzaamheid, sociaal domein/participatie, cultuur, onderwijs, arbeidsmarkt, milieu en sport.

  • 2.

    De vorm van de samenwerking kan verschillen. Aan de onderwerpen die deel uitmaken van de Kern-agenda nemen alle Gemeenten deel. Daarbij is het Regiobureau procesmatig en inhoudelijk verantwoordelijk. Aan de onderwerpen die deel uit maken van de keuze-agenda nemen alleen Gemeenten deel die daarvoor kiezen. Daarbij heeft het Regiobureau ten minste een monitorende en versterkende taak; de procesverantwoordelijkheid kan echter ook buiten de Stadsregio Parkstad Limburg worden gelegd.

  • 3.

    Tot de onderwerpen van de Kern-agenda behoren in elk geval:

  • a.

    ruimte;

  • b.

    mobiliteit;

  • c.

    economie & toerisme;

  • d.

    wonen & herstructurering

  • zoals weergegeven in het Blauwe Schema.

Artikel 3 Deelname aan samenwerkingsvormen

  • 1.

    Stadsregio Parkstad Limburg kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93 tot en met 95 van de Wet.

  • 2.

    Stadsregio Parkstad Limburg kan deelnemen aan een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS), overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 [Publicatieblad L 210 van 31.7.2006].

  • 3.

    Stadsregio Parkstad Limburg kan stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, corporaties en onderlinge waarborgmaatschappijen oprichten, eraan deelnemen en/of lid ervan worden overeenkomstig artikel 31a van de wet.

  • 4.

    Het besluit daartoe wordt door het Algemeen Bestuur genomen.

HOOFDSTUK 2 HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

Artikel 4 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd: “Stadsregio Parkstad Limburg”. Het is gevestigd te Heerlen.

  • 2.

    Het rechtsgebied van de Stadsregio Parkstad Limburg omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 5 Bestuursorganen

Het bestuur van de Stadsregio Parkstad Limburg bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter en de Bestuurscommissie(s).

Artikel 6 Het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wordt gevormd door de burgemeester en één wethouder per deelnemende Gemeente.

  • 2.

    De bevoegdheden van het Algemeen Bestuur volgen uit de Wet of de Regeling.

Artikel 7 Besluitvorming door het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus, behoudens als:

  • a.

    een of meerdere leden van het Algemeen Bestuur om stemming verzoeken;

  • b.

    geen consensus wordt bereikt.

  • 2.

    In het geval genoemd in het vorige lid onder a en b, stoppen de beraadslagingen en wordt de besluitvorming over het betreffende onderwerp verdaagd tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Aan het bepaalde in het vorige lid wordt geen toepassing gegeven als naar het oordeel van de Voorzitter het onderwerp waarover dient te worden besloten uit zijn aard geen uitstel duldt. In dat geval vindt onmiddellijk stemming plaats.

  • 4.

    Indien er sprake is van verdaging, stelt de Voorzitter na heropening van de beraadslagingen vast of consensus bestaat of dat stemming nodig is.

  • 5.

    De leden van het Algemeen Bestuur hebben elk een halve stem, alsmede een halve stem voor elke 10.000 inwoners of een gedeelte ervan. Het aantal stemmen per lid van het Algemeen Bestuur bedraagt nooit minder dan ééneneenhalf.

  • 6.

    Voor de vaststelling van het aantal inwoners van een gemeente wordt uitgegaan van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde cijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de stemming plaatsvindt.

  • 7.

    Er vindt stemming/besluitvorming plaats indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is vertegenwoordigd.

  • 8.

    Het vorige lid vindt geen toepassing als hetzelfde voorstel, na agendering, in een volgende vergadering wordt behandeld.

  • 9.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste drie keer en voorts zo vaak als de Voorzitter of het Algemeen Bestuur dit nodig acht, of ten minste een vijfde van de leden daarom verzoeken.

  • 10.

    De vergaderingen zijn openbaar. Datum, tijdstip en plaats van de vergadering worden door de Voorzitter bekend gemaakt.

  • 11.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten dat een vergadering besloten is, indien tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt.

  • 12.

    Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

Artikel 8 Het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de Gemeenten, aan te wijzen door en uit het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur worden zo gekozen dat zij samen nooit de meerderheid van het Algemeen Bestuur uitmaken, noch in het aantal personen, noch in het aantal te vertegenwoordigen stemmen.

Artikel 9 Taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    De taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur volgen uit de wet, deze Regeling of zijn door de colleges overgedragen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur heeft de navolgende taken en bevoegdheden ter uitvoering van de Kernagenda zoals genoemd in artikel 2, lid 3 en uitgewerkt in het Blauwe Schema:

  • het uitoefenen van een regionale platformfunctie

  • het nemen van besluiten ten aanzien van bovenregionale, bovengemeentelijke afstemmings- vraagstukken alsmede het bepalen op welke manier dergelijke vraagstukken kunnen worden afgewikkeld;

  • het namens de regio, zijnde alle Parkstad-Limburggemeenten, kunnen reageren op van hogere overheden ontvangen documenten, waaronder het geven van inspraakreacties;

  • het voorbereiden van regionaal beleid;

  • het vaststellen van regionaal beleid voor zover dit een collegebevoegdheid betreft;

  • het opstellen en vaststellen van regionale beleidsregels;

  • het toetsen van de toepassing en uitvoering van regionaal beleid;

  • het programmeren en vaststellen van regionale programmeringen en regionale programma’s;

  • het regionaal monitoren;

  • het regionaal ontwikkelen van instrumenten en

  • het verstrekken van financiële middelen/subsidies (voor zover -regionaal- budget voorhanden is.)

  • 3.

    Door de colleges overgedragen bevoegdheden worden onverwijld door het Algemeen Bestuur, op voorstel van het Dagelijks Bestuur, aan de Bestuurscommissies overgedragen. Het Dagelijks Bestuur heeft hierdoor primair de verantwoordelijkheid voor:

  • a.

    de besturing en de verantwoording van de gemeenschappelijke regeling.

  • b.

    het bevorderen en invullen van de samenwerking binnen Parkstad.

  • c.

    het leggen van dwarsverbanden en initiëren/uitvoeren van overkoepelende activiteiten. Dit via het aanhaken aan (bij voorkeur Parkstadbrede) kansrijke initiatieven (inclusief het verrichten van haalbaarheidsonderzoeken) die zich tijdens de uitvoering van het jaarplan kunnen aandienen/Bestuurscommissies-overstijgende onderwerpen.

  • d.

    het vervullen van de werkgeversrol voor de Parkstad Limburg-organisatie

  • e.

    de communicatie naar de stakeholders, zoals gemeenteraden, colleges, provincie, maatschappelijke organisaties.

  • f.

    de afwikkeling van de overdracht van de taken GBRD aan BsGW en het beheer van de daarvoor bestemde desintegratie- en frictiebudgetten.

  • 4.

    De bestuursorganen van deze Regeling kunnen bepalen op welke wijze verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden, met dien verstande dat niet kan worden besloten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden.

Artikel 10 Besluitvorming door het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus, behoudens als:

  • a.

    een of meerdere leden van het Dagelijks Bestuur om stemming verzoeken;

  • b.

    geen consensus wordt bereikt.

  • 2.

    In het geval genoemd in het vorige lid onder a en b, stoppen de beraadslagingen en wordt de besluitvorming over het betreffende onderwerp verdaagd tot de eerstvolgende vergadering van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Aan het bepaalde in het vorige lid wordt geen toepassing gegeven als naar het oordeel van de Voorzitter het onderwerp waarover dient te worden besloten uit zijn aard geen uitstel duldt. In dat geval vindt onmiddellijk stemming plaats.

  • 4.

    Indien er sprake is van verdaging, stelt de Voorzitter na heropening van de beraadslagingen vast of consensus bestaat of dat stemming nodig is.

  • 5.

    De leden van het Dagelijks Bestuur hebben elk één stem.

  • 6.

    Er vindt stemming/besluitvorming plaats indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is vertegenwoordigd.

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo vaak als de Voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 8.

    Datum, tijdstip en plaats van een vergadering van het Dagelijks Bestuur worden door de Voorzitter aan de leden meegedeeld. De vergaderingen zijn besloten.

  • 9.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten dat een vergadering openbaar is.

  • 10.

    Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

Artikel 11 De Voorzitter

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan, tevens zijnde voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Stadsregio Parkstad Limburg in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK 3 DE DIRECTEUR/SECRETARIS EN HET PERSONEEL

Artikel 12 De directeur/secretaris

  • 1.

    Stadsregio Parkstad Limburg heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd de directeur/secretaris.

  • 2.

    De directeur/secretaris wordt benoemd en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur/secretaris aan, die de directeur/secretaris is in geval van verhindering of ontstentenis vervangt.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de bezoldiging van de directeur/secretaris vast.

  • 5.

    Het Dagelijks bestuur stelt een instructie voor de directeur/secretaris vast.

Artikel 13 Taken en bevoegdheden van de directeur/secretaris

  • 1.

    De directeur/secretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter en de Bestuurscommissies terzijde.

  • 2.

    De directeur/secretaris is aanwezig tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en draagt zorg voor de notulering daarvan.

  • 3.

    Door de directeur/secretaris worden alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan (mee-) ondertekend.

  • 4.

    De directeur/secretaris is belast met de algemene bedrijfsvoering, de leiding van het Regiobureau en de leiding van de ambtelijke organisatie.

Artikel 14 Rechtspositie

  • 1.

    Op het personeel van het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg is de cao ‘samenwerkende gemeentelijke organisaties’ van toepassing alsmede de binnen de organisatie vastgestelde personele regelingen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de arbeidsvoorwaarden en de personele regelingen en kan daartoe volmacht/machtiging verlenen aan de directeur/secretaris.

Artikel 15 Personeel

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt regels voor de bezoldiging van het personeel vast.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de formatieomvang vast.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur benoemt en ontslaat het personeel, gehoord de directeur/secretaris.

HOOFDSTUK 4 COMMISSIES

Artikel 16 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt, ter behartiging van de belangen die gemoeid zijn met de onderwerpen die deel uit maken van de Kern-agenda Bestuurscommissies in. In het daartoe strekkende instellingsbesluit regelt het Algemeen Bestuur de bevoegdheden en de samenstelling van een Bestuurscommissie/de Bestuurscommissies.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan ter behartiging van de belangen die gemoeid zijn met onderwerpen die deel uit maken van de Keuze-agenda (een) Bestuurscommissie(s) instellen.

  • 3.

    Een Bestuurscommissie is samengesteld uit één portefeuillehoudend collegelid per aan het onderwerp deelnemende gemeente, waaraan het Algemeen Bestuur de van de colleges van de Gemeenten ontvangen bevoegdheden overdraagt.

Artikel 17 Werkwijze van Bestuurscommissies

  • 1.

    De werkwijze van de Bestuurscommissies wordt vastgelegd in een door het Algemeen Bestuur vast te stellen algemeen reglement.

  • 2.

    De Bestuurscommissies in het kader van de Kern-agenda worden ondersteund door het Regiobureau.

  • 3.

    De Bestuurscommissies in het kader van de Keuze-agenda kunnen door het regiobureau worden ondersteund.

Artikel 18 Adviescommissies

Overeenkomstig artikel 24 van de Wet kunnen adviescommissies worden ingesteld.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËN

Artikel 19 Organisatie van beheer en administratie

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de Stadsregio Parkstad Limburg.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur gaan geen geldleningen aan, tenzij het voornemen daartoe aan de deelnemende gemeenten is gemeld onder het stellen van een termijn van ten minste vier weken om blijk te geven van hun zienswijze.

Artikel 20 Ontwerpbegroting, algemene financiële/beleidsmatige kaders en voorlopige jaarrekening

Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de ontwerpbegroting -inclusief de algemene financiële en beleidsmatige kaders- en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten. Een en ander overeenkomstig artikel 34b en 35 van de Wet.

Artikel 21 De begroting

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting van baten en lasten op, voorzien van een toelichting en zendt dit ontwerp 8 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijzen zijn vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Artikel 35, leden één, drie en vier van de Wet zijn niet van toepassing op begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de jaarlijkse bijdragen van de aan de regeling deelnemende gemeenten.

Artikel 22 De jaarrekening

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur biedt de rekening van baten en lasten over het afgelopen jaar met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.

  • 2.

    Deze gaat vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld overeenkomstig de ingevolge de Gemeentewet aangewezen deskundige, en van hetgeen het Dagelijks Bestuur overigens te harer verantwoording dienstig acht.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening, met alle bijbehorende stukken, binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 van deze regeling, de door iedere deelnemende Gemeente over het desbetreffende jaar verschuldigde bijdrage opgenomen.

Artikel 23 Inkomstenbronnen

De begroting van Parkstad Limburg wordt gevoed uit:

  • a.

    de bijdragen van de Gemeenten, tot de bedragen die jaarlijks bij de vaststelling van de begroting worden aangegeven, naar rato van het algemeen deel van de laatst definitief vastgestelde algemene uitkering uit het gemeentefonds, per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar. Uit deze bijdragen worden de vaste kosten, alsmede de kosten gerelateerd aan de Kern-agenda bestreden;

  • b.

    de bijdragen van de Gemeenten voor de taken die op hun verzoek worden uitgevoerd. Uit deze bijdragen worden alle kosten gerelateerd aan de Keuze-agenda bestreden;

  • c.

    subsidies;

  • d.

    overige inkomsten.

Artikel 24 Betaling van bijdragen

De Gemeenten betalen voor de vijftiende dag van de maanden januari, april, juli en oktober telkens een vierde deel van de voor het begrotingsjaar geraamde bijdrage.

Artikel 25 Borgstelling

  • 1.

    De betaling van rente, aflossing en kosten van de door het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg aangegane geldleningen en op te nemen gelden in rekening-courant, wordt door de Gemeenten gegarandeerd.

  • 2.

    De Gemeenten doen ter zake afstand van de voorrechten die het Burgerlijk Wetboek aan borgen toekent.

  • 3.

    De verplichtingen voortvloeiend uit de vorenstaande leden gelden in verhouding tot het algemeen deel van de laatst definitief vastgestelde algemene uitkering uit het gemeentefonds, per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.

HOOFDSTUK 6 ARCHIEF

Artikel 26 Archivering

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg.

  • 2.

    Hierop zijn van overeenkomstige toepassing de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring, het beheer en het toezicht daarop van de gemeente waarbinnen de Stadsregio Parkstad Limburg is gevestigd.

  • 3.

    Bij opheffing van het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg worden alle archief-bescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    In afwijking van de vorenstaande leden kan het Dagelijks Bestuur besluiten dat archiefbescheiden, verband houdende met de uitvoering van diensten ten behoeve van de Keuze-agenda, worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van één van de aan het betreffende onderwerp deelnemende Gemeenten.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 27 Inlichtingenplicht voor de gemeenten

De besturen van de Gemeenten verstrekken op verzoek van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur of de Bestuurscommissie(s) de benodigde inlichtingen en geven de medewerking, die voor de vervulling van de taken van het openbaar lichaam Parkstad Limburg nodig is.

Artikel 28 Inlichtingen en verantwoording aan het Algemeen Bestuur

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur en van Bestuurscommissies zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven (on)gevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur en de Bestuurscommissies te voeren en gevoerde beleid nodig is. Deze informatie wordt verstrekt tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit of één of meer leden daarom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden, in een vergadering van het Algemeen Bestuur verstrekt.

Artikel 29 Inlichtingen door de leden van het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Een lid van het Algemeen bestuur verschaft de raad en het college van zijn Gemeente op de voor die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen, die door deze raad of dit college worden verlangd.

  • 2.

    Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden verstrekt.

  • 3.

    De raad kan een lid van het Algemeen Bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.

Artikel 30 Inlichtingen door de bestuursorganen

De bestuursorganen genoemd in artikel 5 verstrekken aan de raden en de colleges van de Gemeenten de door één of meer leden van die raden of door de colleges gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.

HOOFDSTUK 8TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING VAN DE REGELING

Artikel 31 Toetreding

Voor toetreding tot de Regeling wordt volstaan met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de toetredende Gemeente, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraad, mits het Algemeen Bestuur het verzoek tot toetreden inwilligt. Een daartoe strekkend besluit van het Algemeen Bestuur kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde van het aantal stemmen. In het besluit van het Algemeen Bestuur kan de deelname aan de regeling afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door de betrokken Gemeente.

Artikel 32 Uittreding

  • 1.

    Een Gemeente kan uittreden door toezending aan het Algemeen Bestuur van het daartoe strekkende besluit van haar college, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraad.

  • 2.

    De uittredende deelnemer betaalt de bijdrage als bedoeld in artikel 23 gedurende vijf jaren, met dien verstande dat met elk jaar het bedrag met 20% wordt verlaagd totdat de uittredende deelnemer in het zesde jaar niets meer hoeft te betalen.

  • 3.

    De uittreding kan, behoudens een door het Algemeen Bestuur toe te stane afwijking, niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat, waarin de in het eerste lid van dit artikel genoemde besluiten zijn opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet.

Artikel 33 Opheffing

  • 1.

    De Regeling wordt ontbonden en het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg daarmee opgeheven, indien de colleges van tenminste drie/vierde van de Gemeenten daartoe besluiten, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraden.

  • 2.

    In geval van ontbinding van de Regeling en daardoor opheffing van het openbaar lichaam Stadsregio Parkstad Limburg, stelt het Algemeen Bestuur‚ de Gemeenten gehoord hebbende, een liquidatieplan vast, waarin in elk geval een sociaal plan ten aanzien van het personeel is opgenomen. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Zo nodig blijven de bestuursorganen van de Regeling ook na de ingangsdatum van de opheffingsbesluiten in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Artikel 34 Wijziging

De Regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste drie/vierde van de deelnemende Gemeenten daartoe besluiten, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraden.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het Algemeen Bestuur, zoveel mogelijk analoog aan of in de geest van de bepalingen van de Gemeentewet, de Wet en de Regeling.

Artikel 36 Rechtskracht eerder genomen besluiten

Vóór de inwerkingtreding van deze gewijzigde regeling door de bestuursorganen genomen besluiten, behouden hun rechtskracht totdat door de bevoegde organen in deze nieuwe besluiten zijn genomen dan wel deze besluiten van rechtswege zijn vervallen.

Artikel 37 Inwerkingtreden

  • 1.

    De gewijzigde Regeling treedt in werking nadat zij bekend is gemaakt en heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

  • 2.

    De bekendmaking geschiedt door kennisgeving van de inhoud van de regeling in de Staatscourant door het college van de vestigingsgemeente, zijnde de gemeente Heerlen, waarbij artikel 140 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is.

  • 3.

    Zij wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 38 Naam

De Regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg“.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voerendaal

Toelichting op de gewijzigde gemeenschappelijke regeling van Parkstad Limburg

Algemeen/achtergrond

Op 23 juni 2014 is de gewijzigde “Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Parkstad Limburg” in werking getreden. Hierbij is niet langer sprake van regeling tussen alle bestuursorganen (burgemeester, college van burgemeester en wethouders en gemeenteraad) van de deelnemende gemeenten, maar van een regeling tussen de colleges van burgemeester en wethouders.

Deze trendbreuk is het directe resultaat van het door alle gemeenteraden van Parkstad Limburg genomen Raadsbesluit van 28 oktober 2013 tot wijziging van de samenwerkingsstructuur van de Stadsregio Parkstad Limburg.

Eén van de uitgangspunten van dit raadsbesluit is dat de gemeentelijke portefeuillehouders meer in stelling worden gebracht en dat de bestuurlijke verantwoordelijkheden daar worden gelegd, waar ze thuishoren: bij de gemeenten.

In de regeling is daarom opgenomen dat bestuurscommissies kunnen worden ingesteld. Door middel van deze bestuurscommissies kunnen de portefeuillehouders bindende besluiten op collegeniveau nemen. Door de gemeenteraden is (in 2014) aan het Algemeen Bestuur toestemming verleend dergelijke bestuurscommissies in te stellen.

Om de bestuurscommissies optimaal te kunnen laten functioneren is het noodzakelijk dat er bevoegdheden worden overgedragen. Aangezien het hier een samenwerking op collegeniveau betreft, kunnen alleen collegebevoegdheden worden overgedragen. Het betreffen enkel de taken en bevoegdheden in het kader van het regionaal belang en zoals omschreven in deze regeling; overige collegebevoegdheden (zoals genoemd in artikel 160 Gemeentewet) blijven des colleges.

Begin 2014 hebben de onderscheiden colleges bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Parkstad Limburg overgedragen. Vervolgens heeft het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur de Bestuurscommissies ingesteld en de aan het Dagelijks Bestuur overgedragen bevoegdheden aan de bestuurscommissies overgedragen (hierbij was sprake van “allodelegatie”; artikel 25 Wgr oud juncto artikel 10:20 Awb).

Inmiddels is de Wet gemeenschappelijke regelingen aangepast en worden overgedragen bevoegdheden rechtstreeks aan het Algemeen Bestuur toegekend, tenzij bij wet of de gemeenschappelijke regeling anders is bepaald. Daarvan is hier geen sprake. Eventuele toekomstige bevoegdhedenoverdracht van de colleges vindt dan ook plaats aan het algemeen bestuur dat de bevoegdheden vervolgens kan overdragen aan het dagelijks bestuur of de bestuurscommissies. In onze regeling is gekozen voor overdracht aan de bestuurscommissies.

Op 15 oktober 2014 heeft het Algemeen Bestuur daadwerkelijk 4 bestuurscommissies voor de zogenaamde Kern-agendataken ingesteld (taken die door alle 8 Parkstadgemeenten worden opgepakt). Ook is op deze datum een algemeen reglement vastgesteld.

Ingevolge het Raadsbesluit van 28 oktober 2013 dient echter ook te kunnen worden samen gewerkt door tenminste twee gemeenten. Dit is de Keuze-agenda, die tot stand kan komen via de “coalition of the willing”. Indien gewenst, kan daarvoor een bestuurscommissie worden ingesteld.

Deze samenwerking wordt vanuit het Regiobureau echter slechts op basis van hierover te maken afspraken per onderwerp begeleid. De daaraan verbonden kosten worden gedragen door de betrokken gemeenten.

Het oppakken hiervan betreft maatwerk; voor de verdere werkwijze ten aanzien van deze onderwerpen kunnen per onderwerp bepaalde onderdelen uit het instellingsbesluit van de bestuurscommissies van toepassing worden verklaard door de deelnemende gemeenten.

Reden voor de wijziging in 2016

Op 1 januari 2015 is de “Wet gemeenschappelijke regelingen” gewijzigd. Artikel 14 lid 3 bevat een nieuw element, dat niet eerder gold: “De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken, tenzij sprake is van een regeling als bedoeld in artikel 13, zevende lid, met minder dan zes deelnemende gemeenten”.

Aangezien in de regeling van Parkstad Limburg de leden van het dagelijks en het algemeen bestuur identiek zijn, voldoet de regeling op dit punt niet meer en moest ze worden aangepast.

Daarnaast zijn in de wet de termijnen voor het opstellen e.d. van financiële stukken/producten aangepast. Ook op dit punt diende de regeling te worden gewijzigd.

Reden voor de wijziging in 2020

Ten gevolge van de totstandkoming van de fusiegemeente Beekdaelen klopt de naamgeving van de deelnemers niet meer; met deze wijziging wordt dit gecorrigeerd.

Door de inwerkingtreding van de ‘wet normalisering rechtspositie ambtenaren’ kan de Stadsregio niet langer de rechtspositie van de gemeente Heerlen volgen. Met ingang van 1 januari 2020 is op gemeenten de cao gemeenten van toepassing; deze geldt niet voor gemeenschappelijke regelingen.

Toelichting op aanhef/artikelsgewijs

Aanhef

Hierin zijn de gemeenten Nuth en Onderbanken vervangen door de gemeente Beekdaelen.

Verder zijn de redenen voor de twee technische wijzigingen toegelicht.

Artikel 1 Begripsverklaring

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 De doelstelling

Vloeit rechtstreeks voort uit besluitvorming van de gemeenten d.d. 28 oktober 2013.

Ook hier wordt voor de duidelijkheid het “Blauwe Schema” genoemd.

Artikel 3 Deelname aan samenwerkingsvormen

Hieraan is lid 3 toegevoegd.

Met ingang van 1 januari 2020 is op gemeenten de cao gemeenten van toepassing. Doordat gemeenten lid zijn van de VNG is deze cao rechtstreeks op de gemeenten van toepassing.

Gemeenschappelijke regelingen kunnen geen lid van de VNG worden. De VNG heeft hiervoor een aparte werkgeversorganisatie opgericht met daarbij een aparte cao voor ‘samenwerkende gemeentelijke organisatie’ waaronder ook de gemeenschappelijke regelingen vallen. Het lid kunnen worden van een vereniging moet in de regeling zijn opgenomen. Artikel 3 voorzag hierin niet expliciet.

Dit is met deze wijziging mogelijk gemaakt.

Artikel 4 Openbaar lichaam

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5 Bestuursorganen

Hier worden de bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling genoemd.

Artikel 6 Het algemeen bestuur

Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeester en één wethouder per deelnemende gemeente; bij vaststelling van deze regeling uit 16 leden.

Artikel 7 Besluitvorming van het algemeen bestuur

In dit artikel wordt beschreven op welke manier de besluitvorming binnen het algemeen bestuur plaatsvindt.

Hoofdregel is dat besluiten worden genomen op basis van consensus. Als er geen consensus wordt bereikt of als een lid van het algemeen bestuur er om vraagt, wordt besloten op basis van stemming. Hierbij is sprake van een gewogen stemverhouding. Meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden dient tegenwoordig te zijn.

Lid 5:

Iedere deelnemende gemeente beschikt over 1 (één) stem + 1 (één) stem per iedere 10.000 inwoners of gedeelte ervan; waarbij een deelnemende gemeente nooit minder dan 3 (drie) stemmen heeft (ongeacht het inwoneraantal).

Ter info: aantal inwoners per 1 januari 2014 (bron: CBS; “Demografische kerncijfers per gemeente 2014”)

Simpelveld 10.844 = 3 stemmen

Voerendaal 12.454 = 3 stemmen

Brunssum 28.958 = 4 stemmen

Beekdaelen 35.853 = 5 stemmen (gegevens 2019)

Landgraaf 37.573 = 5 stemmen

Kerkrade 46.784 = 6 stemmen

Heerlen 88.259 = 10 stemmen

Totaal 36 stemmen

De 36 beschikbare stemmen worden over de AB-leden verdeeld. Iedere gemeente vaardigt 2 AB-leden af en ieder AB-lid krijgt de helft van het per gemeente aantal toebedeelde stemmen. Deze stemmen vormen per lid één pakket, zie onderstaande tabel:

Algemeen Bestuur

Gemeente:

Aantal Leden:

Aantal stemmen per lid:

Aantal stemmen

totaal:

Simpelveld

2

1,5

3

Voerendaal

2

1,5

3

Brunssum

2

2,0

4

Beekdaelen

2

2,5

5

Landgraaf

2

2,5

5

Kerkrade

2

3,0

6

Heerlen

2

5,0

10

Totaal aantal:

14

(18)

36

Artikel 8 Het dagelijks bestuur

Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten; bij vaststelling van de regeling uit 8 leden. Ieder lid beschikt over één stem, zie onderstaande tabel.

Dagelijks Bestuur

Gemeente:

Aantal leden:

Aantal stemmen per lid:

Simpelveld

1

1

Voerendaal

1

1

Brunssum

1

1

Beekdaelen

1

1

Landgraaf

1

1

Kerkrade

1

1

Heerlen

1

1

Totaal aantal:

7

7

Artikel 9 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

In de regeling is opgenomen dat alle door de colleges van burgemeester en wethouders overgedragen bevoegdheden onverwijld door het algemeen bestuur (op voorstel van het dagelijks bestuur) worden overgedragen aan de bestuurscommissies.

De in lid 2 genoemde taken en bevoegdheden zijn feitelijk de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies. In lid 3 wordt dit nog eens expliciet aangegeven.

In de rolverdeling tussen de het dagelijks bestuur en de bestuurscommissies heeft het dagelijks bestuur dan ook primair de verantwoordelijkheid voor:

  • 1.

    De besturing en de (financiële) verantwoording van de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Het bevorderen en invullen van de samenwerking binnen Parkstad.

  • 3.

    Het leggen van dwarsverbanden en initiëren/uitvoeren van overkoepelende activiteiten. Dit via het aanhaken aan (bij voorkeur Parkstadbrede) kansrijke initiatieven (inclusief het verrichten van haalbaarheidsonderzoeken en het verrichten van lobby-activiteiten) die zich tijdens de uitvoering van het jaarplan kunnen aandienen/bestuurscommissies-overstijgende onderwerpen.

  • 4.

    Het vervullen van de werkgeversrol voor de Parkstad organisatie.

  • 5.

    De communicatie naar de stakeholders, zoals gemeenteraden, colleges, provincie, maatschappelijke organisaties.

  • 6.

    De afwikkeling van de overdracht van de taken GBRD aan BsGW en het beheer van de daarvoor bestemde desintegratie- en frictiebudgetten (totdat dit is afgehandeld).

Voor een uitgebreide toelichting op de in dit artikel genoemde taken en bevoegdheden wordt verwezen naar het “Besluit instellen Bestuurscommissies 2014” van het algemeen bestuur genomen op van 15 oktober 2014.

Artikel 10 Besluitvorming door het dagelijks bestuur

Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus (overeenstemming). Alleen indien de leden erom vragen of als er geen overeenstemming wordt bereikt kan tot stemming worden overgegaan, waarbij ieder lid van het Dagelijks Bestuur één stem heeft.

Zie verder het vigerende Reglement van Orde.

Artikel 11 De voorzitter

De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen en is zowel voorzitter van het algemeen als van het dagelijks bestuur. Gelet op het feit dat wethouders geen lid van het Dagelijks Bestuur kunnen zijn, zal een aan te wijzen voorzitter altijd een burgemeester zijn.

De Wgr zegt niets over het verplicht aanwijzen van een plaatsvervangend voorzitter. Bij de Stadsregio Parkstad Limburg is ervoor gekozen om een plaatsvervangend voorzitter te benoemen. Bij afwezigheid van de voorzitter neemt deze zijn/haar taken over.

Artikel 12 t/m 15

In deze artikelen wordt o.a. ingegaan op de taken en bevoegdheden van de directeur/secretaris en de rechtspositie van het personeel. Met de huidige wijziging van artikel 14 is deze aangepast aan de vigerende wetgeving.

Artikel 16 Bestuurscommissies

Met dit artikel wordt de mogelijkheid gegeven om bestuurscommissies te kunnen instellen. Ter behartiging van Kernagenda-onderwerpen moeten bestuurscommissies worden ingesteld; ter behartiging van Keuze-agendaonderwerpen kunnen bestuurscommissies worden ingesteld.

Artikel 17 Werkwijze van de bestuurscommissies

Door het Algemeen Bestuur wordt vastgelegd hoe de werkwijze van de bestuurscommissies is geregeld. De ten behoeve van de Kernagenda ingestelde bestuurscommissies worden ondersteund door het Regiobureau.

De ten behoeve van de Keuze-agenda ingestelde bestuurscommissies kunnen worden ondersteund door het Regiobureau. Hiervoor dient door de deelnemende gemeenten budget te worden toegekend (los van de reguliere bijdrage). Een ander conform het Raadsbesluit van 28 oktober 2013.

Artikelen 19 t/m 25 hoofdstuk Financiën

Met uitzondering van artikel 21 lid 4, behoeven deze artikelen geen nadere toelichting.

In lid 4 van artikel 21 is bepaald dat ten aanzien van begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de jaarlijkse bijdragen van de individuele gemeenten aan de regeling geen zienswijzen kunnen worden ingediend. Zienswijzen kunnen alleen worden ingediend bij wijzigingen die leiden tot een verhoging van de jaarlijkse bijdragen van de individuele gemeenten.

Artikel 26 Archivering

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 27 t/m 30 hoofdstuk Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

In deze artikelen wordt de inlichtings- en verantwoordingsplicht beschreven.

Artikelen 31 t/m 34 hoofdstuk 8 (toetreding, uittreding, wijziging en opheffing van de regeling)

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikelen 35 t/m 38 (slotbepalingen)

Deze artikelen behoeven geen toelichting met uitzondering van artikel 37.

Lid 3 van artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat de regeling niet in werking treedt voordat zij bekend is gemaakt.

Zelfs wanneer alles voorspoedig verloopt, kan bekendmaking pas ergens medio maart 2020 plaatsvinden.

Gelet op de inwerkingtreding van de cao SGO per 1 januari 2020 is dit een ongewenste situatie voor het personeel werkzaam bij de Stadsregio.

Het wijzigingsverzoek op dit punt kon niet eerder plaatsvinden.

Een en ander is het directe gevolg van het late afzien van de VNG om gebruik te maken van een zogenaamde aansluitovereenkomst waarmee sgo’ s onder de cao gemeenten zouden blijven vallen en waarmee in ons geval de rechtspositie van de vestigingsgemeente van toepassing zou blijven.

In aansluiting hierop is pas eind 2019 bekend geworden dat er een aparte cao voor samenwerkende gemeentelijke organisaties zou komen. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om tijdig, vóór 1 januari 2020, het vereiste traject (technische aanpassing Gr/toestemming gemeenteraden) te doorlopen.

Gelet op het belang van het vallen onder de cao SGO per 1 januari 2020 is ervoor gekozen om bij wijze van uitzondering voor terugwerkende kracht te opteren.

Klaarblijkelijk is het de wetgever ontgaan dat de meeste gemeenschappelijke regelingen op dit punt dienen te worden aangepast, hetgeen de nodige tijd vergt. Dit had voorkomen kunnen worden door, net zoals op gemeenten verplicht de cao gemeenten van toepassing is, op gemeenschappelijke regelingen verplicht de cao sgo van toepassing te verklaren onder gelijktijdig lidmaatschap van de daarvoor medio december 2019 opgerichte werkgeversorganisatie.

Door de wetgever is daar niet voor gekozen, waardoor iedere gemeenschappelijke regeling afzonderlijk een dergelijk verzoek aan de deelnemers dient te richten.

Ter illustratie een wetenschappelijke opvatting m.b.t. terugwerkende kracht:

‘Dat een regeling niet eerder in werking mag treden dan nadat zij is bekendgemaakt verzet zich nog niet als vanzelf tegen de mogelijkheid dat een regeling, nadat zij in werking is getreden, toch terugwerkende kracht heeft. De geoorloofdheid van terugwerkende kracht is een vraagstuk dat aparte aandacht behoeft en is niet altijd uitgesloten.

Bron:

wetenschappelijk commentaar door W.J. M. Voermans op artikel 88 van de Grondwet –bekendmaking en inwerkingtreding (dec. 2015)