Beleidsregels gemeente Heerlen betreffende het projectbesluit Wro

Geldend van 22-01-2009 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gemeente Heerlen betreffende het projectbesluit Wro

Verzoek in strijd met het bestemmingsplan

Ingevolge artikel 46 lid 3 van de Woningwet moet een aanvraag om een bouwvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan worden gezien als (i.c.) een verzoek om een projectbesluit. Dit is met andere woorden een verplichting die automatisch uit de wet volgt. Deze aanvraag impliceert een verzoek om een projectbesluit waarop een onderbouwde beslissing zal moeten worden genomen. Een weigering van een verzoek om een projectbesluit zal altijd met ruimtelijke (planologische) argumenten onderbouwd moeten worden. Administratieve of organisatorische argumenten, zoals het ongewenste dubbelwerk als gevolg van een projectbesluit, kunnen hierbij niet doorslaggevend zijn.

Een projectbesluit hoeft overigens niet persé samen te gaan met een aanvraag om bouwvergunning. Het projectbesluit kan ook aan de aanvraag om bouwvergunning voorafgaan. In zo’n situatie is geen sprake van samenloop zoals in artikel 46 bedoeld. In een dergelijke situatie dienen voldoende voorwaarden dan wel voorschriften aan het projectbesluit te worden gekoppeld.

Net als in het oude stelsel is er in de nieuwe Wro niet voor gekozen een aanvraag om een bouwvergunning in strijd met het bestemmingsplan aan te merken als een verzoek om wijziging van dat bestemmingsplan. Dit wil niet zeggen dat aan een plan geen medewerking zou kunnen worden verleend door middel van wijziging van het bestemmingsplan. In de oude WRO was dit overigens net zo. In dat geval wordt voorafgaande aan de aanvraag om bouwvergunning (maar samenloop is ook mogelijk) een herziening van het bestemmingsplan doorgevoerd. Hiermee wordt het bouwplan planologisch ingepast. Op moment van indiening van de aanvraag bestaat dan geen strijdigheid meer met het bestemmingsplan zodat dan rechtstreeks bouwvergunning kan worden verleend.

Op de site van het ministerie van VROM wordt er op gewezen dat in dit opzicht de nieuwe tekst van artikel 46 Woningwet inhoudelijk niet verschilt van de oude. Ook in het oude artikel 46 was niet geregeld dat een aanvraag om bouwvergunning mede wordt aangemerkt als een verzoek om een planherziening. Deze regeling staat echter niet de werkwijze in de weg dat als een gemeente de voorkeur geeft aan een herziening van het bestemmingsplan, de planologische belemmering via planherziening wordt weggenomen en de vergunning wordt verleend. Onder de vigeur van de nieuwe Wro kan dit eveneens zo gaan, aldus VROM. Bovendien kan onder de Wro de aanvraag om een bouwvergunning worden vergezeld van een verzoek tot (partiële) herziening van het bestemmingsplan. In deze informatie kan een keuzevrijheid worden gelezen.

Het ministerie van VROM is van mening dat de gemeente de voorkeur kan geven aan herziening van het bestemmingsplan, ook onder vigeur van de Wro.

Op basis van huidige jurisprudentie betreffende de WRO staat het de gemeente vrij om zelf de keuze te maken voor het benodigde planologisch besluit. Indien de gemeente het opportuun acht om te kiezen voor een bestemmingsplanherziening in plaats van een projectbesluit, is dit mogelijk.

Uit informatie van betrokkenen bij de wetwijziging leiden wij af dat Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State voor de Wro niet van deze lijn zal gaan afwijken.

Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat de initiatiefnemer, die zonder vooroverleg een aanvraag voor een bouwvergunning indient, geattendeerd moet worden op het beleid van de gemeente Heerlen. Aan hem zal gevraagd moeten worden om de aanvraag bouwvergunning schriftelijk in te trekken, en vervolgens een verzoek, om het bestemmingsplan te wijzigen, in te dienen.

Dubbele procedures

Zoals reeds opgemerkt is het bestemmingsplan het centrale instrument in de Wro. Dit betekent dat ieder projectbesluit gevolgd dient te worden door een bestemmingsplanherziening, binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het projectbesluit. Binnen die periode dient een ontwerp voor een bestemmingsplan, overeenkomstig het projectbesluit, ter inzage te worden gelegd.

Deze termijn kan met 2 jaar worden verlengd (in totaal 3 jaar), indien op het tijdstip waarop het besluit wordt genomen aannemelijk is dat inpassing van het project in het bestemmingsplan zal plaatsvinden samen met de 10-jaarlijkse herziening van het betreffende bestemmingsplan.

De termijn kan met maximaal 4 jaar worden verlengd (dus in totaal 5 jaar), indien op het tijdstip waarop het besluit wordt genomen aannemelijk is dat inpassing van het project in het bestemmingsplan zal plaatsvinden samen met de inpassing van een project op aangrenzende gronden of op gronden die betrokken zijn in hetzelfde uit te werken bestemmingsplan.

Voor de gemeente heeft het nemen van een projectbesluit, ook bij een verlengde termijn, dubbele procedures tot gevolg.

Procedurestappen

In bijlage 1 is een kort overzicht opgenomen van de procedurestappen die doorlopen moeten worden om te komen tot een projectbesluit of een (herziening van een) bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de procedures nagenoeg gelijk zijn.

Het besluit om een projectbesluit te nemen kan door de raad gedelegeerd worden aan het college van burgemeester en wethouders. Indien het nemen van een projectbesluit wordt gedelegeerd aan het college, wordt de proceduretijd verkort met ca. 5 weken.

Verder bestaat bij een projectbesluit niet de mogelijkheid van rechtstreeks beroep bij de Raad van State, maar moet eerst beroep bij de rechtbank worden ingediend. Dit is dus een vertraging aan de ‘achterkant’. Initiatiefnemer heeft dan wel de noodzakelijke vergunning om het project te kunnen uitvoeren (mits deze niet wordt geschorst bij voorlopige voorziening).

Inhoud projectbesluit en bestemmingsplan

Ruimtelijke onderbouwing en toelichting

In de Wro en de hierop gebaseerde regelgeving is vastgelegd aan welke eisen een projectbesluit en een bestemmingsplan moeten voldoen.

In het overzicht in bijlage 2 is in het kort weergegeven waar de ruimtelijke onderbouwing voor een projectbesluit aan moet voldoen. Zoals uit het overzicht blijkt is deze inhoud vergelijkbaar met de inhoud van een toelichting bij een bestemmingsplan.

In tegenstelling tot een bestemmingsplan hoeft een projectbesluit geen regels (voorheen voorschriften) te bevatten, waarin per bestemming de doel(einden) zijn neergelegd. Aan een projectbesluit kunnen en moeten echter wel voorschriften en beperkingen verbonden worden om te voorkomen dat carte blanche wordt gegeven voor het projectgebied. Deze voorschriften en beperkingen zijn inhoudelijk te vergelijken met bestemmingsplanregels.

Omdat het systeem van de Wro meebrengt dat bij bestemmingsplanwijziging niet gekozen wordt voor een gehele herziening van een bestemmingsplan, maar voor een gedeeltelijke herziening (zgn. postzegelplan) is het aantal regels, dat een dergelijk bestemmingsplan moet bevatten, beperkt.

Digitaliseringsverplichting

Belangrijk verschil met de oude wetgeving (WRO) is dat bestemmingplannen en projectbesluiten elektronisch ter beschikking moeten worden gesteld, digitaal vastgesteld worden en digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De plannen en besluiten moeten daarom voldoen aan standaarden, zodat dit mogelijk wordt gemaakt. Zowel het bestemmingsplan als het projectbesluit dienen, wat betreft digitalisering, te voldoen aan de standaarden IMRO2008 en STRI2008.

Het bestemmingsplan dient daarnaast te voldoen aan de standaard SVBP2008. In de SVBP2008 is neergelegd dat de bestemmingsplannen op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd (de bestemmingsplanregels) en op een zelfde manier worden verbeeld (plankaart).

Hierdoor kunnen burgers en bedrijven zich snel en op een eenvoudige manier een juist beeld vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op een locatie. De vergelijkbaarheid is daarnaast ook van belang voor degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.

Beide planvormen dienen een kaart te bevatten, die wat betreft digitalisering in beide gevallen aan de dezelfde standaarden moet voldoen. De kaart van een bestemmingsplan dient daarnaast te voldoen aan de SVBP2008, waarin onder meer de presentatie, kleuren en symbolen in zijn beschreven.

Om het voordeel van de vergelijkbaarheid en de duidelijkheid over de planologische situatie te behouden, is het wenselijk dat de kaart behorende bij een projectbesluit een vergelijkbare presentatie en kleurgebruik kent als de plankaart bij een bestemmingsplan en eventuele regels een vergelijkbare opbouw kennen als de bestemmingsplanregels. Dit kan neergelegd worden in een beleidsregel.

Geconcludeerd kan worden dat de werkzaamheden die verricht moeten worden voor het opstellen van een projectbesluit nauwelijks verschillen van de werkzaamheden nodig voor het opstellen van een bestemmingsplan.

Legesheffing

Indien de gemeenteraad een projectbesluit neemt, kunnen de leges pas ingevorderd worden als het bestemmingsplan, waar het projectbesluit wordt ingepast, is vastgesteld. Wordt het bestemmingsplan niet op tijd vastgesteld (binnen 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van het projectbesluit), dan vervalt het recht om leges in te vorderen helemaal. Indien er direct voor gekozen wordt om een bestemmingsplan (gedeeltelijk) te herzien, kunnen de leges direct geheven en ingevorderd worden.

Het nemen van een projectbesluit brengt dus altijd rentederving voor de gemeente met zich mee. Daarnaast bestaat het reële risico dat de leges helemaal niet geheven kunnen worden, omdat het bestemmingsplan niet tijdig is vastgesteld.

Samenloop met de bouwvergunningsprocedure

Ingeval van samenloop van de bouwvergunningaanvraag en het projectbesluit, worden beide besluiten (meestal) gelijktijdig genomen, hetgeen met andere woorden tijdwinst oplevert. Hierbij moet wel bedacht worden dat sprake is van termijnen van orde. Bovendien treedt ook het projectbesluit (evenals het bestemmingsplan) pas in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn.

Als de procedure voor de bestemmingsplanwijziging niet samenloopt met de bouwvergunningprocedure, betekent dit dat bij de procedure van de bestemmingsplanherziening nog eens de reguliere beslistermijn van 12 weken voor de bouwvergunning moet worden opgeteld. Het is echter mogelijk om de bouwvergunningsprocedure op te starten, zodra het bestemmingsplan ter visie is gelegd, waardoor ook samenloop mogelijk is. Een risico hierbij is dat de bouwvergunning van rechtswege wordt verleend, terwijl het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is.

3.RESUME

Uit de bovenstaande vergelijking blijkt het volgende:

Het nemen van een projectbesluit heeft voor een initiatiefnemer van een bouwplan nauwelijks toegevoegde waarde:

  • ·

    immers de eisen die gesteld worden aan een bestemmingsplan zijn vergelijkbaar met de eisen waar een projectbesluit aan moet voldoen en de procedures, die voor de beide instrumenten gevolgd moeten worden, zijn grotendeels hetzelfde;

  • ·

    bij een projectbesluit kan de initiatiefnemer enerzijds een tijdsvoordeel hebben, indien het projectbesluit gedelegeerd is aan het college. Anderzijds loopt hij echter groter risico op een langere proceduretijd door de dubbele beroepsgang bij een projectbesluit.

Het projectbesluit kent voor de gemeente diverse nadelen:

  • ·

    het brengt meerkosten en grotere bestuurslasten mee voor de gemeente;

  • ·

    ook de werkdruk wordt vergroot, omdat er dubbele procedures doorlopen moeten worden. Er bestaat twijfel over of de administratief organisatorische nadelen voldoende zijn om een draagkrachtig weigeringsbesluit te kunnen redigeren. Jurisprudentie zal dit in de toekomst uitwijzen.

  • ·

    de leges i.v.m. het projectbesluit en de bouwverordening mogen pas geïnd worden na de vaststelling van het opvolgend bestemmingsplan.

Het projectbesluit kan voordeel bieden in de volgende situaties, zoals beschreven in artikel 3.13 lid 2 Wro:

  • ·

    er is sprake van een project, waarbij binnen de termijn van ten hoogste drie jaren ook het einde van de 10-jaars termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan valt. Het is logisch de inpassing van het project in het bestemmingsplan dan met de reguliere planvaststelling mee te laten lopen.

  • ·

    er is sprake van projecten op aangrenzende gronden die in tijd iets later tot stand komen. Om redenen van procesefficiency kan het verkieslijk zijn dergelijke samenhangende projecten in één bestemmingsplan-procedure mee te nemen.

Het bovenstaande afwegende, gaat de voorkeur uit naar een (gedeeltelijke) bestemmingsplanherziening, boven het nemen van een projectbesluit.

De gemeente Heerlen wil een faciliterende overheid zijn voor haar burgers en bedrijven. Het standpunt om een verzoek voor een bouwvergunning dat niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, na overleg, in beginsel aan te merken als een verzoek tot een partiële bestemmingsplanherziening, is hiermee niet in strijd. Immers het projectbesluit kent weinig tot geen voordelen in vergelijking met een (gedeeltelijke) bestemmings- planherziening. Om te voorkomen dat in strijd met artikel 46, derde lid van de Woningwet wordt gehandeld, blijft het voor de initiatiefnemer nog steeds mogelijk blijven om te kiezen voor een projectbesluit.

4.BELEIDSREGELS

Gezien het bovenstaande wordt het standpunt van de gemeente Heerlen met betrekking tot de toepassing van het projectbesluit, verwoord in de volgende beleidsregels:

  • 1.

    Een aanvraag voor een bouwvergunning, die niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, zal de gemeente Heerlen, in overleg met de initiatiefnemer, in beginsel aanmerken als een verzoek tot partiële herziening van het bestemmingsplan.

  • 2.

    Een projectbesluit wordt in beginsel alleen toegepast:

    • -

      indien de aanvrager dit uitdrukkelijk verzoekt of

    • -

      indien zeker is dat voor het gebied waarop het projectbesluit van toepassing is, binnen de termijnen genoemd in artikel 3.13 lid 2 Wro een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld.

  • 3.

    Voor de bouwaanvragen passend binnen de ontheffingsmogelijkheden van artikel 3.23 Wro (zgn. kruimelgevallen) zal enkel de hiervoor wettelijk vastgestelde procedure, ingevolge artikel 3.23 juncto 3.24 Wro, gevolgd worden.

  • 4.

    De geldende versie van de Standaard Vergelijkbaarheid BestemmingsPlannen (SVBP) ook van toepassing te verklaren op projectbesluiten, die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente Heerlen.

Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 3 februari 2009.

griffier, Plv. voorzitter,

BIJLAGE 1 PROCEDURE PROJECTBESLUIT - BESTEMMINGSPLAN

Procedure projectbesluit Wet ruimtelijke ordening Procedure bestemmingsplan Wet ruimtelijke ordening

PRE-PROCEDURELE FASE

PRE-PROCEDURELE FASE

Indienen van een analoge en digitale concept ruimtelijke onderbouwing en geografische plaatsbepaling (volgens SVBP 2008 en IMRO 2008) door initiatiefnemer;

Indien van toepassing: tevens aangeven op welke wijze afspraken met de gemeente zijn/worden gemaakt over de kosten van de grondexploitatie.

1.

Indienen van een analoog en digitaal concept voorontwerp bestemmingsplan (toelichting, regels en geografische plaatsbepaling volgens SVBP 2008 en IMRO 2008) door initiatiefnemer.

Indien van toepassing: tevens aangeven op welke wijze afspraken met de gemeente zijn/worden gemaakt over de kosten van de grondexploitatie.

Inhoudelijke en technische toetsing door gemeente

2.

Inhoudelijke en technische toetsing door gemeente

Indienen aangepaste (analoge en digitale) ruimtelijke onderbouwing t.b.v. start procedure

3.

Indienen aangepast voorontwerp bestemmingsplan t.b.v. start procedure

Voorontwerp naar B&W ter accordering voor vooroverleg en inspraak

4.

Voorontwerp naar B&W ter accordering voor vooroverleg en inspraak

Vooroverleg en inspraak (6 weken ter inzage)

5.

Vooroverleg en inspraak (6 weken ter inzage)

Na inspraak en advies overheden ruimtelijke onderbouwing eventueel aanpassen door initiatiefnemer, in overleg met de gemeente.

6.

Na inspraak en advies overheden ruimtelijke onderbouwing eventueel aanpassen door initiatiefnemer, in overleg met de gemeente.

Vaststellingsprocedure

Vaststellingsprocedure

Aangepaste ruimtelijke onderbouwing (en evt. exploitatieplan) naar B&W ter accordering voor ter visielegging en publicatie in weekblad Parkstad, staatscourant en website.

7.

Aangepast ontwerp bestemmingsplan (en evt. exploitatieplan) naar B&W ter accordering voor ter visielegging en publicatie in weekblad Parkstad, staatscourant en website.

Ontwerp projectbesluit ligt gedurende 6 weken ter inzage voor een ieder.

Zienswijzenrapport opstellen.

8.

Ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage voor een ieder.

Zienswijzenrapport opstellen.

12 weken na afloop inzage termijn raadsbesluit tot vaststelling projectbesluit.

9.

12 weken na afloop inzage termijn raadsbesluit tot vaststelling bestemmingsplan.

Binnen 2 weken na raadsbesluit publicatie van besluit in staatscourant, huis aan huis blad en website.

Indien GS en/of inspecteur RO een zienswijze is ingediend en niet is overgenomen, wordt raadsbesluit meteen aan GS of IRO toegezonden en wordt besluit tot vaststelling pas na zes weken gepubliceerd.

GS en inspecteur RO kunnen binnen deze zes weken een reactieve zienswijze indienen.

10.

Binnen 2 weken na raadsbesluit publicatie van besluit in staatscourant, huis aan huis blad en website.

Indien GS en/of Inspecteur RO een zienswijze is ingediend en niet is overgenomen, wordt het raadsbesluit meteen aan GS of IRO toegezonden en wordt besluit tot vaststelling pas na zes weken gepubliceerd.

GS en inspecteur RO kunnen binnen deze zes weken een reactieve zienswijze indienen.

Beroepsprocedure

Beroepsprocedure

Beroep bij de rechtbank

11.

Beroep bij de ABRvS

Hoger beroep bij de ABRvS

12.

Bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop beroepstermijn, indien geen beroep is ingesteld. Beroepstermijn begint vanaf dag van ter inzage legging van de vaststellingsbesluit van de raad.

Projectbesluit treedt in werking daags na afloop beroepstermijn, indien geen beroep is ingesteld. Beroepstermijn begint vanaf dag van ter inzage legging van het raadsbesluit.

BIJLAGE 2 VERGELIJKING INHOUD PROJECTBESLUIT – BESTEMMINGSPLAN

Projectbesluit

Bestemmingsplan

inhoud

Goede ruimtelijke onderbouwing:

artikel 5.1.3 Bro:in ieder geval aandacht moet worden besteed aan de navolgende aspecten:

-strijdigheid van de voorgenomen ontwikkeling met het vigerende (bestemmings)plan;

-verantwoording van de gemaakte keuze van bestemmingen

-hoe verhoudt de ontwikkeling zich met het rijksbeleid, het provinciale beleid, het regionale beleid en het gemeentelijke beleid?;

-hoe verhoudt de ontwikkeling zich met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterparagraaf)?;

-Uitkomsten vooroverleg (art. 5.1.1 Bro) en met toepassing van artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;

-een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van het besluit zijn betrokken (procedurebeschrijving);

-de inzichten over de uitvoerbaarheid van het besluit (economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid);

-hoe verhoudt de voorgenomen ontwikkeling zich met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en wat is de verhouding tot het aangrenzende gebied (o.a. het landschappelijke karakter, landschappelijke inpassing, milieutechnische activiteiten, verkeerskundige gevolgen, ecologie, geluid en indien van toepassing de Beleidslijn grote rivieren en het Besluit externe veiligheid, etc.)?;

-wat zijn de gevolgen van de ontwikkeling voor de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten (archeologie)?;

-hoe verhoudt de voorgenomen ontwikkeling zich met de krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het besluit zijn betrokken (Besluit luchtkwaliteit);

Regels:

Artikel 5.1.2 Bro: in het projectbesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden opgenomen. Deze voorschriften kunnen ook betrekking hebben op:

-woningbouwcategorieën

-branches van detailhandel

-leefomgeving

Toelichting:

Artikel 3.1.6 Bro: in de toelichting zijn neergelegd:

-verantwoording van de gemaakte keuze van bestemmingen

-hoe verhoudt de ontwikkeling zich met het rijksbeleid, het provinciale beleid, het regionale beleid en het gemeentelijke beleid?;

-hoe verhoudt de ontwikkeling zich met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterparagraaf)?;

-Uitkomsten vooroverleg (art. 3.1.1 Bro) en met toepassing van artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;

-een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van het besluit zijn betrokken (procedurebeschrijving);

-de inzichten over de uitvoerbaarheid van het besluit (economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid);

-hoe verhoudt de voorgenomen ontwikkeling zich met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en wat is de verhouding tot het aangrenzende gebied (o.a. het landschappelijke karakter, landschappelijke inpassing, milieutechnische activiteiten, verkeerskundige gevolgen, ecologie, geluid en indien van toepassing de Beleidslijn grote rivieren en het Besluit externe veiligheid, etc.)?;

-wat zijn de gevolgen van de ontwikkeling voor de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten (archeologie)?;

-hoe verhoudt de voorgenomen ontwikkeling zich met de krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het besluit zijn betrokken (Besluit luchtkwaliteit);

Regels:

Artikel 3.1.3 Bro:

-beschrijving van de bestemmingen, waarbij doel of doeleinden worden aangegeven (regels), en

-wettelijk voorgeschreven bestemmingen en regels

-regels m.b.t:

-woningbouwcategorieën

-branches van detailhandel

-leefomgeving