Regeling vervallen per 01-01-2014

Beheerverordening begraafplaatsen 2011

Geldend van 17-02-2011 t/m 31-12-2013

Intitulé

Beheerverordening begraafplaatsen 2011

“Beheerverordening begraafplaatsen”

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Heerlen (2011)

Hoofdstuk 1.

Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De gemeentelijke begraafplaatsen:

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Akerstraat, Akerstraat te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Heerlerheide, Kampstraat te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Imstenrade, Imstenraderweg te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Randweg, Randweg te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Sint Jan, Sint Janstraat te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Mariarade, Op de Wijenberg, te Heerlen;

    • -

      Gemeentelijke begraafplaats: Nieuw lotbroek, Heerlerweg te Heerlen.

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin de stoffelijke resten van een of meerdere personen worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus: een afgesloten bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van stoffelijke resten;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • g.

    particulier kindergraf: een particulier graf, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijkjes van levenloos geboren kinderen, alsmede van kinderen tot 12 jaar;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbussen met of zonder urn van levenloos geboren kinderen, alsmede van kinderen tot 12 jaar;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • h.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van stoffelijke resten;

  • i.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as van een overledene wordt verstrooid;

  • l.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • m.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • n.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • o.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    keuze graf: een graf gelegen op een uitgekozen plek op de begraafplaats. Het betreft bestaande graven waarvan de grafrechten zijn verlopen. Nabestaande of rechthebbende kunnen de locatie van het graf kiezen. Ook zijn deze graven te reserveren;

  • q.

    galerijgraf: bovengronds graf in de vorm van een galerij;

  • r.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen;

  • s.

    werkdag: maandag tot en met vrijdag uitgezonderd de

    feestdagen;

  • t.

    aanvrager: degene die – al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger- opdracht geeft voor een begrafenis, of die de uitgifte van een graf aanvraagt.

Artikel 2.

Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, keuze graf en galerijgraf;

Hoofdstuk 2.

Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3.

Openstelling begraafplaats(en)

  • 1.

    De begraafplaats(en) is (zijn) voor eenieder dagelijks toegan- kelijk gedurende door of namens het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend;

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten;

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevin den, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of voor de bezorging van as.

Artikel 4.

Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van of na mens het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten. Deze toestem- ming kan mondeling worden gegeven;

  • 2.

    Het wegnemen en opnieuw plaatsen van grafbedekking op ei gen graven in verband met een bijzetting in een bestaand graf geschiedt op aanwijzing en op kosten van de rechthebbende en onder toezicht van de beheerder;

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor be grafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen, met dien verstande dat bij een begrafenis alleen de lijkauto wordt toegelaten;

    • c.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a en b van het derde lid;

  • 5.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder;

  • 6.

    De beheerder kan degenen die zich niet aan de in het vijfde lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

Artikel 5.

Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtig heid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in over leg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld;

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6.

Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van stoffelijke resten en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3.

Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7.

Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Begraving of asbezorging geschiedt niet eerder dan 36 uur na overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden;

  • 2.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de be- heerder. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan;

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag monde- ling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen;

  • 4.

    Grafkelders worden door derden geopend, op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder.

    Artikel 8.

    Over te leggen stukken

    • 1.

      Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overlegd aan de beheerder;

    • 2.

      Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de recht hebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet;

    • 3.

      Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uit- giftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn af loopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn (10 jaar). De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende;

    • 4.

      De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren;

    • 5.

      De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

    Artikel 9.

    Tijden van begraven en asbezorging

    • 1.

      De tijd van begraven en het bezorgen van as geschiedt op werkdagen en zaterdag van 08.00 uur tot 15.00 uur;

    • 2.

      Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4.

Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10.

Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Afhankelijk van de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

  • a.

    particuliere graven;

  • b.

    particuliere urnengraven;

  • c.

    particuliere urnennissen;

  • d.

    keuze graven;

  • e.

    galerijgraven;

  • f.

    algemene graven;

  • g.

    toestemming voor de verstrooiing van as.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke resten en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11.

Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door of namens het college te bepalen aantal stoffelijke resten worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 12.

Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven;

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is. Dit doet zich onder andere voor bij de keuze graven.

Artikel 13.

Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën.

Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14.

Termijnen particuliere graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, twintig of dertig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven;

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien, vijftien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend;

  • 3.

    Het college benadert de rechthebbende wiens adres bij hen bekend is drie maanden voor het verstrijken van de lopende termijn per brief, om kenbaar te maken of het grafrecht voor een periode zoals opgenomen in lid twee van dit artikel dient te worden verlengd. Één maand voor het verstrijken van de lopende termijn krijgt de rechthebbende een herinneringsbrief. Indien de rechthebbende nog niet gereageerd heeft bij verlo pen van de termijn, wordt deze aangeschreven met een aan getekende brief. Gelijktijdig wordt aan de rechthebbende of de eigenaar van de grafbedekking bekend gemaakt dat na het verstrijken van de lopende termijn de grafbedekking wordt verwijderd en het graf wordt geruimd indien de lopende termijn niet wordt verlengd.

  • 4.

    Indien niet binnen twee maanden na verzending van de me- dedeling, bedoeld in het derde lid om verlening van het recht is verzocht maakt het college de mededeling bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, tot het einde van de periode waarvoor het recht gevestigd was;

  • 5.

    Bestaande graven met een uitsluitend recht, die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, komen te vervallen wanneer de begraafplaats gesloten wordt verklaard;

  • 6.

    Het in lid 1 van dit artikel bedoelde uitsluitend recht wordt door of namens het college schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.

  • 7.

    De in lid 6 van dit artikel bedoelde verschuldigde kosten zijn opgenomen in de: ‘Verordening rechten algemene begraafplaatsen’.

Artikel 15.

Termijnen algemene graven

  • 1.

    Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van 10 jaar. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde gebruik wordt door of namens het college schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.

  • 3.

    De in lid 2 van dit artikel bedoelde verschuldigde kosten zijn opgenomen in de: ‘Verordening rechten algemene begraafplaatsen’.

Artikel 16.

Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door of namens het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17.

Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een an der natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daar toe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18.

Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende. Bij het ondertekenen van de afstandsverklaring wordt door de gemeente een kopie verstrekt aan degene die de afstandverklaring ondertekent.

Artikel 19

Vervallen van grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

  • a.

    door het verlopen van de termijn waarvoor het uitslui- tend recht is verleend;

  • b.

    indien de rechthebbende afstand doet van het uitslui- tend recht;

  • c.

    indien de begraafplaats wordt opgeheven;

  • d.

    bij het einde van de reservering;

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

  • a.

    indien de betaling van de gebruiks- en onderhouds- rechten ten behoeve van de vestiging of een verleng- ing van het grafrecht - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

  • b.

    indien de rechthebbende of de gebruiker -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

  • c.

    indien de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het uitsluitend recht niet binnen de in artikel 17, lid 2, gestelde termijn is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder delen b, c en d en in het tweede lid vindt geen terug betaling plaats van (een deel van) de betaalde rech- ten. Bij het einde van de reservering wordt het restant van de betaalde grafrechten verrekend, indien begraven wordt in een gereserveerd graf;

  • 4.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken en/of beplanting kan gedurende één maand voor het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Het op het graf aanwezige gedenkteken en de beplanting kunnen na het vervallen van het grafrecht door of namens het college worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gedaan op schadevergoeding. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie de vergunning als bedoeld in artikel 23 was verleend of aan de persoon die redelijkerwijs in diens plaats is getreden. Deze aanvraag kan tot één maand voor het vervallen van een grafrecht worden ingediend.

Hoofdstuk 5.

Grafbedekkingen

Artikel 20.

Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college;

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan;

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen;

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

  • b.

    de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c.

    de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

  • d.

    de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of beplantingen op algemene graven en particuliere graven geschiedt door of namens de rechthebbende of de gebruiker;

  • 6.

    Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of afsluitplaten, of van heesters of andere beplantingen, komen voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker;

  • 7.

    Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht indien het graf volledig gebruikt is;

  • 8.

    Het is niet toegestaan losse voorwerpen op of bij of achter een graf te plaatsen;

  • 9.

    Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is;

  • 10.

    Het plaatsen van asbussen op een graf is niet toegestaan, as bussen worden niet gekenmerkt als gedenkteken.

Artikel 21.

Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker;

  • 2.

    De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen;

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen.

    Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de recht hebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is;

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht;

  • 5.

    Indien door een ondeugdelijke geworden constructie een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, tombe of grafkelder, kan het college direct maatregelen treffen;

  • 6.

    Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen 2 maanden indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 22.

Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23.

Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door of namens het college worden verwijderd;

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste drie maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend;

  • 3.

    Het voornemen zoals bedoeld in lid twee wordt te gelijkertijd met de mededeling zoals bedoeld in artikel 14 lid 3;

  • 4.

    Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6.

Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24.

Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belangheb bende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingen bord bekend;

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd;

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten worden begraven in een verzamelgraf en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraaf plaats(en);

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een alge meen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders;

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnen nis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien;

  • 6.

    Bij het ruimen van een asbus uit een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, keuze graf, galerijgraf en algemeen urnengraf zal de as worden verstrooid indien de rechthebbende of gebruiker niet tijdig een andere bestemming heeft aan gegeven.

Hoofdstuk 7.

Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25.

Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 10, tweede lid, 13 en 19, derde lid, van deze verordening.

Hoofdstuk 8.

In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26.

Lijst

  • 1.

    het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft;

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven;

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9.

Inrichting register

Artikel 27.

Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van begraven stoffelijke overschotten en bijzetting van asbussen;

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de afdeling Publiekszaken.

Hoofdstuk 10.

Slotbepalingen

Artikel 28.

Rechten en plichten

Door vestiging van een grafrecht of gebruik van een grafruimte onderwerpt een rechthebbende of een gebruiker zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals deze eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld.

Artikel 29.

Intrekking oude regeling

De verordening ‘Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Heerlen 2004’ (huidige verordening begraafplaatsen), vastgesteld op 4 januari 2005, wordt ingetrokken.

Artikel 30.

Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de ‘Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Heerlen 2004’ gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Heerlen 2004’ is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 31.

Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikel 3 derde lid en artikel 7 tweede lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 32.

Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 33.

Beslissingsbevoegdheid

In geval waarin deze verordening niet voorziet of in geval van verschil van mening over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 34.

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Heerlen 2011.

Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 1 februari 2011.

griffier, voorzitter,

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

b en c. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

  • f.

    Een particulier graf werd in het oude model aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe model volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

  • f.

    en h. De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in of op de particuliere graven. Bij keldergraven, zeker wanneer deze onderdeel zijn van een muur of wand, is dit niet goed mogelijk. Regels voor het verstrooien van as op particuliere graven kunnen desgewenst worden opgenomen in artikel 10 (Indeling graven en asbezorging).

  • g.

    en i. In het oude model was bij de definitie van algemene graven en algemene urnengraven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.

  • o.

    en p. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, keuzegraf en galerijgraf gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4. Ordemaatregelen

Het model bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

De in het oude model opgenomen bepaling dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen is geschrapt. De eis was gesteld in het kader van de openbare orde: Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

Artikel 5. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden (niet zijnde een begrafenis/asverstrooiing e.d.)ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de model-APV.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

De Wet op de lijkbezorging is aangepast op de uiterlijke termijn van begraving of asbezorging. Voorheen was het uiterlijk de vijfde werkdag na overlijden, nu is in de wet vastgelegd dat begraven of asbezorging uiterlijk de zesde dag na overlijden dient te geschieden.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis of urnengraf.

In het vorige model was de bepaling opgenomen dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8. Over te leggen stukken

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Sommige gemeenten slaan één stap over: de ambtenaar van de burgerlijke stand is tevens de beheerder van de begraafplaats. Een digitalisering van de genoemde processen en voorgeschreven formulieren zal aanzienlijk bijdragen aan de reductie van administratieve lasten. Volgens de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer, ontvangen op 15 mei 2009 bij de behandeling van de Wijziging van de Wet op de lijkbezorging, werkt de minister van Justitie aan een wetsvoorstel elektronische burgerlijke stand dat hierin voorziet.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden.

Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Het verstrooien van as is enkel toegestaan op particuliere graven en op strooivelden die door de beheerder van de begraafplaats als dusdanig zijn aangemerkt.

Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven

Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

Artikel 12. Volgorde van uitgifte

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem. Hiervan is sprake bij de keuze graven op begraafplaats Akerstraat en begraafplaats Heerlerheide. Het college draagt zorg voor een overzicht welke graven beschikbaar zijn als keuzegraf.

Er zijn twee typen keuze graven, graven waarvan het gedenkteken van historische waarde is en overgenomen kan worden en graven waar enkel het graf gekozen kan worden, het gedenkteken is als verwijderd.

Artikel 13. Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats. Dit is opgenomen voor de verschillende graftypen die de gemeente Heerlen wil realiseren op de begraafplaatsen.

Artikel 14. Termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Daarom is in het model voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen tien en dertig jaar, en wel in een veelvoud van 10. Voor de verlenging is de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen vijf en twintig jaar, in een veelvoud van vijf.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.

De gemeente Heerlen wijkt op bovenstaande beschrijving af. Dit vanuit praktisch oogpunt. De bij de gemeente bekende rechthebbende wordt drie maanden voor het einde van de lopende termijn per brief geïnformeerd. Indien er niet binnen twee maanden wordt gereageerd, wordt een herinneringsbrief verzonden. Tegelijkertijd wordt een bordje op het betreffende graf geplaatst.

Indien bij het verstrijken van de termijn de rechthebbende nog niet gereageerd heeft wordt een aangetekende brief naar de rechthebbende verzonden.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 15. Termijnen algemene graven

Dit artikel is opgenomen om de termijn van algemene graven weer te geven en te onderscheiden van de termijnen van particulieren graven. Tevens is aan de gebruiker van het graf de mogelijkheid geboden om de stoffelijke resten te herbegraven in een nieuw particulier graf.

Artikel 16. Grafkelder

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

In het vorige model was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

Artikel 18. Afstand doen van graven

D Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19. Vervallen van grafrechten

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 20. Vergunning grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.

De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van het oude model, is overbodig. De bevoegdheid van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels strookt, is immers discretionair.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Ten aanzien van lid 10 van dit artikel, ter verduidelijking: een asbus is niet toegestaan als grafbedekking een (sier)urn is wel toegestaan als grafbedekking.

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven. Hier wordt nogmaals gesteld dat het beleid dat burgemeester en wethouders ten aanzien van het onderhoud voeren duidelijk dient te worden bekend gemaakt. De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

In het vorige model was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in het nieuwe model niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 25).

Volgens het vijfde lid van artikel 23 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid van artikel 23 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd. Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak met de branche wordt opgesteld.

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Een kerkgenootschap is een "zelfstandige organisatie die een kerk of godsdienstige gemeenschap vertegenwoordigt". Een kerkgenootschap is een rechtspersoon in de zin van artikel 2 boek 2 Burgerlijk Wetboek.

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende of de gebruiker verplicht is volgens artikel 21 van dit model. Soms waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan beraden hoe te handelen.

Hoofdstuk 8. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer worden geruimd en waardevolle voorwerpen op een terrein dat aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

Hoofdstuk 9. Inrichting register

Artikel 27. Lijst

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 28. Rechten en plichten

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 29. Intrekking oude regeling

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 30. Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 31. Strafbepaling

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 32. Inwerkingtreding

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 33. Beslissingsbevoegdheid

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 34. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.