Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt ver-staan onder:a. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de on-dersteuningsbehoevende behorend.

    b. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van di-recte beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een onder-steuningsbehoevende ondervindt.

    c. Awb: Algemene wet bestuursrecht.

    d. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

    e. Beperkingen: moeilijkheden die een ondersteuningsbehoevende heeft bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

    f. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

    g. Besluit: besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende.

    h. Budgethouder: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze ver-ordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget ver-schuldigd is, danwel diens wettelijk vertegenwoordiger.

    i. College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende.

    j. Compensatieplicht: een algemene verplichting aan het college om onder-steuningsbehoevende, door het treffen van voorzieningen, een dusdanige uitgangspositie te verschaffen dat ze in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

    k. Eigen aandeel: een bij de verlening van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de ondersteuningsbehoevende komend aandeel in de kosten.

    l. Eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een Pgb voor rekening van de ondersteuningsbehoevende ko-mende bijdrage.

    m. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de onder-steuningsbehoevende en zijn echtgenote /haar echtgenoot, indien de onder-steuningsbehoevende een echtgenote/echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 van de wet.

    n. Huisgenoot: iedereen met wie de ondersteuningsbehoevende gemeen-schappelijk een woning bewoont.

    o. Hulp bij het huishouden: een voorziening ter ondersteuning bij of ter overna-me van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een ondersteuningsbehoevende dan wel de leefeenheid waartoe de onder-steuningsbehoevende behoort.

    p. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

    q. Inkomen: het verzamelinkomen of het belastbaar loon in het peiljaar zoals omschreven in artikel 4.2 van het landelijk Besluit maatschappelijke onder-steuning.

    r. Leefeenheid: een eenheid bestaande uit meerdere personen, met hoofdver-blijf op hetzelfde adres of twee aangrenzende adressen, waaronder eventu-eel ook minderjarigen, die samen een huishouden voeren.

    s. Lokaal verplaatsen: onder lokaal verplaatsen wordt een afstand van 15 kilo-meter vanaf het woonadres verstaan. Dit komt overeen met ongeveer vijf ov-zones.

    t. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig ver-plaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aan-gaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te ne-men aan het lokale maatschappelijke leven.

    u. Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend be-roep wordt geboden aan een ondersteuningsbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar over-stijgt.

    v. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorzie-ning, voor over dit deel van de kosten uitgaat boven voor ondersteuningsbe-hoevende als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelij-ke voorziening.

    w. Ondersteuningsbehoevende: een persoon met een beperking, chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem die beperkingen ondervindt bij de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid.

    x. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een ondersteuningsbehoevende een voorziening is verleend.

    y. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbe-hoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteu-ning te stellen regels van toepassing zijn.

    z. Rolstoelvoorziening: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primai-re functie is.

    aa. Time-out ruimte: is een ruimte die wordt gedefinieerd als een verblijfsruimte, waarin een persoon (veelal jeugdigen) die tengevolge van een beperking in de vorm van een ernstige gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

    bb. Vervoersvoorziening: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

    cc. Verzamelinkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkom-stenbelasting 2001.

    dd. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

    ee. Vrijwilliger: iemand die uit vrije wil werkzaamheden verricht, buiten een vast dienstverband. In het algemeen zijn deze werkzaamheden onbetaald of staat er een vergoeding tegenover dat lager ligt dan het minimum loon bij betaald werk.

    ff. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

    gg. Woning: een woning, waaronder tevens wordt verstaan een woonwagen of een woonschip, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookge-legenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld.

    hh. Woonplaats: woonplaats als bedoeld in artikel 10 lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

    ii. Woonvoorziening: voorziening, niet zijnde een huishoudelijke voorziening of een rolstoelvoorziening, die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt tot het normale gebruik van de woning.

    jj. WVG: Wet voorzieningen gehandicapten.

    kk. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële ver-mogen om zelf voorzieningen te treffen die normale deelname aan het maat-schappelijke verkeer mogelijk maken. 

  • 2 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Awb.

Artikel 2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1 Een voorziening kan aan een ondersteuningsbehoevende slechts worden toegekend indien de ondersteuningsbehoevende als gevolg van zijn verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, dan wel zijn chronisch psychische probleem of psychosociale probleem, niet in aanvaardbare mate in staat is om:a. een huishouden te voeren;b. zich te verplaatsen in en om de woning;c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan. 

  • 2 Een voorziening kan aan een mantelzorger slechts worden toegekend indien de mantelzorger als gevolg van het verlenen van mantelzorg niet in aanvaardbare mate in staat is om:a. een huishouden te voeren;b. zich te verplaatsen in en om de woning;c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan. 

  • 3 Een voorziening wordt slechts toegekend indien:

    a. de voorziening langdurig noodzakelijk is, met uitzondering van hulp bij het huishouden en deeltaxivervoer, deze voorzieningen kunnen ook voor korte duur worden geïndiceerd;b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst com-penserende voorziening kan worden aangemerkt;c. deze in overwegende mate op het individu is gericht;d. de ondersteuningsbehoevende die aanspraak maakt op de voorziening, in de gemeente Heeze-Leende woonplaats heeft. 

  • 4 Het college weigert een voorziening:

    a. Indien of voor zover de voorziening voor een ondersteuningsbehoeven-de algemeen gebruikelijk is.b. vervallen. c. Voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materia-len.d. vervallen.e. Voor zover er aan de zijde van de ondersteuningsbehoevende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voor-ziening wordt aangevraagd.f. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de ondersteu-ningsbehoevende voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.g. Indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verorde-ning voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten en voor-afgaande verordening Wet maatschappelijke ondersteuning is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is ver-streken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de ondersteu-ningsbehoevende zijn toe te rekenen. 

  • 5 Bij het compenseren van beperkingen die een ondersteuningsbehoevende on-dervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die hij maakt in het leven, waarbij verwacht wordt dat hij bij die keuzes rekening houdt met zijn levensfase en de beperkingen die horen bij zijn individue-le omstandigheden.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

De ondersteuningsbehoevende heeft bij een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura, financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden bud-get. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

  • 1 Een voorziening in natura kan worden verleend:a. in eigendom;b. in bruikleen; c. in huur; ofd. als persoonlijke dienstverlening. 

  • 2 Indien een voorziening in natura wordt verleend, kan een bruikleenoverkomst of dienstverleningsovereenkomst aangeboden.

  • 3 De gemeente is verantwoordelijk voor de nakoming van de kwaliteitseisen zoals geformuleerd in het programma van eisen bij de aanbesteding.

Artikel 5 eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1 Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de on-dersteuningsbehoevende een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd, dat wordt afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is voor de volgende voorzieningen geen eigen bij-drage/eigen aandeel verschuldigd:a. Rolstoelenb. collectief vraagafhankelijk vervoer 

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vormen van hukp bij het huishouden

  • 1 De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:a. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishou-den;b. hulp bij het huishouden in natura;c. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishou-den. 

  • 2 Bij hulp bij het huishouden wordt onderscheid gemaakt tussen:a. Hh1 Huishoudelijke werkzaamhedenb. Hh2 Organisatie van het huishoudenc. Hh3 Hulp bij ontregelde huishouding 

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert hulp bij het huishouden:a. Voor zover tot de leefeenheid waar de ondersteuningsbehoevende deel van uit-maakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.b. Indien de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen en tweede woningen.c. Indien de ondersteuningsbehoevende verblijft in een AWBZ-instelling. 

Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan in aanmerking worden gebracht voor een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden indien:a. aantoonbare beperkingen of b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen. 

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan in aanmerking worden gebracht voor hulp bij het huishouden in natura, of in een persoonsgebonden budget of indien:a. aantoonbare beperkingen of problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen. b. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden een onvoldoende oplossing biedt ofc. een algemene voorziening niet beschikbaar is. 

Artikel 9 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 10 Keuzevrijheid

Bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in natura biedt het college de mogelijk-heid om te kiezen uit minimaal twee aanbieders.

Artikel 11 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Artikel 12 Periode en voorschot

  • 1 Een pgb wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een pgb is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het pgb is aangevraagd.

  • 2 Het college geeft de budgethouder per 4 weken een voorschot op het verleende pgb.

  • 3 Indien het college op basis van een verantwoording van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan die betrekking hebben op hulp bij het huishouden, deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

Artikel 13 Hoogte bruto persoonsgebonden budget

Het bruto pgb wordt berekend naar een bedrag per uur en naar het aantal uren waarin hulp bij het huishouden in de budgetperiode benodigd is. Indien er sprake is van een huishoudelijke voorziening gedurende een deel van een uur, wordt het bruto pgb naar evenredigheid berekend.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 14 vormen van woonvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen voor het – in aanvaardbare mate - compen-seren van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende onder-vindt bij het normale gebruik van zijn woning.

  • 2 De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:a. een algemene voorziening;b. een voorziening voor verhuizing en inrichting;c. een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning;d. een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan een woning;e. een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie van een, op grond van in het kader van de Wmo verstrekte voorziening, liftinstallatie in een woning, opening en sluitingsmechanismen van deuren en woonvoorzie-ningen van niet bouwkundige of niet woontechnische aard;f. een voorziening voor tijdelijke huisvesting; g. een voorziening voor huurderving. 

  • 3 De voorzieningen genoemd in lid 2 onder b, c, e, f en g worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 4 De voorzieningen genoemd in lid 2 onder d wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een persoonsge-bonden budget verleend.

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • 1 Het college weigert een woonvoorziening indien:

    a. De ondersteuningsbehoevende zijn hoofdverblijf niet heeft of zal hebben in de woonruimte waarvoor de voorziening aangevraagd is.

    b. De beperking of het probleem voortvloeit uit de aard van de in de woning ge-bruikte materialen.

    c. De voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw.

    d. De beperking of het probleem niet in de woning zelf (waartoe ook de toegan-kelijkheid van de woning wordt begrepen) wordt ondervonden.

    e. De noodzaak tot het treffen van deze voorziening het gevolg is van een ver-huizing waartoe op grond van beperkingen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen belangrijke reden aanwezig was.

    f. De aanvraag verband houdt met een verhuizing en deze verhuizing dan wel de acceptatie van de nieuwe woning heeft plaatsgevonden voordat het colle-ge een besluit heeft genomen naar aanleiding van de aanvraag, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor die verhuizing of die ac-ceptatie.

    g. De aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbe-hoevende niet verhuist naar de voor hem op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor de verhuizing.

    h. De aanvraag een voorziening betreft voor verhuis- en inrichtingskosten en de ondersteuningsbehoevende voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

    i. De aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbe-hoevende verhuist naar een woning die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

    j. De aanvraag verband houdt met een verhuizing naar een AWBZ-instelling.

    k. De te treffen voorziening bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaar-dige meerkosten meegenomen kan worden.

    l. Het een woonvoorziening betreft die tot het normale aanschaffingspatroon kan worden gerekend, waarop in de levensloop kan worden geanticipeerd en die in de bouwmarkt te krijgen is tegen normale kosten.  

  • 2 Het college weigert een woonvoorziening als bedoeld in artikel 14 lid 2 onder c indien de ondersteuningsbehoevende eigenaar is van de aan te passen woning, en het in de woning gebonden vermogen hoger is dan het door het college in het Besluit vastgestelde bedrag.

  • 3 Het in de woning gebonden vermogen bedoeld in lid 2 is gelijk aan de waarde van de woning in het economische verkeer bij vrije verkoop, minus de open-staande hoofdsom van de geldlening in verband met het op de aan te passen woning gevestigd recht van hypotheek.

  • 4 Het bepaalde in lid 2 blijft buiten toepassing indien:a. de totale kosten van de noodzakelijk geachte woonvoorziening(en) bedoeld in lid 2 niet hoger zijn dan het door het college in het Besluit vastgestelde bedrag, of;b. de ondersteuningsbehoevende blijkens de schriftelijke afwijzing van een tweetal erkende kredietverstrekkers niet in staat is middels het geven van een recht van hypotheek het vermogen als bedoeld in lid 3 te gelde te maken tot tenminste het bedrag dat nodig is om de woonvoorziening te realiseren.c. indien het aangaan van financiële verplichtingen door een nieuwe hypotheek dan wel verhoging van de bestaande hypotheek leidt tot een lager inkomen dan 1,5 x de inkomensgrens. De ondersteuningsbehoevende dient te bewij-zen dat zijn verzamelinkomen lager wordt dan 1,5 x de voor hem geldende norm. 

Artikel 16 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een algemene woonvoorziening als bedoeld in artikel 14 lid 2 onder a in aanmerking worden gebracht indien aan-toonbare beperkingen worden ondervonden bij het normale gebruik van de wo-ning en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 14 lid 2 onder b. c. d. e. f. en g. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning en in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en ade-quate oplossing leidt.

Artikel 17 Primaat van de verhuizing

  • 1 De ondersteuningsbehoevende kan uitsluitend voor een van de voorziening als bedoeld in artikel 14 lid 2 onder c t/m g in aanmerking komen als verhuizing niet mogelijk of niet de goedkoopst compenserende oplossing is.

  • 2 Het college stelt in het Besluit vast wanneer het primaat van verhuizen niet wordt toegepast.

Artikel 18 Utsluitingen

De bepalingen van hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan specifiek op ondersteuningsbehoevende en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voor-zieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten mee-genomen kunnen worden. 

Artikel 19 Hoofdverblijf

  • 1 Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de ondersteuningsbehoe-vende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voor-ziening wordt getroffen.

  • 2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar/logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3 De aanvraag voor het bezoekbaar/logeerbaar maken wordt ingediend in de ge-meente waar de aan te passen woning staat.

  • 4 De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar/logeerbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • 5 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoor-ziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken. Onder logeerbaar maken wordt verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer, de badkamer, de slaapkamer en een toilet kan bereiken.

     

Artikel 20 Terugbetalng bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening, de aan deze verordening voor-afgaande verordening dan wel krachtens de WVG een woonvoorziening heeft ontvan-gen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning bin-nen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 21 Gereedmelding, vaststelling en uitbetealing

  • 1 Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening genoemd in artikel 14 lid 2 onder c, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van deze voorziening, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2 De gereed melding als bedoeld in lid 1 gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

  • 3 De woningeigenaar dient gedurende een periode van zeven jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschik-baar te houden.

Artikel 22 Tijdelijke huisvesting

  • 1 Het college kan een financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, zoals bedoeld in artikel 14 lid 2 onder f verlenen voor kosten die door een persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte.

  • 2 De financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting kan alleen worden ver-leend voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de aanpassing aan de woonruimte niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3 Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting kan slechts worden verleend:a. als de kosten gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte, een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, en;b. de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben. 

  • 4 De financiële tegemoetkoming wordt gedurende maximaal zes maanden ver-strekt.

  • 5 De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming is ge-lijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag ge-noemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

Artikel 23 Huurderving

  • 1 In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte die voor meer dan een door het college in het Besluit vastgesteld bedrag is aangepast, kan het col-lege een financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 14 lid 2 onder g, verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkom-sten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huur-derving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2 De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming is ge-lijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag ge-noemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 24 Vormen van vervoersvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen voor het – in aanvaardbare mate – compen-seren van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende onder-vindt bij het zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

  • 2 De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:a. een algemene vervoersvoorziening;b. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;c. een vergoeding voor vervoer per eigen auto;d. vervoer per taxi;e. vervoer per rolstoeltaxi;f. een aanpassing van een eigen auto;g. een al dan niet aangepaste auto;h. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;i. een open elektrische buitenwagen;j. een ander verplaatsingsmiddel dan de vervoermiddelen genoemd in de onder g, h en i;k. gewenningslessen voor een vervoersvoorziening, voordat een onder-steuningsbehoevende een scootmobiel of aangepaste auto kan gebrui-ken;l. accessoires: aanpassingen aan individuele voorzieningen, zoals aan scootmobiel. 

  • 3 De voorziening in de vorm van deelname aan een collectief vervoersysteem wordt als voorziening in natura verleend.

  • 4 De voorzieningen in de vorm van een vergoeding voor vervoer per eigen auto en vervoer per taxi of rolstoeltaxi worden in de vorm van een financiële tegemoet-koming verleend.

  • 5 De voorziening in de vorm van een aanpassing aan de eigen auto, een al dan niet aangepaste auto worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming ver-leend.

  • 6 De voorzieningen in de vorm van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwa-gen, een open elektrische buitenwagen of een ander verplaatsingsmiddel worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verleend.

  • 7 De voorziening in de vorm van gewenningslessen en accessoires worden in een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 25 Het recht op een voorziening

Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 24 lid 2 onder a. t/m j vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen:

a. het gebruik van het openbaar vervoer ofb. het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken. 

Artikel 26 Het primaat van het collectief vervoer

Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 24 lid 2 onder c t/m j vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:a. aantoonbare beperkingen het gebruik van een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, onmogelijk maken dan wel;b. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer niet aanwe-zig is. 

Artikel 27 Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde ondersteuningsbehoevende of het gezamen-lijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit voor de diver-se categorieën genoemde inkomensgrenzen, komen de in artikel 24 lid 2 onder b t/m j genoemde voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhouds-kosten niet in aanmerking voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 28 Weigeringsgronden

  • 1 Een voorziening kan slechts worden toegekend indien de ondersteuningsbehoe-vende door zijn beperkingen niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken of te gebruiken.

  • 2 Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 24 lid 2 onder b tot en met j kan rekening worden gehouden met: de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsbehoevende; de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 24 lid 2 onder a in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien en de mate waarin de vervoersbehoeften van partners samenvallen. 

  • 3 Een ondersteuningsbehoevende kan eerst dan voor een voorziening in de vorm van een open elektrische buitenwagen in aanmerking worden gebracht indien hij slechts honderd meter kan lopen.

Artikel 29 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbe-hoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehou-den met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact.

  • 2 De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door mid-del van lokale verplaatsingen mogelijk maken. De vervoersvoorziening of een com-binatie van vervoersvoorzieningen moet de mogelijkheid bieden om op jaarbasis minimaal 1.500-2.000 kilometer af te leggen.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 30 Vormen van rolstoelvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen, waarvan het rijden de primaire functie is, voor het – in aanvaardbare mate – compenseren van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt bij het zich verplaatsen in en om de woning dan wel en het zich verplaatsen bij het beoefenen van sport.

  • 2 De door het college te verlenen voorziening kan bestaan uit:a. een algemene rolstoelvoorziening;b. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;c. een sportrolstoel. 

  • 3 De voorziening in de vorm van een sportrolstoel wordt verstrekt indien de onder-steuningsbehoevende zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

  • 4 De voorziening in de vorm van een rolstoel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte en een aanpassing daaraan, wordt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verleend. Voor een sportrolstoel wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 31 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 30 lid 2 onder a in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen inci-denteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken. en hulp-middelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziek-tekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 30 lid 2 onder b in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dage-lijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en indien de in artikel 30 lid 2 onder a vermelde voorziening niet aanwezig is of tot een snelle en adequate oplossing leidt. en dat hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 30 lid 2 onder c in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sport-beoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 32 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter be-schikking gesteld formulier. Desgevraagd dient men zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

Artikel 33 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Loket maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Heeze-Leende, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekos-ten kunnen worden ingediend.

Artikel 34 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1 Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoorde-ling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is inge-diend of reeds een voorziening heeft:a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daar-toe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 

  • 2 Het college vraagt met inachtneming van 3.3 van de Awb een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:a. het handelt om een aanvraag een ondersteuningsbehoevende betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwach-ting het bedrag als genoemd in het Besluit te boven zal gaan;b. de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;c. het college dat overigens gewenst vindt. 

  • 3 Een ondersteuningsbehoevende is verplicht aan het college of de door hem aan-gewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4 Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5 De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maat-schappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psy-chisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 35 Samenhangende afstemming

  • 1 Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de ondersteuningsbehoevende laat het college onderzoek ver-richten naar de situatie van de ondersteuningsbehoevende.

  • 2 In het Besluit wordt bepaald op welke wijze de verkrijging van individuele voor-zieningen samenhangend moet wordt afgestemd op de situatie van de onder-steuningsbehoevende.

Artikel 36 Wijziging in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelij-kerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voor-ziening.

Artikel 37 Intrekking van een besluit

  • 1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:a. niet is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;b. niet is of wordt voldaan aan de opgelegde verplichtingen;c. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;d. de voorziening niet (langer) noodzakelijk is en/of indien de ondersteunings-behoevende de voorziening niet langer op prijs stelt;e. de ondersteuningsbehoevende is overleden. 

  • 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsge-bonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3 Onverminderd lid 1 en 2 wordt het besluit, waarbij het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is toegekend, geheel of gedeeltelijk ingetrokken:a. met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt;b. met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekos-ten of de Zorgverzekeringswet.c. Met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget. 

Artikel 38 Terugvordering

  • 1 Ingeval van een ingetrokken besluit tot verlening van de voorziening kan op basis daarvan reeds uitbetaalde voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2 In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 39 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsbehoevende afwijken van de bepalingen bij of krachtens van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 40 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wet betreffende, waarin deze verordening niet voor-ziet, beslist het college.

Artikel 41 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen con-form de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statis-tiek.

Artikel 42 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na een jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 43 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 44 Overgangsrecht

Voor personen aan wie voor inwerkingtreding van deze verordening een vervoersvoor-ziening is toegekend, geldt artikel 27 niet voor die reeds toegekende vervoersvoorzie-ning. Indien voor deze personen na nieuwe beoordeling de aanspraak op de voor in-werkingtreding van deze verordening toegekende vervoersvoorziening vervalt op grond van het bepaalde in artikel 27, dan wordt de reeds toegekende vervoersvoorziening niet eerder ingetrokken dan 3 maanden na de datum van het besluit tot intrekking.

Artikel 45 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze -Leende 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad voornoemd, d.d. 19 december 2011
de voorzitter,
de griffier,